Printen

Zoektocht en zekerheid

 

N. van Dijk

06-02-16

 

In 2014 verscheen het boekje ‘Vrij gemaakt?’, onder redactie van Lammert Kamphuis. Een aantal jonge mensen spreekt zich uit over de wereld waarin ze zijn opgegroeid en die vooral wordt gezien als de kleine, afgeschermde wereld van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt.

In het voorwoord omschrijft Kamphuis de verhalen als stuk voor stuk mooie, ingrijpende zoektochten van mensen naar zichzelf en naar de Ander. Sommige auteurs zijn nog lid van de GKv, anderen zijn lid van een andere kerk en weer anderen hebben helemaal met het instituut kerk en/of het christelijk geloof gebroken. In alle gevallen gaat het om het zoeken naar een persoonlijke, authentieke vorm van leven en/of geloven, of dat nu in de kerk is of daarbuiten. En Kamphuis hoopt dat deze verhalen mensen op weg zullen helpen die nog aan het begin van hun zoektocht staan.

 

Ook in 2014 verscheen een uitgave ‘Je vindt ze overal’ (Kamper theologen die geen dominee werden), onder redactie van Reinier Sonneveld en George Harinck. In zijn woord vooraf zegt Sonneveld dat hij blij verrast was toen Mees te Velde, rector van de Theologische Universiteit te Kampen, hem onlangs vroeg tien theologen te portretteren die geen predikant zijn geworden. De lezer vindt geen voorgekauwde mening, en ook meningen die onplezierig zijn voor de universiteit kon de redactie zonder moeite opnemen.

 

In beide bundels valt vooral op de moeite met regels, het beklemmende van dogma’s, geen ruimte voor twijfel. Om dit te illustreren volgen enkele citaten uit het schrijven van George Harinck ‘Bijna anarchistisch’, aan het begin van de bundel.

 

Rikko Voorberg beschrijft de cultuur van het vrijgemaakte gezin waarin hij opgroeide als wij-tegen-de-rest. Guido de Graaff bevestigt het beeld van een gesloten, actieve groep, en ook Thijs Tromp geeft eenzelfde indruk van het gesloten karakter van de vrijgemaakte gemeenschap. Ouderen, zoals Arnold Schilder, Klaas Veenhof en Ton van der Worp zagen een vrijgemaakte wereld in wording waarin ze zich al snel bekneld voelden. Hun herinnering betreft de schaduwkanten van de vorming van een gesloten falanx en het hameren op één waarheid: de dwang zich te voegen naar de orde, het focussen op het doel ten koste van tijd en ruimte voor conversatie waarin verschillen konden blijven staan en van het gebrek aan individuele vrijheid. Schilder noemt zichzelf een zoekend karakter, en als hij zegt dat twijfel beschermt tegen fanatisme doelt hij in de eerste plaats op de vrijgemaakte wereld waarin hij gevormd is (tijd van de Open Brief).

 

Een andere schrijver in de bundel, Van der Worp, neemt ook afstand van het ‘ongezonde’ klimaat in de jaren zestig:

 

In Kampen leerde ik één vaste regel, die ik altijd ben blijven volgen: zodra iemand zegt: zo is het, dit vindt God, dan hol ik haastig henen.

 

Harinck vervolgt:

 

Thijs Tromp bleek niet uit het onbuigzame hout van zekerheid en onverschrokkenheid te zijn gesneden: ‘Waarom twijfelde ik zo. Ik denk dat ik vooral afknapte op allerlei vormen van uitsluiting. Ik merkte keer op keer dat mensen buiten de kerk gewoon prachtig waren.'

Rikko Voorberg leerde op zijn impulsen te vertrouwen. ‘In de vrijgemaakte kerk moest je die vooral wantrouwen – daar kwam alleen zonde van. Maar ik zie hoeveel kracht er in dat spontane zit. Dwalen is niet altijd gevaarlijk, het kan ook heel productief zijn’.

Tromp zoekt, net als De Graaff en Voorberg, een weg uit het oerwoud van verstikkende regels naar meer vrijheid: ‘Mensen die zoeken naar een wat minder dogmatisch geloof, zoals ik, komen vaak uit bij een narratieve benadering. Ze merken dat geloof niet tijdloos is, maar vlees en bloed krijgt in verhalen’.

 

Aan het eind van zijn artikel concludeert Harinck:

 

Er heeft voor  vrijgemaakten een glans over het vrijgemaakte leven gelegen die er niet meer is. Er zijn meer vragen, er is ruimte voor twijfels, voor conversatie zonder uitkomst.

 

Harinck is vol goede moed, in de Vrijmaking zit een elan dat blijft intrigeren, ook voor de toekomst.

 

Er zit energie in Kampen, want ze hebben er weet van dat het anders kan en er meer mogelijk is dan je voor ogen ziet.

 

Dat het anders kan en steeds meer anders gaat zal de meesten niet ontgaan zijn. Ruimte voor vragen en twijfel is er gekomen. Zo was in het ND van 14 augustus een interview te lezen met ds. Beute (GKv). Hij schreef een boek ‘Ik geloof, geloof ik' (2015).

In het ND vertelt hij over zijn twijfel aan het bestaan van God, terwijl hij voor zijn gevoel als predikant juist moest vertellen hoe ‘het’ allemaal zit. Hij schrikt nu niet meer van deze geloofstwijfel en heeft er ook over gepreekt. Om te geloven hoef je volgens Beute niet zeker te weten dat God bestaat.

Wat is geloven dan volgens hem? Het is

 

Een leefwijze, Jezus willen volgen en gehoorzamen. Het is iets anders dan alleen een aantal stellingen voor waar aannemen.

 

Op de vraag of dat dan niet moeilijk is als je niet zeker weet of God bestaat, antwoordt hij dat geloven heel moeilijk kan zijn, maar voor hem is het belangrijk dat hij ziet dat geloven iets met levens doet.

 

Mensen die door hun geloof de minste willen zijn in hun huwelijk, die een eenzame oudere opzoeken, die een kindje met een handicap niet laten aborteren. Ik zie dat het heilzaam is voor jezelf en voor anderen om je aan Gods wetten te houden.

 

Volgens de predikant is God niet vast te leggen, ook niet in een leer of in de Bijbel.

 

Tien jaar terug zat ik in een kramp: ik mag niet twijfelen en doe het toch. Nu voel ik ruimte. Ik weet niet zeker of God bestaat, niet zoals ik weet dat jij tegenover mij aan tafel zit. Ik hoop dat God bestaat en houd mij eraan vast. Ik wil geen leven leiden zonder Hem. Luther zei: liever met Jezus in de hel dan zonder Hem in de hemel. Ik zeg: liever met Jezus ongelijk dan zonder Jezus gelijk hebben.

 

‘Je vindt ze overal’, predikanten die afscheid hebben genomen van dogma’s en al te veel belijdenissen, en die nu ruimte geven aan de twijfel. En zo worden ze schaars, de theologen  die oproepen meer werk te maken van de leer en die tegengas geven bij de roep om meer beleving en ervaring.

In een artikel in het Kerkblad van de Hersteld Hervormd Kerk schrijft dr. P.C. Hoek het veelzeggend te vinden dat het verval van de kerk het meest herkenbaar was aan de neergang van de leerdienst. Leren is uit, vieren en ervaren zijn steeds meer de bepalende begrippen geworden. Nu heeft de Bijbel zeker oog voor de hele mens, met zijn kennen, ervaren en voelen, maar “als de Schrift ons ergens met klem op wijst, dan is het toch ook daarop dat geloof alles te maken heeft met onderwezen worden en zich laten onderwijzen”. De kennis van de Bijbelse leer en van de confessie neemt af, ook bij (theologie)studenten.

Dr. Hoek voert een pleidooi voor meer stelligheid als het over de kennis van de Bijbelse leer gaat.

 

Zijn we niet teveel uit het lood geraakt, toen we misschien te gretig meegingen in de beweging die sterk aandacht vroeg voor de ervaring en de praktijk van het geleefde leven?

 

In haar column in het Nederlands Dagblad schrijft Reina Wiskerke over de oude meneer Nienhuis die in een radioprogramma vertelt elke dag voor zijn kinderen te bidden, die niet of nauwelijks nog geloven (ND 25 juli). Hij hoort bij de vergrijsde protestantse Adventskerk in Assen.

Radiomaker Fatos Vladi maakte een programma om uit te zoeken waarom hele generaties de kerk hebben verlaten (Niemand leeft voor zichzelf, Radiodoc). In de documentaire probeert de plaatselijke predikante te verklaren waarom er in haar kerk alleen nog maar oudere mensen zitten:

 

De oudere generaties zijn opgegroeid in een tijd dat kerk en geloof nog vanzelfsprekend waren. De kerk had amper ruimte voor de vragen van hun kinderen en die zijn massaal weggelopen.

 

De programmamaker signaleert dat vragen stellen niet meer het probleem is, tegenwoordig mag je in de Adventskerk alle vragen stellen. De antwoorden krijg je echter niet, want de vragen zelf zijn belangrijker geworden dan de antwoorden.

De kerk is volgens de predikante ‘een club mensen die het allemaal niet weten , die vragen hebben en niet zozeer op zoek zijn naar het finale antwoord’. Bij de vraag van de programmamaker of ze geloven dat Christus is opgestaan, komt er geen antwoord.

Vladi wijst op de apostel Paulus, die toch zei: als Christus niet is opgestaan, heeft geloven geen zin meer. Maar de dominee meet alles af aan de natuurwetenschappen, en dus is Jezus volgens haar dood gebleven, en in metaforische zin opgestaan.
Vladi concludeert:
 

De onkerkelijke zoon Nienhuis weet precies wat hij gelooft, maar de kerkelijke mensen van de Adventskerk weten dat niet. Is dat misschien het grootste probleem van de Adventskerk?’ De predikante erkent uiteindelijk: ‘Wij geloven het niet meer …Ja… ik denk ook dat dat ten diepste het punt is.

 

Aan het einde van de column noemt Wiskerke de waarde van de documentaire (ook voor niet-vrijzinnigen):

 

Het zet vraagtekens bij een uitermate populair geloofsideaal: het niet-zeker-weten. Dit ideaal houdt de NCRV en de KRO als christelijke omroepen gaande.

 

Hella van der Wijst, voorheen KRO, verwoordt het in EO-blad EVA:

 

Mijn geloof bestaat uit het gegeven dat ik het niet precies weet. Ik vind het zoeken prettig.’

 

Zij vertelt het in de vrolijke kookrubriek van het vrouwenblad, omdat ze in de EO-gelederen is opgenomen…