Printen

Steile nekharen en kromme tenen 3

 

D.J. Bolt

07-01-17

 

We zijn bezig in vogelvlucht het onstuimige vrijgemaakte kerklandschap van de zestiger jaren te schetsen. Daarmee willen we een decor samenstellen dat uit drie delen bestaat:
 

1. Heimwee en terugkeer

2. Dwaalleer en independentisme

3. Doorgaande reformatie

 

In de vorige twee afleveringen plaatsten we de eerste twee decorstukken, deze aflevering het derde: Doorgaande Reformatie.

 

3 - Doorgaande reformatie

 

Na de Vrijmaking groeide het besef dat de verbondsleer die met deze reformatie was gehandhaafd ook consequenties had voor het verbondsleven. Gereformeerden waren er diep van doordrongen dat als het in de kerk 'mis ging', dat overal doorwerkte in het leven van alle dag. De scheuring in de kerk zou 'vanzelf' ook zijn uitwerking hebben op het persoonlijke vlak en ook op het politieke, sociale, maatschappelijke leven. De hoogleraren K. Schilder en B. Holwerda, 'profeteerden' dat al in 1945. En in onze dagen kun je de uitkomst van deze profetie met de handen tasten …

 

Het werd een gevleugeld woord: leer en leven zijn één[1]. Want het Woord van God is immers gezaghebbend op alle 'terreinen van het leven'. En zo ontstonden en groeiden er allerlei organisaties en instituten met als grondslag Gods Woord en de gereformeerde belijdenissen. We noemen er een aantal zonder compleet te zijn:

En dan hebben we het nog niet gehad over de talloze mannen- en vrouwen Bijbelstudieverenigingen, kleine-, jongelings- en  meisjesverenigingen, met hun overkoepelende bondsorganisaties. En niet te vergeten de studentenverenigingen, m.n. in de universiteitssteden, voor zowel hoger beroeps- als academische studenten.

Daarnaast valt de stroom van lectuur te noemen: de plaatselijk kerkbladen, de regionale kerkbodes, De Reformatie en, we noemde het al, het Gereformeerd Gezinsblad.  In de 'Reformatie Boekenserie' verschenen vele tientallen goede leesbare boeken die het gereformeerde denken en leven ondersteunden. Er werd een serie 'cahiers' gestart door de stichting Woord en Wereld, waarin nog steeds nieuwe uitgaven uitkomen.

 

En opnieuw zijn we ongetwijfeld het een en ander vergeten maar laten het hierbij.

Al deze arbeid tot opbouw van het gereformeerde geloof en vormgeving van het dagelijkse leven met de Heere gebeurde naast het vele directe werk in de kerk dat prioriteit had: erediensten, prediking, catechese, huisbezoeken, kerkelijke vergaderingen, zendings- en evangelisatiewerk.

Het leven is één: het werd geloofd en beleden en ook in praktijk gebracht. Het vroeg veel, heel veel van onze (voor)vaderen, niet alleen qua inspanning en tijd maar ook financieel. Dat laatste vooral toen er nog geen overheidssubsidie voor het middelbaar en hoger onderwijs was verkregen. Wat is er veel geofferd om de kinderen van het verbond Schrift-verantwoord onderwijs te kunnen geven!

 

Genade

 

Bovenstaand lijstje hebben we niet gegeven om daarmee te pronken of te pochen. Daar is geen enkele reden toe. We zullen eerder, en dat was ook altijd de grondtoon weten we, de Heere danken voor wat Hij in zijn genade gaf aan nieuw christelijk leven en elan. Genade die niet beperkt was tot de zondag en de ziel, maar heel het christelijk leven 24/7 omvatte en doortrok. 

 

We willen niet verhelen dat er soms ook onheilig vuur brandde. Een doordrammen en doordrijven waardoor er verwijdering tussen broeders en zusters kon ontstaan.

In 1951 heeft prof. K. Schilder op zijn laatste Schooldag al op dit gevaar gewezen in zijn beroemde rede Zelus en Zeloten: 'Nooit mag tegen iemand worden gezegd die niet in de pas loopt met de doorgaande reformatie 'Ga toch weg, ga maar naar een ander kerkje toe''.

 

Prof. J. Kamphuis reageerde daarop in De Reformatie[2]: 'Deze waarschuwing van K.S. was nodig… Zelotisme heeft veel verwoest en veel vertrouwen ondermijnd.'  Een soortgelijk geluid liet ook prof. C. Trimp horen in dat blad[3] als hij deze zeloten typeert:

 

'Ongeduld, krampachtigheid, groepsdiscipline, vreugdeloze dienst, permanente angst voor verraad en onmacht om te luisteren naar een ander, typeren deze strijdbare en altijd voortgedreven levens'.

 

Geduld waarin rekening wordt gehouden met elkaar in de verwezenlijking van christelijke doeleinden is ook een schone christelijke zaak. Niet ieder heeft gelijk een goed zicht op wat 'doorgaande reformatie' in concreet betekent. En als dingen onhaalbaar blijken mag dat ook in de hand van de Heere worden gelegd. Hij kan het maken op zijn tijd. Maar ook, als de mogelijkheden er wél zijn, mag geen lakse luiheid blokkades opwerpen reformatie en heiliging van het leven te ondernemen.   

 

Ondanks dat er ook onheilig vuur is geweest blijven we zeggen dat de Heere in zijn genade geweldige gaven heeft gegeven aan zijn kerk en dat heeft rijke vruchten gedragen. Velen hebben zich in geloof en vertrouwen ingezet voor Kerk en Koninkrijk. Het kerkelijk leven werd gezegend, kwam tot grote bloei na de jaren zestig. Ook buitenstaanders zagen het met verwondering. Christus' naam zij geprezen.

 

Tegenstand

 

Maar we moeten terug naar deze jaren, naar de tijd van de Open Brief. Want hoe enthousiast en energiek broeders en zusters ook voortgaand gingen reformeren, er was geduchte tegenstand en verzet. Velen zagen het conflict van 1944 slechts als een incident en wilden niets weten van consequenties voor heel het christelijke leven. Ja, sommigen schroomden niet smalend te spreken over hun reformerende broeders als extremisten, fanatiekelingen en drijvers, zoals in een blad als Contact, spreekbuis van vrijgemaakte spijtoptanten.

Ook de 'zachtmoedige' prof. C. Veenhof wist van wanten t.a.v. zijn broeders:

 

'Met niets ontziende felheid keren zij zich tegen wat in hun oog ketters zijn. (...) Ze kunnen u soms haarscherp uiteenzetten hoe het precies staat met zonde en genade, verkiezing en verbond, kerk en koninkrijk, geloof en bekering en wat daar verder volgt. En toch, (...), als men ook wat zij zeggen en willen geestelijk verstaat en naar de Schriften toetst, dan beseft men al heel gauw, dat het met deze lieden niet in orde is. (...) De HERE walgt van hun gedoe. (...) Want tenslotte is ze niets anders dan ergerlijke hoogmoed. (...) In feite verwacht men voorts alle heil en voorspoed van eigen principes, organisaties en acties. (...) In de dodelijke greep daarvan hebben de mannen van het sanhedrin Gods eigen zoon vermoord'.[4]

 

Hoe fel de veroordeling was en hoe nietsontziend broeders werden weggezet en miskend laat het volgende fragment uit een artikel van prof. H.J. Jager, hoogleraar aan de Hoogeschool in Kampen(!), zien in het oppositionele blad Opbouw. Hij verachtte het leven in de vrijgemaakt-gereformeerde kerken:

 

'We leven in een getto. Dat is een jodenwijk, die geheel is afgesloten van de rest van de wereld. Daarin werden de joden in vroeger eeuwen gedreven. Wij worden er niet in gedreven, maar drijven onszelf er in. We hebben onze eigen scholen voor onze eigen kinderen. Eigen vereni­gingen voor eigen mensen. Eigen organisaties voor eigen ondernemin­gen. We reizen het liefst met vrijgemaakten en zouden als het mogelijk was wel een eigen radio- en televisievereniging willen hebben. Het isole­ment begint al bij de kleuters en wordt voortgezet tot in het bejaarden­centrum. Zouden we het soms ook willen handhaven op het kerkhof en op de nieuwe aarde onder een nieuwe hemel? Het zou in elk geval wel consequent zijn, en wát men ons ook verwijten kan, gebrek aan conse­quentie niet." [5]

 

Deze citaten geven een indruk van het klimaat en de tegenstellingen die groeiden in de kerken. Streven naar en werken aan de reformatie van het hele leven werd een extremistische vrijgemaakte ideologie geacht en de gal erover uitgespuugd.

 

Persoonlijke ervaring

 

Als jonge twintiger heb ik intensief en betrokken geleefd in dit kerkelijk en geestelijk klimaat. In die tijd woonde ik in Apeldoorn. Samen met andere 'kamerbewoners' vormden we een hechte groep die veel met elkaar omging. Samen bijvoorbeeld naar de Schooldagen ging, naar bondsdagen/jeugdweekenden, naar concerten. Die intensief met elkaar sprak over geloof en kerk en daarover doorsprak op de gemengde jeugdvereniging, meeleefde met heel het kerkelijk gebeuren.

 

De moeiten in het kerkverband gingen ons niet voorbij. Eén van de jongeren was een zoon van ds. A.J. Moggré, passend in een independentistisch-bevindelijke stroming, een doorwerking van de denkbeelden van A. Janse van Biggekerke[6]. In de open gesprekken die we als jongeren hadden, kreeg je door hem vaak het gevoel dat jouw geloof eigenlijk onder de maat was. Waren we enthousiast over allerlei aspecten van de 'doorgaande reformatie' dan was het altijd domperen, het was niet het echte geestelijke leven. Het geloof zat bij ons te hoog, in het hoofd, niet in het hart. De stille binnenkamer met zijn mystieke relatie met God, dát was het. Gehoorzamen aan concrete geboden van de Heere, de Tien Geboden, dat was dat niet oudtestamentisch, wetticistisch?!

Daaraan droeg ook de prediking van dr. B. Jongeling bij, destijds predikant van Apeldoorn. Hij werd niet moede er op te wijzen dat Christus alles was. Terecht, maar tegelijk werd concrete navolging in het dagelijkse leven vaak van een minnetjesomlijsting voorzien. Zo'n leven riekte naar werkheiligheid, stond onder verdenking toch iets te willen toevoegen aan Christus' genade en verzoening.

 

Het was geen wonder dat het Gereformeerd Gezinsblad met zijn hoofdredacteur Pieter Jongeling het niet kon uithouden in Apeldoorn. Voor mijn tijd was hij met zijn redactie al verdwenen uit dit grootste dorp van Gelderland. Daarin heeft de Apeldoornse vrijgemaakte kerk een kwalijke rol gespeeld die nog een lange nasleep heeft gehad[7].

In de gemeente werden Jongeling en zijn krant verdacht gemaakt, óók bij ons als nieuw-ingekomen jonge leden[8]. Als je enthousiast was over de krant en over allerlei zaken die broeders en zusters van de grond wisten te tillen in het gereformeerde leven werd er getwijfeld aan het gehalte van je geloof.  

 

Decor 
 

We sluiten hiermee de bouw van het derde decordeel van de zestiger jaren af. We geven onmiddellijk toe dat het bestaat uit beperkte stukken en fragmenten. En dus ook niet meer kan geven dan een indruk van de spanningsvolle en verwarrende tijd toen. Maar tegelijk menen we dat hiermee voldoende materiaal is aangedragen om het Symposium – Een steen op de maag van enige noodzakelijk-kritische kanttekeningen te voorzien. Dat willen we de volgende keer gaan doen en daarmee onze nog steeds steile haren en gekromde tenen toelichten.

 

Wordt vervolgd

 

Noten


[1] De vroegere hoofdredacteur van het Gereformeerd Gezinsblad, drs. J.P. de Vries schreef er een brochure over met die titel.

[2] De Reformatie 9 januari 1965.

[3] De Reformatie 9 maart 1968.

[4] C. Veenhof, 'Het grote gevaar', De Reformatie 13 oktober 1951.

[5] H.J. Jager, Opbouw 3 november 1967.

[6] Ab van Langevelde, In het klimaat van het absolute, p325-326.

[7] Herman Veenhof, Zonder twijfel, p162 ev.

[8] 1965.