Printen

Kerk en cultuur

 

N. van Dijk

04-10-14

 

N.a. v. het rapport M/V was in Het Nederlands Dagblad  enkele maanden geleden te lezen:

 

"Hoogleraren GKV willen (nog) geen vrouwelijke ambtsdragers. Prof. Van Bruggen zegt in zijn advies dat deputaten ‘geen overtuigende gronden’ hebben gevonden om af te wijken van 'de gewoonte van vele eeuwen en de meeste kerken om op grond van 1 Tim. 2 ambten van leer en toezicht te rekenen tot de verantwoordelijkheid van de man'".

 

Andere hoogleraren denken dat openstelling van de ambten tot veel onenigheid zal leiden. Op dit moment zouden we nog niet toe zijn aan een definitieve beslissing over openstelling van de ambten.

Maar in een artikel van Maarten Verkerk en Gerrit Glas worden vraagtekens gezet bij meer Bijbelstudie en meer exegese. Zij vinden dat in de discussie over man/vrouw ook eens gekeken moet worden hoeveel mannelijke reflexen daarin meespelen. Zij bespeurden in het advies van de hoogleraren voornamelijk angst. Angst voor het hellende vlak, angst voor wat andere kerken zouden vinden, angst voor kerkverlating door tegenstanders van openstelling van de ambten. Verkerk en Glas pleiten ervoor de oplossing niet te zoeken in nog meer Bijbelstudie en exegese, zij vinden het belangrijker meer oog te hebben voor 'historische, culturele en psychologische feiten':

 

"… hoe komt het dat eeuwen van vrouwenonderdrukking helemaal los staan van, en geen enkele vat hebben gehad op, de kerkelijke theologie van de ambten? Denken we niet te makkelijk dat wie theologisch 'zuiver' en 'Schriftuurlijk' redeneert, wel gevrijwaard zal blijven van mannelijke vooringenomenheid?  De vraag die wij stellen, is of er in het hele proces niet bepaalde reflexen meespelen die een echo zijn van een geschiedenis van achterstelling, uitsluiting en onderdrukking. Een geschiedenis die haar geestelijke voedingsbodem vindt in de vloek waarover Genesis 3 verhaalt".

 

En ook ds. W. van der Schee, lid van de generale synode te Ede, verwoordde in de discussie M/V het zo:

 

"Misschien is dit wel het beste punt om gelijk te proberen duidelijk te maken waarom deze discussie niet beslist wordt en beslist kan worden door Bijbeluitleg. Die bijbeluitleg speelt namelijk nauwelijks een rol. Ik heb al eerder aangegeven dat deze hele discussie in feite beslist wordt op het niveau van hoe we als christenen de maatschappelijke verhoudingen en structuren van onze samenleving waarderen".

 

In het Nederlands Dagblad van 30 juni blikken de vrijgemaakte deputaten M/V terug op de behandeling van hun studierapport door de synode. Ze zijn teleurgesteld en misten tijdens de synodebespreking het inhoudelijk gesprek, terwijl "we een echt en gezamenlijk probleem van de kerken moesten aanpakken over de plek van de vrouw in de kerk". Volgens Van Houwelingen hoefde het rapport de overgang naar de vrouw in het ambt niet te dragen, "we vroegen alleen ruimte voor onze visie, en aandacht voor de kloof die is ontstaan tussen kerk en samenleving".

Deputate Harmke Vlieg constateerde dat de synode naar bezwaarde kerkleden en naar bezorgde kerken uit het buitenland heeft geluisterd. Maar naar vrouwen is niet actief geluisterd. Zij miste in de bespreking het vertrouwen in het werk van de Heilige Geest.

Volgens Schaeffer vraagt geestelijk leidinggeven in de 21e eeuw inhoudelijke bespreking, het vraagt dat je het geestelijk gesprek voert. Het besluit geeft  volgens Harmke Vlieg geen ruimte, "er is niet gedacht vanuit het besef dat begaafde vrouwen door God ingeschakeld zijn". En Schaeffer hoopt dat het voorstanders van de vrouw in het ambt nu lukt om de ruimte die er is ontstaan positief vorm te geven. In zijn dromen ziet hij gebeuren dat plaatselijk vrouwen meer en beter ingezet gaan worden in de kerken. En bovendien, Vlieg vindt dat de tijd voorbij is dat synodes van bovenaf de ruimte bepalen die er is. Er moet van onderaf ruimte gegeven worden aan vrouwen waar dat kan. Vrouwen zullen meer taken oppakken en de synode gaat op termijn wel volgen.

 

Op een andere pagina van het ND is een column te lezen van dr. Bert Loonstra (predikant CGK). Hij uit kritiek op de uitspraak van de vrijgemaakt-gereformeerde synode dat de Bijbel zowel de gelijkwaardigheid als het verschil in verantwoordelijkheid van mannen en vrouwen benadrukt en dat binnen dit kader dus alle verdere bezinning moet passen. Loonstra vindt deze uitspraak niet verstandig. Ze is gebaseerd op het feit dat Paulus verwijst naar de scheppingsverhouding. "Maar", zo vraagt Loonstra zich af,

 

 "hoe moeten we dat nu toepassen op onze eigen tijd van de geëmancipeerde vrouw? Ik denk dat we hiermee moeten omgaan naar analogie van de betekenis van de joodse wet voor heidenen die tot geloof komen". 

 

De ondergeschikte positie van de vrouw in de kerk werkt voor buitenstaanders vervreemdend. Loonstra pleit ervoor om, net als Paulus en het apostelconvent in Jeruzalem (Hand. 15) 

 

"die regels buiten werking te stellen die de toegang tot het evangelie voor buitenstaanders belemmeren, regels die vanuit het evangelie niet evident te maken zijn. Waar wij in de kerkelijke discussies vaak mee bezig zijn is, dat we de lijnen die Paulus trekt om in zijn eigen niet-joodse cultuur het evangelie vrij baan te verlenen, weer gaan verabsoluteren en tot een eigen gezagsinstantie maken, analoog aan de wet. Paulus’ nadenken over de verhouding van wet en evangelie werd voor hem genoodzaakt door de missionaire situatie waarin hij zich bevond. Zo zullen ook wij de regels over de plaats van de vrouw moeten doordenken in de context van de missionaire situatie waarin wij ons bevinden, ter wille van het evangelie en de toegankelijkheid daarvan".

 

In de discussie in de GKv over de toelating van vrouwen tot de kerkelijke ambten speelt een belangrijke rol hoe men zich verhoudt tot de heersende cultuur. In een artikel ‘Kerk en cultuur’ in het Reformatorisch Dagblad (10 mei) schrijft dr. C. S. L. Janse hierover. In hun verhouding tot de heersende cultuur vertonen de kerken grote verschillen.

 

"Al belijden kerken en kerkleden dat ze hun waarden en normen aan de Bijbel ontlenen, toch is er ook altijd sprake van een niet te verwaarlozen beïnvloeding door de tijdgeest. Naarmate men in allerlei Bijbelse voorschriften en ordeningen de toenmalige cultuur sterker ziet doorwerken, beschouwt men die in het heden niet meer als gezaghebbend. Die standpunten waren immers in hoge mate tijdgebonden. Paulus was ook maar een kind van zijn tijd. De klassiek gereformeerde omgang met de Bijbel is duidelijk een andere".

 

Janse benadrukt de Bijbel als Gods onveranderlijk en onfeilbaar Woord. Er komen dan zeker botsingen met de huidige cultuur, waar met veel van Gods geboden en ordeningen is afgerekend. In het vrijgemaakte deputatenrapport M/V vinden de deputaten de scheppingsorde niet geschikt om de concrete vormgeving van de man-vrouwverhouding voor altijd vast te leggen. Paulus grijpt daar wel op terug, maar dit moet volgens de deputaten gezien worden in het licht van de maatschappij van toen, waar er een ondergeschikte rol was van de vrouw. Om de voortgang van het evangelie niet te belemmeren moet nu aansluiting gevonden worden bij hedendaagse opvattingen over de man-vrouwverhouding.

Janse vindt het

 

"voor de kerk levensgevaarlijk wanneer met het oog op die voortgang, allerlei zaken uit de Bijbel die in onze tijd door velen als aanstootgevend worden ervaren, dan maar worden geschrapt of tussen haakjes gezet. Dan krijgen we een aangepaste boodschap, die misschien wel gemakkelijker ingang vindt maar zijn kracht heeft verloren".

 

Hij noemt het boek ‘Emancipatie en Bijbel’ van prof. Van Bruggen, dat zo’n veertig jaar geleden ook in de bevindelijk gereformeerde kring goed werd ontvangen, de boodschap was duidelijk:

 

“De toelating van de vrouw tot het ambt, is geen incidentele kwestie. Zij verraadt een verwijdering van de openbaring en een aanpassing aan het gelijkheidsdenken van deze tijd”.

 

Janse constateert dat anders dan bij het model van de kerk als contrastgemeenschap bij de GKv veel aansluiting is te vinden bij de huidige cultuur. Met tal van ontwikkelingen in de samenleving, in dit geval de emancipatie van de vrouw, kan men zonder veel problemen meegaan.

 

"Onmiskenbaar is er bij de vrijgemaakten een grote kloof gegroeid met de gereformeerde traditie. De voorspelling van de godsdienstsocioloog Dekker, twintig jaar geleden, dat zij de Gereformeerde Kerken achterna zouden gaan, wordt opnieuw bevestigd.

Helaas wel".

 

Dat de voorspelling van Dekker realistisch was, was ook te merken tijdens de discussies op de synode van Ede. Al waren de besluiten over M/V voor zowel voor- als tegenstanders van de vrouwelijke ambtsdrager teleurstellend, duidelijk bleek ook hier weer de steeds grotere openheid voor de heersende cultuur.

In de nieuwsbrief van de Synode Ede 2014 wordt gesteld:

 

"De visie die het deputaatschap m/v in de kerk formuleerde in haar rapport, namelijk dat behalve mannen ook vrouwen in de kerkelijke ambten mogen dienen, past binnen de bandbreedte van wat als Schriftuurlijk en gereformeerd kan worden bestempeld, is met het synodebesluit van vandaag definitief van de baan."

 

Stelt dit verontrusten dan niet gerust?

Niet echt, want wanneer je het betreffende besluit goed leest dan valt op dat de onderbouwing van de visie van het deputaatschap is afgewezen. Niet de visie zélf dat behalve mannen ook vrouwen in de kerkelijke ambten mogen dienen, past binnen de bandbreedte van wat als Schriftuurlijk en gereformeerd kan worden bestempeld.

(Zie GS Ede Verslag 14-423 - MV Besluiten http://eeninwaarheid.info/index.php?rub=7&item=984).

En vervolgens stelt de synode niet gerust omdat besloten is dat het feit dat de NGK alle ambten heeft opengesteld voor vrouwen, niet langer een belemmering vormt voor verdergaande samensprekingen om te komen tot eenheid met deze kerk.

 

Terecht noemt gereformeerdekerkblijven de botsing tussen beide synodebesluiten (M/V en NGK) dan ook "onverklaarbaar en onverteerbaar". (http://www.gereformeerdekerkblijven.nl/wp/?page_id=6)