Printen

Nieuw kerkrecht

 

D.J. Bolt

09-06-18

 

Er is een nieuwe ongeschreven Mariënbergse[1] variant op de Dordtse kerkorde (DKO). Een variant die diepingrijpende gevolgen had daar. We willen er in dit artikel aandacht aan geven en hopelijk daardoor mensen wakker schudden die de invloed ervan ondervinden.

 

In en rond deze kerkorde die we gemakshalve 'MKO' noemen, zijn in elk geval de volgende belangrijke aspecten aan te wijzen die haar onderscheiden van de aloude Dordtse versie

Voor citaten uit de Dordtse kerkorde in dit artikel wordt steeds de versie van 1978 gebruikt zoals die gold in de GKv tot juni 2015 en nog geldt in De Gereformeerde Kerken (hersteld).

 

Artikel 35 DKO

 

Gereformeerden geloven dat de ambtsdragers in de kerk hun gezag en bevoegdheid rechtstreeks van Christus ontvangen. Zij staan in dienst van Hem die Heer is van de kerk. Ouderlingen leiden als onderherders in naam van Christus zijn kudde.
Tegelijk hebben plaatselijke kerken zich vrijwillig verenigd in een kerkverband. Daarin werken zij samen op veel gebieden. Afgevaardigden van de kerken komen bijeen om te overleggen en besluiten te nemen en elkaar te ondersteunen. Een belangrijk onderdeel van het werk is de kerkelijke rechtspraak.

Allemaal bekende dingen voor gereformeerde mensen.

 

Maar hoe zit het nu met het gezag dat zulke kerkelijke vergaderingen hebben, en wat is hun bevoegdheid? Vaak wordt hun gezag getypeerd als afgeleid gezag, in tegenstelling tot het oorspronkelijke gezag door Christus verleend aan zijn dienstknechten. Kunnen meerdere vergaderingen (meerdere in de zin van meer betrokken kerken) dan wel rechtsgeldige besluiten nemen en uitspraken doen? Artikel 35 DKO zegt daarvan

 

Bevoegdheid van de meerdere vergaderingen ten opzichte van de mindere

De classis heeft de bevoegdheid rechtsgeldige uitspraken te doen ten opzichte van de kerkenraad. Dit geldt eveneens voor de particuliere synode ten opzichte van de classis en voor de generale ten opzichte van de particuliere synode.

 

Het artikel betekent dus eenvoudig dat bijvoorbeeld de classis rechtsgeldige besluiten kan nemen t.a.v. een kerkenraad. Loyaliteit aan het samenwerkende kerkverband betekent gezamenlijk genomen besluiten uitvoeren. Alleen met zeer zwaarwegende argumenten – zie uitzonderingen genoemd in art. 31 DKO  - kan een kerkenraad dat niet doen.

 

Artikel 35 MKO

 

Bevoegdheid van de meerdere vergaderingen ten opzichte van de mindere

  1. De classis heeft de bevoegdheid rechtsgeldige uitspraken te doen ten opzichte van de kerkenraad. Dit geldt eveneens voor de particuliere synode ten opzichte van de classis en voor de generale ten opzichte van de particuliere synode.
  2. De kerkenraad als hoogste gezag hoeft slechts classisbesluiten uit te voeren als hij de rechtsgeldigheid heeft erkend.

Deze aanpassing komt er dus op neer dat de besluiten van een meerdere vergadering pas rechtsgeldig worden als de kerkenraad thuis, alles nog een overwegende, ermee instemt. Maar zo gaat het natuurlijk fundamenteel mis met de kerkelijke besluitvaardigheid. Immers dan kunnen op elke volgende vergadering steeds weer dezelfde zaken opnieuw aan de orde worden gesteld als een kerkenraad het niet eens is met besluiten genomen op de vorige vergadering. Kerkelijk vergaderingen worden zo onmachtig hun werk te doen. Tot grote frustratie ook.

 

Volgens gereformeerd kerkrecht zijn genomen besluiten rechtsgeldig, zie 1. De afgevaardigden hoeven thuis op hun kerkenraad niet nog eens de besluitvorming dunnetjes over te doen. Zij zijn gehouden besluiten uit te voeren.

Gereformeerd kerkrecht wijst zowel hiërarchie als independentisme af. Een meerdere vergadering staat in gezag niet hiërarchisch boven de kerkenraden maar dient hen. Tegelijk waakt de DKO tegen independentisme (onafhankelijkheidszucht) waar de bepaling 2 (in rood) wel opening voor biedt. Dus geen houding van 'we zullen nog wel eens zien wat we doen, wij zijn immers het hoogste gezag?' Dat is voluit independentistisch dat kerkelijk samenleven verwoest. De kerkgeschiedenis laat het steeds (weer) zien.

 

Maar stel nu dat er toch onschriftuurlijke besluiten werden genomen. Moeten die dan toch worden uitgevoerd? En zo niet, wat dan? Daarvoor is DKO artikel 31 opgenomen.

 

Artikel 31 DKO

 

In de geschiedenis van de gereformeerde kerken is dit artikel uiterst belangrijk gebleken. Het heeft een belangrijke rol gespeeld in de Vrijmaking van 1944. De vrijgemaakte kerken heetten in de eerste fase van hun bestaan niet voor niets Gereformeerde Kerken onderhoudende Artikel 31 Kerkorde. Dat was natuurlijk geen handzame aanduiding en daarom kregen zij al snel de bijnaam, al dan niet smalend, de Artikeltjes. Je kunt het nog steeds horen.

Artikel 31 luidt

 

Beroep op een meerdere vergadering

  1. Als iemand van oordeel is dat hem door een uitspraak van een mindere vergadering onrecht is aangedaan, kan hij zich beroepen op de meerdere vergadering.
  2. De uitspraak die bij meerderheid van stemmen gedaan is, zal als bindend worden aanvaard, tenzij bewezen wordt dat zij in strijd is met het Woord van God of met de kerkorde.

Het is een uitermate belangrijke bepaling in het gereformeerde kerkrecht. Altijd weer is er immers verschil van inzicht bij Gods volk, zijn er conflicten, onenigheden, soms ruzies. Helaas altijd. Dat blijkt uit het Oude Testament maar niet minder in het Nieuwe Testament. Hoe moet er mee worden omgegaan in de gemeenten, in de kerk?

Onze Dordtse vaderen hebben zich met deze vraag geconfronteerd en daarvoor (o.a.) het kernartikel 31 in de KO opgenomen. We gaan het hier niet uitgebreid bespreken, alleen dit: het artikel heeft twee belangrijk elementen: appel en binding.

 

Appel

 

Iemand – een persoon of een kerkenraad - kan vinden dat hem onrecht is gedaan door een besluit van de kerkelijke vergadering, kerkenraad, classis, synode. Hij mag dan een beroep, een appel doen op een meerdere vergadering. Tussen haakjes, dat is geen hogere instantie maar een vergadering die bestaat uit afgevaardigden van meer-dere kerken. Zo is een classisvergadering samengesteld uit afgevaardigden van de kerken in een bepaalde regio. Een bijeenkomst waarin meer wijsheid aanwezig verwacht mag worden en overtuigende beslissingen kunnen worden genomen.
Degenen die onrecht hebben ervaren, hoeven dus niet in een hoekje te gaan zitten mokken of de kerk te verlaten, nee, ze hebben de mogelijkheid recht te laten spreken door de broederschap. Met natuurlijk wel de mogelijkheid dat hun bezwaren niet de toets kunnen doorstaan en dus afgewezen worden.

 

Binding

 

De uitspraak van een meerdere vergadering dient te worden aanvaard, 'voor vast en bondig gehouden', formuleerde de oude tekst. Want ook al is niet iedereen het er mee eens, een besluit door de meerderheid van stemmen genomen is geldig en dient te worden uitgevoerd.
Maar!
Is het nu slikken of stikken geblazen? Nee! Er zijn twee redenen waarom een appellant een genomen besluit niet hoeft uit te voeren: als hij bewijst dat het besluit tegen het Woord in gaat, óf in strijd is met de kerkorde zelf.

 

Hoe Schriftuurlijk wijs is deze bepaling! Geen gewetensdwang dus, maar ook niet lichtvaardig een oordeel van de rechtsprekende broederschap naast je neerleggen. Want er moet wel bewijs komen, niet maar poneren met een wijds gebaar: 'het is niet naar Gods Woord' of 'het is niet naar het kerkrecht'. Maar bewijzen waarin het niet klopt. En of het geleverde bewijs hout snijdt is ter beoordeling aan de volgende nog-meer-dere rechtsvergadering, bijvoorbeeld een synode. Dus geen independentistisch 'ze kunnen me nog meer vertellen, ik ga m'n eigen gang'.

Het mooie van de DKO is dat zij zoveel ruimte én rechtszekerheid geeft die het meer dan waard is te blijven verdedigen[2]!

 

Overigens, kerkelijke rechtspraak is niet bedoeld om te procederen tot ik mijn gelijk krijg maar primair om broederschap recht te laten spreken in geschillen. Een reactie van 'ik heb geen gelijk gekregen dus ga ik in appel' past niet. Aanvaarding van uitspraken van de brede broederschap moet normaal zijn. Conformeren dus, al is het soms 'met behoud van (afwijkend) gevoelen'. Alléén als het duidelijk gemaakt kan worden (bewijs!) dat het tegenover de Heere onverantwoord is een besluit of uitspraak te berusten, alléén dan kan en mag er een beroep worden gedaan op een hogere rechtspraak in het kerkverband.

 

Artikel 31 MKO

 

Een nieuw kerkordelijk handelen wordt gebaseerd op de volgende aanvullingen (rood 3 en 4)

 

Beroep op een meerdere vergadering

  1. Als iemand van oordeel is dat hem door een uitspraak van een mindere vergadering onrecht is aangedaan, kan hij zich beroepen op de meerdere vergadering.
  2. De uitspraak die bij meerderheid van stemmen gedaan is, zal als bindend worden aanvaard, tenzij bewezen wordt dat zij in strijd is met het Woord van God of met de kerkorde.
  3. De kerkenraad die het niet eens is met de uitspraak kan - totdat hij in beroep zijn gelijk heeft gekregen - alle samenwerking met de kerken verbreken en zijn verplichtingen t.b.v. het kerkverband opschorten.
  4. Afgevaardigden van deze kerkenraad mogen de kerkelijke vergadering waarin de gewraakte uitspraak werd gedaan, op staande voet verlaten.Geven deze afgevaardigden bij dit afscheid de preses nog een hand dan blijven zij lid van het kerkverband, anders niet.

Wij hebben bij onze kerkrechtelijk voorvaderen niet maar een zweem van rechtvaardiging van deze nieuwe (rode) bepalingen 3 en 4 kunnen vinden. Dat kan ook niet want de uitbreidingen hebben een onchristelijk dwingend, haast dictatoriaal karakter. Ze zijn het equivalent van: Kerken, doe wat wij willen, anders gaan we weg en laten we alles uit onze handen vallen! Dat is toch tegen de geest/Geest van de Schrift die geduld, zachtmoedigheid, leert? Waarin het zelfs aanbevolen wordt toe te geven aan pressie een extra mijl mee te gaan?  
Maar ook, het is een kerkrecht van de repeterende breuk! Immers, bij elke nieuwe moeilijkheid waarin een kerkenraad zich verongelijkt voelt door een kerkverbandelijk(e) besluit of uitspraak, kan weer samenwerking worden verbroken met alle gevolgen van dien.

 

Gevolgen

 

Deze MKO heeft ingrijpende consequenties en leidt tot vele vragen. Immers wat is de bevoegdheid nog van een meerdere vergadering als afgevaardigden zich wettig zouden mogen onttrekken aan hun opgedragen arbeid? Bijvoorbeeld, zijn de daarna nog genomen besluiten nog wel rechtsgeldig? Moeten ze niet allemaal opnieuw worden genomen nadat de weggelopen kerkenraad het belieft weer zijn plaats in de gelederen in te nemen? En als besluiten misschien al werden uitgevoerd, zeker als ze ook de weigerkerkenraad raken, moeten dan de gevolgen niet weer worden teruggedraaid? Als dat tenminste nog mogelijk is (denk aan benoemingen, besteding gelden, enzovoort) …
 

Het kan erger.

Besluiten worden genomen met meerderheid van stemmen, zie het tweede lid van art. 31. Er kan dus een grote minderheid zijn die niet voorstemde. Mag die minderheid dan gezamenlijk wegwandelen uit de vergadering, al of niet handenschuddend? Er zijn bizarre gevolgen! Want de overblijvende krappe-meerderheid-rompclassis kan vervolgens allemaal besluiten nemen met grote meerderheid (de minderheid heeft immers de deur achter zich dichtgetrokken), ja zelfs unaniem

 

Het kan nóg erger.

Want stel maar weer dat de doorvergaderende rompclassis - het werk kan toch niet stilgelegd worden om één of enkele verongelijkte afgevaardigden? - later opnieuw met een probleem wordt geconfronteerd en daar weer een niet ieder welgevallige uitspraak doet. En daar gáát weer de minderheid, al of niet handdrukkend, de deur uit - gerechtvaardigd door het nieuwe art. 31 lid 3!

Een repeterende breuk dus, tot eindelijk nog één afvaardiging overblijft die in grote gezindheid, dat wel, besluiten neemt voor alle aangesloten kerken …

Bizar.

 

Het kan niet

 

Onwerkbaar, onmogelijk en ongereformeerd ook.

Want de kern is dat een kerkenraad niet het recht heeft om de beloofde kerkelijke samenwerking naar eigen believen te verbreken. Als hij dat tóch welbewust doet dan scheurt hij het kerkverband dat immers bestaat bij de gratie van samenwerken. Heel simpel: geen samenwerken, geen kerkverband. Hij die nadrukkelijk weigert samen te werken met of zonder handdruk, zet zichzelf buiten het verband. Niks meer en niks minder. Het kerkverband kan alléén nog constateren dat dit gebeurde.

 

Artikel 79 DKO

 

Er is nog een artikel van onze kerkorde waaraan de MKO sleutelde, artikel 79. Het artikel regelt hoe gehandeld moet worden als een ambtsdrager zondigt en zich daar niet van bekeert. Vooraf, om misverstanden te voorkomen, we gaan hier niet in op de vraag óf er feitelijk sprake is van zo'n zonde zonder bekering. We constateren ten aanzien daarvan alléén dat het DGK kerkverband in al zijn geledingen tot en met de generale synode geen enkele aanleiding heeft gezien voor de toepassing van dit artikel. Het gaat ons hier en nú dus slechts om de procedure die moet worden toegepast als een kerkenraad meent dat er sprake is een ernstige zonde door een onbekeerlijke ambtsdrager.

Artikel 79 luidt

 

Tucht over ambtsdragers

  1. Wanneer predikanten de kerkelijke vermaning verwerpen of wanneer zij een openbare of in ander opzicht ernstige zonde begaan, zullen zij geschorst worden op grond van het oordeel van hun kerkenraad en die van de door de classis aangewezen naburige gemeente.
  2. De classis moet met advies van de in artikel 14 genoemde deputaten van de particuliere synode beoordelen of zij afgezet dienen te worden.[3]

Het is niet voor niks dat er een apart artikel aan schorsing en afzetting van een predikant is gewijd. Er dient zeer zorgvuldig met de 'dienaar van het goddelijk Woord' omgesprongen te worden. Hij heeft immers een centrale taak in zijn gemeente en is een hoog opgeleide broeder die een belangrijk aandeel in het functioneren van het kerkverband heeft. Een heel aantal DKO-artikelen is er aan gewijd[4].
Bovendien is de predikant een vrijgestelde, d.w.z. hij kan zich volledig wijden aan zijn roeping en hoeft niet in eigen levensonderhoud te voorzien. Daar behoort zijn gemeente voor te zorgen. Om het Bijbels te zeggen: 'de verkondiger van het Evangelie kan ruim van het evangelie leven'[5].

 

Zorgvuldigheid dus, t.a.v. de dienstknecht van God. Als een kerkenraad meent dat er reden is om zijn predikant te schorsen kan hij dat maar niet op eigen houtje doen, zo leert de DKO. Eerst moet er een gezamenlijk oordeel worden gevormd samen met de genabuurde gemeente. Vervolgens zal de classis met synodale deputaten beoordelen of er daadwerkelijk afgezet dient te worden.

Zó is het zorgvuldig in het kerkrecht geregeld om willekeur en onrecht te voorkomen.

Dat is gereformeerd recht.

 

Artikel 79 MKO

 

Het nieuwe kerkordelijk handelen is gebaseerd op de volgende aanvullingen (rood 3 en 4)

  1. Wanneer predikanten de kerkelijke vermaning verwerpen of wanneer zij een openbare of in ander opzicht ernstige zonde begaan, zullen zij geschorst worden op grond van het oordeel van hun kerkenraad en die van de door de classis aangewezen naburige gemeente.
  2. De classis moet met advies van de in artikel 14 genoemde deputaten van de particuliere synode beoordelen of zij afgezet dienen te worden.[6]
  3. Kerkenraden van gemeenten die samen een predikant hebben, kunnen onafhankelijk van elkaar, zelfs zonder kennisgeving, geheel zelfstandig een schorsingsprocedure tegen de predikant beginnen.
  4. Als een kerkenraad enig bezwaar tegen zijn genabuurde kerkenraad heeft, mag eerstgenoemde zélf de predikant zonder voorafgaand oordeel van de classis en zonder advies van deputaten schorsen en afzetten.

Met deze uitbreiding van de kerkorde zijn predikanten dus rechteloos geworden. Een kerkenraad krijgt hier de 'bevoegdheid' en de macht zijn predikant als die naar zijn oordeel niet meer voldoet of niet precies in zijn spoor wandelt, op eigen houtje aan de kant te zetten.
Ieder die gereformeerd-kerkelijk denkt voelt dat dit niet kan. Zó gaan we niet met predikanten en hun gezinnen om. Zelfs in de 'wereld' is zo'n handelwijze volstrekt laakbaar. We wijden er dan ook verder geen woorden aan.

 

Ethiek

 

De toepassing van het nieuwe kerkrecht gaat ook gepaard met een nieuw handelen op moreel gebied. We signaleren dat aan de hand van een tweetal voorbeelden.

 

Eerlijkheid

 

Iemand die wandelt, is een wandelaar.

Iemand die vist, is een visser.

Iemand die zingt, is een zanger.

 

Simpel, niemand zal dit willen betwisten. Maar er moet iets bij gezegd. Want zanger en zanger is twee. Gaat het om iemand die 's morgens onder de douche vol vreugde de nieuwe dag inluidt met psalmgezang, óf om een sopraan die een uitvoering van Handels Messiah uitjubelt? De eerste is een gelegenheidszanger, de ander een professional die niets anders doet dan toonladders zingen, om als zangeres gekwalificeerd te mogen worden. Maar met enige welwillendheid kunnen beiden toch zanger heten.

Dus geldt nu ook simpel

 

iemand die liegt is een leugenaar?

 

Ja, maar het wordt wel spannender. Want niemand zal bezwaar hebben tegen de titels wandelaar, visser of zanger (tenzij uit spot omdat iemand uitsluitend ouwe schoenen opvist of zingt als een valse kraai). Maar leugenaar-zijn wordt, behalve door de duivel, als negatief ervaren.

Mag dus iemand die feiten niet goed weergeeft zonder meer betiteld worden als een leugenaar? De volgende 'casus' tussen Hannus en Mannus laat zien dat een en ander soms wel wat ingewikkelder is en dat het nodig is goed te onderscheiden.

 

Een gesprek

Mannus heeft in zijn gezin lelijke dingen verteld over buurman Hannus. Het komt Hannus ter ore. Hij vraagt Mannus om het recht te zetten.

Maar Mannus vindt dat hij gewoon de waarheid heeft verteld, toch?
En ondanks herhaald aandringen blijft hij elke correctie weigeren. Integendeel, zijn verhaal wordt alsmaar omvangrijker en beroerder voor Hannus.

Ten einde raad informeert Hannus zelf het gezin over het echte verhaal om zo een en ander recht te zetten.

Mannus is woedend! Zo wordt hij toch voor de ogen van zijn kinderen voor leugenaar uitgemaakt? Hij laat dat niet op zich zitten, en in meer dan dertig punten meldt hij dat Hannus' verhaal niet klopt.

Hannus schrijft hem uitgebreid terug, gaat op al Mannus' punten in en weerlegt deze.

Maar Mannus negeert het. Hij verbreekt nu elk contact en vertelt ieder die het maar horen wil dat je natuurlijk niet verder kunt met iemand die je voor leugenaar uitmaakt!

 

Wie liegt er hier?

 

Vertrouwelijkheid

 

Kerkelijke omgang kan niet zonder vertrouwelijkheid in persoonlijke zaken. Ambtsdragers beloven dat ook expliciet. Huisbezoekrapporten bijvoorbeeld, worden zo summier mogelijk gehouden ('goed bezoek, geen bijzonderheden') en liggen zeker niet op straat.

Dat geldt niet minder voor kerkelijke kwesties. Niet zelden komen daarin veel persoonlijke aspecten mee waar uiterst zorgvuldig mee moet worden omgegaan in een behandeling achter gesloten deuren. Een kenmerk van een goede kerkelijke rechtspraak is dan ook dat de nodige vertrouwelijkheid is gegarandeerd. Na behandeling en uitspraak krijgen de stukken het stempel confidentieel en verdwijnen achter slot en grendel, klaar.

Dat is vanzelfsprekend - als het goed is.

 

Maar de praktijk is minder eenvoudig. Neem de situatie waarin een kerkelijke vergadering geroepen is om recht te spreken tussen partijen. Hoe handhaaft een kerkelijke vergadering de hoge standaard van beloofde vertrouwelijkheid, als één van de betrokken partijen zélf vertrouwelijke informatie gaan lekken? En zeker als het daarbij ook nog gaat om onjuiste informatie, verschoven accenten, halve waarheden, nepnieuws over 'de ander'. Als zelfs derden met illegaal verkregen informatie aan de haal gaan? Daarmee gaan werken en broeders en zusters bewerken? Met stukjes onwettig verkregen informatie nieuwe vertrouwelijke gegevens proberen los te peuteren tot eindelijk de wrak geworden muur van vertrouwelijkheid valt en iedereen kan gluren naar wat verborgen had moeten blijven.

 

Het zijn lastige dilemma's waarmee ambtsdragers en kerkelijke vergaderingen te maken krijgen. Moet er dan toch maar niet volledige opening van zaken worden gegeven als de zaak al gedeeltelijk open en bloot op straat is komen te liggen? Als er een volstrekt valse voorstelling van zaken wordt gegeven die argeloze broeders en zusters op een verkeerd been zet? Hoe is vertrouwelijkheid te handhaven als leugens zouden moeten worden ontmaskerd?

Noemt de HC niet terecht alle liegen en bedriegen 'echt duivelswerk'?

 

Hoe belangrijk is het dat wij ook op dit punt Bijbels verantwoord handelen:

 

- Ambtsdragers bewaren hun ambtsgeheimen

- Partijen eerbiedigen vertrouwelijkheid

- Derden houden afstand

 

In de kern samengevat

 

Voer uw rechtszaak met uw naaste,maar maak het geheim van een ander niet openbaar,

anders zou hij die het hoort, u kunnen smaden,

en zou het kwaad gerucht over u niet te keren zijn.

(Spr. 25:9, 10)

 

En ook

 

Valse lippen zijn de HEERE een gruwel

Maar wie betrouwbaar handelen, zijn Hem welgevallig.

(Spr. 12:22)

 

Achtergrond

 

Hoe komt het dat er sprake lijkt te zijn van zo'n moreel verval? Zeker, het hagelt Bijbelteksten en referenties aan kerkrecht. Maar dat kan niet verhullen dat er een kloof groeit met basaal christelijk handelen. De vraag is: wat is de geest die hier achter zit die mensen drijft zo te handelen?

 

Het antwoord kan mogelijk worden gevonden in een ontdekkend artikel van dr. P. Boonstra in het laatste nummer van Nader Bekeken over het bewaren van Gods norm.[7] Hij schrijft

 

Steeds vaker duikt de typering op van onze tijd als het post-waarheid-tijdperk (post-truth-age). Het fenomeen 'nepnieuws' hoort bij dit tijdperk. Het heeft te maken met het feit dat we de vruchten plukken van tientallen jaren postmodernisme. Zoals Susan Neiman in haar boekje Verzet en rede in tijden van nepnieuws aangeeft:

 

'Postmoder­nisme maakt bijna overal de dienst uit: in de kunst, in de psychoanalyse, in de letterkunde, in de antropologie, en zelfs in een groot deel van de geschiedschrijving'.[8]

 

Het postmodernisme is dus overal en daarmee de gedachte dat iedere aanspraak op waarheid als verdacht wordt aangemerkt. Met deze gedachte groeien onze jongeren op. Waarheid is wat jouw gevoel, intuïtie, ervaring zegt dat waar is. Zo heeft ieder individu dus zijn eigen waarheid. Dat mogen we vervolgens niet ter discussie stellen omdat je dan de integriteit van de ander aantast. Immers, dé waarheid is er niet en kan door niemand geclaimd worden. Waarheid is daarmee iets puur persoonlijks geworden. Iets waarover je niet kunt argumenteren. Zo brengt dit ten diepste een onverbondenheid met zich mee: ieder op z'n eigen ei­landje met z'n eigen waarheid.[9]

 

Zou dat postmoderne denken ook niet vat hebben gekregen op gereformeerde geesten? Nee, gereformeerden zijn geen relativisten maar belijden dat er één absolute Waarheid is, de Waarheid van het Woord. Maar zou het niet zo kunnen zijn dat in de praktijk steeds meer postmoderne invloeden zijn waar te nemen? Laten we eens proberen dit op basis van de beschreven fenomenen te concretiseren.

 

Nepnieuws

Hoe vaak is de laatste tijd niet ervaren door ambtsdragers en anderen dat broeders en zusters niet bereikbaar zijn voor echte, controleerbare feiten. Want wat zij voelen en ervaren is doorslaggevend. Er valt niet tegen te praten.

 

Integriteit

Waag het niet om de visie van een kerkenraad ter discussie te stellen. Dan wordt onmiddellijk de integriteitskwestie gesteld. Elke kritiek wordt ervaren als aantasting van waarachtigheid en waardigheid(!) en vormt een blokkade voor broederlijke omgang. 'Je gaat over mijn grenzen heen', is een gevleugeld woord waarachter graag wordt verscholen. 

 

Onverbondenheid

Het absoluut stellen van eigen onaantastbare en onbespreekbare waarheid en interpretaties leidt gemakkelijk tot breuken en onverbondenheid. Dat wordt dan weer gecompenseerd met een haast zelotische ijver om gelijkgestemden te verzamelen.

 

Hoe verder?

 

Allereerst lijkt het heel belangrijk om samen door te denken over wat de achtergrond is van kerkelijke ontwikkelingen die aanleiding geven tot zoveel moeite als in Mariënberg. Daar is dit verhaal ook voor bedoeld.

Er is bezinning nodig. En niet minder: open gesprekken waarin de partners niet weglopen en zo het gesprek ontlopen, maar elkaar diep in de ogen durven kijken. De moed hebben elkaar te confronteren met 'jouw' en 'mijn' waarheid, om vervolgens bij het licht van het Woord samen een (uit)weg te vinden bij Hem die de Waarheid is. Zo kunnen we verder komen.

De liefde tot God en zijn kinderen moet ons daartoe dringen.

 

NOTEN


[1] Tenzij anders vermeld duidt 'Mariënberg' de gemeente De Ark aan in die plaats. Dus niet de DGK gemeente die daar bijeenkomt in De Sionskerk en waarvan ds. M. Dijkstra predikant is.

[2] We laten hier nu verdere bespreking achterwege. Hoe er op dit punt ook allerlei ongereformeerde ontwikkelingen kunnen worden waargenomen laat de Herziene Kerkorde van de GKv zien, click hier bijvoorbeeld.

[3]Het laatste deel - Wanneer ouderlingen of diakenen zich aan een van de genoemde zonden schuldig maken, is voor hun schorsing of afzetting het oordeel van de kerkenraad en die van de naburige gemeente voldoende – is nu niet relevant en zullen we niet verder bij de bespreking betrekken.

[4] Alleen al de artikelen 4-17 gaan over de predikanten en hun ambt.

[5] Zie 1 Cor. 9:14.

[6]Het laatste deel - Wanneer ouderlingen of diakenen zich aan een van de genoemde zonden schuldig maken, is voor hun schorsing of afzetting het oordeel van de kerkeraad en die van de naburige gemeente voldoende – is nu niet relevant en zullen we niet verder bij de bespreking betrekken.

[7] Dr. P. Boonstra, Gods Woord als norm bewaren in een sterk veranderende cultuur, Nader Bekeken, Jaargang 25 no 5, mei 2018.

[8] Susan Neiman, Verzet en rede in tijden van nepnieuws, Rotterdam, 2017, p.10.

[9] Een treffende illustratie stond in een ingezonden in het ND van 08-06-18:
Een zekere Jan 'werd groot in een Nederlands-hervormd gezin, maar knapte af op alles wat moest en niet mocht. Veertig jaar ben ik niet in de kerk geweest. Terwijl ik al die tijd wel de behoefte had om te gaan.’ Maar door een buurvrouw kwam hij in contact met Assen zoekt (NGK). Ze 'heeft me nooit gepusht, maar ik ben op een gegeven moment toch een keer gaan kijken. Toen kreeg ik het gevoel: Hier kan ik zijn met mijn denken. Hier ben je niet gehouden aan dogma’s.