Printen

Meer van de geest (1)

 

N. van Dijk

17-09-16

 

In de TU-Bezinningsreeks verscheen onder redactie van Hans de Wolf en Pieter Niemeijer de bundel ‘Oog voor eigenheid’ (2015). Eén van de bijdragen is geschreven door Rolf van Ommen (predikant van de samenwerkingsgemeente GKv-NGK ‘De Levensbron’ te Nijverdal. In zijn bijdrage ‘Verzet je bij het lezen van de Bijbel niet tegen de Geest!’ behandelt hij de vraag wat we van Stefanus kunnen leren in Handelingen 7 over de manier waarop hij de Schrift leest.

 

Van Ommen merkt in de praktijk dat het Bijbellezen onder druk staat. De Bijbel en de tijd waarin deze is geschreven zijn steeds verder van ons af komen te staan. Reden voor de predikant om te onderzoeken hoe ze dat vroeger eigenlijk deden, de Bijbel lezen en verstaan? En ook “Hoe leest het Nieuwe Testament eigenlijk zelf het Oude?” Hij spitst deze vraag toe op Stefanus, één van de Bijbellezers uit het NT. Handelingen 7 geeft “een aardige inkijk in de manier waarop Stefanus zijn Bijbel las en toepaste in zijn tijd en concrete situatie”.

In hoofdstuk 4 (het Schriftgebruik van Stefanus) gaat Van Ommen nader in op de manier waarop Stefanus het OT gebruikt. “Welke leesregels hanteert hij bij het lezen en toepassen van de Schrift?”

 

Allereerst valt op dat Stefanus niet alleen met zijn hoofd maar vooral met zijn hart zijn Bijbel goed kent”. Opvallend is het gemak en de Geestelijke vrijheid waarmee Stefanus Gods Woord toepast. Een paar dingen:

 

“Stefanus zit niet zo vast aan de letterlijke tekst als ik. Hij combineert schriftgegevens met een vrijheid die mij vreemd is en legt accenten die zo niet in de teksten zelf zijn terug te vinden”.

 

Hij noemt daar dan voorbeelden van (blz. 230 e.v.) en constateert in een volgend hoofdstuk dat de nieuwtestamentische schrijvers

 

“er volledig van overtuigd waren dat Gods Geest hen in hun eigen tijd aansprak. Ook waren de nieuwtestamentische schrijvers voor wat de leesregels betreft die ze hanteerden, kinderen van hun tijd. Er is geen aanleiding om vanuit het NT zelf te concluderen dat de schrijvers een geheel eigen methode gebruikten die alleen maar zou passen binnen het kader van bijbelschrijvers. We hoeven op dit punt geen eigen nieuwtestamentische of bijbelse hermeneutiek te formuleren. En dat betekent dat we deze hermeneutische benadering mogen vergelijken met die van ons vandaag. We moeten ons ervan bewust zijn dat wij hun (Stefanus’, Paulus’, Petrus’) manier van doen lezen met de bril van vandaag. We kunnen vaststellen dat de manier waarop zij het doen en de onze nogal van elkaar verschillen ten aanzien van leesregels die in onze ogen wel fundamenteel zijn. Het constateren van die verschillen mag ons de ogen openen voor de legitieme vraag of onze manier van Bijbellezen voor alle tijden en plaatsen wel de enig juiste manier van lezen is en ook nog eens moet zijn. Je kunt in de Bijbel zelf al ontdekken dat het verstaan van de Schrift zelf in ontwikkeling is geweest en dat ontdek je al helemaal als je de vele eeuwen van Bijbeluitleg er nog eens bij betrekt. In hoeverre staan we als gereformeerde Bijbellezers open voor de dynamiek waarin de Geest ons vandaag wil leiden om de Schriften te verstaan?”

 

Van Ommen stelt dat de grondhouding die Stefanus typeert fundamenteel is voor onze grondhouding vandaag.

 

“Het mag ons bescheiden maken ten aanzien van zaken in de Schrift waarmee we vandaag worstelen, die niet zo de kern van het gemeente-zijn raken. Laten we er dan des te meer voor oppassen dat we er niet op zo’n verhitte manier over gaan discussiëren met een ‘steniging’ tot gevolg.

Uit heel het betoog van Stefanus wordt duidelijk, dat hij zijn toehoorders verwijt bij het lezen en toepassen van de Bijbel niet naar de Geest te luisteren. Ze hebben de Schrift naar hun eigen hand gezet”.

 

Stefanus geeft in feite de grondregel voor het lezen en verstaan van de Schrift voor iedereen en voor alle tijden.

 

“We mogen de Schrift lezen als Woord, gegeven voor ons vandaag, dat echt leven geeft. Het is de heilige Geest die ons de Schrift als actueel Woord doet verstaan. Stefanus waarschuwt ons dat wij vandaag niet moeten denken dat we met onze hermeneutische sleutels de Schrift in onze greep en zo in de broekzak hebben. Als je Gods Woord alleen nog maar gaat lezen als een tekst die met menselijke regels te ontsluiten is, brengt dat Woord geen echt leven meer. Je loopt het risico dat je Gods Woord alleen nog maar je eigen inzichten en je eigen gelijk laat bevestigen. Zo gingen de joden in de tijd van Stefanus ook met de Schrift om”.

 

De les die Van Ommen hieruit wil trekken voor onze hermeneutische discussie vandaag is dat de grondregel van Stefanus voor de uitleg van de Schrift dreigt onder te sneeuwen.

 

“Laten we bij onze kritische zelfreflectie op hermeneutiek niet allereerst methodisch, wetenschappelijk te werk gaan, maar vooral (G)geestelijk. Laten we ons bij het lezen van de Bijbel regeren door de Geest van Christus? Of proberen we Gods Woord toch naar onze hand te zetten”.

 

En hoewel de predikant blijft pleiten voor een wetenschappelijke onderbouwing van onze gereformeerde hermeneutiek, vindt hij de methode voor het verstaan van de Schrift vandaag, net als in de tijd van de bijbelschrijvers, mee bepaald door de tijd en cultuur waarin we leven, en dus voor herziening vatbaar. Vanuit onze visie waren we gewend het primaat te leggen bij de uitleg van Gods Woord.

 

“We hanteerden daarbij de heilshistorisch-filologische methode. De toepassing van de tekst voor ons vandaag was ondergeschikt aan deze uitleg. Bij Stefanus merk je van deze strikte rangorde niet zoveel”.

 

Hij pleit dan ook voor een verder doordenken van een metaforisch/typologisch verstaan van de Schrift. In zijn conclusie noemt hij hermeneutiek vooral een luisterhouding, die gekenmerkt kan worden door het geloof dat de heilige Geest vandaag Gods Woord spreekt tot zijn gemeente.
 

***


In 2016 verscheen van Gerard Dekker (emeritus hoogleraar godsdienstsociologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam) ‘Zie hoe alles hier verandert’, over het verloop van de gereformeerden. Dekker beschrijft wat er speelt in de GKv, NGK, CGK, Gereformeerde Bond en de Gereformeerde Gemeenten. In hoofdstuk 4 geeft hij een karakterisering van de veranderingen in de gereformeerde wereld. Hij besteedt dan uitzonderlijke aandacht aan de veranderende omgang met de Bijbel.

 

Lange tijd is vastgehouden aan de volledige, ook historische, betrouwbaarheid van de Bijbel als het Woord van God. In de jaren zestig van de vorige eeuw nam de synode van de Gereformeerde Kerken officieel afstand van de uitspraak dat schepping en zondeval ‘feitelijk en concreet’ hadden plaatsgevonden.

Het synodale rapport ‘God met ons’ verscheen. Hierin werd aandacht gevraagd voor de methode van het historisch kritisch onderzoek en het ‘relationeel waarheidsbegrip’ werd ingevoerd. De menselijke en culturele factor wordt expliciet niet alleen bij het ontstaan, maar ook bij het omgaan van de Bijbel erkend. Als we de Bijbelboeken zo goed mogelijk willen lezen dan moeten we proberen te ontdekken in welke omstandigheden en vanuit welke achtergrond ze geschreven zijn. “Het rapport ‘God met ons’ zegt: ‘Wie nu het menselijke, tijdgebondene van de Schrift zou loochenen, zou gemakkelijk te kort doen aan de werkelijke bedoeling van de Geest’.”

Volgens het rapport was de grondfout van het opereren met beginselen bij de Gereformeerden dat er in de Bijbel bij hen

 

“even onder de culturele en historisch bepaalde oppervlakte, een welsluitend stelsel van waarheden te vinden zou zijn. Maar zo’n systeem bevat de bijbel niet, noch op het gebied van de moraal, noch op dat van de theologie. Ieder gebod was op een bepaalde historische situatie toegesneden. Veranderde de situatie, dan zien we al binnen de Bijbel zelf, dat dit aanleiding is tot opheffing, opschorting of wijziging van het gebod”. (God met ons, p. 51)

 

Dekker noemt deze stellingname revolutionair als we bezien hoe in het kerkelijk en persoonlijk leven van de gereformeerden bijbelse principes en gedragsregels het denken en doen bepaalden of nog bepalen. Aanvankelijk was er naast instemming veel verzet tegen het rapport  ‘God met ons’. Zo publiceerde de Evangelische Omroep een antwoord: ‘De bijbel in de beklaagdenbank’. Later werd deze felle kritiek teruggenomen.

 

“Was dat een eerste aanwijzing dat de visie op de bijbel ook in orthodoxe kring aan het veranderen is? Dat dit laatste het geval is blijkt in ieder geval duidelijk uit het feit dat de TU van Kampen en die van Apeldoorn, tezamen met de Groninger leerstoel vanwege de Gereformeerde Bond, een conferentie organiseerden waarin de vraag centraal staat wat ‘sola scriptura’ voor de gereformeerde theologie vandaag betekent.
Het rapport ‘God met ons’ geeft feilloos aan wat er in de gereformeerde wereld met betrekking tot de omgang met de bijbel aan het veranderen is. En uit het afnemend verzet tegen de opvattingen in het rapport, alsmede uit de worsteling binnen verschillende gereformeerd-kerkelijke groeperingen met de rol van de bijbel bij het nemen van bepaalde beslissingen blijkt dat deze verandering zich nog steeds doorzet. Endedijk noemde de erkenning van het Schriftgezag een van de bestaansredenen van de Gereformeerde Kerken. Morrelen daaraan tast de gezindheid van de gereformeerde wereld aan. Vermoedelijk hangen alle in de wereld te constateren veranderingen met de veranderende visie op de bijbel samen. Het belang van de laatste verandering kan daarom moeilijk overschat worden”.
(G. Dekker, blz.  65)

 

Wordt vervolgd