Printen

De blijde verwondering van Dordt

 

Ds. M.A. Sneep[1]

09-06-18

 

Actueel?

 

Het is nog niet zo lang geleden dat ik werd gebeld door een jonge vrouw. Ik kende haar niet. Zij was, zo vertelde ze mij, niet gelovig opgevoed, maar had wel op een christelijke school gezeten en het had haar ergens nooit losgelaten wat ze daar gehoord had over God en de Bijbel. Er heeft een aantal gesprekken plaatsgevonden. In het eerste gesprek stelde zij meteen heel direct de vraag: worden alle mensen door God gered?

 

Ds. M.A. Sneep

Die vraag had, zo bleek later, een ingrijpende achtergrond.  Ze vertelde dat haar man nog niet zo lang geleden gestorven was. Hij had de Heere tijdens zijn aardse leven niet liefgehad. Dat laatste wist ze zeker, zei ze: hij geloofde niet.  Zij stond er dan ook op dat ik haar eerlijk zou antwoorden hoe Gods Woord daarover sprak. Ik zei haar, zoekend naar de juiste woorden, dat niet alle mensen door God gered worden. Er haastig aan toevoegend dat dit God niet kwalijk is te nemen, maar de mens zelf die niet geloven wil…..  Het gesprek ging verder  Als het echt waar was zoals ik zei dat het was, dan wist ze eigenlijk niet of ze wel in deze God wilde geloven. ‘Waarom niet?’ vroeg ik haar. Omdat dat dan zou betekenen dat haar man verloren zou zijn, zo antwoordde ze. Daarbij kwamen vervolgens ook de wanhopig en boos klinkende vragen: Waarom redt God niet alle mensen? Hij is toch God? Is dat dan een liefdevolle God?
Deze vrouw liep er, in elk geval op dat moment, in vast.

 

In een aantal daarop volgende telefonische gesprekken heb ik haar gewezen op de gekruisigde Christus, in wie God Zijn liefde heeft geopenbaard. Waardoor er redding is voor een ieder die in Hem gelooft. Misschien dan niet meer voor haar man (hoewel alleen God daarover hoeft te oordelen en niet wij), maar wel voor haar zelf en haar twee kleine kinderen. Ik heb haar uitgenodigd om erover te spreken. En haar geadviseerd om ‘de middelen’ te gebruiken en daarom met gevouwen handen te gaan lezen in het Markus Evangelie.

 

Zulke gesprekken laten je niet snel los. Je wordt geconfronteerd met intens verdriet. Met een worsteling over grote en diepgaande vragen, van iemand waar je eigenlijk alleen de voornaam maar van kent. Anoniem. En toch is dit realiteit. De werkelijkheid waarin mensen worstelen en vragen hebben over de uitverkiezing, over verwerping. Vragen over wie God is en hoe Hij verkiest. En de positie van de mens en het geloof daarin.

 

En dan zitten we eigenlijk middenin het onderwerp van vandaag: De Dordtse Leerregels. Want, als er één belijdenisgeschrift is dat op deze vragen ingaat dan zijn het wel de vijf artikelen tegen de Remonstranten. 

 

Ik hoef nu geen verhaal of pleidooi meer te houden over de relevantie van dit bijna vierhonderd jaar oude belijdenisgeschrift. De Schriftuurlijke kennis van en over deze dingen is waardevol, kostbaar, en om verschillende redenen nog steeds heel actueel. En dat niet alleen voor anderen, maar in de eerste plaats voor onszelf. Voor de kerk van vandaag, die wil gaan in het spoor van Dordt. Om net als onze broeders toen, ook vandaag nog steeds verwonderd te worden en in verwondering te spreken over Gods verkiezende liefde voor zondige en schuldige mensen. Ook tegenover mensen die de HEERE op ons pad brengt.

 

Hoe het niet moet…

 

De Dordtse Leerregels zijn in 1618-1619 opgesteld als reactie op de vijf artikelen van de remonstranten; de zogenaamde ‘remonstrantie’ (verweerschrift, bezwaarschrift). Maar wat was nu precies de dwaling van de remonstranten als het gaat om de uitverkiezing?

 

Hoofddwaling: De mens is niet helemaal verdorven en slecht en is zelf (voor een gedeelte) in staat om zichzelf te verlossen. God verkiest mensen dan ook op basis van het door Hem vooruitgezien geloof bij mensen. 

 

De remonstranten verwierpen dus de belijdenis dat de mens geestelijk dood is van zichzelf en voor zijn verlossing helemaal wordt teruggeworpen op Gods genade en Zijn levendmakende Geest.

 

Maar hoe moeten wij dan wel spreken over de uitverkiezing? In de voorbereiding op deze lezing, las ik een voorbeeld in een boekje van ds. C.G. Vreugdenhil, waar ik zelf ook veel aan gehad heb voor deze lezing. Een boekje  - van harte aanbevolen als voorstudiemateriaal voor de Bijbelstudieverenigingen -, waarin hij laat zien hoe we er in elk geval niet over moeten spreken.
Het voorbeeld dat hij daar gebruikt om te laten zien hoe het niet moest is ongeveer als volgt. Er was eens een jongen op de jeugdvereniging die aan de hand van een voorbeeld eens zou uitleggen hoe het zat met verkiezing en verwerping. Er was een boer die in zijn schuur een kat had rondlopen. En die kat baarde op een dag 7 kittens. Die boer had echter geen behoefte aan 7 nieuwe kittens en besloot om er twee uit te kiezen en de andere 5 van de hooizolder te pletter te gooien. Twee had de boer er verkoren en 5 had hij verworpen.

 

Dit voorbeeld als illustratie van de verkiezing en verwerping gaat aan alle kanten mank.
Want die katjes leefden allemaal en vijf werden er gedood. Maar wij mensen zijn van onszelf allemaal geestelijk dood. En Gods verkiezing is tot leven, tot genade en tot geloof. Die boer zal waarschijnlijk de beste kittens in leven hebben gehouden en de vijf die hem het minste aanstonden hebben gedood. Maar als dit de manier zou zijn waarop de HEERE verkiest dan betekent dit dat Hij, zoals de remonstranten beweerden, toch verkiest op basis van een bepaalde voorwaarde van de kant van de mens.

 

Hoe dan wel spreken over de uitverkiezing?

 

Waar moeten we beginnen? De Dordtse Leerregels beginnen niet van bovenaf, maar van onderop. Pas in het zesde artikel van hoofdstuk 1 lezen we over Gods eeuwig besluit. Maar dan is artikel 6 van hoofdstuk 1 over Gods eeuwig raadsbesluit van verkiezing en verwerping geen fatalistische constatering. Dan is dit artikel een geloofsbelijdenis waar nog vijf artikelen aan voorafgaan.  Dit artikel staat in het Evangelisch licht van Gods liefde voor zondaren. Nergens in de Bijbel staat dat God met het grootste gemak vanuit zijn hemels paleis op ons neerziet en bepaalt dat miljarden mensen verloren moeten gaan. Nee, we lezen in de Bijbel het tegenovergestelde. Namelijk dat Ezechiël tegen het volk moet zeggen: Zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE, Ik vind geen vreugde in de dood van de goddeloze, maar daarin dat de goddeloze zich bekeert en leeft! (Ezechiël 33, 11).

 

Daarom beginnen de Dordtse Leerregels vrijwel meteen met de situatie hoe die hier beneden op aarde is. Namelijk dat alle mensen in Adam gezondigd hebben en onder Gods oordeel liggen. Er is niemand op aarde die vrij is van schuld en van de straf van God. En midden in onze afval en geestelijke dood klinkt Gods levendmakende Woord: Christus, Gods eniggeboren Zoon is door God de Vader naar deze wereld gezonden, opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leeft. Dat is Gods liefde. Gods Zoon kwam naar de aarde. Dat deed Hij niet om mensen te zoeken die zelf voor God wilden kiezen, of al wat gevorderd waren in het geloof. Hij kwam om te zoeken en zalig te maken wat verloren is (Lukas 19, 10).

 

En om nu mensen tot geloof te brengen, zendt God in zijn goedheid predikers van deze zeer blijde boodschap. Hij stuurt ze naar de plaatsen waar Hij hen hebben wil. God doet dat ook door mensen te brengen onder het gehoor van de prediking, en hen op te roepen tot bekering en tot geloof in Christus. Daarom is het zo’n wonder dat wij en onze kinderen mogen zitten onder deze prediking. Het is een wonder dat de HEERE ieder die onder  die prediking zit roept met een bevel tot geloof en bekering: laat u met God verzoenen!
En onder die prediking gebeurt er altijd wat.
Niet alle mensen die de prediking van deze blijde boodschap horen komen tot bekering. Niet alle mensen nemen de Verlosser Jezus aan met een echt en levend geloof. Artikel 4 van het eerste hoofdstuk zegt dan ook: Op hen die dit evangelie niet geloven, blijft de toorn van God.
Er zijn er ook die het door Gods genade aannemen. Die de Verlosser Jezus wel aannemen en in geloof omhelzen. Zij worden door God van Zijn toorn gered en van de eeuwige ondergang verlost.

 

Het is dus een zaak van geloof of ongeloof.
Ongeloof als de schuld van mensen zelf. Geloof als een genadegave van God. Allebei voor 100%. Geloof is 100% gave en ongeloof is 100% eigen schuld. De Dordtse Leerregels zeggen hier niet: dat is een kwestie van verkiezing of verwerping, maar ze zeggen: de schuld van het ongeloof ligt in de mens zelf die niet geloven wil. Ongelovigen zijn geen slachtoffer (Johannes 5, 40; Psalm 81, 12). De Heere God verkiest en voert zijn verkiezend welbehagen juist uit, dwars door onze verantwoordelijkheid héén.

 

De verkiezing in Christus

 

En zo schenkt God aan sommigen in dit leven het geloof terwijl Hij het aan anderen onthoudt. De bron hiervan is Gods eeuwig besluit. God heeft onderscheid gemaakt tussen mensen. Niet omdat de ene mens beter is van zichzelf dan de andere. Nee, alle mensen zijn verloren zondaren. Hij maakt onderscheid overeenkomstig zijn eeuwig besluit. De bron van ons geloof is dan ook de verkiezende liefde van God. God kiest mensen uit. Niet omdat Hij van tevoren in de mens dit geloof zag als oorzaak of voorwaarde voor hun verkiezing. Nee, Hij heeft hen uitverkoren, opdat ze zouden gaan geloven. God koos voor jou, en daardoor neem je Jezus als je Verlosser aan. God is de eerste. Hij is ons mensen geen antwoord verschuldigd op vragen over het waarom en hoe. Mag de pottenbakker niet doen met het leem wat Hij wil? (Romeinen 9, 21).

 

Van dit alles wordt de ware gelovige stil. Het geeft hem of haar ook onuitsprekelijke troost. Deze God heeft mij liefgehad met een eeuwige liefde. Gods liefde heeft geen begin en ook geen eind. Die liefde houdt nooit op. Onveranderlijk! Mag ik bij Hem horen? Uit genade? Wat een wonder!

 

Maar hoe weet je dat nu zeker dat je bij Hem mag horen? Dat je hoort bij de uitverkorenen? Wij kunnen niet in Gods raad kijken. Het is u al vast wel eens opgevallen of het is u verteld dat de Dordtse Leerregels niet beginnen met artikel 6 over Gods eeuwige besluit van verkiezing en verwerping. Hoofdstuk 1 begint met het Evangelie. Met Christus Gods geliefde Zoon die Hij gegeven heeft om mensen te redden. Artikel 6 staat dan ook in dat licht.
De leer van de uitverkiezing is een geloofsbelijdenis. Het is een lofzang in blijde verwondering over Gods verkiezing. Wie in ongeloof gaat spreken over de uitverkiezing en daarbij begint met het redeneren over Gods eeuwige raadsbesluit en dat probeert na te rekenen, loopt vast.

 

In de Bijbel komen we, als het gaat om de uitverkiezing, geen tobbers of boze mensen tegen. Wij komen zingende mensen tegen. Zangers die zingen over het wonder en de diepte van Gods verkiezende liefde. Een lofzang omdat er – ondanks de tegenstand en het ongeloof van onze kant –  genade is van Gods kant. Een lofzang omdat er mensen toch nog tot geloof komen, zodat er geen eeuwig ongeluk, maar eeuwig geluk voor hen is.

 

De uitverkiezing is dan ook geen keiharde muur waar je je op stuk kunt lopen, maar een poort waar je zingend door mag gaan. Nog voordat God de wereld schiep had Hij al een plan om verloren mensen te redden. Een vast en groot aantal mensen is in Christus tot het heil uitgekozen. Zo had God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest dit bepaald in de vrederaad. God heeft Zijn Zoon Christus van eeuwigheid tot Middelaar en Hoofd van alle uitverkorenen, en tot fundament van het heil gesteld. En daarom besloot God om deze mensen aan Hem  te geven. Daarom besloot God  hen te roepen tot Christus zelf door de verkondiging van het Evangelie en door de werking van de Heilige Geest. Wie dus de Heer Jezus leert liefhebben mag daaruit weten dat Christus hem of haar eerst heeft liefgehad.

 

Christus is de spiegel van onze verkiezing.
De uitverkiezing is  dus geen hoge muur, waarbij het boek des levens achter de muur ligt; een boek waar je niet in kunt kijken omdat de muur zo hoog is.
Nee, vóór deze muur staat een spiegel. En dat is Christus. En wie in deze spiegel van de verkiezing kijkt, die ziet Christus. En in geloof aan Hem verbonden mag je weten: Ik ben door God zelf uitverkoren. En nu zal Hij die dit werk in mij is begonnen het ook afmaken:
Hij gaf mij het geloof in Christus
Hij besloot om mij te rechtvaardigen
Hij besloot om mij te heiligen
Hij besloot om mij in dat geloof te bewaren, om mij uiteindelijk ook te verheerlijken. Tot lofprijzing van Gods genade.

 

De verantwoordelijkheid van mensen

 

De uitverkiezing heeft dan ook tot doel dat wij heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde.  Zo omschrijft Paulus dat in Ef. 1,4. De Schriftuurlijke leer van de uitverkiezing maakt geen zorgeloze en lakse mensen, zoals de remonstranten de gereformeerden wel hebben verweten.

 

De Dordtse Leerregels leren ons niet te redeneren als een rekensom: de mens kan en wil niet geloven; maar als je uitverkoren bent dan zal God er voor zorgen dat dit wel gaat gebeuren: 1 en 1 is 2. Ik wacht dus maar af of God dat wel of niet geeft overeenkomstig zijn verborgen raad.
Nee, onze verantwoordelijkheid blijft gelden. God realiseert zijn uitverkiezing door middel van de prediking van Christus. In de prediking komen wij oog in oog te staan met Christus, de spiegel van onze verkiezing.

 

De Heere zorgt voor u in alles. Maar u zult wel moeten werken om iets te kunnen kopen. En u zult boodschappen moeten doen om het eten en drinken in huis te halen. Anders komt uw voorraadkast echt niet vol. Terwijl we toch zeggen: we ontvangen het van de HEERE. Met andere woorden: wij mensen hebben een eigen verantwoordelijkheid om de middelen aan te wenden die God zelf gebruikt om zijn verkiezing te realiseren. In die weg groeien wij in liefde en in heiligheid voor de HEERE. Gods verkiezing en de verantwoordelijkheid van de mensen moeten we niet uit elkaar trekken. Dat doet de Schrift ook niet:

 

Joh. 6: 37: Alles wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen (verkiezing), en wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen (verantwoordelijkheid van mensen).

 

Jezus spreekt ook zelf over de verkiezing in Joh. 17, 6: Ik heb Uw Naam geopenbaard aan mensen (verantwoordelijkheid mensen), die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt (verkiezing).

 

Hand. 13, 48: Toen nu de heidenen dit hoorden (verantwoordelijkheid mensen), verblijdden zij zich en prezen het Woord van de Heere, en er geloofden er zovelen als er bestemd waren voor het eeuwige leven (verkiezing).

 

Hoe moeten wij nu verder spreken over de uitverkiezing, bijvoorbeeld op de verenigingen?
Artikel 14 van hoofdstuk 1 geeft ons daarin richting. Volgens artikel 14 moeten wij in de kerk spreken over de leer van de uitverkiezing, maar wel op de juiste tijd en de juiste plaats. Artikel 14 zegt daarbij: dat moet gebeuren met onderscheidingsvermogen. Onzekere mensen moeten wij niet verschrikken of aan het twijfelen brengen. Wij behoren te spreken tot troost en bemoediging. Wij dienen zo te spreken dat de zekerheid dat God ons heeft liefgehad met een eeuwige liefde steeds sterker wordt. De uitverkiezing is nooit bedoeld om de weg naar de zaligheid af te sluiten. We moeten hierover spreken zoals Christus dit ook heeft gedaan. Soms dus ook tot waarschuwing.  Net zoals Christus dat deed aan het adres van de Farizeeën, die niet geloofden in Christus (Mattheüs 22). Dit alles dient eerbiedig te gebeuren. Tot eer van God.  

 

De uitverkiezing is, als het goed is, niet maar een leer die wij onderschrijven. Het is een leer waar voor ons in te leven valt en die vervolgens ook vruchten voortbrengt.

 

Vruchten van de verkiezing

  1. De vrucht van verootmoediging
  2. De vrucht van aanbidding: 
    Als wij gereformeerden vandaag, 400 jaar na Dordt, in het spoor van onze broeders toen zeggen te gaan en de uitverkiezing op de juiste Schriftuurlijke waarde schatten, dan kan het niet anders of er wordt bij ons ook het meest de echte aanbidding van God gevonden. De eerbied, de nederigheid, de aanbidding, de verheerlijking van God drie-enig.
    Is dat zo in het kerkelijke leven, in het verenigingsleven, in ons eigen leven? Als vrucht van de uitverkiezing? Aanbidding is vrucht van de zekerheid van de verkiezing. Het wonder! De genade!
  3. De vrucht van heiliging. Dat is: jezelf reinigen en God, die jou eerst heeft liefgehad nu ook van jouw kant vurig liefhebben (Efeziërs 1, 4; 1 Johannes 3, 3).
  4. De vrucht van liefde tot God en naaste

Plaats van de verwerping

 

Ik wil kort nog iets zeggen over de plaats van de verwerping. En dat doe ik bewust pas aan het einde van deze lezing. In lijn met de Dordtse leerregels. Want, ook die brengen de verwerping aan de orde als schaduwzijde van de genadige verkiezing. Dat gebeurt pas in artikel 15 van hoofdstuk 1. Beide als besluit van God, maar de verwerping staat onder de verkiezing. Artikel 15 spreekt over het voorbijgaan van God. God laat ze liggen in hun eigen schuld. God is niemand schuldig om zijn genade en liefde aan iemand te geven! Daarnaast staat het artikel over de verwerping zelf ook in het licht van de uitverkiezing. Zelfs de verwerping spreekt ons van hoe genadig God is en hoe onverdiend de genade van onze uitverkiezing is. Bij de verkiezing spreken we met één woord: genade. Bij verwerping spreken we met twee woorden: ongeloof en Gods rechtvaardig oordeel.
De HEERE laat niet mensen verloren gaan, omdat ze toch al van eeuwigheid af door Hem verworpen zijn. Artikel 15 schrijft dat God als Rechter alleen degenen verwerpt die Hem in ongeloof en zonde verworpen hebben. Ze hebben niet gewild. God gaat geen slachtoffers, maar vijanden voorbij. Het betreft mensen die God van zichzelf haten. Dat is de reden voor hun verwerping. In het slotwoord bij de Dordtse Leerregels wordt dit nog eens benadrukt: De verwerping is niet op dezelfde manier de oorzaak van het ongeloof en de goddeloosheid als de verkiezing de bron van het geloof en de goede werken is. De oorzaak van de verwerping ligt bij de mens zelf die niet wil geloven. ‘Ze wilden niet luisteren’ zegt de Heere in Mattheüs 23, 37 en Johannes 5, 40). God gaat niet mensen voorbij die graag willen! Wie zoekt zal vinden en wie klopt zal opengedaan worden.

 

De leer van de verwerping is voor de kerk van Christus dan ook in de eerste plaats pastoraal bedoeld. Het is, als het goed is, een levende troost.  Artikel 15 over de verwerping begint dan ook met het voorrecht van de eeuwige en onverdiende genade van onze uitverkiezing.
En tenslotte is die leer ook stimulerend en bemoedigend. Er zijn namelijk kinderen van God die het roemen in God en in zijn verkiezende liefde nog niet zo bij zichzelf opmerken, maar wel in de wegen van God gaan. Zij moeten zich niet laten ontmoedigen als ze horen over de verwerping. Zij moeten zich al helemaal niet bij de verworpenen rekenen. Zij moeten de middelen trouw blijven gebruiken, vurig verlangen naar de tijd van meer genade en die eerbiedig verwachten. Sommigen zijn nog niet zo ver in het gelovig leven voor de HEERE als zij wel wilden. Zij hoeven voor deze leer van de verwerping al helemaal niet bang te worden. Daar zijn namelijk Gods beloften dat Hij het geknakte riet niet zal verbreken en de walmende vlaspit niet zal uitdoven.

 

Voor hen die Christus niet liefhebben en geen rekening houden met God is deze leer wel angstaanjagend. Als zij zich niet bekeren volgt daar de eeuwige verdoemenis. Dan wordt het oordeel waar zij nu al onder liggen definitief uitgesproken.

 

Aanbidding

 

Het geheim van Gods uitverkiezing is dus niet maar alleen maar wat theoretische bagage die u op zak moet hebben om mee te kunnen praten op de vereniging waar u deel van uitmaakt. Alsof we spreken over een theoretisch leerstuk. De Dordtse Leerregels vormen een belijdenis, waar we gelovig in moeten wandelen. Een belijdenis waaruit u elke dag gelovig moet leven. De Dordtse Leerregels vormen één groot loflied op de verkiezende liefde van God. Net zoals de Schrift dat doet in Efeziërs 1 en in Handelingen 13. Een blijde uitroep in verwondering en blijdschap.
Die wilden onze voorvaderen ook laten horen in hun verweerschrift tegen de remonstrantie. Het ging om de lof op Gods verkiezend welbehagen. Elk hoofdstuk van de DL wordt dan ook afgesloten met de lof op God.

 

Hoofdstuk 1: Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid.

 

Hoofdstuk 2: de kerk heeft Christus haar Verlosser standvastig lief, zij dient Hem met volharding en prijst Hem nu en in alle eeuwigheid. Amen.

 

Hoofdstuk 3-4: Daarvan komt God alleen toe alle eer tot in eeuwigheid. Amen.

 

Hoofdstuk 5: Deze enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, zij eer en heerlijkheid in eeuwigheid. Amen.

 

Ik moet weer even terugdenken aan die vrouw.
Heb ik deze lof op de liefde van God in Christus Jezus voor zondaren wel voldoende belicht?
Want hoe zullen zij geloven in Hem van wie zij niet gehoord hebben?
Wat een opdracht voor de kerk van Christus om deze blijde boodschap te verkondigen aan anderen. En om daarbij aanhoudend te bidden of de HEERE zelf daarbij wegen wil openen. Tot eer van God en verheerlijking van Zijn naam en tot het eeuwig behoud van zondaren.

 

NOOT

[1] Dit artikel geeft de toespraak van ds. M.A. Sneep weer die hij op 26 mei 2018 te Zwolle gehouden heeft op de Bondsdag van Gereformeerde Bijbelstudieverenigingen van De Gereformeerde Kerken (hersteld, DGK).