Printen

Wie is God?

 

N. van Dijk

03-10-15

 

In 2014 verscheen van Hetty Lalleman (docente Oude Testament aan Spurgeon’s College, Londen) een boekje ‘Is dit onze Vader? Waarom ik van de God van het Oude Testament houd’.

In haar inleiding schrijft ze dat veel christenen moeite kunnen hebben met het Oude Testament. Er is veel sprake van geweld in het OT, God geeft de oproep de Kanaänieten te vernietigen, er staan eindeloos veel oorlogen in het OT. We geloven in de Bijbel als het Woord van God, we kunnen niet zo maar zeggen dat het over menselijke opvattingen gaat die achterhaald zijn.

 

“We kunnen niet zeggen dat de schrijvers van het Oude Testament een primitieve kijk op God en de wereld hadden. We kunnen de Bijbel niet zomaar afschrijven als niet relevant. De praktijk is echter dat we bij ons lezen van de Bijbel vaak behoorlijk wat overslaan. We dachten toch echt dat God liefde is – of geldt dit misschien alleen voor het Nieuwe Testament?”

 

In het boeiende boekje legt ze dan uit wat bv. de redenen zijn van het bevel tot uitroeiing van de Kanaänieten, nl. het uitvoeren van het oordeel van God over hun kwalijke praktijken. In het OT wordt nog een ander motief sterk benadrukt: de Kanaänitische godsdienst vormde een bedreiging voor Israël. Israël was Gods volk en hoorde anders te zijn. In een volgend hoofdstuk legt ze dan uit waarom dit anders zijn door de dienst aan God een hele opgave is voor het volk. Israël hoorde niet mee te gaan in de afgoderij en cultische praktijken van de omliggende volken, m.n. die van de Kanaänieten.

 

In het laatste hoofdstuk stelt dr. Lalleman de vraag: “Wat voor beeld van God hebben we? Hoe stellen we ons Hem voor”. Ze noemt een artikel uit het Nederlands Dagblad: ‘We maken God te lievig. Hij kan woedend zijn!’ (26 jan. 2008).

 

“Het stuk ging over een studiedag van een groep predikanten uit het midden van de protestantse kerken. Niet het soort mensen van wie je dit direct zou verwachten. In het openingswoord werd gezegd dat predikanten wel de uitdrukking ‘God is liefde’ kennen en zelfs de woorden ‘God is lief’ zijn hun niet vreemd, zo werd gezegd. Maar het is werkelijk van belang de angel weer terug te krijgen in onze boodschap. Omdat er zaken te over zijn in onze levens en in onze wereld waarover het oordeel van God klinkt. Omdat, hoe heikel ook, het profetisch spreken niet mag ontbreken in de kerk”.

 

In haar boekje komt naar voren dat God niet alleen een strenge God is. Hij straft in het Oude Testament en brengt het oordeel, maar de genade gaat altijd voorop en heeft het laatste woord. Niemand wordt weggestuurd die eerlijk probeert God te dienen en op Hem te vertrouwen.

 

“Het OT staat ook vol ervaringen van mensen die in al hun onvermogen toch op God vertrouwden en uitredding ervoeren. Dat God ook oordeelt betekent dat het kwaad nooit zal winnen. Aan het onrecht dat door onderdrukkers wordt begaan tegen onschuldige mensen komt een eind. Liefde, waarheid en oordeel sluiten elkaar niet uit. Zonde is afschuwelijk voor God. Maar zijn liefde en vergeving zijn nog groter, kijk maar naar het kruis van Christus”.

 

Ook Aad Kamsteeg schreef over het beeld dat veel Nederlanders hebben van een alleen maar lieve God. In zijn column ‘Een glossy en de lijdenstijd’ (ND 16 maart) schrijft hij over de glossy ‘Jezus’ die tijdens de lijdensweken in de kiosken lag. NRC en de Volkskrant besteedden er aandacht aan. Wat hem opviel was dat zo ongeveer elke Nederlander vriend van Jezus leek te zijn.

 

“Maar in de Bijbel lees ik juist dat bijna iedereen zich aan Hem ergert en Hem zelfs aan het kruis wil slaan: de farizeeër als de elite van die tijd, de sadduceeër als de man in de straat, de Romein als toenmalige allochtoon – ongelovigen, gelovigen, noem maar op”.

 

Kamsteeg vraagt zich af of het in zijn aard ligt om Jezus even sympathiek en aardig te vinden als al die Nederlanders rond de glossy. Hij denkt van niet “want in de Bijbel kom ik een Jezus tegen die niemand en dus ook mij niet naar de mond praat”.

 

De Jezus van de Bijbel is radicaal en wil dat wij onze zelfbeschikking, ons streven naar onafhankelijkheid opgeven, Hij wil dat wij onze afgoden vaarwel zeggen en het hoogste geluk in Hem zoeken.

 

“Jezus is bovendien niet zomaar één van ons, niet op één lijn te zetten met Mandela of de Dalai Lama. Jezus zegt: ‘Ik was erbij toen satan uit de hemel werd gesmeten’ (Lucas 10: 19). Stel dat Gandhi of Luther King dat had gezegd…. Wanneer een groep soldaten en geestelijken Hem in de Hof van Getsemane komt arresteren, maakt Jezus zich bekend als ‘Ik ben’, het hele arresterende gezelschap valt als verpletterd op de grond. En na Pasen? Toen Johannes Jezus zag zoals Hij nu is -‘Zijn ogen schitterden als vlammen’- viel hij, die nota bene Jezus’ vriend was, languit op de grond, ‘alsof hij dood was’. Durf ik vriend van zo’n Jezus te zijn? En nog iets. Vlak voor zijn sterven hoor ik Jezus smeken: ‘Als het enigszins kan, laat me de beker van uw woede en gericht niet hoeven te drinken…’ Houd ik van een straffende en oordelende God? Bloed zweette Jezus, zo angstig was Hij. Toch ging Hij vrijwillig naar het kruis. Voor mij. Maar wil ik wel dat er een Ander nodig is om mij voor heden en eeuwigheid te redden?

 

Zou God blij zijn als we Jezus alleen maar een sympathiek mens vinden, alleen maar een wijze leraar aan wie niemand zich stoot? Zo’n Jezus bestaat helemaal niet. De Jezus die ik ken, stelt mij absolute eisen. Hij claimt, anders dan stichters van andere religies, dat Hij God is. Hij betaalde zelf de hoogste prijs om mij te redden”.