Printen

Laatste appel 2

 

Redactie een in waarheid

14-11-15

 

De subcommissie Nederland (SNR) van de deputaten voor betrekkingen met buitenlandse kerken van de Canadian and American Reformed Churches in Canada and North-America (CanRC) heeft een rapport van haar werk gestuurd aan hun komende synode, die te Dunnville 2016. De vorige keer gaven we weer wat in het rapport staat over haar bevindingen m.b.t. de gereformeerde kerken vrijgemaakt (GKv).

In het rapport zijn ook korte verslagen te vinden van de contacten die ze hadden met de twee van de GKv afgescheiden kerkengroepen, De Gereformeerde Kerken (hersteld) en Gereformeerde Kerken Nederland (voorlopig verband). We laten die verslagen vertaald hier volgen. En ook de appendices die behoren bij het SNR-rapport. De bijlagen bevatten overigens veel bekend materiaal, m.n. besluiten van de synode van Ede, die eerder op deze site werden gepubliceerd.

 

We hopen de volgende keer nog enkele beschouwingen te wijden aan het rapport en zijn bevindingen.

 

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

 

II DE GEREFORMEERDE KERKEN (HERSTELD) (DGK)

 

1. Achtergrond

 

De DGK vormen een kerkverband dat in 2003/2004 is ontstaan toen de eerste groepen mensen de GKv verlieten. De officiële Nederlandse naam van dit verband is De Gereformeerde Kerken (hersteld). Meer informatie is te vinden op hun officiële website: http://www.gereformeerde-kerken-hersteld.nl/.
De DGK hebben bij een aantal gelegenheden de GKv benaderd met het verzoek om een gesprek over de reden van hun vrijmaking in 2003. De GKv beantwoordden deze verzoeken zonder enige wezenlijke tegemoetkoming . Ze deelden slechts mee dat de DGK verkeerd hadden gehandeld door weg te gaan en dat zij eerst moesten terugkeren. De GKv hebben de DGK nu laten weten dat zij niet langer zijn geïnteresseerd in enige verdere correspondentie of contact.

 

Sinds onze laatste bijeenkomst in 2012 met de broeders van de DGK hebben verscheidene ontwikkelingen plaatsgevonden. Ds. E. Heres en zijn gemeente te Dalfsen (ongeveer 90 leden) hebben zich bij het verband van de DGK kerken gevoegd. Ook is er een programma gestart om predikanten op te leiden. Ds. C. Koster en ds. M. Dijkstra voltooiden hun theologische studies en zijn als predikanten bevestigd. Momenteel bestaat het verband uit 12 gemeenten met 5 predikanten. Pogingen om anderen te bereiken gaan door. Op verschillende plaatsen zijn gesprekken met de Gereformeerde Kerken Nederland (GKNvv). Bovendien worden informatieavonden georganiseerd voor de verontrusten in de GKv.

 

2. Contact

 

Op 15 mei 2014 ontmoette de subcommissie in Hasselt (Nederland) vier deputaten BBK van de DGK. Op die vergadering kreeg een aantal zaken die zorgen baarden bij de wederzijdse kerken onze aandacht. We konden over deze wat moeilijke kwesties broederlijk spreken. We vroegen de broeders of de DGK de CanRC nog steeds zien als kerken die op de verkeerde weg zijn en waar de Gereformeerde gelovigen bezorgd over moeten zijn.

In hun antwoord gaven de broeders blijk van hun teleurstelling dat de Synode Carman 2013 niet op hun aan die synode gerichte brief had geantwoord. In die brief hebben zij hun gevoelens over de zorgen uiteengezet. Tegelijkertijd waren zij blij te merken dat nu meer begrip bestaat voor de DGK en haar moeiten en strijd, die tot de vrijmaking van de GKv hebben geleid.

Maar de DGK vinden voortzetting van de gesprekken over de reden van de vrijmaking in 2003 moeilijk en weinig zinvol als de CanRC hun oordeel handhaven dat de DGK als bijna schismatiek ('not far from being schismatic') moeten worden aangemerkt.

Wij konden uitleggen dat het oordeel van de Synode Carman en de kerken vooral is gebaseerd op het feit dat de DGK een zusterkerkrelatie met de Liberated Reformed Church in Abbotsford (LRCA) hebben. Zolang deze relatie voortduurt is een nauwer contact tussen de CanRC en de DGK onmogelijk. Deze zaak kreeg behoorlijk veel aandacht, maar we konden niet tot een gemeenschappelijk standpunt komen.

 

Synode Groningen 2014 van de DGK

 

Veel van onze informatie is verzameld uit officiële rapporten en persverslagen die verschenen zijn in de Bazuin, de officiële periodiek van de kerken. We ontvingen in oktober 2015 een hartelijke brief van de afgevaardigden BBK van de DGK met daarin de opdracht die de Synode Groningen deze deputaten heeft gegeven.

 

In haar rapport aan deze synode deden de afgevaardigden verslag van hun werk. De Synode heeft een aantal voorstellen die een mogelijke toekomstige relatie zouden kunnen beïnvloeden, besproken. Een studiecommissie met vijf leden heeft de Westminster Confessie beoordeeld op haar Schriftgetrouwheid. Het meerderheidsrapport, samengesteld door vier deputaten, concludeerde dat vier onderdelen van de Westminster Confessie: verbond, kerk, geloofszekerheid en kerkregering, niet met de Schrift en de Nederlandse Geloofsbelijdenis in overeenstemming zijn. Daarom stelde de meerderheid voor de Westminster Confessie niet als confessie die we met buitenlandse kerken gemeenschappelijk zouden kunnen hebben, te aanvaarden. De andere afgevaardigde wees er in zijn minderheidsrapport op dat de Here met Zijn kerk in verschillende landen en volken verschillende wegen heeft gevolgd. De geschiedenis van de Nederlandse kerken is anders dan die van kerken in het buitenland. De vier onderdelen in het meerderheidsrapport moeten onderwerp van voortgaand gesprek zijn in de contacten met Presbyteriaanse kerken. De voorstellen van de meerderheid en de minderheid werden verworpen, de rapporten zijn als studierapporten aanvaard.

 

Een voorstel om het besluit een zusterkerkrelatie met de LRC Abbotsford aan te gaan te herzien, werd niet door de synode aangenomen. De afscheiding van de LRCA van de CanRC wordt nog steeds als rechtmatig gezien. De CanRC ziet men als kerken die op het verkeerde pad zijn vanwege de betrekkingen met andere kerken, waarvan de praktijken niet bijbels worden geacht. Er werden echter wel vragen gesteld bij de aanbeveling van de deputaten BBK om een zusterkerkrelatie met de LRCA aan te gaan. Was deze niet op eenzijdige informatie gebaseerd? De afgevaardigden kregen daarom de instructie alsnog contact met de CanRC Abbotsford op te nemen teneinde van haar kerkenraad te horen over de zaken die tot het vertrek hebben geleid van hen die nu deel uitmaken van de LRCA.

 

Met betrekking tot de CanRC kregen de deputaten de volgende opdracht:

  1. de contacten met de CanRC voort te zetten, mits ruimte wordt gegeven om bezwaren tegen binnenkerkelijke ontwikkelingen in de CanRC die de vrijmaking van de LRC betreffen, te bespreken.
  2. de CanRC aan te moedigen haar zusterkerkrelatie met de GKv niet voort te zetten vanwege de doorgaande onschriftuurlijke ontwikkelingen.
  3. contact op te nemen met de CanRC te Abbotsford om hun kant van de zaak betreffende de vrijmaking in Abbotsford te horen. De broeders van de LRC Abbotsford zullen uitgenodigd worden om daarbij aanwezig te zijn zonder aan het gesprek deel te nemen.

3. Conclusie en aanbeveling

 

De subcommissie voelt binnen de DGK een verandering groeien in opvattingen ten aanzien van de visie op de Kerk en de wereldwijde kerkvergadering van onze Heiland. Omdat de DGK nog een jong verband is met een klein aantal leden kunnen specifieke standpunten versterkt naar voren komen, een effect dat misschien vermindert als zich nog meer verontruste GKv-ers bij haar voegen.

 

Wij zijn van mening dat het belangrijk is enige vorm van contact met de DGK te onderhouden en de ontwikkelingen binnen dit kerkverband te blijven volgen, ondanks het feit dat zij de relatie met de LRCA voortzetten.

 

III GEREFORMEERDE KERKEN NEDERLAND (GKNvv)

 

1. Achtergrond

 

Om ons te helpen beter kennis te maken met dit verband hebben we een Presentatie ontvangen, waarin de GKNvv gedetailleerde informatie over de Bijbelse en Confessionele grondslag, samenstelling en geschiedenis van hun kerken verstrekken. Het is in het Nederlands beschikbaar op hun website: (http://www.gereformeerdekerkennederland.nl). Daaruit vernemen we:

 

“De Gereformeerde Kerken Nederland (GKN), zonder de tussenvoeging 'in' en zonder verdere post of informele toevoeging, is de naam van de denominatie volgens besluit op 26 november 2009. Een verband van plaatselijke Gereformeerde kerken, die vanaf de Protestantse Reformatie, door de afscheiding van de Nederlands Gereformeerde Kerk in 1834, de Doleantie in 1886, de Vereniging in 1892 en de Vrijmaking in 1944, 2003 en volgende jaren, in 2013 alleen maar volgens de Heilige Schrift willen leven.”

 

Door haar kleine omvang en daaruit volgende kerkordelijke beperkingen werd het verband aanvankelijk een 'voorlopig verband' genoemd. (De toevoeging 'vv' is dus verouderd, maar om de verschillende gereformeerde kerken in Nederland te onderscheiden zullen we de toevoeging blijven gebruiken.)

 

2. Contact

 

Op 14 mei 2014 ontmoette de SRN in Ede vier afgevaardigden BBK van de GKNvv. Aanwezig van de GKNvv waren: ds. E. Hoogendoorn, ds. L. Heres, br. J. de Bruine en br. J. van Wijk. Ds. L. Heres werd onlangs bevestigd als derde predikant in dit kleine verband dat thans bestaat uit negen gemeenten. Eén gemeente (Kampen) heeft zichzelf van de GKv afgescheiden nadat de predikant, ds. Hoogendoorn, afgezet was door een wat ongebruikelijk gemanoeuvreer van classis en kerkenraad. Twee gemeenten zijn uit de DGK overgekomen. De andere worden gevormd door plaatselijke ontwikkelingen van individuele verontruste leden vanuit de GKv.

In het algemeen was de ontmoeting een positieve ervaring. De broeders van de GKNvv beantwoordden vrijmoedig de vragen die hun gesteld werden en erkenden dat in het verleden niet zonder meer alle dingen op een kerkrechtelijk correcte wijze zijn gedaan.

Een nieuw kerkblad, Weerklank, is recent van de grond gekomen.

De broeders gaven aan zich in te willen zetten voor samenwerking met de DGK en als deze dat ook willen, te zoeken naar eenheid. . Momenteel lijken er nog een paar struikelblokken te liggen. De broeders lieten ons weten dat er ook gesprekken hebben plaatsgevonden met de afgevaardigden van de Gereformeerde kerken in Australië (FRCA) en Zuid-Afrika (FRCSA). De GKNvv hebben de VGKSA verzocht dit contact voort te zetten en vroegen de CanRC ook om in de een of andere vorm contact met de GKNvv te blijven onderhouden

 

Na de vergadering van mei 2014 vernamen we dat dr. J. Douma de GKv heeft verlaten en zich bij de GKNvv gevoegd. In zijn boekje Afscheid van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) rechtvaardigt hij zijn afscheid van de GKv en geeft een uitleg van zijn visie op de GKNvv als een trouwe en Gereformeerde kerk die milder van toon is dan de DGK. Zijn gevoel is, zo schrijft hij, dat de DGK zich als de enig ware kerk presenteert.

 

Een andere en meer recente ontwikkeling is dat op haar Landelijke Vergadering van 26 september 2015 in antwoord op de uitnodiging van de DGK unaniem werd besloten verkennende gesprekken met de DGK aan te gaan.

Tenslotte bleek ds. J.R. Visser van de GKv Dronten-Noord in oktober 2015 een beroep van de GKNvv Zwolle te hebben aangenomen.

 

3. Conclusie en aanbeveling

 

De subcommissie heeft oog voor de moeilijkheden die in een klein kerkverband kunnen bestaan, evenals de behoefte aan een klankbord. Verdere aanmoediging om eenheid met de DGK en de verontruste GKv leden te zoeken is waardevol. Daarom stelt de subcommissie voor dat enige vorm van contact met de GKNvv zal worden voortgezet.

 

Ds. J. DeGelder

Ds. J. Moesker

G.J. Nordeman

Dr. C. Van Dam

 

Vertalingen: R. Sollie-Sleijster

 

BIJLAGEN

 

Bijlage 1 bij het Rapport SNR aan Synode Dunnville

Brief aan Canadian Reformed Churches

 

Aan de Canadian Reformed Church

T.a.v. Br. R.A. Schouten

Tweede scriba CRC

Email: schouten61@gemail.com

 

Cc: Commissie voor Betrekkingen Buitenlandse Kerken (CanRC)

T.a.v. Br. G. Nordeman, Secretaris

Email: gnordeman@cogeco.ca

 

Lelystad, 1 december 2014

Kenmerk: 141201-CRC

 

Geliefde en geachte broeders in onze Heer Jezus Christus,

 

Wij groeten u hartelijk in de naam van onze Heer!

 

De Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland ontving een brief d.d. 20 mei 2013 met vermaningen van u, onze zusterkerken in Canada. Ook van andere buitenlandse zusterkerken hebben wij vergelijkbare brieven ontvangen. Als Generale Synode beschouwen wij deze brieven van zorg en vermaan zeker als wettig. Onze regels voor betrekkingen met buitenlandse zusterkerken geven aan dat zusterkerken elkaar zoveel mogelijk moeten bijstaan in het onderhouden, verdedigen en bevorderen van de Gereformeerde Belijdenis in leer, kerkregering, tucht en liturgie, en naar de bepaling van de vorige Synode van onze kerken betreffende communicatie van Synode tot Synode (en niet tussen commissies).

 

We waarderen de hartelijke toon van uw brief. Onze diepe en langdurige relatie, die u noemt, is één die wij ook blijven koesteren. Daarom zijn we zeker ontvankelijk voor de uitingen van verontruste zorgen die u in uw brief naar voren brengt en die uw afgevaardigden tijdens de bespreking op de synode ook op een broederlijke wijze hebben aangegeven. Wij zouden u ook graag willen laten weten dat dezelfde verontruste zorgen ook door leden van onze eigen kerken hier in Nederland worden geuit.

 

Daarom waarderen wij uw brief als een uiting van uw liefde en zorg als zusterkerken, die werkelijk bezorgd zijn over het welzijn en de trouw van onze kerken in Nederland. Wij hopen en bidden ook dat de CanRC en de GKv zij aan zij mogen staan en God trouw blijven tot de komst van onze Here Jezus Christus. Daarom, zelfs wanneer tradities misschien veranderen en nieuwe omstandigheden nieuwe antwoorden vereisen, hopen en verwachten wij dat we elkaar toch kunnen helpen om trouw aan de Here en Zijn Woord te blijven, als onze gemeenschappelijke grond.

 

U geeft in uw brief uw bijzondere zorg aan over de ontwikkelingen aan de Theologische Universiteit te Kampen, waarover u de Synode Harderwijk 2011 reeds had geschreven. Het antwoord dat u ontving was naar uw mening inhoudelijk onvoldoende. De Synode Ede 2014 heeft de Theologische Universiteit verzocht ons te dienen met een duidelijke verklaring en verdediging aangaande de publicaties waarover u zorg uit. De inhoud van deze verklaring en verdediging was al aan vorige Synodes bekend. Dit heeft de Synodes vertrouwen gegeven voor de benoemingen van de broeders Paas en Van Bekkum tot docenten aan de Universiteit, en dat zij in hun wetenschappelijk werk vast zouden houden aan de onfeilbaarheid, helderheid en genoegzaamheid van de Heilige Schriften. Wij zijn blij dat u nu deze verklaring en verdediging van de Universiteit mocht ontvangen (zie bijlage 4).

 

Wij voegen ook een document toe dat duidelijk de verantwoordelijkheden omtrent de Theologische Universiteit aangeeft (zie bijlage 5).

 

Wij begrijpen uit uw brief dat u niet gelooft dat het wettig is ook maar enige discussie over de vrouw in het kerkelijk ambt toe te staan. Maar wij denken dat het een gezonde Bijbelse en Gereformeerde werkwijze is om regelmatig onze traditionele opvattingen ten aanzien van verschillende onderwerpen in het licht van de Schrift te herzien. In lijn met dit principe geven wij opdracht tot onderzoek van onze leer en praktijk aangaande kerkelijke ambten om zo Bijbelse leiding te vinden betreffende de dienst van vrouwen in de kerk.

 

U ziet een rechtstreeks verband tussen apostolische instructies en de ambten van predikant, ouderling en diaken, zoals deze in onze kerken bestaan. U karakteriseert het totaal van deze officiële dienst als één van geestelijk leidinggeven, en daarom door de Schrift alleen voor mannen bestemd. Onze bedoeling is nu juist om te onderzoeken of dit verband zo rechtstreeks kan worden gelegd en of het kerkelijk 'ambt' misschien een breder concept is dan 'het geven van gezaghebbende leiding'. Wij wensen ook te onderzoeken hoe we recht kunnen doen aan de twee lijnen in de Schrift: die van het verschil in verantwoordelijkheid door God aan man en vrouw gegeven, en die van de gelijkwaardigheid van man en vrouw. We geloven dat zo'n onderzoek in een Gereformeerde kerk, zeker mogelijk is zo lang de argumenten op de Schrift worden gebaseerd.

 

Tenslotte uit u uw zorg over de voortgezette relatie tussen onze kerken en de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK). Naar onze mening lijkt u toenemende confessionele ontwikkelingen binnen de NGK over het hoofd te zien en de intentie van de NGK om opnieuw kritisch te kijken naar de hermeneutische basis van hun besluit om vrouwelijke ouderlingen en predikanten toe te staan. Dit is een ontwikkeling die wij duidelijk zien als we opmerken dat plaatselijke NGK gemeenten kritisch reageren richting andere NGK gemeenten vanwege onbijbelse praktijken. Dit bijbelse en confessionele leven in NGK gemeenten heeft geleid tot eenheid met GKv gemeenten op lokaal niveau.

 

Onze Synode heeft heel wat tijd besteed aan het lezen van uw brieven en het luisteren naar de verklaring van uw afgevaardigden. Volgens veel buitenlandse afgevaardigden was de bespreking ter Synode een geruststellende ervaring met veel herkenning van onze eerlijke wens Gereformeerde kerken te zijn. Wij hopen dat dit ook het getuigenis van hun rapporten kan zijn en het resultaat van onze pogingen uw zorgen te behandelen.

 

In de bijgesloten bijlage ontvangt u het antwoord van de Generale Synode op uw bezwaren, een antwoord dat vrijwel unaniem werd vastgesteld. Wij hopen dat u ons antwoord zorgvuldig zult overwegen, met dezelfde liefde en zorg die we in uw brieven lezen.

 

Ons gebed is dat deze brief en dit materiaal zullen helpen uw zorgen te verlichten en mogen bijdragen aan het herstel van het wederzijdse vertrouwen in elkaar. Wij hopen dat we kunnen doorgaan elkaar aan te moedigen om standvastig en trouw in de dienst van Gods Koninkrijk te blijven, overeenkomstig de Gereformeerde Belijdenissen. Laten we de Heer vertrouwen, die, naast het uiten van kritische vermaningen, doorging voor zijn zeven kerken in Klein Azië te zorgen. Moge Hij uw en onze kerken in zijn hand houden!

 

De Drie-enige God zegene u en behoede u als kerken en moge Hij ons verenigd houden in een gezonde zusterkerkrelatie ter glorie van zijn naam.

 

Namens de generale synode Ede 2014,

 

Ds. R.J. Vreugdenhil, tweede scriba

 

Bijlagen:

 

nr. 2: Tekst van het synodebesluit over de verschillende vermaningen

nr. 3: Tekst van het synodebesluit over het M/V rapport

nr. 4: Verslag van de TU

nr. 5: Document over de TU, de GS en de kerken (in het Nederlands)

nr. 6: Tekst van het synodebesluit over de Nederlands Gereformeerde Kerken (in het Nederlands)

 

Voor notulen zie: http://www.gkv.nl/organisatie/generale-synode/acta/gs/612/

 

Bijlage 2 bij het rapport SNR aan Synode Dunnville

Besluit 'bezwaren buitenlandse kerken'

 

Materiaal:

  1. Vermaanbrief van de Synode van de Free Reformed Churches of Australia in Armadale, (22 april 2012) met 19 bijlagen.
  2. Brief van de Synode van de Canadian Reformed Churches in Carman (21 mei 2013).
  3. Brief van de Synode van de Reformed Church in the United States (5 juni 2013)
  4. Brief van de Evngelical Presbyterian Church in England and Wales (6 december 2013)
  5. Brief van de Evangelical Presbyterian Church of Ireland (12 december 2013)
  6. Brief van de Commissie for Ecumenical Contact with Churches Abroad van de United Reformed Churches in North America (1januari 2014)
  7. Brief van de Deputaten van de Free Reformed Churches of Australia for Relations with Sister Churches (3 maart 2014) (supplement bij Materiaal #1).

De bezwaren in deze brieven geuit, kunnen als volgt worden samengevat en gerangschikt:

  1. Bezwaren tegen TUK publicaties:

Verwezen wordt naar publicaties van K. van Bekkum (geschiedenis van de Schrift), S. Paas (idem), J.J.T. Doedens (exegese Genesis 1 en 2) en A.L.Th. de Bruijne (hermeneutiek). Eveneens wordt verwezen naar verklaringen, afgelegd door G. Harinck (Schrift en homoseksualiteit).

Opgemerkt wordt dat achtereenvolgende generale synodes van de GKv deze bezwaren niet hebben behandeld. De GS Zwolle-Zuid (2008) refereerde aan het feit dat de Raad van Toezicht deze bezwaren behandelde. Bovendien werd met betrekking tot A.L.Th. de Bruijne verwezen naar de kerkenraad van Rotterdam-C. Een appel op grond van art. 31 van de Kerkorde werd ook als ongegrond beoordeeld. Volgens de briefschrijvers zal een historisch-kritische benadering van de Bijbel leiden tot een aanvaarding van Schriftkritische wetenschap aan de TUK en zal deze op lange termijn resulteren in een verminderd hooghouden van het gezag en de waarheid van Gods Woord bij nieuw opgeleide predikanten.

Voorts zijn de briefschrijvers bezorgd over de manier waarop de GKv “met hermeneutiek omgaat”. Dit is het terugkerende punt van zorg aangaande het rapport M/V en verschillende synodebesluiten, zoals die betreffende huwelijk en echtscheiding. Zie het volgende punt voor meer hierover.

 

Bezwaren tegen besluiten genomen door generale synodes en de inhoud van deputatenrapporten:

  1. De GKv staat een “spreken van de Heilige Geest, dat de grenzen in Gods Woord gesteld overschrijdt en dat niet op duidelijke Bijbelse voorschriften is gebaseerd” toe en doet daardoor af van de genoegzaamheid van de Heilige Schrift. Op dit punt wordt het rapport van de Deputaten Kerkelijke Eenheid in opdracht van de GS Harderwijk geciteerd.
  2. Dezelfde zorg wordt geuit ten aanzien van een “nieuwe manier van ethiek bedrijven”, waarin “de stijl van het koninkrijk” wordt gebruikt als richtinggevend kader, als het gaat om het beoordelen van situaties van scheiding en hertrouwen. Deze manier van werken wordt als subjectief gezien en als een afscheid van letterlijke Bijbelse voorschriften.
  3. De studie over de vraag of de Schrift ruimte laat voor vrouwen om een ambt te vervullen is in directe tegenspraak met de duidelijke Bijbelse leer dat de bijzondere ambten uitsluitend voor mannen zijn gereserveerd (1 Tim. 2:11-14, 1 Cor. 14:33-35; ook Nederlandse Geloofsbelijdenis art. 30). De wijze waarop het rapport spreekt over de betekenis van de cultuur leidt ook tot verzwakking van het exclusieve gezag van de Bijbel. Vooral de gebruikte hermeneutiek in het rapport veroorzaakt ernstige moeiten en zorgen bij een aantal zusterkerken. De vrees bestaat dat dit de deur opent naar het tolereren van veel andere zaken in de kerken. Bovendien is er grote zorg over de verklaring in het rapport dat de duidelijke openbaring van de Schrift (namelijk dat alleen mannen in het ambt bevestigd mogen worden) als één optie kan worden gezien naast verschillende andere meningen. De kerken zijn tot tuchtmaatregelen verplicht tegen degenen die deze standpunten innemen en dit soort hermeneutische benadering voorstaan.
  4. Het oprekken van de regels voor plaatselijke kerkelijke eenheid met de Nederlands Gereformeerde Kerk, goedgekeurd door de GS Amersfoort-Centrum (2005) en Zwolle-Zuid (2008). De NGK staat de vrouw in het ambt toe en onderzoekt de toelating van praktiserende homoseksuelen tot de ambten; de kerken tolereren een lossere binding aan de confessies. Deze eenheid met de NGK zal tot ondermijning van het gezag van de Schrift leiden.
  5. De GS Zwolle-Zuid besloot deel te nemen aan de “Nationale Synode” en bevordert daardoor een valse oecumene.
  6. Het doorgaan met toevoegen van nieuwe liederen aan het liedboek, waarvan vele niet Bijbels en Gereformeerd zijn.
  7. De weglating van het oude Artikel 31 KO in de herziene Kerkorde. Hoewel de nieuwe kerkorde ruimte laat voor bezwaren op basis van het persoonlijke geweten, is het voor kerken niet langer mogelijk besluiten niet te ratificeren als deze geacht worden tegen de Schrift of de Kerkorde in te gaan. Dit is in strijd met de autonomie van de plaatselijke kerken zoals beleden en hooggehouden in de Reformatie van 1944.
  8. Een paar kerken hebben aangegeven dat zij hun zusterkerkrelatie of de bestaande correspondentie zullen heroverwegen, indien de GKv niet met overtuiging afstand neemt van de Schriftkritische theologie en het rapport M/V niet duidelijk verwerpt.

Besluit 1:

de brieven met bezwaren van deze buitenlandse zusterkerken in behandeling te nemen als ingekomen stukken, gericht aan de Gereformeerde Kerken Nederland (vrijgemaakt).

 

Gronden:

  1. Langs deze weg geven deze zusterkerken uiting aan hun verontrusting. De synode neemt hier kennis van op grond van de aard van de betrekkingen die er met deze zusterkerken zijn: de kerken zullen elkaar zo veel mogelijk bijstaan in de handhaving, verdediging en bevordering van de gereformeerde belijdenis naar de Schriften in leer, kerkregering, tucht en eredienst (Regels voor het beoefenen van zusterkerkrelaties, GS Ommen 1993).
  2. De Generale Synode is het enige, en in het verlengde van de zusterkerkrelaties ook het enige juiste adres voor deze zusterkerken om aan hun zorgen en bezwaren uiting te geven. Dat de synode hun bezwaren in behandeling neemt, mogen deze zusterkerken verwachten, ook gezien het feit dat de GS Harderwijk 2011 uitsprak dat buitenlandse zusterkerken zich voor eventuele bezwaren rechtstreeks tot de generale synode moesten wenden (Acta Synode Art. 87, besluit 3).

Besluit 2:

 

a. uit te spreken dat:

  1. de zorgen van deze zusterkerken gewaardeerd worden als meeleven vanuit verbondenheid in Christus Jezus;
  2. dat de Gereformeerde Kerken aanspreekbaar zijn en willen blijven op de binding aan de Schrift en de Gereformeerde belijdenissen;
  3. dat de Gereformeerde Kerken van vandaag niet meer dezelfde kerken zijn als veertig jaar geleden, maar daarmee niet minder Gereformeerde kerken zijn;
  4. dat verschillen van mening met bepaalde auteurs of met (onderdelen van) rapporten van deputaten, niet uitvergroot mogen worden tot bezwaren tegen “de Gereformeerde Kerken”.

Gronden:

  1. De Gereformeerde Kerken zijn levende kerken die bovendien opereren in een snel veranderende kerkelijke context in Nederland. De visie op contacten met andere kerken, de rol van het kerkverband (bijv. op de noodzaak van uniformiteit binnen een kerkverband), op de taak van kerken in de samenleving en de noodzaak van relevante verwoording van het evangelie voor mensen van vandaag is onmiskenbaar anders dan in de jaren tachtig van de vorige eeuw. De kerken zoeken daar een weg in die bewust in lijn is met de Schrift en de Gereformeerde belijdenissen. Die weg is niet onfeilbaar en vraagt om permanente oplettendheid. In dat kader is ook de verwoording van de zorg van de zusterkerken welkom.
  2. De Gereformeerde Kerken zijn aanspreekbaar op de besluiten die zij gezamenlijk nemen, niet op allerlei meningen van personen of deputaten die de kerken niet voor hun rekening genomen hebben.
  1. dat het verwijt dat de Gereformeerde Kerken ruimte geven voor een spreken van de Heilige Geest dat buiten het Woord van God omgaat en in tegenspraak is met duidelijke bijbelse voorschriften en daarmee afbreuk doen aan de volkomenheid van de heilige Schrift niet onderbouwd wordt door het daarvoor aangedragen bewijs;
    Grond:
    Het aangevoerde citaat uit het rapport van deputaten Kerkelijke eenheid gaat over het vinden van een weg in het christelijk leven dat voor het overgrote deel bestaat uit het maken van keuzes waar geen directe bijbelse voorschriften voor zijn, maar waarin Gods kinderen wel kunnen ‘wandelen door de Geest’. De verbinding van dat citaat met overtuigingen in andere discussies, bijv. over echtscheidingsgronden, kan niet worden gehandhaafd.
     
  2. dat de ethische bezinning vanuit ‘de stijl van het koninkrijk’ door het verbinden van hoofdlijnen uit de bijbel de bijbelse gegevens juist meer recht doet dan het werken met ‘losse’ bijbelse uitspraken;
    Grond:
    In het beroep op ‘de stijl van het koninkrijk’ wordt niet een nieuwe categorie van buiten de bijbel ingevoerd in de ethische bezinning, maar worden belangrijke bijbelse gegevens samengenomen en in de bezinning ingebracht. Net als in het beroep op ‘het verbond’ wordt zo aandacht gevraagd voor de samenhang van het bijbelse spreken.
     
  3. 1. dat over het rapport van deputaten m/v door de generale synode nog niet besloten is en dat de zorgen van de
    zusterkerken bij de bespreking ervan worden meegewogen;
    2. dat geen hermeneutiek legitiem is waarin de context van de bijbel of de context van de huidige lezer bij de uitleg en toepassing van teksten i. geen rol speelt of ii. een zelfstandige rol speelt;
    Grond:
    Het is goed om ook al vóór de behandeling van het rapport van deputaten m/v de verontrusting in de zusterkerken tegemoet te komen door een kader-uitspraak over hermeneutiek. Die bevat geen beslissing in technisch-inhoudelijke hermeneutische discussies, maar geeft de grenzen aan waarbinnen die discussie in de kerken plaats vindt: er is niemand die deze grenzen te buiten wil gaan. Omdat er zorgen over zijn dat dit toch gebeurt is een aparte uitspraak op zijn plaats.
     
  4. dat de zorgen over de gesprekken met de Nederlands Gereformeerde Kerken geen recht doen aan de overeenstemming die door deputaten Kerkelijke eenheid met de Commissie voor contact en samenwerking op diverse terreinen is bereikt (vgl. de rapporten van deputaten Kerkelijke eenheid op dit punt aan de laatste synodes);
     
  5. dat de Nationale Synode een gespreksforum is, met activiteiten waar de Gereformeerde Kerken waar mogelijk aan deelnemen, met inachtneming van de eigen identiteit en verantwoordelijkheid van de Gereformeerde Kerken (besluit 9 mei j.l.);
     
  6. 1. dat de uitbreiding van de liedbundel tot dusver heeft plaatsgevonden in lijn met de richtlijnen daarvoor die beogen het gereformeerde karakter van de eredienst te handhaven (GS 1999 art. 58; GS 2008 art. 64);
    2. dat ook bij gebruik van andere liederen de verantwoordelijkheid voor de inrichting van de eredienst bij de kerkenraden ligt, die daarop via de normale kerkelijke procedures aanspreekbaar zijn (Kerkorde ed. 2015, C37.1, F73 e.v.);
     
  7. dat het bezwaar over het wegvallen van artikel 31 KO uitgaat van een lezing van dat artikel die al onder de Kerkorde editie 1978 niet meer van kracht was; voor de uitzonderingssituatie waarin kerkenraden synodale besluiten niet menen te kunnen uitvoeren is daarvoor de normale weg die van verantwoording aan de classis.
    Grond:
    De lezing van artikel 31 KO in het kader van het zg. ratificatie-recht, zoals bijv. verdedigd door P. Deddens in zijn De ratificeering der besluiten van meerdere vergaderingen (1946) is bestreden door J. Kamphuis in zijn Kerkelijke besluitvaardigheid (1970) en wordt niet meer gevolgd in de Gereformeerde Kerken. De vaststelling van de Kerkorde editie 2015 heeft daarin geen verandering gebracht.

Besluit 3:

  1. De Raad van Toezicht van de TU op te dragen de synode te dienen met een concept voor beantwoording van de door de buitenlandse zusterkerken ingebracht kritiek op publicaties van docenten/onderzoekers aan de TU; dit antwoord moet de vorm hebben van een royale, voor breed publiek geschikte uitleg die tevens ingaat op de afzonderlijk genoemde publicaties en die in bovengenoemde brief ingevoegd kan worden.
  2. De Raad van Toezicht te adviseren ernaar te streven dat vanuit de TU gewerkt wordt aan voortzetting van het wetenschappelijke gesprek met theologen die verbonden zijn aan de kerken die hun bezwaren hebben kenbaar gemaakt.

Gronden

  1. Het CvB ziet toe op het gereformeerde karakter van onderwijs en onderzoek aan de TU en is primair verantwoordelijk voor de beantwoording van hiertegen ingebrachte bezwaren (Statuut TU).
  2. Eerder ingebrachte bezwaren zijn weerlegd, maar mogelijk is deze weerlegging onvoldoende breed gecommuniceerd.
  3. Het is van belang voor de relaties met zusterkerken dat er goede uitwisseling is op theologisch gebied, zoals onlangs op de conferentie over hermeneutiek in Hamilton.

Besluit 4:

 

de buitenlandse zusterkerken op te roepen om ons en elkaar te blijven dienen als kerken van de Here Jezus Christus in deze wereld.

 

Gronden:

Waar onze kerken willen blijven bij de belijdenis van Gods Woord is er geen reden om het bestaande contact te herzien.

Waar onze kerken in toenemende mate te maken hebben met de doorwerking van de secularisatie in de levens van Gods kinderen, hebben wij de steun en het geduld van onze buitenlandse zusterkerken hard nodig.

 

Bijlage 3 bij het rapport SNR aan Synode Dunnville

Besluiten van de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in de Nederland Ede 2014 m.b.t. 'Mannen en vrouwen in de kerk'.
 

[In de originele bijlage 3 bij het SNR rapport werden de besluiten vertaald in het Engels weergegeven. De originele Nederlandse versie is te vinden op www.eeninwaarheid.info, click hier. Redactie EIW]

 

Bijlage 4 bij het rapport SNR aan Synode Dunnville

Theologische Universiteit: antwoord aan buitenlandse zusterkerken

 

1 Algemeen

 

In dit document probeert de Raad van Toezicht (RvT) van de Theologische Universiteit in Kampen (TUK) aan het verzoek van de Synode Ede 2014 te voldoen om een antwoord te formuleren op de kritiek van onze buitenlandse zusterkerken betreffende publicaties door docenten en onderzoekers aan de TUK.

De Synode vermeldde in haar verzoek dat dit antwoord de vorm van een uitgebreide uiteenzetting moet krijgen, toegankelijk voor een breed publiek, en dat het de verschillende brieven die gezonden zijn moet behandelen. Met de buitenlandse zusterkerken worden bedoeld: de Reformed Church in the United States, de Canadian Reformed Churches en de Free Reformed Church of Australia. Wij voldoen met genoegen aan dit verzoek.

 

De Synode van Armadale 2012 van de Free Reformed Churches of Australia noemt in haar brief van 22 april 2013 de namen van dr. K. van Bekkum, dr. S. Paas, ds. J.J.T. Doedens, Dr. A.L.Th. De Bruijne en dr. G. Harinck. In verband met bezwaren tegen publicaties door TUK docenten werden deze broeders de laatste jaren ook in de brieven van andere buitenlandse zusterkerken genoemd. De meeste van deze bezwaren zijn in het verleden beantwoord. De Generale Synode Ede 2014 achtte het belangrijk de door de buitenlandse kerken naar voren gebrachte onderwerpen te behandelen en een verklaring te geven over de manier waarop deze bezwaren zijn behandeld. De RvT wil graag meewerken aan deze poging, maar wil ook benadrukken dat deze verklaring geen wettige gronden kan verstrekken om een procedure te heropenen over zaken die in het verleden zijn afgehandeld. Het doel van deze brief is een heldere beschrijving te geven van hoe de bezwaren zijn behandeld en hoe ze naar onze vaste overtuiging adequaat zijn beantwoord. De RvT wil een beschrijving geven die voor iedereen duidelijk is en zij hoopt ook dat de buitenlandse zusterkerken tot de conclusie zullen komen dat de Nederlandse kerken, en in het bijzonder de Theologische Universiteit in Kampen, de kritiek van de voorbije veertien jaren integer en grondig hebben behandeld. Vanaf het begin van de gesprekken over deze zaken hebben de betrokken broeders ook bijgedragen aan nieuwe en belangrijke ontwikkelingen in de Gereformeerde theologie. De volgende paragrafen bespreken: 2.1. de benoeming van dr. S. Paas; 2.2. de dissertatie en benoeming van dr. K. van Bekkum; 2.3. ds. J.J.T. Doedens; 2.4. prof. dr. G. Harinck en 2.5. prof. dr. A.L.Th. De Bruijne.

 

2.1 De benoeming van dr. S. Paas

 

De brief van de Free Reformed Churches of Australia, hierboven vermeld, verklaart dat, hoewel ernstige bezwaren tegen de dissertatie en benoeming van dr. S. Paas waren ingebracht, deze bezwaren nooit door een Synode zijn behandeld en dat uitsluitend om formele redenen. Maar aangetoond kan worden dat deze aantijging onjuist is. In een brief van 26 maart 2012 hebben we de Canadian Reformed Churches uitgelegd hoe de Synode Harderwijk 2011 en de Raad van Toezicht en het College van Bestuur met de bezwaren zijn omgegaan. De brief was een antwoord op de brief van de Canadian Reformed Churches van 9 maart 2011. In lijn met de brief van 26 maart 2012 verklaren wij het volgende:

 

De benoeming van dr. S. Paas als docent aan de universiteit werd op de Generale Synode Harderwijk 2011 besproken. Bij de Synode waren geen bezwaren tegen deze benoeming binnengekomen, maar op verzoek van het moderamen van de Generale Synode, heeft de Raad van Toezicht een vertrouwelijk rapport toegevoegd, dat handelde over de voornaamste overwegingen voor de benoeming van dr. S. Paas als docent aan de universiteit. Wij stellen een goede relatie met de Canadese kerken en het zuster-seminarie in Hamilton zeer op prijs, maar het zou te veel gevraagd zijn u toegang te geven tot een vertrouwelijk, alleen voor de Synode geschreven rapport.

 

Als Raad van Toezicht en College van Bestuur menen wij u antwoord te moeten geven op een paar kernpunten.

  1. In de eerste plaats zij opgemerkt dat Stefan Paas zijn doctoraat van de Universiteit van Utrecht ontving. Zijn dissertatie werd naar de regels van dat instituut geschreven. Hij ontving zijn doctoraat in 1998, vele jaren voordat hij in Kampen werd benoemd. De gronden voor zijn benoeming in Kampen bevatten zijn publicaties in het veld van de missiologie, die alle na zijn dissertatie werden geschreven. De dissertatie van Paas is een bijdrage op het gebied van godsdiensthistorie, meer dan van theologie (ook al vond zijn doctoraalstudie plaats in de afdeling Theologie). In dit werk weerlegt hij op godsdiensthistorische gronden het algemene vrijzinnige standpunt betreffende de historische oorsprong van het geloof in God als Schepper in Israël. Op verzoek van de Raad van Toezicht heeft de Kamper prof. dr. G. Kwakkel de verschillende vragen die bij deze dissertatie konden ontstaan, bekeken. Daarbij verklaarde hij dat Paas zijn dissertatie binnen het kader van de academische studie van godsdienstgeschiedenis had geschreven, zonder daarbij zijn persoonlijke geloofshouding expliciet duidelijk te maken. Dit laatste heeft hij gedaan in een andere publicatie die duidelijk laat zien dat hij bereid is door de taal van de Schrift geleid te worden. Paas zei dat Kwakkels artikelen een eerlijke representatie geven van waar hij staat. Vanzelfsprekend staat Paas' keuze voor een zuiver godsdiensthistorische benadering open voor kritiek, maar gezien zijn benadering en zijn expliciete rechtvaardiging daarvan, is er geen grond voor de beschuldiging van het aanhangen van vrijzinnige theorieën. Integendeel, men zou zijn moed op prijs moeten stellen om binnen een vrijzinnige omgeving en op een wijze die voor vrijzinnige wetenschappers acceptabel is, te laten zien dat Israëls geloof in God als Schepper veel ouder is dan algemeen door zulke geleerden wordt aangenomen.
     
  2. De tekortkoming om adequaat de context in rekening te brengen waarin Paas zijn dissertatie heeft geschreven en de beperkte omvang van de focus van zijn studie (d.w.z. de profeten, niet de Thora) is duidelijk in een paar van de bezwaren die geuit zijn tegen de manier waarop Paas over de historiciteit van de Exodus en de verovering van Israël spreekt in het boek Exodus. Op basis van teksten die algemeen als oud worden beschouwd en van archeologische opgravingen, concludeert Paas dat er goede redenen zijn om de Exodus als een historische gebeurtenis te zien. Hij heeft de Bijbelse teksten over de Exodus niet aan een historische analyse onderworpen en er daarom ook geen twijfel over gezaaid. Veeleer wilde hij bijdragen aan de verdediging van de historische betrouwbaarheid van het Oude Testament op één specifiek punt, namelijk het dateren van de concepten van God als Schepper.
     
  3. Hetzelfde kan van de taal over de God van Israël worden gezegd. De stelling dat “Jahweh waarschijnlijk een afgeleide is van de Kanaänitische koning-god El” wordt in directe tegenspraak geacht met Gods zelfopenbaring in zijn Woord. De behandeling van deze zaak door Paas in zijn dissertatie is het maximum dat een academische godsdiensthistoricus kan zeggen op basis van de principes en methoden binnen zijn studiegebied. Het zegt niets over de theologische kwestie of Jahweh werkelijk de enige ware God is en of Hij dat altijd is geweest. Iedere orthodoxe bijbelgelovige bevestigt dat God de enig ware God is en Paas doet hetzelfde in hartelijk geloof. Noch zegt het iets over wat het historische proces kan zijn geweest. Veeleer spreekt het alleen maar over wat mensen geloven dat zij kunnen zeggen binnen het kader van een specifieke methodologie, met al zijn beperkingen. Onderzoek bij godsdienstgeschiedenis handelt over godsdienst, niet over God. In zijn dissertatie neemt Paas het wetenschappelijke jargon over dat gebruikelijk is onder het wetenschappelijk gehoor waarvoor hij zijn werk heeft geschreven.
     
  4. U schrijft: “We zouden verwacht hebben dat als Gereformeerd wetenschapper hij duidelijk zou hebben aangegeven dat hij, hoewel hij de godsdiensthistorische benadering niet aanhangt, deze benadering toch wil gebruiken om te laten zien dat men zelfs op grond van die vooronderstellingen een scheppingsgeloof bij de profeten uit de achtste eeuw kan verdedigen.” (blz. 3) Het punt is dat dit precies is wat dr. Paas naar eigen zeggen wilde doen. Hij schreef dit zelfs met nog meer nadruk in de herziene en vertaalde versie van zijn dissertatie in 2003, waarin hij (onder andere) krachtig de literair-kritische methode bekritiseert. Het kan onderwerp van debat zijn of Paas dit in 1998 binnen die context explicieter had moeten stellen, maar uit zijn eigen verklaring blijkt duidelijk dat dit zijn bedoeling was. Natuurlijk kon hij niet hebben geweten wat voor rol zijn dissertatie in de latere discussies in de GKv zou spelen (waar Paas geen lid is) en met wat voor vragen in het achterhoofd men vele jaren later zijn dissertatie zou lezen. De context van zijn dissertatie en de mensen voor wie hij schreef zijn totaal anders dan de latere context van het debat rond zijn dissertatie in de GKv en haar zusterkerken.
     
  5. Op blz. 5 noemt u ook het artikel van Paas in Wapenveld. In de context van zijn benoeming hebben wij hierover een diepgaand gesprek met Paas gehad. Dit gesprek liet tot onze voldoening zien dat dr. Paas de Schrift naar Gods bedoeling wil begrijpen, ook wat Genesis 1 en 2 betreft. Dat neemt de mogelijkheid van controverse over de manier waarop hij dit in dit artikel concreet doet niet weg. Zulke verschillen van mening hebben altijd onder orthodox Gereformeerde theologen bestaan.

De Raad van Toezicht en het College van Bestuur concludeerden dat de Theologische Universiteit van Kampen dr. Paas als een waardevolle wetenschapper hadden verwelkomd, die diepe eerbied voor de Schrift als het Woord van God heeft en die zich gebonden weet aan de Gereformeerde Belijdenis. Door de vrijzinnige theorieën op hun eigen terrein te weerstaan heeft hij metterdaad bijbelgetrouwe wetenschap ondersteund.

 

Naast deze brief uit 2012 verwijst de RvT naar de Synode Harderwijk 2011, die in besloten zitting over de bij de RvT via brieven en publicaties ingebrachte bezwaren tegen de benoeming van dr. S. Paas heeft gesproken. De toelichting en verdediging hieromtrent van de RvT en het CvB werden door de Synode goedgekeurd als onderdeel van de rapporten van de Theologische Universiteit. Zo werd aan de bezwaren uit de kerken recht gedaan en tegelijk aan dr. Paas die in 2008 door het CvB werd benoemd.

 

2.2 Dissertatie en benoeming van dr. K. van Bekkum

 

De brief van 22 april 2013 van de Free Reformed Churches of Australia noemt ook de dissertatie van dr. K. van Bekkum uit 2010, evenals zijn benoeming tot docent aan de universiteit in 2011 door de Synode van Harderwijk. De RvT wijst erop dat prof. dr. H.G.L. Peels, professor Oude Testament aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn, een heel gunstige recensie van deze dissertatie in Theologia Reformata had gepubliceerd. 1)

Dit document van de RvT focust op de wijze waarop de universiteit en de kerken met Van Bekkums dissertatie en daaropvolgende benoeming zijn omgegaan. In de hiervoor genoemde brief van 26 maart 2012 aan de Canadese Gereformeerde Kerken zijn de RvT en het CvB ook op deze zaak ingegaan en in lijn met deze brief willen we graag het volgende zeggen:

 

In uw brieven maakt u een paar opmerkingen over de dissertatie van dr. K. van Bekkum. U schrijft met name dat het onderscheid dat Van Bekkum maakt tussen een “waarheidsclaim” en een “waarheidswaarde” “niet getuigt van een hoge Schriftvisie en moet worden afgewezen.”

 

Ter verduidelijking: een Raad van Toezicht van een universiteit evalueert geen dissertaties, evenmin als het Curatorium. De wetenschappelijke evaluatie ligt bij de thesis-commissie en de senaat van de universiteit. Deze evaluatie is inclusief de beoordeling of de dissertatie past binnen het confessionele kader van de universiteit. In academische publicaties worden discussies gehouden over de resultaten van academische onderzoeken en methodologische principes. Dissertaties die in Kampen worden verdedigd, moeten zo de proef van zulke academische kritiek kunnen doorstaan. Stellingen en modellen die worden verdedigd, kunnen in dat academische debat ook worden aangevallen. De artikelen over Jozua 10:12-14 door E.A. de Boer en P.H.R. van Houwelingen, die u noemt, zijn niet in een academisch blad gepubliceerd, maar zijn een illustratie van een discussie die kan worden gehouden over resultaten van academisch onderzoek. Terzijde, ze geven ook aan dat Van Bekkum niet ontkent dat God een wonder heeft gedaan in antwoord op Jozua's gebed.

 

De RvT en het Curatorium proberen op de hoogte te blijven van de criteria en principes die door de supervisor van een dissertatie en de senaat van de universiteit worden gebruikt. Om antwoord op uw vragen over de dissertatie van dr. Van Bekkum te geven sluiten we bij deze brief de verklaring van zijn supervisor, professor Oude Testament dr. G. Kwakkel, in:

  1. In het hart van de Gereformeerde theologische bijbelstudie – in overeenstemming met de bijbelteksten en de art.3-7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis door de Canadese broeders genoemd – ligt de vraag: “Wat betekent de tekst?” Wat wil de tekst zeggen? Volgens de oudtestamentische geleerde Long kun je dit formuleren als de vraag naar de “waarheidsclaim”, wat precies is de “waarheid” die de tekst “claimt” over te brengen? Dit gaat gepaard met de vraag naar de aard van de “waarheidsclaim”, bijvoorbeeld: bedoelt de tekst een historische of ethische waarheid naar voren te brengen, of een combinatie van die beide, of misschien iets anders? Die vraag betreffende de inhoud en aard van de “waarheidsclaim” mag je zo lang je wilt samen bespreken, zo lang je maar bereid bent zorgvuldig naar de teksten te luisteren.
     
  2. Voor mij als Gereformeerd theoloog is het a priori duidelijk dat alles wat tot de werkelijke waarheidsclaim van de Schrift behoort, daarom als waar, richtinggevend en normatief moet worden ontvangen, omdat God zelf het ons leert. In dat opzicht is een bespreking over de “waarheidswaarde” niet langer nodig, want ik neem vanaf het begin aan dat de “waarheidsclaim” juist is.
     
  3. Toch kan het tenslotte in sommige gevallen nuttig zijn deze “waarheidswaarde” te onderzoeken, bijvoorbeeld door het getuigenis van de Schrift over historische gegevens te vergelijken met de resultaten van archeologisch onderzoek. Zo hoef ik voor wat deze extra research betreft, bijvoorbeeld in een dissertatie, niet mezelf te overtuigen van de feitelijke “waarheidswaarde” van de concrete tekst van de Schrift. Het gebruik ervan is van een andere orde en tweevoudig:
  1. In een discussie met anderen die niet mijn a priori overtuigingen ten aanzien van de “waarheidswaarde” van een tekst delen, kan ik hen tot op zekere hoogte aantonen dat er meer steun is voor deze “waarheidswaarde” dan zij denken. Dit is wat Van Bekkum in zijn dissertatie doet. Of, als ik te kort schiet om meer over de “waarheidswaarde”te zeggen, realiseer ik mij des te meer dat ik werkelijk de Schrift en niets anders als mijn uitgangspunt neem en dat daarom geloof werkelijk de enige, doorslaggevende factor is.
     
  2. Een mogelijke gelegenheid om mijn zicht op de aard en inhoud van de “waarheidsclaim” te controleren. Bijvoorbeeld, als het lijkt dat archeologie een heel moeilijk beeld geeft van wat ik denk dat de Bijbeltekst zegt, dan doe ik er goed aan nogmaals te controleren of ik echt de bedoeling van de Bijbeltekst heb begrepen. Zo ja, dan heb ik vrede met het (voor mij) onoplosbare verschil tussen Bijbeltekst en buitenbijbels academisch onderzoek. Zo neen, dan ben ik dankbaar voor mijn toegenomen begrip van de Schrift. Maar in dit alles blijft dus dat ik de claims van de Schrift “op zich' geloof en aanvaard, niet op basis van ander bewijs.(Tot zover de verklaring door prof. dr. G. Kwakkel.)

Zoals hiervoor al aangegeven evalueert de RvT geen dissertaties; noch doen de kerken dat op hun Synode. De academische evaluatie is aan anderen. De RvT ziet de verklaring hierboven van prof. Kwakkel als een genoegzaam antwoord op de bezwaren van de kerken, met name voor wat betreft de zaak van het Schriftgezag en de relatie tussen wat de Schrift zegt en de resultaten van archeologisch onderzoek.

 

Een apart interessant punt is de benoeming van dr. K. van Bekkum als universitair docent Oude Testament. Een benoeming aan de TU in Kampen volgt een bepaalde procedure, waarin ook de evaluatie van het Curatorium wordt gevraagd. In dit geval, gedeeltelijk vanwege een paar kritische recensies van de dissertatie, vond een gesprek, mede over zijn dissertatie, plaats tussen het Curatorium en dr. K. van Bekkum. Dit gesprek resulteerde in een positief advies van het Curatorium aan het CvB en de RvT over de voorgenomen benoeming op de Synode van Harderwijk 2011.

 

Onze conclusie is dat de Synode zelf geen uitgebreide beoordeling van de bezwaren uit de kerken heeft gegeven. Deze bezwaren stonden ook niet op de agenda van de Synode. Maar in het gehele proces dat leidde tot de benoeming door de Synode werd zorgvuldig aandacht geschonken aan de bezwaren die gepubliceerd waren. In de besloten zitting van de Synode heeft de RvT hierover verslag gedaan; de Synode heeft vervolgens de plannen van de RvT goedgekeurd.

 

Voorts heeft Van Bekkum vroeg in 2014 al uitgebreid gereageerd op ingebrachte kritiek onder goedkeuring van het CvB. 2)

 

2.3 J.J.T. Doedens

 

De naam van ds. J.J.T. Doedens wordt met regelmaat genoemd. In 2002 publiceerde hij het artikel Taal en teken van trouw, over vorm en functie van Genesis 1. Het artikel maakt onderdeel uit van Woord op schrift: Theologische reflecties over het gezag van de bijbel. Het Curatorium stelde vast dat ds. Doedens ten tijde van de publicatie niet met de TU was verbonden, zodat het Curatorium geen verantwoordelijkheid draagt voor deze publicatie.

 

Individuele kerkleden hebben getracht een kerkelijke uitspraak te verkrijgen. De Synode Zwolle-Zuid 2008 verklaarde het bezwaarschrift onontvankelijk. Gronden voor dit besluit kunnen in de Acta van Zwolle-Zuid 2008, Art. 54, worden gevonden.

 

2.4 Prof. dr. G. Harinck

 

In uw brieven noemt u de naam van prof. dr. G. Harinck in verband met een aantal verklaringen in de pers over een controversiële benadering van de Schrift met betrekking tot homoseksualiteit. Deze verklaringen werden gedaan in een radio-interview met dr. Harinck, dat gedeeltelijk in het Nederlands Dagblad van 26 januari 2008 werd gepubliceerd. Op 6 februari vond een gesprek plaats tussen prof. Harinck en ieder die bij zijn professoraat was betrokken. Dit resulteerde in een verklaring die ook in het Nederlands Dagblad werd gepubliceerd. De RvT sluit het tweede deel van deze verklaring bij deze brief in:

 

De Bijbel

In het gesprek over hoe met de Bijbel om te gaan en de manier waarop Gereformeerde Christenen de Bijbel gebruiken, zegt dr. Harinck dat hij zeker het normatieve karakter van Gods Woord en de kracht van specifieke teksten erkent. Dit geldt zowel voor leven met vertrouwen in de Here, als voor theologische en ethische reflecties. Zijn commentaar op Bijbelteksten die over de vrouw gaan, waren niet als een persoonlijke hermeneutiek bedoeld, maar als een weergave van zijn persoonlijke standpunt hierin. Al eerder in zijn leven was hij op basis van de Schrift tot een visie op “de vrouw in het kerkelijk ambt” gekomen. Natuurlijk omvat dit meer dan de ene tekst die hij in het interview noemde. Hij wilde zeggen dat hij persoonlijk niet geïnteresseerd is in een opnieuw aangaan van zo'n soort debat, waarbij dezelfde argumenten meestal worden herhaald. Hoewel hij zijn eigen standpunt heeft, accepteert hij dat in de kerken waartoe hij behoort, de vrouw geen ambtsdrager kan zijn. Over mannelijke homoseksuele vriendschappen, die dr. Harinck niet bezwaarlijk noemde, verklaarde hij dat hij een relatie in vriendschap bedoelde en niet een relatie die vergelijkbaar is met die tussen een man en een vrouw. Op dit punt is dr. Harinck het ermee eens dat de Bijbel homoseksueel gedrag duidelijk afwijst.

 

Roomse mis

In een gesprek over “deelname” aan een Rooms Katholieke mis verklaart dr. Harinck dat hij geen deelname aan de Eucharistie bedoelde, maar meer het bezoeken van de Rooms Katholieke dienst. “Als dat zo uit komt”, voegde hij in het interview toe, en verwees daarbij naar een situatie waarin het niet mogelijk is een andere kerkdienst te bezoeken.

 

Onzorgvuldig

Aanvankelijk kwam het interview bij de universiteit heel anders over dan dr. Harinck het, volgens zijn uitleg achteraf, had bedoeld. Zij waren niet de enigen. Sommige reacties op het interview waren heel verontwaardigd en heftig. Onder druk van deze reacties heeft dr. Harinck zijn nadere uitleg in de krant van 5 februari geschreven.

 

De volgende dag vond een gesprek in Kampen plaats, waarin we met elkaar op een stevige, maar broederlijke wijze hebben gesproken. Door dit open gesprek hebben we elkaar in onze liefde voor het Woord van de Here en voor de kerken gevonden. In dit gesprek erkende dr. Harinck dat zijn onzorgvuldige formuleringen en gebrek aan consideratie met de kerkelijke omgeving tot misverstand over zijn standpunten had geleid. Hij betreurt dit en het was niet zijn bedoeling.

 

Vertrouwen

Samen beseffen we dat de huidige situatie vraagt om veel vertrouwen van de kerken. Dit zijn belangrijke zaken die de naam van de Here en van de kerken hebben geschaad, evenals de naam van de universiteit en van dr. Harinck zelf.

Wij hebben met nadruk tegen elkaar uitgesproken verder te willen gaan in onderwerping aan het Woord van God en in verbondenheid met de Gereformeerde Belijdenis. We willen deze hernieuwde toewijding aan Schrift en confessie ook aan de kerken meedelen.

 

Aan beide zijden is huiswerk te doen. We hebben geconcludeerd dat de wederzijdse broederschap in Kampen versterking nodig heeft. We hopen dat we, geleerd door het intensieve proces van de voorgaande weken, verder kunnen gaan op een meer eensgezinde weg in onze concrete taken in dienst van kerk en samenleving. Deze bedoeling hebben we duidelijk tegen elkaar uitgesproken. En we doen dat ook tegen de kerken. We vragen of u ons de nodige rust wilt geven en uw ondersteuning door gebed en bemoedigende woorden.

 

Moge onze genadige God ons door zijn Geest helpen.

 

Deze verklaring was ondertekend door professor G. Harinck, ds. P. Niemeijer voor het College van Bestuur, Mr. J. Messelink voor de Commissie voor Archief en Documentatie, ds. E.A. Boer voor de Raad van Toezicht voor de leerstoel van het ADC en door prof. dr. C.J. de Ruijter als directeur van de Theologische Universiteit.

 

De brief van de kerken van Australië noemt deze verklaring onvoldoende. Terwijl een buitenlandse zusterkerk een gebeurtenis die in de Nederlandse kerken heeft plaatsgevonden, zeker kritisch mag evalueren, moet diezelfde kerk het oordeel van de Nederlandse kerken dat de zaak opgelost is, aanvaarden. In hetzelfde jaar 2008 besloot de Synode Zwolle-Zuid de bezwaren tegen dr. Harincks verklaringen te verwerpen, onder verwijzing naar de hierboven vermelde verklaring (;Acta Zwolle-Zuid 2008, Art. 105, besluit 3). Bovendien is op verzoek van het Curatorium van de universiteit een besluit genomen om de speciale leerstoel vanuit het Centrum voor Archief en Documentatie (ADC) van de Gereformeerde Kerken voort te zetten aan de TUK. Deze leerstoel is met nog eens zes jaar verlengd. In 2014 heeft de Synode Ede een soortgelijk voorstel aangenomen. De voortzetting van het lectoraat hield ook in de voortzetting van de benoeming van prof. dr. G. Harinck. Terugkijkend op de 2008 verklaring wil de RvT vaststellen dat het vertrouwen toentertijd geuit, bevestigd is. Onze Here heeft de gebeden gehoord die toen tot Hem zijn opgezonden en Hij gaf herstel en vernieuwing.

 

2.5 Dr. A.L.Th. De Bruijne

 

De bijdragen van De Bruijne in Woord op Schrift, Theologische reflecties over het gezag van de bijbel, red. dr. C. Trimp, Kok Kampen, 2002, vormden de aanleiding tot veel bezwaren. De brief van de Free Reformed Churches of Australia van 22 april 2013 zegt dat deze bezwaren werden afgewezen, omdat ze al door de Raad van Toezicht van de Theologische Universiteit waren behandeld en ook omdat de bezwaren te laat waren ingediend. Het klopt inderdaad dat de Synode Zwolle-Zuid 2008 niet zelf de bezwaren tegen deze leringen heeft behandeld.

 

Het Curatorium heeft in 2003 uitgebreid de vier bezwaarschriften behandeld die tegen de bijdragen van De Bruijne waren ingebracht. Het Curatorium schreef een lang antwoord op alle vier.

Op 17 mei 2003 werd een conferentie georganiseerd door het blad De Reformatie en de TUK (vgl. De Reformatie, jaargang 78, nummers 33-41). Op die conferentie kon de Bruijne ook een aantal misverstanden ophelderen.

 

Het Curatorium heeft geen verdere reacties op dit antwoord van de schrijvers van de bezwaren ontvangen. Geen bezwaren tegen het antwoord van het Curatorium werden aan de Generale Synode Amersfoort-Centrum 2005 gezonden. Noch ontving de Synode klachten over de manier waarop het Curatorium het confessionele karakter van de opleiding en het onderzoek aan de universiteit had verdedigd.

 

Hoewel er geen bezwaren tegen de handelingen van het Curatorium in deze zaak op de synodetafel lagen, werd de synodale commissie die de zaken van de TUK behandelt, gevraagd speciale aandacht te geven aan de wijze waarop het Curatorium de bezwaren tegen De Bruijne had behandeld.

De commissie heeft de bezwaarschriften en de antwoorden van het Curatorium ontvangen en kon informatie vanuit Kampen verzamelen. Vanuit deze informatie kwamen zij tot de conclusie dat het Curatorium zorgvuldig met de zaak om was gegaan. De Synode stond het voorstel van de commissie Drenthe toe om de handelingen van het Curatorium goed te keuren en hen van hun plichten te ontheffen. Dit was inclusief hun behandeling van de bezwaren tegen De Bruijne, wat duidelijk blijkt uit de tweede grond van besluit 1: “Deputaten Curatoren hebben zorgvuldig en adequaat de ingebrachte bezwaren behandeld” (Acta Amersfoort-Centrum 2005, Art. 122, besluit 1).

 

Vervolgens heeft de Synode Zwolle-Zuid 2008 een bezwaarschrift, dat door bepaalde broeders tegen de verklaringen van het Curatorium betreffende publicaties van dr. De Bruijne was ingebracht, als onontvankelijk afgewezen. De grond hiervoor was dat het beroep tegen de verklaringen van het Curatorium bij de volgende met supervisie belaste vergadering had moeten worden ingediend, in dit geval de Generale Synode van Amersfoort-Centrum 2005 (Acta Zwolle-Zuid, Art. 105, besluit 1, grond 1).

 

De RvT wil er graag op wijzen dat de Synode van Amersfoort-Centrum 2005 al tot een expliciete conclusie was gekomen over de handelingen van het Curatorium van de universiteit inzake de bezwaren tegen de artikelen van de Bruijne. Dit kan ook afgeleid worden uit de notulen van de besprekingen in de Acta van de Synode.

 

3. Conclusie

 

In een bijgevoegd document (bijlage 3) dat aan de buitenlandse kerken is gezonden, vindt u een beschrijving van hoe de Generale Synode poogt te verzekeren dat de opleiding die in Kampen wordt gegeven, een Gereformeerd karakter heeft. U zult ook instructies vinden hoe, als kerklid of kerkenraad, een bezwaar tegen de geschriften van een professor in te dienen. Zo'n document maakt duidelijk hoe de verantwoordelijkheden liggen.

 

De RvT hoopt in deze brief duidelijke gemaakt te hebben hoe de universiteit en de kerken de afgelopen 15 jaren met de bezwaren tegen publicaties en benoemingen van docenten zijn omgegaan. Zelfs wanneer de bezwaren niet officieel waren ingebracht, hebben de verschillende Synodes van de Gereformeerde Kerken altijd die bezwaren behandeld. Eens per drie jaar hebben de RvT en haar voorgangers verslag uitgebracht over de manier waarop zij op deze bezwaren van verontruste kerkleden hadden gereageerd. En de Synodes hebben deze verslagen besproken en goedgekeurd.

 

De RvT hoopt oprecht dat dit document u als zusterkerken duidelijk maakt hoe de kerken in Nederland op bezwaren die u de afgelopen jaren naar voren heeft gebracht, hebben gereageerd. Zelfs als dit overzicht uw evaluatie van de betreffende zaken niet verandert, hoopt de RvT de discussie met u over zaken uit het verleden te kunnen beëindigen. De universiteit van Kampen is zeker bereid het academisch debat voort te zetten met theologen verbonden aan de kerken die hun bezwaren hebben geuit. De voortzetting van dat debat zal de ontwikkeling van de Gereformeerde theologie wereldwijd dienen.

 

De Synode heeft ons gevraagd een antwoord aan de buitenlandse kerken te formuleren, dat het karakter van een uitgebreide uitleg zou hebben en voor een breed publiek toegankelijk zou zijn. Door middel van dit uitgebreide overzicht menen wij als RvT aan dit verzoek te hebben voldaan. Bovendien wil de RvT er graag op wijzen dat de TUK voortdurend verslag doet, ook aan een breder publiek, van de ontwikkelingen in onderwijs en research zoals die in Kampen plaats vinden. Ieder die voor meer informatie belangstelling heeft, kan de Jaarrapporten die op de website van de universiteit worden gepubliceerd, raadplegen. Wij verwijzen ook naar de Hamilton publicatie Correctly handling the Word of Truth dat onlangs is gepubliceerd, en de voor midden 2015 voorgenomen publicatie van een serie artikelen over hermeneutiek.

 

De RvT hoopt dat u deze brief met een open hart zult ontvangen en dat hij mag dienen om de discussie over zaken uit het verleden te beëindigen. De RvT hoopt ook dat u gelegenheid zult vinden om, wanneer u dat schikt, de professoren en onderzoekers aan de universiteit van Kampen te bemoedigen. Als ieder ander hebben ook zij zo nu en dan positief waarderende woorden nodig. Dat zou ook helpen ruimte voor wederzijdse vruchtbare gesprekken te maken, inclusief af en toe wat kritische vragen.

 

Blijf verzekerd dat wij deze brief in hartelijke eenheid met u in Christus hebben geschreven.

 

Voor de Raad van Toezicht van de Theologische Universiteit,

 

Zwijndrecht, 8 november 2014

Ds. J. Ophoff, voorzitter

 

  1. H.G.L. Peels, Bijbeltekst en archeologie in Theologia Reformata, vol. 54, issue 3, 306-314.
  2. http://oud.tukampen.nl/uploads/documents/389.pdf. Ook gepubliceerd in Lux Mundi 33.2 (2014), 44-50.

 

Bijlage 5 bij het rapport SNR aan Synode Dunnville

De Theologische Universiteit, de synode en de kerken

- een eenvoudige weergave van de verantwoordelijkheden -

 

De Theologische Universiteit in Kampen is de school van de kerken. De Generale Synode heeft daarvoor verantwoordelijkheid. Maar op welke manier ziet de Generale Synode erop toe dat er in Kampen gereformeerd onderwijs wordt gegeven? En hoe kun je als gemeentelid of kerkenraad bezwaar maken tegen wat een hoogleraar schrijft?

Van verschillende kanten werd die vraag gesteld aan de synode van Ede 2014. Het klonk in brieven van kerkenraden, in het Appel dat door 1541 kerkleden was ondertekend en het kwam terug in de vermaningen van de zusterkerken in het buitenland. Er bleek misverstand en sommigen hadden de ervaring dat ze van het kastje naar de muur gestuurd werden. Was hierover duidelijkheid te geven?

Het moderamen van de synode kreeg de opdracht een toegankelijk document te publiceren waarin één en ander zo helder mogelijk is beschreven: de verantwoordelijkheden m.b.t. het gereformeerde karakter van de TU en het toezicht op docenten en onderzoekers.

 

Ander bestuursmodel TU

Het bestuursmodel van de TU is veranderd. Er is niet meer de eenvoudige structuur van een jaar of twintig geleden. Toen hadden deputaten-curatoren, aangesteld door de synode, het bestuur over de TU. Maar de Nederlandse wetgeving over het wetenschappelijk onderwijs is veranderd. Alle universiteiten moeten eenzelfde bestuursmodel hebben. Alleen zo blijft de universiteit door de overheid erkend. Dat is nodig, omdat studenten anders geen erkende diploma’s kunnen behalen en ook geen studiefinanciering krijgen. Voor de duidelijkheid: dit staat los van de vraag of de TU (gedeeltelijk) financiering van de overheid krijgt. Ook zonder die financiering was een nieuw bestuursmodel nodig.

Er is nu een bestuursmodel met een College van Bestuur en een Raad van Toezicht. Daardoor is er aan de ene kant meer afstand gekomen tussen de TU en de synode, dus ook tussen de TU en de kerken. Aan de andere kant is er juist een Curatorium ingesteld (in een andere functie dan eerst) om de band tussen TU en synode/kerken te versterken.

Het College van Bestuur (CvB) is het bevoegde gezag binnen de TU. Het is verantwoordelijk voor het totale beheer en beleid, ook voor het toezicht op de hoogleraren en docenten. Dit College van Bestuur wordt benoemd door de Raad van Toezicht.

De Raad van Toezicht (RvT) ziet toe op het beheer en beleid van het CvB, en dus ook op het gereformeerd karakter van onderwijs en onderzoek. Deze raad wordt benoemd door de synode en legt, net als ieder deputaatschap, aan de synode verantwoording af. Op deze manier is het kerkelijke toezicht op de TU vastgelegd.

Het Curatorium is een commissie van de RvT; het adviseert gevraagd en ongevraagd over het wetenschappelijk niveau van de TU, over het gereformeerde karakter ervan en over het afwijzen van alles wat met Gods Woord en de gereformeerde confessie in strijd is. Het Curatorium (vier predikanten en twee wetenschappers van een andere universiteit) wordt ook benoemd door de synode. Ede 2014

 

Toezicht op docenten

Wie ziet er nu op toe dat hoogleraren en andere docenten of onderzoekers in hun werk blijven bij de grondslag van de TU: het Woord van God en de gereformeerde belijdenis? Dat is vooral de taak van het College van Bestuur. Het curatorium adviseert het CvB hierover.

Het CvB heeft gesprekken met docenten en onderzoekers. Als er aanleiding voor is, kan een nadere verantwoording worden gevraagd. Desnoods kan het CvB maatregelen nemen tegen een docent of onderzoeker. In het uiterste geval volgt er gedwongen ontslag.

Als het gaat om iemand die benoemd is door de synode, kan het CvB aan een synode voorstellen om hem te ontslaan. De beslissing ligt dan bij de synode.

Docenten en onderzoekers die niet door de synode maar door het CvB zijn benoemd, worden door het CvB ontslagen (alle gewone hoogleraren en de docenten met een vaste aanstelling voor minstens 60% worden door de synode benoemd en ontslagen; anderen door het CvB).

Het initiatief voor zo’n maatregel (tot en met ontslag) vanwege afwijking van de belijdenis wordt, als het goed is, genomen door het College van Bestuur zelf. Maar als het CvB dit niet doet, kan ook het Curatorium aan de bel trekken, of de Raad van Toezicht. Zij kunnen niet zelf maatregelen nemen, maar wel het CvB oproepen dit te doen. Wanneer het CvB zo’n oproep naast zich neer zou leggen, komt zo’n zaak bij de synode. Want het CvB en de RvT en ook het Curatorium rapporteren aan de synode. Dan zal de synode hierover een uitspraak kunnen doen.

 

Bezwaar maken tegen een docent

Kun je als gemeentelid of kerkenraad ook bezwaar maken tegen wat een hoogleraar of andere docent zegt of schrijft? Uiteraard ga je dan eerst met de betrokkene in gesprek. Ook als het gaat om iets dat publiek geschreven of gezegd is. Levert dat geen overeenstemming op, dan kun je je bezwaar neerleggen bij het College van Bestuur. De regel is dat je dat uiterlijk binnen een jaar doet.

Het CvB vraagt advies van het Curatorium en neemt een beslissing. Als het bezwaar wordt afgewezen, zal het CvB dat uitleggen aan wie het bezwaar had ingediend. In het uitzonderlijke geval dat het CvB tot een ander oordeel komt dan het Curatorium of de RvT, komt dit via hun rapportage op de tafel van de synode.

 

Een afgewezen bezwaar voorleggen aan de synode

Wat zijn je mogelijkheden als je bezwaar tegen een docent of onderzoeker is afgewezen door het College van Bestuur? Of als er geen antwoord op je bezwaren komt? Het CvB, en ook de RvT met het Curatorium, brengen verslag uit aan de Generale Synode. Deze verslagen zijn openbaar en worden op tijd gepubliceerd. Alle kerkenraden hebben gelegenheid om op die rapporten te reageren. Als reactie op dat rapport kan een kerkenraad de synode vragen om uit te spreken dat een bezwaar tegen een docent ten onrechte is afgewezen. Een kerkenraad kan de synode voorstellen om bij het CvB aan te dringen op maatregelen tegen een docent of onderzoeker. Ook kan de synode, als het nodig is, het CvB of de RvT erop aanspreken als bezwaren niet goed beantwoord worden.

Net als bij andere deputaten-rapporten hebben ‘gewone’ gemeenteleden niet de mogelijkheid om zelf de synode aan te schrijven. Zij kunnen vragen aan hun kerkenraad om dit te doen. De synode is namelijk een vergadering van kérken, niet de ledenvergadering van een vereniging.

Wanneer een synode meent dat er inderdaad maatregelen nodig zijn tegen een docent of onderzoeker, kan zij Ede 2014

 

dat niet altijd zelf doen. Iemand die niet door de synode is benoemd, kan ook niet door de synode worden ontslagen. De synode kan ‘slechts’ oordelen dat het College van Bestuur ten onrechte geen maatregelen genomen heeft. In een gezonde situatie zal het CvB dit dan vervolgens wel doen.

 

Direct bezwaar maken bij de synode?

Wie direct aan de synode vraagt om uit te spreken dat een docent of onderzoeker buiten de grondslag van Schrift en belijdenis gegaan is, zal geen gehoor vinden. De enige juiste weg (na gesprek met de betrokkene zelf!) is het indienen van een bezwaar bij het College van Bestuur. Alleen langs die weg kan het bezwaar eventueel ook ter beoordeling aan de synode voorgelegd worden.

 

Wetenschappelijke vrijheid voor een Universiteit

Onze kerken hebben tientallen jaren geleden al gekozen voor een wetenschappelijke opleiding met erkenning door de overheid. K. Schilder zette zich al in voor het promotierecht: aan de school der kerken moesten algemeen erkende wetenschappelijke titels behaald kunnen worden. Daarbij past het om het wetenschappelijke debat aan te gaan met theologen uit heel andere richtingen. Met hen sta je vaak niet op de grondslag van de gereformeerde belijdenis. Dan moet je ook argumenten en methoden gebruiken die door hen erkend worden. Daarom, en door het vakwetenschappelijk niveau, zal de taal en de argumentatie in zulke publicaties vaak anders zijn dan wat binnenkerkelijk voor een breed publiek geschreven wordt.

Om te kunnen zijn wat de kerken willen, een erkende universiteit met betekenis voor theologie-beoefening wereldwijd, moet aan docenten en onderzoekers die wetenschappelijke vrijheid worden toevertrouwd. Zelf staan ze daarbij op het fundament van Schrift en belijdenis. Ze binden zich daar ook aan, door ondertekening van het bindingsformulier. Vanuit die basis gaan zij het debat aan met andere theologen op een wetenschappelijk verantwoorde manier.

 

Dankbaar zijn en kritisch blijven

We mogen God dankbaar zijn voor de enorme rijkdom van een gereformeerde universiteit. Altijd al hebben we als kerken het belangrijk gevonden dat aanstaande predikanten een universitaire opleiding krijgen. De TU heeft een goede plek binnen de theologie-beoefening in Nederland en wereldwijd. Er wordt op wetenschappelijk niveau onderzoek gedaan en er worden nieuwe theologen opgeleid.

Docenten en onderzoekers willen hun werk doen in gebondenheid aan Gods Woord en in trouw aan de belijdenis. Laten we hun het vertrouwen geven dat zij dat inderdaad doen. Tegelijk moeten we kritisch mee blijven kijken hoe de theologie-beoefening in Kampen richting kiest en houdt. Ook in Kampen zijn ménsen aan het werk. Trouw aan Gods Woord is nooit vanzelfsprekend. Daarom zijn er de instrumenten van CvB, RvT en Curatorium ingesteld, en is er de mogelijkheid van bezwaar. Zo dragen we samen als kerken verantwoordelijkheid, biddend en dankend.

 

voor het moderamen van de GS Ede 2014,

R.J. Vreugdenhil, scriba II

 

Wat hierboven beschreven is, is formeel vastgelegd in het Statuut van de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland (Acta GS Harderwijk, bijlage 6.3; ook beschikbaar op de site van de TU te Kampen)

 

Bijlage 6 bij het rapport SNR aan Synode Dunnville

Besluiten m.b.t. de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK)

 

Materiaal:

  1. rapport deputaten kerkelijke eenheid (DKE) 2013;
  2. brief van de Landelijke Vergadering van de NGK Houten 2010 met als bijlage de besluiten inzake de binnenlandse kerkelijke relaties (7 september 2011);
  3. Acta van de Landelijke Vergadering van de NGK Houten 2010-2011;
  4. brief van de Landelijke Vergadering van de NGK Zeewolde 2013 waarin de Generale Synode Ede 2014 Gods zegen voor het werk wordt toegewenst;
  5. brief van de Landelijke Vergadering van de Nederlands Gereformeerde Kerken Zeewolde 2013–2014 (17 maart 2014), waarin mededeling gedaan wordt van het volgende besluit: de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), in Generale Synode te Ede bijeen, uit te nodigen om op DV 31 oktober 2016 samen met de Nederlands Gereformeerde Kerken te verklaren dat de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) en de Nederlands Gereformeerde Kerken zich in een staat van hereniging bevinden.

Besluit 1: algemeen

de brief onder materiaal 5 in behandeling te nemen.

 

Gronden:

  1. de brief is weliswaar na de sluitingsdatum voor ingekomen stukken bij de synode binnen gekomen, maar dit was tijdig aangekondigd;
  2. het concrete verzoek kon niet eerder worden ingezonden, daar de LV eerst op 1 maart 2014 hierover een besluit heeft genomen;
  3. de GS en de LV komen bewust in dezelfde periode samen; het zou onwenselijk zijn als besluiten van die vergaderingen die de onderlinge relaties aangaan meerdere jaren op een antwoord zouden moeten wachten;
  4. in de brief wordt geen nieuwe zaak aan de agenda van de synode toegevoegd; de behandeling past in het kader van de nog te houden bespreking over het rapport van deputaten kerkelijke eenheid met betrekking tot de NGK.

Besluit 2:

met blijdschap kennis te nemen van de rapportage over de gesprekken met de Commissie voor Contact en Samenspreking van de NGK en de resultaten daarvan zoals die verwoord zijn in het rapport en met name in de notitie Tweede Overeenstemming.

 

Grond:

de rapportage geeft er blijk van, dat de gesprekken over de hermeneutiek eensgezindheid tonen, die o.a. zichtbaar wordt in de notities Eerste en Tweede Overeenstemming.

 

Besluit 3:

uit te spreken dat door de overeenstemming in de gesprekken over hermeneutiek de belemmering die er lag vanwege het besluit van de NGK om de ambten voor de zusters der gemeente open te stellen, is weggenomen.

Grond:

ondanks het verschil in praktische uitkomsten ten aanzien van de vrouw in het ambt, is gebleken dat we als kerken elkaar vertrouwen kunnen geven inzake de erkenning en aanvaarding van het gezag van de Heilige Schrift.

 

Besluit 4:

de contacten met de NGK voort te zetten en over te gaan van gesprekken naar samensprekingen met het oog op kerkelijke eenheid.

 

Grond:

nu de belangrijkste belemmering is weggenomen, ligt de weg naar samensprekingen over daadwerkelijke kerkelijke eenheid open.

 

Besluit 5: algemeen

dankbaar te zijn voor de brief van de LV Zeewolde 2013-2014 en die te beschouwen als een hartelijke aansporing om verder te gaan op de weg naar hereniging.

 

Gronden:

het is vertroostend en verblijdend te constateren dat de Heer van de kerk de NGK en de GKv 50 jaar na de droeve scheuring zo dicht tot elkaar heeft doen naderen;

nu al ingaan op de uitnodiging voor een gezamenlijke verklaring zou betekenen dat de fase van ‘samensprekingen met het oog op kerkelijke eenheid’ in het traject naar kerkelijke eenheid zou worden overgeslagen.