Printen

Oecumene en de leer

 

N. van Dijk

12-12-15

 

Onlangs was er een congres van MissieNederland (het voormalige missionair platform EA-EZA) met als onderwerp ‘de evangelische beweging in de ondertussenheid’.

 

Directeur Jan Wessels maakte een vergelijking  met de Israëlieten, die op weg naar het beloofde land Egypte achter zich lieten, maar nog niet aangekomen waren. In die tussenfase is het belangrijk om achter God aan te gaan, net zoals de Israëlieten de wolkkolom volgden.

 

Filosoof Evert Jan Ouweneel ziet in de kerken een omslag waarin “controlemechanismen worden losgelaten en een geloof in Gods beloften en betrouwbaarheid centraal komt te staan, waarin christenen voor God beschikbaar willen zijn op het moment dat Hij hen nodig heeft” (ND 5 juni). Kerken moeten leren missionair te zijn, Christenen die relevant willen zijn voor de samenleving stellen God als persoon centraal, en niet de kerk als instituut, “de geschiedenis heeft laten zien dat je mensen niet bij de kerk houdt met prachtig geformuleerde belijdenisgeschriften”.

Oude zekerheden staan op de helling en moeten volgens Ouweneel kritisch heroverwogen worden. Alles wat ons afleidt van Christus moet worden losgelaten.

 

“Uiteindelijk zal de kerk uitkomen bij een ‘relationele benadering’ van de geloofsleer, waarin christenen ‘allerlei dogma’s  loslaten’, en leren dat ‘waarheid geen concept is, maar een Persoon’, en dat de ‘kerk geen instituut is, maar een lichaam”.

 

In het ND van 8 juni reageert Willem Bouwman op Evert Jan Ouweneel (Over de andere kant van de feiten). Bouwman is niet onder de indruk van de opmerking van Ouweneel dat de geschiedenis heeft laten zien dat je mensen niet bij de kerk houdt met prachtig geformuleerde belijdenisgeschriften.

 

“Zonder nadere aanduiding van feit en tijd is ‘de geschiedenis heeft laten zien’ een non-argument en een retorisch cliché. De belijdenisgeschriften werden geschreven om duidelijk te maken wat de kerk geloofde en waar ze voor stond, om tegenover de wereld te getuigen van de ware godsdienst, om een grens te trekken met ketters en ketterijen, om ‘eenheid des geloofs’ te brengen in de kerkelijke gemeente, om het ware geloof over te leveren aan het nageslacht”.

 

De belijdenisgeschriften zijn niet voor de ‘luister en pracht’ geschreven, maar om de Heilige Schrift zo zuiver mogelijk na te spreken. Ook is de uitspraak betwistbaar

 

“omdat veel mensen de kerk verlieten toen de belijdenisgeschriften juist niet meer gehandhaafd werden. De leegloop van de Hervormde Kerk vanaf 1870 werd voorafgegaan door een tijd waarin de belijdenisgeschriften niet meer gehandhaafd en zelfs bestreden werden. De uittocht uit de Gereformeerde Kerken vanaf 1970 kwam op gang nadat vooraanstaande theologen vraagtekens hadden geplaatst bij het gezag van de belijdenisgeschriften. Het tegengestelde kwam ook voor. De afgescheidenen van 1834 betoonden zich trouw aan de gereformeerde belijdenisgeschriften en kwamen weldra tot grote bloei. De vrijgemaakt-gereformeerden beriepen zich strijk-en-zet op Schrift en belijdenis en groeiden uit tot een levendige gemeenschap waarop de ontkerkelijking maar moeilijk vat kon krijgen.”

 

In een artikel in het Reformatorisch Dagblad stelt prof. dr. H.J. Selderhuis de vraag of we het ons als christenen nog wel kunnen veroorloven discussie over de leer te houden. (RD 6 juni 2015).

 

“Moeten we nog moeilijk doen over verschillen tussen Rome en Reformatie, tussen gereformeerden en evangelischen nu het er met de kerk in Europa niet zo heel geweldig voorstaat? Het zijn vragen die nogal eens gehoord worden, terwijl ik nog niet hoorde dat iemand zich afvroeg of de huidige situatie in de kerk misschien wel komt doordat we te weinig op de zuiverheid van de leer gepast hebben”.

 

Selderhuis noemt de theoloog Adolf von Harnack (1851-1930) als het gaat om verzet tegen dogma’s. Harnack wilde graag van een aantal dogma’s af om weer terug te keren tot wat volgens hem de kern was. De kerk zou met haar leeruitspraken het heldere licht verduisterd hebben. Selderhuis noemt ook de lutherse predikant Valentin Weigel (1533-1588) die eigenlijk beter uit de voeten kon met ‘een Christus Die in ons leefde dan met een Christus Die voor ons gestorven was’, al was dat laatste toen ook al voor de kerk onopgeefbaar. Selderhuis constateert dat deze opvatting van Weigel nog lang niet is uitgestorven “en ook onder huidige protestanten gangbaar, hoewel deze meestal niet zullen beseffen dat ze het met Weigel eens zijn”.

 

In een artikel in het Kerkblad van de Hersteld Hervormde Kerk schrijft redactielid H. Vos over de  vrije val’ waarin religie zich in Nederland bevindt (28 mei 2015). Kerken worden gesloten of omgebouwd voor andere bestemmingen. En ook de overheid en samenleving doen haar best om de laatste resten die aan het christelijk verleden van Nederland doen denken, te laten verdwijnen.

 

“En zo is het niet vreemd dat er op de reformatorische gezindte nogal eens een beroep wordt gedaan om meer samen te doen”. We zouden niet op alle slakken zout moeten leggen, maar het eens zien te worden over de hoofdlijnen van belijden en kerk zijn, we moeten meer oecumenisch gaan denken. Wat bij elkaar hoort, moet inderdaad één zijn, maar dit is wel een andere oecumene dan de visie die we opgedrongen krijgen door ‘de tijdgeest’”.

 

Vos noemt een brochure die hij kreeg tijdens een bezoek aan de Wartburg in Eisenach, waar nog veel aan Luther herinnert. In de brochure wordt aandacht gegeven aan de vraag waar de kerk nu staat in haar verhouding tot de Rooms-Katholieke Kerk. Terwijl het protestantisme toenadering zocht en zoekt tot de Rooms-Katholieke Kerk, heeft deze kerk geen enkele van haar dogma’s opgegeven.

 

“De vraag komt aan de orde of het 500-jarig jubileum, ertoe zal leiden dat de geest van de reformatie opnieuw beleefd zal worden en dat het protest tegen de RK Kerk weer in herinnering komt. Men komt tot een tegengestelde conclusie die aansluit bij het algemene gevoelen in Nederland. De grondgedachten van het protestantisme zijn bijna volledig vergeten. Men meent vrij algemeen dat de reformatie een gevolg was van misverstanden en kleine verschillen. Nu is er een nieuw tijdperk aangebroken. Men wil geen (kerk)strijd maar eenheid”.

 

Allerlei bijeenkomsten worden rondom dit eenheidsstreven georganiseerd. Vos maakt onderscheid tussen een eenheidsstreven met de eenheid als doel en een eenheidsstreven met de eenheid in Christus.  “De reformatie vond plaats in een tijd waarin het niet makkelijk was om aanhanger te zijn van Luther of Calvijn, het kon je veel strijd en zelfs je leven kosten”. 

Vos citeert Luther bij een uitleg van psalm 90 aan studenten van de universiteit van Wittenberg:

 

“De ware kerk is die, welke bidt, en vanuit het geloof en met grote ernst bidt: ‘Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren’. De kerk is die, welke van dag tot dag vordert, die van dag tot dag de nieuwe mens aandoet en de oude aflegt. De kerk is die, welke in dit leven de eerstelingen van de Geest ontvangt, niet de tienden en nog veel minder de volheid….. Wanneer u dus over de kerk wilt oordelen, moet u niet simpelweg letten op de kerk waaraan geen gebreken of ergernissen kleven, maar op de kerk waar het Woord zuiver is, waar de bediening van de sacramenten zuiver is, waar mensen zijn die het Woord liefhebben en het voor de wereld belijden”.