Printen

Leren van lessen 2

 

Redactie een in waarheid

02-05-15

 

We vervolgen de tekst van de lezing die prof. dr. C. van Dam hield op de voorjaarsconferentie van ambtsdragers van de Canadian Reformed Churches in de Canadese stad Burlington.

 


 

Ontwikkelingen binnen Nederlandse zusterkerken en te leren lessen
(vervolg)

 

Prof. dr. C. van Dam

28-3-2015

 

Een paar algemene observaties

 

Het is binnen het verband van onze zusterkerken geen zeldzaamheid dat een plaatselijke kerk haar eigen gang gaat met veronachtzaming van een specifiek synodebesluit. We zagen dat bij het onderwerp van de vrouw in het ambt.

Gemeenten voelen zich vrij om hun eigen ding te doen, ongeacht wat een synode mag hebben besloten. Bijvoorbeeld, toen ik in Kampen in de herfst van 2012 les gaf, vertelden studenten mij openhartig dat hun kerkenraden bij de liedkeuze voor de zondagse erediensten geen rekening houden met synodebesluiten.

De onverschilligheid voor synodebesluiten is ook duidelijk uit Dr. De Bruijnes observatie, zoals we hiervoor aanhaalden, dat kerkelijke tucht met betrekking tot homoseksualiteit zeldzaam is en dat hijzelf ook adviseerde tot terughoudendheid of geen tucht voor praktiserende homoseksuelen.

 

Nog een observatie is dat veel kerken hunkeren naar verandering. Het trof mijn vrouw en mij dat in vrijwel alle erediensten die we in Nederland bijwoonden, een vrouw de Schriftlezing verzorgde, nooit een man. De gedachte dringt zich op dat met deze overstap naar een vrouwelijke lezer er ook een proces van gewenning op gang komt. Is het bedoeld als voorbereiding om de vrouw te zien preken op de preekstoel?

 

Nog een verandering die ons opviel was dat het lezen van de wet van tijd tot tijd ook werd nagelaten. Een paar passages uit het Nieuwe Testament werden gelezen of er werd helemaal niets gedaan ter vervanging van de Tien Woorden van het Verbond. Waarom? Kunnen de mensen het niet langer verdragen om de woorden van de Sinaï te horen?

En verder, moeten kerken zich niet houden aan de liturgieën die het kerkverband heeft aangenomen om in hun erediensten te gebruiken?

 

Een gemeenschappelijke noemer in al deze ontwikkelingen schijnt een wens te zijn om in de huidige Nederlandse cultuur te passen. Het wordt als heel belangrijk gezien dat de plaats van de vrouw in de wereld buiten de kerk ook wordt gereflecteerd binnen de kerk en dat de muziek van de wereld buiten ook binnen wordt gespeeld. Men spreekt van een poging de jeugd in de kerk te houden en het aantrekken van hen die buiten zijn.

Toch daalt, ondanks al dit gepraat en deze retoriek, het kerkbezoek. Jonge mensen vertrekken en verontrusten die de hoop voor hun kerk hebben opgegeven, vertrekken eveneens. In 2003 hadden onze zusterkerken bijna 127.000 leden. Het Handboek 2015 van deze kerken vermeldt nu een totaal van 120.688 leden, peildatum oktober vorig jaar. De redenen van vertrek variëren. Sommigen laten het geloof helemaal los, anderen gaan naar evangelische kerken en weer anderen die Gereformeerd willen blijven, voegen zich bij hen die al vanwege de leer zijn vertrokken.(24)

 

Zij die vertrokken om Gereformeerd te blijven

 

Er zijn op dit moment twee groepen kerken die hun oorsprong vinden in onze zusterkerken. Er bestaan contacten tussen deze twee groepen en het is te hopen dat ze tot elkaar kunnen komen en één front vormen en zodoende een aantrekkelijk adres zijn voor hen die niet langer binnen onze zusterkerken een plaats kunnen vinden. De Canadese Gereformeerde deputaten hebben met beide groepen kerken contact gehad.

 

Gereformeerde Kerken Hersteld (DGK)

Deze kerken zijn samengesteld uit mensen die de eersten waren om zich af te scheiden van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. In 2003 hebben zij een Akte van Vrijmaking of wederkeer gepubliceerd. Dr. P. van Gurp en ds. S. de Marie waren in de eerste jaren belangrijk en hebben nog steeds invloed in hun gemeenschap. Aanvankelijk bestond er aanzienlijke interne onenigheid in deze groep, die tot breuken in hun gemeenschap heeft geleid. Zij hebben zich als het ware opnieuw gegroepeerd en anderen hebben zich bij hen gevoegd, zoals ds. E. Heres van Dalfsen. Zij blijken drie predikanten in actieve dienst te hebben [inmiddels vier, red. eiw].(25) Zij geven een blad uit, De Bazuin.
Helaas zijn zij een zusterkerkrelatie aangegaan met een vergadering van voorheen Canadees Gereformeerde leden, die in de Fraser Valley, rond Abbotsford, samenkomt. Het is te hopen dat zij opnieuw naar deze relatie kijken. Als Canadese Gereformeerde Kerken zijn wij niet in staat zo'n zusterkerkrelatie te aanvaarden.

De DGK hebben 12 gemeenten.(26)

 

Gereformeerde Kerken Nederland (GKN)

Dit is de tweede groep van hen die onze zusterkerken hebben verlaten. Zij ontstonden vanaf 2003 en volgende jaren. De naam van deze federatie werd in 2009 vastgelegd. Vanaf het begin waren deze kerken wat bescheidener in het bepalen van hun positie. De website van deze kerken geeft aan dat er negen plaatsen zijn waar zij samenkomen voor hun erediensten (Assen, Zwolle, Ede-Veenendaal, Goes, Hardenberg, Kampen, Twente, Dalfsen en Zwijndrecht). Kerkdiensten worden twee maal per zondag gehouden. Zij hebben drie predikanten in actieve dienst: L. Heres, E. Hoogendoorn en R. van der Wolf.(27) Dr. J. Douma, emeritus professor ethiek, heeft samen met zijn vrouw onze zusterkerken ook verlaten en zich in november 2014 bij de GKN gevoegd. Hij heeft zijn vertrek nader verklaard in een boekje met de titel Afscheid.

 

Wat kunnen wij van deze ontwikkelingen leren?

 

Het is betrekkelijk eenvoudig om kritiek te hebben op een ander. Het is veel moeilijker om naar onszelf te kijken en in het licht van wat in Nederland aan de gang is te zien of er zwakheden bij ons zijn. We zijn niet minder vatbaar voor de tijdgeest dan onze Nederlandse broeders en zusters. Wat we hebben is alles uit genade alleen. Dus moeten we waken voor een “heiliger dan u” houding. We zien onze eigen uitdagingen onder ogen en we moeten in alle nederigheid overwegen wat we van de verontrustende gebeurtenissen aan de andere kant van de oceaan kunnen leren. Laten we beginnen met de plaats van de predikantenopleiding te overwegen.

 

Het Seminarie

De gebeurtenissen in Nederland tonen ons hoe ontzaglijk belangrijk het is dat we een predikantenopleiding hebben die trouw aan de Schrift is en een hechte en betekenisvolle band met de kerken heeft. We kunnen de Here dankbaar zijn voor onze huidige trouwe faculteit aan ons seminarie. Dit is een grote gave van God. Het is ook heel goed dat de faculteit regelmatig naar de kerken in West Canada reist, presentaties geeft en op talrijke manieren probeert een gezonde band te koesteren tussen het seminarie en de kerken. Nu maakt Zuid-Ontario geen deel uit van deze regelmatige excursies en ik realiseer me dat professoren regelmatig in deze provincie op de kansels staan. Maar het zou goed zijn als de toespraken die zij in de kerken in het westen houden, ook hier werden gehouden. We zouden al het mogelijke kunnen doen om een hechte relatie tussen het seminarie en de kerken aan te moedigen. Het seminarie bestaat voor de kerken en is in dienst van de kerken. Het moet nooit alleen maar een academisch instituut worden als een soort ivoren toren.

 

Dat is een uitdaging waar Kampen mee wordt geconfronteerd. De Theologische Universiteit in Kampen realiseert zich dat het noodzakelijk is om predikanten op te leiden, maar de druk van academische en overheidsvoorschriften betekent ook dat zij aanzienlijke mankracht aan zuiver academisch onderzoek moet besteden. De universiteit ontvangt regelmatig bezoeken van overheidsambtenaren die tot taak hebben zich ervan te verzekeren dat de universiteit de juiste standaarden handhaaft. Nu krijgt ons seminarie ook regelmatig visitatie van de Association of Theological Schools via welke associatie onze accreditatie loopt. Maar wij hebben geen universitaire pretenties. Daarom zijn de normen die voor onze accreditatie gelden ten aanzien van de opgevatte taak veel vriendelijker. Wij zijn op dit continent ook gezegend met een veel robuustere behoudende wetenschap dan in Europa het geval is. In zekere zin is de druk van de geseculariseerde wetenschap hier minder dan in Nederland. Daar kunnen we dankbaar voor zijn. We hebben onze Nederlandse collega's aangemoedigd meer kennis uit te wisselen met behoudende Noord-Amerikaanse bijbelwetenschappers via organisaties als de Evangelical Theological Society en anderen, en daarnaast door deelname aan hun conferenties. Dat zou hen in hun werk, ook als academici, helpen.

 

Naar mijn mening moet het werk van een Gereformeerd seminarie gebruik maken van de best mogelijke academische middelen, maar zij moet deze wel op een bijbelse, tegen de cultuur ingaande manier gebruiken. In het verleden werd het woord antithese gebruikt wanneer het om theologische vorming ging. Het was een favoriete term van Abraham Kuyper. Tegenwoordig verwijdert Kampen zich in veel opzichten van deze wijze van theologische vorming. We moeten echter onze plaats tegenover de cultuur blijven innemen door trouw te zijn aan de Schriften. Zij geven de toon aan en moeten onze hermeneutiek bepalen en niet de huidige cultuur. Dit kan een heel moeilijk terrein zijn, maar we moeten de voornaamste contouren van het onderwerp duidelijk voor ogen houden.(28)

 

De plaats van de vrouw

Het enige werkelijke onderwerp over de plaats van de vrouw in ons kerkverband is of de vrouw actief stemrecht mag hebben of niet. Aangezien deze vraag tijdens het vragenuurtje naar voren kwam, is het misschien goed hier kort op in te gaan. Dit onderwerp is voor menigeen in ons midden een 'hot' item geworden en ik respecteer de zorgen die naar voren zijn gebracht. Maar ik zou de broeders er op willen wijzen het niet groter te maken dan het is. Het is waar dat in Nederland de vrouw in het ambt chronologisch gevolgd is op het actief stemrecht van de vrouw. Maar iets chronologisch bekijken is niet hetzelfde als bewijzen dat alleen maar het geven van stemrecht aan de vrouw noodzakelijk moet leiden tot kerkelijke ambtsbevestiging van de vrouw. De redenen voor het ene besluit verschillen van de redenen voor het andere besluit. Wat de discussie in Nederland drijft is de druk van de cultuur, en zij draaien en verdraaien om de Bijbel maar te laten zeggen wat zij niet zegt. “Als vrouwen burgemeesters en rechters zijn, waarom kunnen zij dan geen ouderlingen en predikanten zijn?” Dat is wat je hoort en wat we hoorden op de Synode te Ede. We moeten van het (actief) stemrecht niet te veel een punt maken. Het onderwerp komt waarschijnlijk op onze volgende synode terug, maar we moeten de zaak niet buiten proportie opblazen. Er is iets voor te zeggen dat het besluit van de Synode Burlington enige vrijheid op dit terrein heeft gegeven. Deze zaak moet geen lakmoesproef voor orthodoxie worden. Het is van belang ons te realiseren dat trouwe aanhangers van het Gereformeerde geloof als Lucas Lindeboom (1845-1933), die Nieuwe Testament doceerde in Kampen, en Herman Bavinck, de vermaarde Gereformeerde dogmaticus (1854-1921), vóór het stemrecht van de vrouw waren. Onze zusterkerk in Schotland heeft de vrouw meer dan honderd jaar laten stemmen en de United Reformed Churches hebben dezelfde praktijk. We hebben het onderwerp bij hen nooit aangesneden als zou het een blijk van degeneratie zijn. Geen van deze zusterkerken zou zelfs maar overwegen om de ambten voor de vrouw open te stellen. Wat belangrijk is, is dat we trouw moeten zijn aan de Schrift en waakzaam met betrekking tot culturele invloeden en dat we onze plaats tegenover de cultuur blijven innemen.(29)

Dit brengt ons naar het volgende terrein.

 

De culturele uitdaging

Een enorm onderliggend item is de cultuurkwestie. Hoe verhouden de kerk en het seminarie zich tot de huidige cultuur? Canadese Gereformeerde bezoekers aan onze Nederlandse zusterkerken zijn soms geschokt, wanneer zij daar erediensten bijwonen. Nu zijn er nog steeds plaatsen in Nederland waar de traditionele eredienst de standaard blijft, maar vaak is dit niet langer het geval. Er is een wens tot verandering en een dringende behoefte om relevanter voor de huidige cultuur te zijn. Je hoort dingen als “mensen moeten zich in onze erediensten meer thuis voelen, vreemden moeten zich meer welkom voelen”, of ook: “Ik heb niet veel aan de kerk, zij moet relevanter zijn. We moeten veranderen om onze jonge mensen vast te houden.” En zo worden elementen van de dominante burgerlijke cultuur de kerk ingebracht. We horen soortgelijke geluiden in onze eigen kringen. Hoe moeten we op dit soort sentimenten antwoorden?

 

Het onderwerp van de liturgie en hoe we onze erediensten vormgeven is van groot belang. Het gaat er om hoe we God naderen. De eredienst geeft daarom ook weer hoe we over Hem denken. Op een of andere manier bepaalt de zondagse eredienst onze relatie met God en hoe we onszelf als Christenen zien. Ook in sommige kerken binnen óns verband is het terrein van de liturgie een enigszins gevoelig onderwerp geworden. Als we deze dingen bespreken, moeten we enige basiszaken in gedachten houden.(30)

 

In de eerste plaats houden we erediensten om God te loven, te eren en te danken. We houden geen erediensten voor onszelf in die zin dat onze noden op de voorgrond staan. God staat centraal. Hij is degene die we eren. In de tweede plaats houden we erediensten om ons in Gods aanwezigheid te plaatsen en zijn zegen te ontvangen, het evangelie te ontvangen en de sacramenten te gebruiken. Wanneer mensen vragen stellen over onze diensten, hoe die meer gebruikersvriendelijk en aantrekkelijker voor buitenstaanders kunnen worden, het soort vragen dat we in Nederland en ook hier horen, dan vergeten we dat de eredienst niet in de eerste plaats bestaat voor evangelisatie of om mensen zich goed en comfortabel te laten voelen. Ongelovigen in de aanwezigheid van de heilige God moeten zich ongemakkelijk voelen. Onze erediensten moeten een gevoel van ontzag voor het heilige in zich dragen. We zijn in Gods aanwezigheid. Hoe we daarover denken komt eveneens tot uiting in de manier waarop we ons voor de kerkdienst kleden. Er kan gemakkelijk een grens worden overgestoken als we  uitnodigender en toegankelijker diensten voor buitenstaanders willen, of wanneer we vragen “wat heb ik aan de dienst?”, in plaats van te vragen: “wat geef ik aan God in lofprijzing en dankzegging?” Er bestaat het gevaar van narcistisch eigenbelang dat eigen is aan onze cultuur, maar dat vijandig staat tegenover het evangelie. In de erediensten gaat het er niet om zich comfortabel en goed te voelen. Ambtsdragers moeten zulk denken in elke fase bestrijden. Zo wordt vervorming van onze liturgie en erediensten  voorkomen en blijft onze focus gericht op de Here onze God en zijn Woord. Het Woord is het zwaard van de Geest dat harten verandert en de kerk vergadert (Rom. 10:8-17; Ef. 6:17; Heb. 4:12). De kerk wordt niet vergaderd en de harten worden niet veranderd door muziek die de huidige cultuurstijlen probeert te imiteren en die wereldse invloeden de kerk in kunnen brengen.(31)

 

Naast het hebben van een heldere bijbelse visie op waar het in de erediensten om gaat, moeten kerkenraden er aan vasthouden dat de predikant de liturgie bepaalt, niet een muziekcommissie. Een deel van het probleem in Nederland is dat muziek- of liturgiecommissies teveel te zeggen hebben gekregen en liturgische onderdelen gaan bepalen. Maar die verantwoordelijkheid behoort bij de ambtsdragers te liggen.

 

Er is nog een les die we van de gebeurtenissen in Nederland kunnen leren. We moeten  onze kerken aanmoedigen het kerkverband waarin we zijn samengevoegd, in ere te houden. Met het aanvaarden van ons Book of Praise hebben we als kerken afgesproken ons te houden aan de klassieke orden van eredienst, zoals die daarin staan afgedrukt. Daar moeten we ons aan houden. Indien er een predikant of kerkenraad onder ons is die denkt dat de wet niet moet worden gelezen, laten dan de redenen voor dit uitgangspunt aan een meerdere vergadering worden voorgelegd met het verzoek om de optie van het niet-lezen van de wet in onze orden van eredienst op te nemen. Dan kan dit besproken worden en op een ordelijke en opbouwende manier worden behandeld. We moeten de situatie vermijden waarin één kerk zoiets probeert en het steeds meer doet zonder al te veel bezwaren van haar leden, zodat langzamerhand deze praktijk zich uitbreidt zonder ook maar enige bespreking. Bij zo'n gang van zaken verliezen we een belangrijk onderdeel van de eredienst zonder dat het in de verplichte kerkelijke weg aan de orde is gesteld. Op gelijke wijze moeten we ons houden aan de afspraak in de middagdienst een catechismuspreek te houden en niet nogmaals vrije stof. Dit verzekert dat de hoofdzaken van de bijbelse leer alle aan bod komen en de verkondiging van het Woord in balans en instructief blijft.

 

Evenzo behoren we geen liederen in onze officiële erediensten te introduceren die niet in het Book of Praise staan. Het invoeren wordt wel eens verdedigd met: "Zo'n lied doet me meer. Het helpt me. Het is goed voor me." Maar hier wordt weer de persoon in het centrum geplaatst.

Vasthouden aan afgesproken liederen is geen zaak van wetticisme. Veel is hier in het geding. We hebben als kerken de inhoud van het Book of Praise vastgesteld. Liederen brengen een theologie over en als de theologie niet bijbels is, zal het lied uiteindelijk negatieve effecten op het welzijn van de kerk hebben. De geschiedenis heeft laten zien hoe verkeerde liederen slechte theologie kunnen introduceren, tot schade van het lichaam van Christus.

We moeten de afspraken die we met elkaar hebben gemaakt in ons kerkverband, in ere houden, ook in dit opzicht. Een paar van deze items kunnen een bijzondere uitdaging voor een net geplante kerk vormen. Het is verleidelijk om de regels dan maar aan te passen. Maar als bepaalde liederen als bijzonder goed voor thuiszending worden beoordeeld, laten ze dan op ordelijke wijze in het Book of Praise opgenomen worden. Het proces dat in Nederland zich heeft ontwikkeld is niet goed. Door het kerkverband niet-goedgekeurde liederen werden toch in de erediensten gezongen. Uiteindelijk waren er nog maar weinig criteria over en kon ongeveer alles er bij door. Tenslotte heeft de Synode Ede een massieve verzameling van meer dan duizend liederen vrijgegeven voor gebruik, Liedboek-Zingen en bidden in huis en kerk, en het vervolgens aan de plaatselijke kerk overgelaten om te beslissen welke in de kerkdiensten kunnen worden gezongen. (Acta, Art. 5-12)(32)

 

Een ander aspect van de culturele uitdaging waar we mee te maken hebben is kerkelijke tucht. Onze burgermaatschappij vindt het laag-bij-de-gronds en wraakzuchtig om kerkelijke tucht te oefenen. Laat iedereen toch doen waar hij of zij zin in heeft. Wees niet zo moeilijk voor elkaar. Iedereen heeft zijn of haar rechten om anders te zijn.

Deze geest heeft de Nederlandse kerken geïnfecteerd met een erkend gebrek aan consistente tucht. We mogen nooit aan deze wrede tijdgeest toegeven. Kerkelijke tucht is de liefdevolle dienst van Gods genade in het tot zich terugroepen van de zondaar. We moeten doorgaan met op deze manier de liefde en genade van Christus te laten zien.

 

Meer voorbeelden van cultuurinvloeden in de kerk kunnen worden genoemd, zoals het accepteren van een wetenschappelijke theorie in plaats van de eenvoudige leer van Gods Woord in zaken van evolutie en schepping, of het aanvaarden van zogenaamd zekere archeologische theorieën, alsof ze bewezen feiten zouden zijn, ten koste van het duidelijke getuigenis van de Schrift.

 

Conclusie

 

Misschien kan de huidige discussie het best op deze manier worden samengevat:

Christenen en de kerk als lichaam van Christus moeten tegen de cultuur ingaan en de goddeloze elementen in de huidige cultuur bestrijden. Liever dan gretig te proberen om “bij de tijd” te zijn en zich zo dicht mogelijk bij de wereld aan te sluiten, moeten we veeleer de antithese ontdekken die door heel het leven loopt. Naar Gods wil moeten we het contact tussen het kerkelijk leven en de cultuur zoeken te vernieuwen. Het is toch zo dat de Schrift, en daarin God ons vermaant:

 

“Wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken. Dan zult u in staat zijn te erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene.”

 


NOTEN

  1. “Meer vrijgemaakten verlaten de kerk” verslag op 24 feb. 2015 op http://www.gkv.nl/meer-vrijgemaakten-verlaten-de-kerk/
  2. S. de Marie (Zwolle), E. Heres (Dalfsen), C. Koster (Berkel/Bergschenhoek) [en M. Dijkstra (Mariënberg), red. eiw] http://www.gereformeerde-kerken-hersteld.nl/kerken.
  3. De website van deze kerken is http://www.gereformeerde-kerken-hersteld.nl/
  4. http://www.gereformeerdekerkennederland.nl/kerken/
  5. Zie bijv. Van Dam, ”Interpreting Historical Narrative”, 94-96.
  6. Zie hierover Cornelis Van Dam, “Slippery Slope? Clarion 60 (2011): 234-36. Over de Free Church of Scotland en anderen die vrouwelijke leden toestaan deel te nemen aan het stemmen voor ambtsdragers, zie het rapport dat diende op de Synode Ommen 1993, Bijlage 3: Commissierapport inzake het vrouwenstemrecht, paragraaf 7.6.2 beschikbaar op www.kerkrecht.nl/.
  7. Voor wat volgt, zie bijv. Cornelis Van Dam, Perspectives on Worship, Law and Faith: The Old Testament Speaks Today (Kelmscott, Western Australia: Pro Ecclesia, 2000), 22-25 en A. J. de Visser, “An Attractive Church”, Clarion 54 (2005): 418-20.
  8. De grote rol die muziek is gaan spelen in veel erediensten is te wijten aan charismatische en pinksterinvloeden. Zie bijv. W. Robert Godfrey en D. G. Hart, Westminster Seminary California: A New Old School (Escondido, CA: Westminster Seminary California, 2012), 83-87. Ik was getuige van een eredienst in een van onze Nederlandse zusterkerken, waar op bepaalde ogenblikken totale tegenspraak was met de heiligheid van aanbidding in de aanwezigheid van God, speciaal toen de jeugdband op volume kwam met een ronddraaiende 'lead singer'.
  9. Vergelijk de kritiek in J. P. C. Vreugdenhil en H. Vreugdenhil-Busstra, Lied tegen het licht: handreiking bij het toetsen van gezangen, Woord en Wereld (Bedum: Woord en Wereld, 1998) en H. Vreugdenhil-Busstra, Weet wat je zingt! De 121 liederen van “Leusden”: Een verantwoorde keuze? (Bedum: Scholma, 2001). Ook, Douma, Afscheid, 51-54.