Printen

Verzoening

 

N. van Dijk

13-06-15

 

In de serie Bijbel en kerk (uitgave van de vuurbaak in samenwerking met de Gereformeerde Bijbelstudiebond) verscheen een aantal jaren geleden de Bijbelstudie 'Woorden van waarde' over Bijbelse kernbegrippen. Eén hoofdstuk gaat over 'Verzoening' en is geschreven door ds. A.O. Reitsema (5e druk, 2010).

Gereformeerden geloofden en beleden altijd dat door de zonde God en mens vijanden zijn geworden van elkaar. Reitsema constateert een moeite de laatste tijd met het woord verzoening. Het besef dat de zonde tussen God en ons in staat is bij velen grotendeels verdwenen. Maar:

 

“Beseffen wij dat er een groot wonder gaande is in de wereld? Het evangelie van de verzoening wordt gepreekt: een Woord vol troost. Wie het aanvaardt, zegt: Christus is voor mij gestorven, ik ben met God verzoend door de dood van zijn Zoon. Want: 'Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon gezonden heeft als een verzoening voor onze zonden' (1 Joh. 4: 10). Christus heeft onze schuld op Zich genomen, Hij is onze Middelaar en Verlosser”.

 

De Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt hierover in de artikelen 20, 21 en 22. In de zondagen 5 en 6 van de Heidelbergse Catechismus belijden we dat God wil dat aan zijn gerechtigheid wordt voldaan. Christus droeg de last van Gods toorn en heeft ons de gerechtigheid en het leven verworven en teruggegeven.

En ook in de Dordtse Leerregels II, 1, 2 staat dat wijzelf niet kunnen voldoen aan Gods gerechtigheid, maar dat God uit barmhartigheid ons zijn eniggeboren Zoon als Borg heeft gegeven. Hij is voor ons en in onze plaats aan het kruis tot zonde gemaakt en een vloek geworden om voor ons te voldoen.

De laatste decennia heeft de belijdenis dat Christus voor ons aan het kruis tot zonde gemaakt is om voor ons te voldoen, veel tegenspraak gekregen. In 1969 verklaart de hervormde prof. dr. P. Smits dat het zijn eer te na is dat iemand voor zijn schuld moet boeten: 'Ik wens te stáán voor de gevolgen van mijn eigen daden. En geef dan wat Paulus betreft mijn portie maar aan fikkie'.

Twee jaar later verschijnt de dissertatie van de synodaal gereformeerde predikant dr. H. Wiersinga: 'De verzoening in de theologische discussie'. Hij is ervan overtuigd in de lijn van Paulus te spreken als hij van geen genoegdoening en van geen plaatsvervanging in het lijden en sterven van Christus wil weten. Wiersinga ontkent dat Christus

De verzoening is volgens hem een 'schokeffect', dat van Christus' lijden op ons uitgaat. De bedoeling van het kruis is dat wij onszelf aanklagen wanneer wij inzien wat wij Jezus hebben aangedaan. Dit schokeffect heeft een vernieuwende uitwerking op ons. Niet wat Christus voor ons heeft gedaan - Het is volbracht! - is doorslaggevend, maar wat wij moeten doen”.

 

Steeds meer christenen krijgen moeite met het juiste zicht op het kruis van Christus. Ze komen tot alternatieve verzoeningstheorieën.

In de Gereformeerde Kerkbode van Groningen – Fryslân – Drenthe (21 maart 2015) wordt ook aandacht gegeven aan de kruisiging van Jezus en aan het onlangs uitgegeven boekje 'Cruciaal' onder redactie van Hans Burger en Reinier Sonneveld. In een artikel 'De betekenis van het kruis van Christus' bespreekt ds. S.M. Alserda de bundel, die hij voorzichtig in bepaald opzicht een verrijking noemt. Toch is hij ook kritisch.

 

Een paar dingen vielen hem op. 

 

“'Verzoening door voldoening' wordt nog sporadisch in positieve zin genoemd en wordt weinig uitgewerkt. In bijna elk hoofdstuk komt toch die 'verzoening door voldoening' wel even naar voren”.

 

In de bundel wordt het woordje 'betaling' in meerdere bijdragen niet of alleen in kritische zin gebruikt.

 

“Waarom is dat? Er is m.i. een duidelijke bijbelse grond om bij Christus' kruisdood te spreken als 'betaling' voor onze zonden. Jezus heeft de straf voor onze zonden gedragen (Jes. 53). Ook het woordje 'straf' kwam ik niet meer tegen. God als Rechter, Gods straffende gerechtigheid, is geen geliefd onderwerp. Maar het evangelie is juist, dat die straf ons voorbij gaat: denk aan het bloed van het lam aan de deurposten, toen Israël werd bevrijd (Ex. 12)”.

 

Ds. Alserda constateert (het geheel overziend) een verschuiving van rechtvaardiging naar heiliging, van vergeving naar vernieuwing.

 

“Misschien onbewust, maar soms ook heel bewust wordt ten onrechte kritiek geuit op de gedachte van 'verzoening door voldoening'. In die zin gaat het niet alleen om aanvulling van het bestaande beeld. Wie dat beseft kan toch veel van dit boekje leren”.

 

Meer waarschuwend is prof. dr. J. Douma. In een boekbespreking op zijn nieuwe website (www.jochemdouma.nl) bespreekt ook hij 'Cruciaal'.

Douma gaat in zijn bespreking na of de ernstige kritiek die in de bundel geleverd wordt op de noodzaak van Christus' lijden, ons wel brengt bij de door de redactie beoogde rijkere publicatie over het lijden van Christus. “Of krijgen we een ander beeld van de betekenis van Jezus' lijden, dood en opstanding?”

De bespreking spitst zich toe op het artikel van Burger:  

 

Men zou verwachten dat het artikel van de vrijgemaakt-gereformeerde theoloog Burger de verzoeningsleer verdedigt, waarin gesteld wordt dat Jezus door het offer van zijn eigen bloed op Golgotha ons van onze zonden bevrijd heeft. Maar dat is niet het geval. Burger beweert dat Jezus' dood in 'strikte zin' geen offer was, omdat Hij zelf geen Levitische priester was, maar uit de stam van Juda kwam. Bovendien kwam er aan zijn dood geen priester te pas. Jezus stierf niet in een tempel en ook niet op een altaar, lezen we bij Burger (54).

Wat voor gewicht hebben dergelijke opmerkingen, als het Nieuwe Testament op tal van plaatsen zegt dat Jezus wél een priester, ja een hogepriester was? De Brief aan de Hebreeën kwalificeert Hem tienmaal als hogepriester en vertelt ons ook waarom Hij, ondanks het feit dat Hij uit de stam van Juda kwam, toch hogepriester was, Hebr. 7,14. Hij bracht als hogepriester het offer, niet met bloed van bokken en stieren, maar met zijn eigen bloed, Hebr. 9,12. Eenmaal is Hij verschenen en eens en voorgoed heeft Hij zijn leven geofferd om de zonden van velen op zich te nemen, 9,25vv. Is dat geen offer 'in strikte zin'?”.

 

Douma merkt op dat Burger zich snel heeft neergelegd bij de vervreemding (zoals hij het noemt) die tegenwoordig aan het woord 'offer' kleeft.

 

“Opofferen, slachtoffer, zondebok – ze hebben allemaal een donkere bijklank (52). Orthodoxe christenen kunnen zich volgens Burger niet onttrekken aan de kritiek op het offerbeeld, dat ook voor hen lastig is. God wordt toch niet door offers gemanipuleerd?”

 

Douma stelt dan de vraag of wij zelf al zo 'vervreemd' zijn, dat wij ons bij de merkwaardige kritiek van anderen op het 'offerbeeld' aansluiten, in plaats van o.a. naar Paulus te luisteren, die roemt in de gekruisigde Jezus. Lees 1 Kor. 1 en 2! Ook toen waren er mensen voor wie Jezus' kruisiging en dood bevreemding wekte.

 

Ik klamp me niet vast aan Anselmus, hoe respectabel hij als christelijke denker ook was. Ik laat mij wel meeslepen door al die nieuwtestamentische schrijvers die het wonder beschrijven van de komst van Jezus Christus, overgegeven door zijn Vader tot ons behoud, die geboren is, geleden heeft, gekruisigd werd, gestorven is en opgestaan is uit de doden. In dat alles nam Hij ons mee, om ons te reinigen door zijn bloed en ons op te wekken tot een nieuw, eeuwig leven”.

 

Even verder schrijft Douma:

 

“Burger citeert een 'dogmatische' formulering van Jezus' offer: 'Jezus brengt een offer door plaatsvervangend onze straf te dragen als betaling van onze schuld' (54). Wat voor kritiek heeft hij daarop? Wel, 'deze gedachtegang vind je in het Nieuwe Testament namelijk zo niet terug' (54).

Zeker, zo als Burger het formuleert, staat het in het Nieuwe Testament nergens achter elkaar. Maar ik voel me toch vrij deze duidelijke samenvatting van Jezus' leven en sterven te onderschrijven als een zin uit mijn dogmatiek. Want de zin die Burger bekritiseert, geeft weer wat ik in de Bijbel lees. Laat ik de zin die Burger niet bevalt, even in drieën knippen:

1) Jezus heeft aan het kruis onze plaats ingenomen. Hij is voor goddelozen gestorven; wij zijn door zijn bloed gerechtvaardigd, Rom. 5,6vv. Door één daad van gerechtigheid kwam het voor allen tot rechtvaardiging ten leven, Rom. 5,18. Wij zijn met Hem gekruisigd, gestorven en opgestaan, Rom. 6,4vv. Wij leven voor God in Jezus Christus. Vaak richten de woorden in, met en door Christus, onze aandacht op het kruis van Jezus Christus. Hij werd tot zonde gemaakt, zodat wij door Hem rechtvaardig voor God konden worden, 2 Kor. 5,18-21.

2) Jezus heeft onze straf gedragen. Het Oude Testament getuigde er reeds van, Jes. 53,5. De striemen die daar genoemd worden, past Petrus zonder aarzeling toe op de striemen van Jezus' geseling, 1 Petr. 2,24.

3) Jezus heeft onze schuld betaald. De Mensenzoon is gekomen om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen, Mat. 20,28. Onze lichamen zijn leden van Christus; wij zijn door hem gekocht en betaald, 1 Kor. 6,20; vgl. 7,23. Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden, Gal. 3,13."

 

En aan het eind van zijn bespreking van het hoofdstuk over 'het beeld van het offer':

 

“Wat de Bijbel ons over onze verlossing schrijft is voor een groot deel in het gewaad van een offer gestoken: Christus is de hogepriester, Hij is het lam dat geslacht is, Joh. 1,29;  Openb. 5,6 (in dat Bijbelboek wordt meer dan vijfentwintig maal het Lam genoemd). Hij is het zoenmiddel, Rom. 3,25. Hij heeft zich voor ons gegeven als offer, als een geurige gave voor God, Ef. 5,2. Hij offerde zijn bloed, dat ons reinigt van al onze zonden, zodat er geen zondoffer meer nodig is, Hebr. 10,14; 1 Joh. 1,7. Etc. etc.

Wij moeten niet zwichten voor moderne 'bevreemding' als het over het offer van Jezus Christus gaat. We aanvaarden met vreugde de uitbundige offertaal in het Nieuwe Testament als het over Jezus' verzoening gaat. Wij moeten ook niet zwichten voor zinnetjes als: 'De Bijbel tekent dus geen strenge God die bloed wil zien. Alsof God wil dat er koste wat het kost doden vallen' (64). Ik vind dat verbijsterende uitspraken van een gereformeerd theoloog. Geef mij maar de fijnzinnige opmerking in het avondmaalsformulier over de heerlijke gedachtenis aan de bittere dood van Gods geliefde Zoon Jezus Christus”.