Printen

Steile nekharen en kromme tenen 5

 

D.J. Bolt

04-02-17

 

Een vader misbruikte zijn kind. Het gaf heel veel moeite en diepe verdeeldheid. Zijn gezin viel uit elkaar. Het werd een slepende kwestie. Hoe moet dit ooit weer goed komen? De onenigheid en ruzies in vredesnaam maar bijleggen? Zand erover?

Gebeurtenissen in de laatste jaren hebben in overweldigende mate geleerd dat het probleem zó niet wordt opgelost. Want de kern waar het om gaat wordt niet geraakt: grondige aanpak van het kwaad waarmee het begon.

 

Een kerk randde in de jaren '40 vorige eeuw de Schrift aan en misbruikte de tucht. Het gaf heel veel moeite en diepe verdeeldheid. De kerk scheurde. Het werd een slepende kwestie. Hoe moet dit ooit weer goed komen? De twisten en veten in vredesnaam maar bijleggen? Ieder zijn zandzak erover?

In de zestiger jaren van de vorige eeuw kwam in de GKv dit punt centraal aan de orde: ging het in de Vrijmaking om te blijven bij het Woord óf was het slechts een kerkelijke ruzie, twist of vete? Ging het eigenlijk slechts om zaken die geen naam mogen hebben en waarin je elkaar als christenen gewoon maar vrij moet laten en verdragen?

 

In de voorgaande aflevering hebben we van prof. J. Kamphuis een helder antwoord ontvangen: verzoening en vereniging van vrijgemaakte en synodale kerken zijn onmogelijk als de kern van de zaak niet wordt opgelost: aanranding van Gods Woord m.b.t. onder andere verbond en doop en misbruik van de kerkelijke tucht. Pas als de gescheurde kerken elkaar daarop weer zouden vinden zou al het andere dat in allerlei verhoudingen mis ging maar weinig aandacht meer behoeven (K. Schilder).
De kerk die Kamphuis en andere gereformeerden zagen en verdedigden was de kerk waarin Christus het met zijn Woord gehéél voor het zeggen heeft, en waarin de trouw aan de gereformeerde belijdenis niet slechts met de mond beleden wordt maar ook realiteit is in geloof, woord en gedrag.

 

Dus de brandende vraag die we ons stelden t.a.v. het symposium was: wat is Christus' kerk voor de binnen- en buitenverbanders nu? De vorige keer kregen we een antwoord van 'binnenverbander' Harinck. Nu van een doorgewinterde 'buitenverbander'.

 

Een onthullend verhaal

 

We gaan luisteren naar dr. Ab van Langevelde, prominent en volbloed lid van de 'buitenverbandse' Tehuisgemeente in Groningen[1] en werkzaam aan de theologische universiteit in Kampen.

 

De Tehuisgemeente was destijds dé primair-geadresseerde in de Open Brief. Hoe taxeert Van Langevelde de Open Brief die zo'n exponent, zo'n katalysator is geweest in de scheuring van de zestiger jaren? Volhardt deze historicus in zijn oordeel – in zijn boek In het klimaat van het absolute - dat de mainstream gereformeerden een vrijmakingsideologie aanhingen, óf heeft hij zich inmiddels bekeerd en is door de jaren heen meer gaan begrijpen wat de inzet van de strijd was zoals boven aangegeven? Kortom, was de geest destijds uit God of uit een ideologie?

We zullen zien.

 

We hebben Van Langeveldes verhaal met de vragenbeantwoording in extenso opgenomen in bijlage 1. Hieronder geven we een samenvatting ervan waarin alle essentiële onderdelen zonder toeters en bellen worden weergegeven.

Van Langevelde start zijn verhaal 'met een sprong van het verleden naar het heden'. Dat is ongebruikelijk voor een historicus, zegt hij, maar hij wil eerst zijn visie nú op kerkelijke eenheid geven en vervolgens kijken hoe mooi dat spoort met hoofdpunten van prof. C. Veenhofs theologie en wat we daar in 'de wereldkerk' aan kunnen hebben!

 

Referaat dr. A. van Langevelde

Samenvatting

 

Een van de mensen die rusteloos geprobeerd heeft om een verdrietige kerkscheuring  te voorkomen was C. Veenhof hoewel hij soms ook olie op het kerkelijke vuur gooide. Voor zijn eenheidstreven volgde hij grote gereformeerde theologen als Calvijn, Abraham Kuyper, Herman Bavinck en zijn goede vriend Klaas Schilder na. We gaan kijken of we iets hebben aan Veenhofs theologie voor vandaag

 

De Open Brief heeft gelijk gekregen: in de kerk en in de samenleving wordt steeds meer op wereldschaal gedacht want de wereld is een dorp geworden. We zien dat door opkomende grootmachten als China en India, terwijl West-Europa en Amerika niet langer het culturele en economische wereldmiddelpunt vormen. Er zijn meer godsdiensten dan het christendom alleen. De kerk in Nederland, ook die van de jaren '60, is een minderheid geworden.

 
Kerkelijke eenheid is te beleven op verschillende niveaus.

Eenheid op het eerste niveau is erkenning van elkaar als christenen, als christelijke kerken, behorend bij de opgestane Heer, en zo samenlevend in liefde en vrede.

Op het volgend niveau wordt samengewerkt bij evangelisatie en hulpverlening.

Het laatste niveau van eenheid betekent federeren of uiteindelijk fuseren.

 

Veenhofs theologie was uitdrukkelijk christologisch, in bevindelijke gemeenschap met de gekruisigde en opgestane Heer. De Bijbel als liefdesbrief van God was voor hem de Koning. Hij respecteerde de gereformeerde belijdenisgeschriften maar die waren de dorpsveldwachter, wijkagent Bromsnor. In de confessie maakte hij onderscheid tussen fundamentele en niet-fundamentele geloofsuitdrukkingen. Niet alles luistert even nauw, vergelijk zuivere, en minder-zuivere kerkgenootschappen die heel goed ware kerk kunnen zijn. Veenhofs primaire criterium voor een ware kerk was erkenning van de apostolische geloofsbelijdenis.

Christus is het verbond volgens Veenhof. Het gaat niet om religie maar om relatie. Het geloof raakt een mysterie. Daarom geen verabsolutering in de kerk en de theologie.

 

De kerk was voor Veenhof - naar Schilders dynamisch kerkbegrip - volk van God dat in gebrokenheid en onvolkomenheid onderweg is, maar nog niet aangekomen. Daarom keek hij van harte over kerkgrenzen heen en oefende gemeenschap met allen die Christus liefhadden. Iedere plaatselijke kerk was een volwaardige ecclesia, een volwaardige kerk en hoeksteen van het kerkverband.

Zo had Veenhof wat met die vroegere 'vechtjas-eerste-klas' ds. Van Velzen die in de tijd van de Vereniging in zijn rectorale rede over waarheidsliefde en verdraagzaamheid hartstochtelijk opriep tot kerkelijke eenheid. Zo zei hij o.m.:
 

'Geheel het menschdom ligt half dood aan onze voeten. Kinderkens hebt elkander lief. De liefde staat centraal.'

 

Vanuit deze hoofdpunten van Veenhofs theologie kan het volgende overwogen worden.
Het uitgangspunt is de wereldkerk van Jezus Christus. Iedereen op de basis van de apostolische geloofsbelijdenis mag zich christen, christelijk of kerk noemen.

Op deze basis wordt volgens Paulus (1Kor. 3) in verschillende bouwstijlen en architecturen gebouwd. Natuurlijk met de beste materialen als goud en edelstenen maar soms ook met hout en stro. En pas op de oordeelsdag van de wederkomst wordt in de vuurproef de kwaliteit van het gebruikte materiaal vastgesteld. Daarom moeten wij terughoudend zijn in ons oordeel over bouwmaterialen van anderen als het gaat om eenheid. Ons kennen is onvolkomen. Begin vooral maar bij jezelf, bij je eigen kerk. Want wie zijn wij om te oordelen over een ander kind van God en over een ander kerkgenootschap (Rom. 14:4). Denk aan Veenhofs criterium 'zuiver en minder zuiver'.

 

We zijn allereerst kerk in onze eigen woonplaats. Daar moeten we zoeken naar eenheid, die primair vormgeven. En daarbij beseffen dat die vorm overal in de wereld anders is. En bovendien ons realiseren dat in het buitenland christenen op gruwelijke wijze vervolgd en gedood worden. De Open Brief roept op: denk vanuit dát niveau van de wereldkerk, dan sta je en praat je in je plaatselijke kerk(enraad) anders. Bijvoorbeeld over de positie van de vrouw in het ambt.

 
Eenheid kan beoefend worden in gebedshuizen, in plaatselijke evangelisatie- en hulpverleningsprojecten. Samenwerken, en -bidden bevordert de eenheid.
Het apostolicum is een noodzakelijke voorwaarde voor eenheid. En als je meer wilt, zoals gewoonlijk gereformeerden, dan zou je naar de suggestie van prof. J. Douma, moeten streven naar een nieuwe geloofsbelijdenis, bijvoorbeeld aansluiten bij de New City Catechism waarin wezenlijke delen van de Heidelberger en Westminster Confession zijn verwerkt. Dát kan kerken samenbinden.

 

Met Paulus' bouwmaterialenmodel (1Kor. 3) en offervleesmodel (1Kor. 8) kunnen we lastige kerkelijke problemen op het terrein van liturgie, de vrouw in het ambt, homoseksuele relaties, kinder- en volwassendoop aan. We moeten verschillen hierin aanvaarden, anders worden we naar elkaar toe 'geranseld' (K. Schilder).

De Open Brief zei het terecht scherp: in het licht van de internationale christenvervolging is ons kerkelijk leven "klein vaderlands gedoe" waarvoor wij ons allen zouden moeten schamen. Of gaan wij dat hier misschien pas beseffen als extremistische moslims met hun Kalasjnikovs ons gaan zoeken?

 

De zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente veroorlooft kerkelijke diversiteit. Roodeschool kan m.b.t. de vrouw in het ambt anders kiezen dan Utrecht-Noord-West. En op basis van Paulus' modellen kunnen lokale gemeenten het aan homoseksuelen zelf overlaten hoe zij in liefde en trouw omgaan met hun identiteit zonder kerkelijke tucht. Een ieder zij in zijn eigen gemoed volkomen overtuigd.
Dat geldt ook t.a.v. de kinderdoop. Die heeft wel onze voorkeur maar waarom zou in een gereformeerde kerk geen ruimte voor het opdragen van kinderen zijn? Het gaat immers maar om een teken en zegel en niet om de belofte zelf? In baptistengemeenten vragen we natuurlijk dat het omgekeerde kan. We moeten onze voorkeuren niet opgeven én niet verabsoluteren.

 

Tenslotte.

We moeten ons "weg laten roepen naar de niveau van de wereldkerk" en ons "klein vaderlands gedoe" opgeven. Hartstochtelijk inzetten op de eenheid, volop inzetten ván het absolute náár het verbondsklimaat, en daarbij relativiteit vermijden.

Het gaat om 'vriend en metgezel te zijn van hen die Gods naam in ootmoed vrezen'.

 

Commentaar - vooruitblik

 

Tot zover het verhaal van dr. Van Langevelde. Het valt te waarderen op het punt van helderheid. In tegenstelling tot zoveel in- en uit-leuteren in de zestiger jaren wordt hier klip en klaar de grondlijn en het perspectief van de Open Brief en zijn aanhangers in blote openhartigheid zonder enige schroom en met applaus verwoord en aanbevolen. Hier ging het inderdaad precies om!

We gaan zijn verhaal nog wat nader bekijken. Hoe ziet Van Langevelde zijn 'wereldkerk' opdoemen aan de horizon?

 

Wereldkerk en klein vaderlands gedoe

De kern van Van Langeveldes betoog is een 'hartstochtelijk' streven naar eenheid op "wereldkerk" niveau. Ja, we moeten ons nog stééds laten "wegroepen" naar die grote hoogte. En dat is ook precies waarheen de Open Brief ons met veel geweld probeerde te "stuwen" en waarvoor dit Tehuisgemeentelid volop ijverde in het Groningse[2]. We moeten eens ophouden met "ons klein vaderlands gedoe", ons daarvoor schamen. Want we zíjn al één. Al dat gereformeerde gepruts op de klein-kerkelijke postzegel verschrompelt immers als de Kalasjnikovs door de straten marcheren…?


Deze 'breed-oecumenische' geest herkennen we uit een eerder incident met Van Langeveldes promotor Harinck. Tot schrik van vele vrijgemaakt-gereformeerden nam hij deel aan de roomse eucharistie vieringen 'als dat zo uitkwam'.[3]
Maar, zo kun je je nu met Van Langeveldes opvatting afvragen, waarom destijds die heftige beroering daarover in de GKv, de man betoonde toch alleen maar een staaltje waardevol wereldkerkgedrag?

 

Wereldkerk en confessie

Maar waar is dan die eenheid tussen al die wereldchristenen op gebaseerd? Volgens Van Langevelde is onderschrijven van de Apostolische Geloofsbelijdenis voldoende. Als je elkaar daarin kunt vinden, dán ben je al lid van Christus' wereldkerk en principieel één. Confessionele verschillen doen er eigenlijk niet zo toe als er eenheid is op basis van de Twaalf Artikelen. Natuurlijk heeft iedere gemeenschap zijn voorkeuren en gevoeligheden, maar láát elkaar toch, zie Paulus' 'modellen'.

 

Neem nu, spreekt Van Langevelde, de kinderdoop. Als ouders liever hun kind willen opdragen dan moet dat toch kunnen? Zeker, we hebben een voorkeur voor de kinderdoop, dat wel, maar ach, het is maar een teken, of dat nu of later wordt bediend, geen probleem van maken. Omgekeerd moeten in de wereldkerk natuurlijk baptisten ook niet moeilijk doen, 'n kwestie van gelijk oversteken. Kennelijk is nu na HC zondag 22 ook zondag 27 in de oecumenistische mist verdwenen…

Daarom óp naar een nieuwe confessie, zoals prof. J. Douma al in 2002 voorstelde[4], waarin dingen als medische ethiek, natuur en milieu, klimaat, rentmeesterschap in economie zijn verwerkt. En ook 'kostbaarheden uit de oude belijdenissen zijn verwerkt'. Dát zou ons nog eens samenbinden!

 

Wereldkerk en leven

De Open Brief eenheid kan op allerlei niveaus worden beleefd: in evangelisatie en hulpverlening, met federatie en fusie. En dan is het uit den boze om elkaar te beoordelen en al helemaal om te veroordelen. Ieder moet maar zien hoe hij bouwt op dat fundament. Bij de wederkomst zal wel worden gezien wat er verbrandt tot 'stof en as'. Wij weten het immers ook niet allemaal zo precies. Wie zijn wij om Iemand anders knecht te beoordelen?

 

Van Langevelde licht alvast met enkele voorbeelden het program toe hoe op dat hoge wereldkerkniveau geloof in concreet leven moet worden getransformeerd.

Kerkordelijk worden vrouwen gewoon tot de ambten toegelaten. Geen probleem. Tussen haakjes, zei collega Harinck een aantal jaren geléden al niet dat dat 'jaren geleden(!) had gemoeten'?[5]

En wat de ethiek betreft, homo's bijvoorbeeld die samenleven moeten in deze kerk geen strobreed in de weg worden gelegd. Want als zij er nou in hun hart ten volle overtuigd van zijn dat dit kán en Bijbels verantwoord is, wie zijn wij dan…? Toch?

 

Commentaar - terugblik

 

We kijken terug.

We verwerpen dit wereldkerk oecumenisme hartgrondig. Hier is afscheid genomen van gereformeerd geloof en leven. De voorgestelde geloofs- en kerkgemeenschap is niet die we in onze gereformeerde belijdenissen belijden. De gepresenteerde kerkvisie (mogen we zeggen kerkideologie?) verraadt de geest die destijds (en nog!) zovelen in de vrijgemaakte kerken betoverde en in de Open Brief zijn uitgesproken uitdrukking vond. Het is schokkend dat nu, vijftig jaar later, deze weer bejubeld werd op een Kamper symposium. Weer door medewerkers aan de Hogeschool…

 

Het is precies tegen deze pluriforme oecumenistische kerkvisie waartegen broeders als J. Kamphuis, C. Trimp, G. Doekes, H.J. Schilder, J. van Bruggen, en jaren eerder K. Schilder, S. Greijdanus en B. Holwerda hebben gevochten.

De visie van één wereldkerk waarin zich ieder verzamelt rondom thema's als Jezus is Heer, en Niet de leer maar de Heer, thema's van de Wereldraad van Kerken. Dat noemden onze (voor)vaderen valse oecumene waarin niet de Schrift en haar leer, zoals de kerk dit in de loop van de eeuwen heeft samengevat, het fundament vormen, maar religiositeit rondom een opzettelijk vaag gehouden thema moet verbinden. Waarin de gereformeerde belijdenis niet meer geëerd wordt als een met bloed bezegeld document dat de Schrift in alle delen naspreekt maar gedegradeerd wordt tot een pamflet, geëtiketteerd met het portret van de dommige gewichtigdoenerige dorpsdiender Bromsnor in het kneuterige samenlevinkje van Swiebertje, Saartje en Malle Pietje.

 

Trouwe voorgangers hebben gezegd: hier gaan we niet in mee. Wij blijven vasthouden aan het 'Woord der Waarheid' waarvan de leer in onze confessies is samengevat. We verwerpen de idee dat Christus' kerk een religieuze gemeenschap is, ondergebracht in een hotelkerk met z'n vele hokjes. Zodat je bij "twisten en veten" simpelweg van je eigen honk naar een andere verdieping kunt zakken om daar je eigen kerkmerk te kunnen uitbaten.

 

Van Langevelde is historicus en gepromoveerd op een dissertatie over prof. C. Veenhof In het klimaat van het absolute. Als deze deskundige dus meent verantwoord een lijn te kunnen trekken van zijn geschetste wereldkerk rechtstreeks naar de theologie van Veenhof is daarmee wat ons betreft een dikke streep komen te staan onder de veroordeling van de Open Brief door de gereformeerden van de jaren zestig[6]. De broederschap waar we ons mee verwant weten, heeft kennelijk diep gepeild wat er aan de hand was met de opvattingen van een Schoep, Veenhof, De Jager, Van der Ziel en noem ze maar op. We kunnen dankbaar constateren dat de kerk toen geduldig maar vastberaden hun dwalingen heeft afgewezen als in strijd met de Schrift en de confessie.

 

We willen tenslotte nog enkele zaken aan de orde stellen die ons zwaar op de maag liggen en hebben geschokt op het 50-jarig feestje van 'binnen- en buiten-verbanders' daar in Kampen. Maar dat kan beter wachten tot de volgende keer.

 

Wordt vervolgd

 

Bijlage

 

Referaat en vragenbeantwoording dr. A. van Langevelde

In extenso

 

Het is een genoegen om hier vandaag te mogen staan. Het woord te mogen voeren. We staan vandaag stil bij een verdrietige kerkscheuring. Een van de mensen die rusteloos geprobeerd heeft om deze te voorkomen was C. Veenhof. Al moet eerlijk gezegd worden dat hij bij tijden ook olie op het kerkelijke vuur gooide. Hij putte in zijn eenheidsstreven graag uit gedachten van grote gereformeerde theologen als Calvijn, Abraham Kuyper, Herman Bavinck en zijn goede vriend Klaas Schilder. Vandaag wil ik samen met u zijn ideeën nog eens tegen het licht houden om te kijken of we daar vandaag iets aan kunnen hebben.
Ik maak dus een sprong van het verleden naar het heden wat ongebruikelijk is voor een kerkhistoricus. Maar ik doe het toch. Eerst geef ik een korte omschrijving van wat we zouden kunnen verstaan onder kerkelijke eenheid en daarna behandel ik de hoofdpunten van de theologie van C. Veenhof. En dan wat we kunnen hebben aan zijn ideeën met het oog op de wereldkerk zoals de Open Brief dat noemt.

 

Maar eerst een paar opmerkingen over de context van de kerk van vandaag. De Open Brief heeft gelijk gekregen dat we in de kerk en in de samenleving steeds meer op wereldschaal zijn gaan denken. De wereld werd een global village, een werelddorp. Ons Nederlandse Loesje riep het ons een aantal jaren geleden al toe vanaf haar posters: Vroeger kletste je met de buurman, nu chat je met een Chinees.

We zijn er verder als West-Europa en Amerika steeds meer aan gewend geraakt dat wij niet langer het culturele en economische middelpunt van deze wereld zijn. Grootmachten als China en India komen op en we merken dat ook in Nederland. En dat echt niet alleen door meneer Wang van voetbal ADO Den Haag. Nadrukkelijk liggen er ook steeds meer godsdiensten in de religieuze supermarkten dan het christendom alleen. Kortom, de kerk in Nederland is een minderheid geworden. De jaren zestig waarover James Kennedy vanmorgen het woord voerde zijn definitief geschiedenis, ook in de kerken vorbei, verweht, nie wieder.


Maar wat is nu kerkelijke eenheid. Ik onderscheid verschillende niveaus. In de eerste plaats is dat erkenning van elkaar als christenen, als christelijke kerken, als gemeenschap behorend bij de opgestane Heer. Dat betekent in liefde en vrede met elkaar samenleven.

Het volgend niveau is samenwerken bij evangelisatie en hulpverlening.

De volgende stap is federeren of uiteindelijk fuseren. Kerkelijke eenheid kan dus beleefd worden op verschillende niveaus.

 

Dan ga ik nu naar de theologie van C. Veenhof. Wat waren de hoogtepunten?
Veenhofs theologie was in de eerste plaats uitdrukkelijk christologisch, gericht op bevindelijke gemeenschap met de gekruisigde en opgestane Heer. En eigenlijk moet ik hier nu een poosje pauzeren want hiermee is de helft van zijn theologie samengevat.

Hij had respect voor de gereformeerde belijdenisgeschriften. De Bijbel als liefdesbrief van God was voor hem echter de Koning. En de drie formulieren van enigheid de dorpsveldwachter. De wijkagent of in jaren 60 termen, Bromsnor. Overigens, en dat is belangrijk om te benadrukken, het primaire criterium van een ware kerk was voor Veenhof de erkenning van de apostolische geloofsbelijdenis. Dát was het primaire criterium.
Hij onderscheidde bij de trouw aan de confessie tussen fundamentele en niet-fundamentele geloofsuitdrukkingen. Niet alles in de kerk luistert even nauw. Dit sluit goed aan bij het onderscheid tussen zuivere en minder zuivere kerkgenootschappen. De mindere zuivere kan heel goed een ware kerk zijn.

 

Veenhof benadrukte het verbond en waarschuwde daarbij indringend tegen verzakelijken van het heil. () . Christus zelf is het verbond, is een belangrijke uitspraak, geen religie maar relatie. Veenhof had volop oog voor het mysterie, het geheim waar wij in het christelijk geloof aan raken. Dat behoedt voor verabsolutering van dingen in de kerk en de theologie. De kerk was voor Veenhof volk van God. En daarom kon hij van harte kijken over kerkgrenzen heen en gemeenschap oefenen met allen die Christus liefhadden. Aangezien Veenhof, er is vandaag al eerder op gewezen door Erik de Boer, grote nadruk legde op de dynamiek in het kerkbegrip van Schilder, zou je kunnen zeggen dat voor hem de kerk 'volk van God onderweg' was. Er zit een notie in van 'we zijn er nog niet'. Dat houdt onvolkomenheid in, gebrokenheid. Iedere plaatselijke kerk voor CV was een volwaardige ecclesia, een volwaardig kerk en hoeksteen van het kerkverband.

 

Tenslotte verwees Veenhof graag naar de oude Simon van Velzen die aan het eind van de negentiende eeuw in zijn rectorale rede over waarheidsliefde en verdraagzaamheid hartstochtelijke opriep tot kerkelijke eenheid. Dat was in de tijd van de Vereniging van de Afgescheidenen en de Dolerenden. Daarbij verwees hij naar de nood in de wereld. Hij riep op tot kerkelijke eenheid want de nood in de wereld om de kerk was zo groot. Citaat van Van Velzen:

 

'Geheel het menschdom ligt half dood aan onze voeten. Kinderkens hebt elkander lief. De liefde staat centraal.

 

En dan moet u weten dat diezelfde Simon van Velzen in zijn jonge jaren een kerkelijke vechtjas eerste klas was.

 

Laat ik het nu toepassen.

Gebruikmakend van deze hoofdpunten van de theologie van Veenhof geef ik enkele overwegingen, geef ik enkele punten in discussie.
Het uitgangspunt is dat de wereldkerk de kerk is van Jezus Christus. Iedereen die op de basis staat van de apostolische geloofsbelijdenis mag zich christen, christelijk of kerk noemen. Ook hier even een pauze, want hiermee is ook heel veel gezegd over het streven naar kerkelijke eenheid.

 

Op deze basis wordt volgens met het bouwmateriaal dat Paulus ons aanreikt in 1Kor. 3 op verschillende manieren gebouwd, in verschillende bouwstijlen, verschillende architecturen. En Paulus roept daarbij hartstochtelijk op om daarbij de beste materialen te gebruiken, gebruik goud, gebruik edelstenen, gebruik diamanten. Maar hij weet ook dat er soms gebouwd wordt met hout en stro. En belangrijk is dat de kwaliteit van het gebruikte materiaal pas vastgesteld wordt bij de vuurproef op de dag van de wederkomst, op de dag van het oordeel. En dat betekent, en dat is belangrijk, in het zoeken van kerkelijke eenheid, dat wij terughoudend moeten zijn in het oordelen van het gebruik van bouwmaterialen van anderen. Ons kennen is onvolkomen. Het is bovendien heel belangrijk om te beginnen bij jezelf, bij je eigen kerk. Is het bij ons allemaal wel goud wat er blinkt? En wie zijn wij om te oordelen over een ander kind van God? Over een andere kerkgenootschap, Rom. 14:4. Who am I to judge another one's servant? En dit aspect van het kwaliteitsverschil sluit heel goed aan bij het onderscheid tussen zuivere en minder zuivere dat Veenhof gebruikt bij de beoordeling van kerkgenootschappen. En houdt daarbij voor ogen dat een minder zuiver kerkgenootschap kan heel goed ware christelijke kerk zijn.

 

Het derde punt. We zijn allereerst kerk in onze eigen woonplaats. Daar moet het zoeken naar eenheid primair plaatsvinden, eenheid daar vormgeven. En dan moet het besef er zijn dat er elders in de wereld, in Afrika, in Rusland, in Latijns-Amerika, in Amerika, in Oost-Europa, in Azië christenen zijn die dingen anders vormgeven dan wij.

En bovendien, er worden in het buitenland christenen op gruwelijke wijze vervolgd. En dan is dát het niveau waarnaar de Open Brief ons oproept: denk vanuit dat niveau van de wereldkerk. Think globally and act locally. Dan sta je in je plaatselijke kerk anders, als je je bewust bent van bijvoorbeeld van de vervolgde kerk elders. Je zit anders op een kerkenraadsvergadering wanneer je moet spreken over de positie van de vrouw in het ambt, wanneer je weet dat op hetzelfde moment christenen doodgemarteld worden om hun geloof.
Verder kun je eenheid beoefenen in huizen van gebed. En in plaatselijke evangelisatie- en hulpverleningsprojecten. Samenwerken, samen bidden. Bidden bevordert de eenheid.
 

In de praktijk van het kerkelijke leven is de instelling van het apostolicum een noodzakelijke voorwaarde voor eenheid. En wil men op dat punt verder gaan, en dat zijn we in de gemiddelde gereformeerde traditie gewend, dan verdient het aanbeveling - en dat is in wezen niet nieuw, ook prof. Douma heeft in het jaar 2000 die suggestie gedaan - om te streven naar een nieuwe geloofsbelijdenis. Daarin zouden we bijvoorbeeld aan kunnen sluiten bij de New City Catechism (). En dit is niet een ordinaire nieuwlichterij want in deze catechismus zijn wezenlijk delen van de Heidelberger, maar ook van de Westminster Confession opgenomen. Ik denk ook dat het samenwerken aan zo'n nieuw belijdenisgeschrift ook ons als kerken kan samenbinden.

 

In het omgaan met kerkelijke verdeeldheid tussen kerkgenootschappen maar ook binnen kerkgenootschappen is het bouwmaterialenmodel dat Paulus ons aanreikt in 1Kor. 3 bruikbaar. Zeker als je het koppelt aan het offervleesmodel dat hij toevoegt in 1Kor. 8 met zijn onderscheid tussen sterken en zwakken in het geloofsleven. En ik denk dat we met die bouwmateriaal- en het offervleesmodellen beter om kunnen gaan met de lastige kerkelijke problemen waarvoor we ons gesteld zien. Er zijn meningsverschillen op het terrein van de liturgie, op het terrein van de vrouw in het ambt, op het terrein van het omgaan met homoseksuele relaties in liefde en trouw. En er is natuurlijk nog altijd de problematiek van het dopen, het punt van de kinder- en volwassendoop. En ik denk dat het wijs en heilzaam kan zijn in ons kerkelijke leven dat die verschillen er zijn. Ik denk dat het een illusie is dat wij hier op korte termijn uitkomen. Er is behoorlijk veel over gestudeerd en veel over gepraat. Ik denk dat het belangrijk is om dit te aanvaarden.
Of moeten wij misschien wachten, het is een woord van Klaas Schilder, ik weet hij stond niet bekend om zijn wollig taalgebruik, moeten we wachten totdat God ons naar elkaar toe ranselt?

Het is een scherp woord in de Open Brief, maar is er in ons kerkelijk leven in het licht van de internationale christenvervolging niet veel klein vaderlands gedoe waarvoor wij ons allen zouden moeten schamen. Of gaan wij dat broeders en zusters pas beseffen wanneer extremistische moslims dreigen met hun Kalasjnikovs door onze straten gaan op zoek naar christenen.

 

In het omgaan met de kerkelijke diversiteit is de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente ook een belangrijk punt bij het omgaan met kerkelijke diversiteit. Waarom zou Roodeschool op het punt van de vrouw in het ambt niet een andere keuze maken dan Utrecht-NoordWest? In een plaatselijke gemeente kan op dezelfde manier van de bouwmateriaal-metafoor of het offervleesmodel omgegaan worden met gemeenteleden die verschillend denken. Zo zouden we er bijvoorbeeld toe kunnen overgaan om het in lokale gemeenten aan onze homoseksuele broeders en zusters zelf over te laten hoe zij in liefde en trouw omgaan met hun homoseksuele identiteit zonder dat wij daarbij de kerkelijke tucht in stelling brengen. Een ieder zij in zijn eigen gemoed volkomen overtuigd.
En op dezelfde wijze, dan kijk ik wat breder, zouden we, als het gaat om de kinderdoop toch bij uitzondering in kerk van gereformeerde snit ruimte kunnen maken voor die echtparen die hun kind willen laten opdragen. En natuurlijk zou men in baptistengemeenten het omgekeerde kunnen doen, bij uitzondering ruimte maken voor de kinderdoop. Dat betekent echt niet dat we als gereformeerde kerken de kinderdoop als voorkeur opgeven. Laten wij in Gods naam de wijze van en het moment van het geven van de doop niet verabsoluteren. Het gaat immers om een teken en zegel en niet om de belofte zélf die je op verschillende manieren in geloof kunt aanvaarden.

 

Ik kom tot een afsluiting.

Broeders en zusters, wij zijn Gods geliefde kinderen. Van daaruit hopen we in deze gebroken wereld een weg te vinden. Van daaruit mogen we ons weg laten roepen naar de niveau van de wereldkerk. Mogen we ons klein vaderlands gedoe opgeven. En hartstochtelijk inzetten op de eenheid. Laten we daarbij het klimaat van het absolute verlaten. Maar daarbij ook het klimaat van het relatieve vermijden. Maar volop inzetten op een leven in het klimaat van het relationele, klimaat van het verbond. En ik denk dat we dan vandaag met de kerkelijke littekens op onze zielen toch met vreugde de berijmde 119de psalm tegen elkaar kunnen zeggen: Ik ben een vriend, ik ben een metgezel van allen die uw naam in ootmoed - zonder dat zal het niet gaan - die uw naam in ootmoed vrezen.

Ik dank u.

 

(Applaus)

 

Vragen

 

Dr. Voorberg

De Twaalf Artikelen onderschrijven is voldoende om kerk te zijn, zegt u. Maar in de Nederlandse setting hebben we zes belijdenisgeschriften. Als daarvan vijf worden verworpen, kun je zo'n gemeenschap dan nog kerk noemen?

 

Van Langevelde

Ik vind de basis van de Apostische Geloofsbelijdenis noodzakelijke voorwaarde. Dat betekent dat die niet altijd voldoende is. Ik zou zelf volop inzetten op een moderne geloofsbelijdenis, een eigentijdse geloofsbelijdenis, in de lijn van prof. Douma. In de New City Catechism waarin je alle rijkdom en de kostbaarheden uit de geloofsbelijdenis in het heden, integreert. Maar waarbij je wel de gelegenheid hebt om belangrijke thema's als medische ethiek, natuur en milieu, klimaat, rentmeestschap in economie, te verwerken.

 

Ds. G. Geerds

U schetste Veenhofs theologie als christologisch. Ik moest gelijk denken aan degene die u als grote tegenstander ziet, Jaap Kamphuis. Als u zijn Schriftoverdenkingen leest, een zijn colleges hoorde, dan was dat een hoogleraar die over het kerkrecht en over kerkgeschiedenis dacht vanuit Christus. Ook in zijn preken die ik gehoord heb. Ik denk niet dat daar het verschil lag.

 

Ik hoor u heel sterk de oproep van de Open Brief beamen. Moet je dan instemmen met de eerste auteur [ds. Schoep, djb] die in het eerste jaar van mijn predikantschap een artikel schreef in Woord en Wereld, en zei dat de kerken zich moesten verenigen onder het oecumenisch dak 'Jezus is Heer'? Daarbij ook de vrijzinnigen insloot. Dat is mijn bezwaar tegen deze manier van redeneren.

Ik vraag mij ook af of u niet alle nadruk moet leggen op wat de apostel Paulus in het geciteerde hoofdstuk benadrukt dat je er wel op toe moet zien hóe je bouwt. Wat hij dan met nadruk stelt is dat de Jezus Heer is en dus beoordeelt wat wel en niet goed is.

 

Een van de voorbeelden die u noemt. In uw gemeente vindt men het acceptabel homoseksuele 'huwelijken' te sluiten, dat vrouwen ambtsdrager zijn. Ik denk dat dat in strijd is met de Schrift, met het hele doorgaande spreken van de Schrift.

Op dat punt vond ik ook in mijn studententijd dat Veenhof niet in overeenstemming sprak met Calvijn. Calvijn zegt: de hoofdzaken zijn die dingen waar de Schrift duidelijk over spreekt. De dingen waar de Schrift niet over spreekt dat zijn de bijzaken.
Ik weet dat je binnen datgene wat de Schrift zegt niet zelf mag gaan selecteren. Dat is in strijd met waarmee u sloot: de Heere ootmoedig te vrezen.

 

Van Langevelde
Ik hoorde u een paar dingen zeggen.
Vrijzinnigheid. Ik had in eerdere versie van mijn lezing opgenomen het zinnetje: dat ik daarbij vrijzinnigheid uitsluit. En dan bedoel ik met vrijzinnigheid 'als God verwordt tot een bij wijze van spreken', tot een metafoor, dan kom je toch echt terecht in de berm van de brede weg van het wereldchristendom. Dus dat ben ik van harte met u eens.

 

Een ander punt is het feit dat ik bepaalde elementen uit de Open Brief toepas op 2016. Daaruit mag u niet concluderen dat ik het eens ben met dat artikel van Schoep in het tijdschrift dat u noemt. Dat is indertijd wel gebeurd maar dat moet u uit elkaar houden.

 

U citeert de apostel Paulus. Wat voor mij heel belangrijk is, zo sta ik hier vanmiddag ook, en zo sta ik ook in mijn kerkelijke gemeente, trouwens niet de Tehuisgemeente want ik ben inmiddels lid van de GKv Leeuwarden.
Wat heel belangrijk is dat Paulus zegt: Ik heb besloten onder u niets anders te weten dan Jezus de gekruisigde en de opgestane. Al het andere wat we in Hem ontvangen hebben dat is in wezen, Paulus gebruikt een sterk woord, drek.
 

En nog even over het punt van homoseksualiteit. Ik wil benadrukken dat het punt juist is dat er een aantal mensen zijn die van harte God ootmoedig liefhebben maar die op dit punt vanuit de Schrift een andere conclusie trekken. En kunnen we dát aanvaarden? Dat dát het geval is, dáár pleit ik hartstochtelijke voor.

 

(Applaus)


NOTEN


[1] Dr. Van Langevelde is sinds kort (juni 2016) lid van GKv Leeuwarden. Uit kerkblad Kruispunt van GKv Leeuwarden citeren we:

"Ab kerkte tot voor kort in Groningen bij de Nederlands Gereformeerde Kerk aldaar [Tehuisgemeente, djb]. De binding was er zeker met deze kerk, maar elke keer de afstand naar Groningen op zondag werd toch te veel. Ab heeft de leiding en sturing van God naar onze kerk ervaren en voelt zich nu al erg thuis in onze kerk. Middels gesprekken met Peter Colijn en de ouderling van Wijkteam 2 heeft hij aangegeven in volle overtuiging de stap naar onze kerk te willen maken…"

[2] Zie artikelen over de Tehuisgemeente, Dag Fokko 1 – 4, click hier.

[3]G. Harinck: "Ik vind het ook geen probleem als gereformeerden aan een mis deelnemen als het zo uitkomt. Natuurlijk, er zijn verschillen, maar die zijn toch maar betrekkelijk". Click hier.

[4] We betwijfelen of prof. Douma zich voor deze wereldkerkconfessie à la Van Langevelde  zou willen laten spannen. Dan zou hij sinds de zestiger jaren wel heel grondig van opvatting moeten zijn veranderd. En daar hebben we geen aanwijzingen voor.

[5] Harinck verafschuwt het "schaken met teksten" als het over 'de vrouw in het ambt' gaat. Hij "heeft niets met die teksten die voortdurend van stal worden gehaald in discussies over de vrouw in het ambt. Daar heb ik echt helemaal niets mee. Dat vind ik onzin. De vrouw in het ambt had gisteren al gemoeten". Click hier.

[6] Het is voor ons wel de vraag of Van Langevelde hier Veenhof geheel recht doet. Wat wij van Veenhof hebben gelezen spoort niet geheel met de lijnen die Van Langevelde meende  te mogen suggereren. Maar dat laat onverlet dat zijn opvattingen wél geheel zijn terug te voeren naar het gedachtengoed van de ideologie van de Open Brief en daaruit logischerwijs uit ontspringen.