Printen

Cruciaal

 

H. van Dijk

10-01-15

 

Onlangs verscheen de bundel ‘Cruciaal’ [1] met als ondertiteling ‘de verrassende betekenis van Jezus’ kruisiging’, onder redactie van Hans Burger en Reinier Sonneveld.
Dr. J.M. (Hans) Burger, onderzoeker aan de theologische universiteit in Kampen,
schrijft daarin zelf het hoofdstuk Voorbij de offerkritiek (het beeld van het offer).
De volgende dogmatische gedachtegang vind je volgens de auteur zó niet in het Nieuwe Testament terug:

 

‘Jezus brengt een offer door plaatsvervangend onze straf te dragen als betaling van onze schuld. Zo geeft hij de geëiste genoegdoening aan God en verwerft hij ons heil’.
 

Deze gedachtegang is ook terug te vinden in de Heidelbergse Catechismus. Maar deze manier van spreken is volgens Burger ontstaan in de middeleeuwen, toen het beeld van het offer verbonden raakte met het sacrament van boete en verzoening dat juridisch van aard is. Ook Calvijn ziet het lijden van Jezus aan Gods straf als betaling van onze schuld en als het kopen van verlossing. Deze uitwerking wordt volgens de schrijver begrijpelijk tegen die middeleeuwse achtergrond, maar we moeten beseffen dat dit een latere theologie-historische ontwikkeling is.
 

Burger vraagt zich af of ons West-Europese eeuwenlange denken over offers wel recht doet aan wat de Bijbel bedoelt met Jezus’ dood. En of we ons niet uitleveren aan een middeleeuwse constructie die bij het boetesacrament hoort. En of het offer dán niet los komt te staan van Jezus’ prediking van het koninkrijk, van zijn opstanding en hemelvaart, van de geschiedenis van Israël.

In strikte zin was Jezus’ dood volgens Burger geen offer (blz54). Hij was immers zelf geen levitische priester, evenmin was er zo'n priester bij zijn dood betrokken….en hij stierf niet in de tempel en op een altaar, maar op een executieplaats van de Romeinen. Zijn dood vond dus bij uitstek in een onheilige setting plaats.


Toch valt op dat het Nieuwe Testament Jezus’ dood regelmatig duidt met behulp van offerterminologie weet ook Burger. De auteurs van het Nieuwe Testament hadden redenen om de betekenis van Jezus’ dood te verwoorden met termen uit de offercultus. Als we hen willen begrijpen, moeten we proberen te doorzien wat zij bedoelen (blz55).
Volgens Burger klinkt in Jezus’ dood (weliswaar) een negatief oordeel over onze zonde, maar het Nieuwe Testament benadrukt tegelijk dat Jezus’ dood voor ons een positieve betekenis heeft. Vooral in de Hebreeënbrief ziet Burger dit uitgewerkt. De offers van hogepriesters uit het Oude Testament bevrijden mensen niet echt van zonde, want ze houden een slecht geweten. Jezus deed nu juist wat zij niet konden, en is daarom de volmaakte hogepriester. Het effect van zijn offer blijkt doordat hij mensen werkelijk nieuw maakt en elk spoor van zonde in hun hart of geweten wegneemt (blz58).
De volkomen toewijding van Jezus aan zijn Vader om zo zijn missie te volbrengen, dát is Jezus’ offer. En hij maakt ons mensen die net als hij aan God gewijd zijn. Zo wordt ook heel ons leven een offer (blz59). Het doel van Jezus’ leven en sterven is dat werkelijk samenzijn met God voor ieder mens weer een haalbare optie wordt (blz60). Dit bereikt Jezus door zelf die overgave en toewijding uit te leven.
 

De Bijbel tekent ons dus geen strenge God die bloed wil zien. Alsof God wil dat er koste wat kost doden vallen. Alsof hij een Vader is die zo bloeddorstig is dat hij dan maar zijn eigen Zoon slachtoffert: een nare, immorele God (blz64).
Echter hij gaat tot het uiterste om het hart van mensen terug te winnen. Jezus’ offer is een liefdevolle uitnodiging om Gods liefde niet af te blijven wijzen maar te beantwoorden.

Dit offer is ook een gave die ons antwoord mogelijk maakt. Jezus wordt immers aan ons gegeven en wij mogen hem ‘aantrekken’ (blz 65).  We zijn in staat onszelf met hem te identificeren. Zijn heilige toewijding aan God wordt ons nu gegeven en kan in het leven van alle dag de onze worden.
Geven en offeren is dan geen uiting van zwakte, maar een manier om op God te gaan lijken en dóór te geven wat we van hem hebben gekregen: belangeloze liefde.
Zo is Jezus’ offer het geheim van onze levenswijding.
 

Tot zover een poging de bijdrage van Burger samen te vatten.
 

Een eerste reactie

 

In de bijdrage van Burger wordt niet gesproken over Gods toorn.
Maar HC Zondag 11 t/m 19 spreekt toch duidelijk andere taal. Zondag 15:


Jezus heeft de toorn van God tegen het hele menselijke geslacht aan lichaam en ziel gedragen. Hij deed dit om door zijn lijden, als het enige zoenoffer ons lichaam en onze ziel van het eeuwig oordeel te verlossen.
 

Geen ‘verzoening door voldoening’?!
Is dit idee in de middeleeuwen ontstaan?
Zeker niet!

Enzovoort...
De reformatoren hebben dit weer opnieuw mogen zien!

Gaan wij op God lijken?
De Heilige Geest vernieuwt ons tot zijn beeld, opdat wij met ons hele leven tonen, dat wij dankbaar zijn voor zijn weldaden en opdat Hij door ons geprezen wordt (HC zondag 32, vr&antw 86).
 

Maar is nu elk spoor van zonde in ons hart of geweten weggenomen (blz58)?
We zijn nog altijd uit op elk kwaad (HC Zondag 23 vr&antw 60).
Maar we haten en ontvluchten onze zonden hoe langer hoe meer (HC Zondag 33 vr&antw 89 en 90).
Toch hebben zelfs de allerheiligsten in dit leven niet meer dan een begin  van de gehoorzaamheid aan Gods geboden (HC Zondag 44 vr&antw 114).
 

God ziet ons aan in Christus. Dat wil zeggen dat het verlossingswerk van Christus tussen God en ons in staat. Christus is onze borg! Maar laten we niet zeggen dat er nu in ons geen spoor van zonde in ons hart of geweten meer is.
We weten wel beter.

 

De denkbeelden van dr. Burger zijn niet nieuw. Wanneer u op deze site met de zoekfunctie de bijdragen over N.T. (Tom) Wright vindt, dan herkent u veel. Het hoofdstuk van Burger in de bundel  Cruciaal levert ook geen verrassende betekenis op van Jezus’ kruisiging. En zeker niet in positieve zin.
Het is bijzonder verontrustend dat ook binnen de GKv afstand lijkt genomen te worden van ‘verzoening door voldoening’, waardoor de mens in feite (weer) aan zichzelf overgeleverd wordt.
 

Tenslotte, het zal duidelijk zijn dat we van mening zijn dat het hier om een cruciale zaak gaat.


En, heeft dr. Burger zijn opvattingen die toch wel afwijken van onze belijdenis, wel ‘op gepaste wijze’ voorgelegd, voorafgaand aan de publicatie van Cruciaal…?
 

Noot

[1] Cruciaal, Buijten & Schipperheijn ISBN 978-90-5881-810-2