Printen

Onderweg – wie is dr. Douma?

 

D.J. Bolt

04-05-19

 

We lazen een lijvige autobiografie[1] van dr. J. Douma. In zijn zelfbeschrijving met als titel Onderweg, geeft hij een gedetailleerd verslag van zijn leven en werk. Zijn plaats in kerk en samenleving, zijn ethisch werk, opvattingen en oordelen over de vroegere en huidige kerkelijk situatie maken, dat we er graag de nodige aandacht aan geven.

Hoewel we in eerste instantie wilden volstaan met een recensie, vraagt de inhoud van het boek om het breder aandacht te geven en daarbij ook Douma's recente interviews met hem te betrekken.

 

We splitsen ons verhaal in delen:

Wie is dr. Douma?

 

Voor veel (oudere) gereformeerden in Nederland en ook daarbuiten behoeft prof. dr. J. Douma nauwelijks introductie. Toch is het best interessant om in vogelvlucht iets weer te geven uit zijn eigen zeer uitvoerige beschrijving van afkomst en jeugd/jongelingsjaren die onmiskenbaar invloed hebben gehad op zijn levensgang, en ook op de ontwikkelingen m.n. in de vrijgemaakt-gereformeerde kerken.

 

Jochem Douma werd in 1931 geboren uit Friese ouders die enkele jaren daarvoor verhuisd waren naar het Groningse plattelandsdorp Stadskanaal.

De jonge Douma kwakkelde nogal met zijn gezondheid (TBC) hetgeen hem tot in zijn studententijd parten speelde. Ook de thuisomstandigheden waren niet optimaal (20). Toch bleek dat niet een fatale belemmering te zijn voor zijn leren en latere studie. Er bleek zelfs een positief aspect aan te zitten: de jongen kon op zijn ziekbed zijn kennishonger over o.a. de Vrijmaking stillen met lezen van van alles wat los en vastzat!

 

Opleiding

 

Na geslaagd te zijn aan het Christelijk Lyceum te Stadskanaal ging jonge Jochem studeren in Kampen aan de Theologische Hogeschool (1951), te beginnen met de verplichte propadeuse of vooropleiding. De student heeft de plotseling dood van prof. dr. K. Schilder en even later ook van prof. B. Holwerda meegemaakt. Het maakte diepe  indruk. De hoogleraren werden opgevolgd door prof. L. Doekes en prof. H.J. Schilder.

Na het kandidaatsexamen (1957) had Douma predikant in de kerken kunnen worden maar hij wilde verder studeren en het doctoraal examen halen. Dat had gekund in Kampen maar hij verkoos zijn studie aan de Universiteit van Amsterdam voort te zetten.

De Kamper Hogeschool, en m.n. prof. Doekes, had wel geestelijk-pastorale bedenkingen: de studie aan de Amsterdamse instelling zou nota bene onder leiding van prof. G.C. van Niftrik plaatsvinden, een volbloed Barthiaan!

 

Maar Douma zette door en schreef zich in aan de hoofdstedelijke universiteit. En zijn intensieve doctorale studie werd bekroond met een cum laude[2] waardering! De zorg van zijn Kamper broeders leek beschaamd want de nieuwe doctorandus verklaarde:

 

'Ik bleef wie ik mocht zijn. Ik had geen moeite om vervolgens predikant te worden in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), met dank voor alles wat ik in Amsterdam geleerd had, waar men mij de volle ruimte heeft geboden. Ik dank in hen God, die mij op mijn weg door Amsterdam geleid heeft.' (93)

 

Predikant in Rijnsburg

 

Douma kreeg spoedig een beroep van GKv Rijnsburg en nam dat aan (1960). In dezelfde periode trouwde hij met Johanna Margaretha (Jo) Wigboldus, een onderwijzeres te Dussen (NB).

De kersverse predikant leerde het ambt met al zijn activiteiten in de praktijk kennen. En ook met zijn beslommeringen. Zo werd er een nieuw kerkorgel aangeschaft. Rijnsburg werd zendende kerk voor Curaçao. Veel tijd moest worden besteed aan de kwestie Katwijk over de bevestiging van een ouderling. En last but not least kostte de Open Brief met de handtekening eronder van drs. R. Brands, predikant van de classiskerken Oegstgeest en Valkenburg, heel veel tijd.

 

Promotie

 

Ds. Douma wilde verder studeren. Het onderwerp Gemene Gratie (Algemene Genade) had zijn sterke belangstelling. De Rijnsburgse kerkenraad gaf welwillend gevraagd studieverlof zodat het studietraject niet eindeloos gerekt zou worden.

Probleem was waar te promoveren: Amsterdam (al beloofd) of Kampen. Tenslotte werd het toch Kampen want 'kritiek op Schilder leverde ik toch liever in Kampen dan in Amsterdam' (127). En hoewel het niet erg boterde tussen Douma en zijn begeleiders aan de TU (de Hogeschool was inmiddels theologische universiteit geworden) kon hij eind 1966 promoveren in de bekende Lemkerzaal van de Broederkerk te Kampen. Oppositie werd gevoerd door ds. Joh. Francke, prof. C.G. van Niftrik, drs. J.P. Lettinga en dr. R.H. Bremmer.

Na beraad verrichtte de promotor Doekes de officiële promotie. Voortaan was de Fries/Groningse jongen dr. J. Douma.

 

De nieuwe doctor kreeg uitbundig lof toegezwaaid van o.a. de syn. gereformeerde en hervormde doctoren H. Ridderbos, H. Berkhof, G.Th. Rothuizen. Zo zelfs dat Douma 'er van moest blozen' (147). Het is grappig dat wij in ons exemplaar van zijn dissertatie een krantenknipsel bewaarden met een aardige en ook kritische recensie van H.M.K(uitert).

 

 

Echter het was Douma bijna onverteerbaar dat het predicaat cum laude niet was verleend. Weliswaar heeft hij zich daar nooit publiek over willen uitlaten maar nu citeert hij toch uit zijn brief toen aan prof. Veenhof:

 

'Het is een tegenvaller voor mij, dat het 'cum laude' uitbleef. Ik wil er direct en gemeend bij zeggen, dat deze bittere pil mij van Godswege te slikken gegeven is. Mijn eerzucht is niet gering, en dan is het goed wanneer je zo iets te verwerken krijgt ... (150)'[3]

 

Het mooiste compliment voor zijn studieprestatie kreeg de jonge doctor wellicht van ds. D(ouwe) van Dijk, president-curator van de Theologische Universiteit want die 'proefde in de helderheid van voorstelling in mijn dissertatie 'het Friese karakter, de Friese geest van de schrijver.'

Nou dan!
Het is overigens te hopen dat dit compliment meer grond heeft dan een andere waarneming van deze predikant, namelijk dat 'zelfs de vogels boven Friesland anders zingen dan daarbuiten' (151). Wij horen hier (Drachten) dagelijks vogels zingen maar konden daar tot nu toe nog nooit enig Fries vocabulair in horen. Maar, zo geloven wij, zij zingen wel cum laude pro Deo.

 

Predikant in Brunssum-Treebeek

 

Douma kreeg spoedig na zijn promotie beroepen. Hij nam dat van Brunssum-Treebeek aan en werd daar in april 1968 bevestigd. Ook werd zijn inzet gevraagd als consulent van Eindhoven.

Al na een jaar werd ds. Douma naar de synode van Hoogeveen (1969/1970) afgevaardigd. In deze zelfde tijd schreef hij het boekje Herinnering en verwachting dat bedoelde vrede te stichten in de kerken in de strijd om gereformeerd te blijven, maar het had niet het beoogde resultaat.

 

In deze periode kreeg het echtpaar Douma hun derde adoptiekind.

 

Hoogleraar Kampen

 

De synode van Hoogeveen benoemde dr. Douma als hoogleraar in de nieuwe leerstoel ethiek aan de Theologische Universiteit te Kampen. Dat betekende na een hele korte periode in Brunssum-Treebeek (1968-1970) alweer afscheid nemen en verhuizen naar het IJsselstadje.

 

Onder de toeziende ogen van curator ds. D. van Dijk en op afstand prof. dr. L. Doekes zet de nieuwe hoogleraar zijn handtekening onder het Ondertekeningsformulier.
 

De nieuwe prof kreeg als collega's: H.J. Schilder (OT), J. van Bruggen (NT), C. Trimp (Ambtelijke vakken), L. Doekes (Dogmatiek), J. Kamphuis (Kerkgeschiedenis), D.K. Wielenga (Zendingswetenschappen), J.A. Meijer(oude talen), Ph. Roorda (Vooropleiding).

Veel aandacht en energie kostte (de vernieuwing van) het studieprogramma.

 

Onder Douma's leiding vonden vier promoties plaats waarvan wij het genoegen hadden een ervan bij te wonen[4]

 

We gaan hier niet de precieze wisselingen van de docentenwacht verslaan. Daarvoor zijn de biografie en andere bronnen voldoende beschikbaar. Maar we willen wel enkele verdere belangrijke aspecten noemen van Douma's werk.

 

Eenheid

 

Degenen die bewust de periode van Douma's hoogleraarschap hebben meebeleefd weten dat er vaak een tegenstelling was en werd gezien tussen twee 'polen' aan de TUK, belichaamd door prof. J. Kamphuis en prof. Douma. Ondanks dat er zeker verschillen waren (die hopen we ook later aan de orde te stellen omdat ze nog steeds een rol spelen) constateert Douma:

 

'Alle docenten bleven eensgezind in het volgen van de gereformeerde lijn in het onderwijs aan de Hogeschool. Ik heb de indruk, dat de dertig jaren van 1970-2000 behoren tot de meest rustige jaren die de Kamper Hogeschool in haar geschiedenis vanaf 1854 heeft meegemaakt.' (219).

 

Publicaties

 

In de rubriek Kerkelijke Leven van de Reformatie publiceerde Douma over allerlei onderwerpen en ontwikkelingen, zowel binnen als buiten de vrijgemaakte kerken. Het viel niet altijd goed. Er waren verschillen t.a.v. de kerkvisie, politieke lijstineenschuiving, de waardering van de Evangelische Omroep, deelname aan COGG conferenties. De kerkelijke wenkbrauwen fronsten zo nu en dan. M.n. de kwestie 'gemengde' jongerenvereniging lag erg moeilijk: Douma had er geen probleem mee, integendeel, terwijl Kamphuis een sterk voorstander was van aparte jongelings- en meisjesverenigingen. Toen Douma zijn standpunt promootte in het blad, vertrok Kamphuis uit de redactie. Maar het leidde niet tot een breuk tussen hen volgens Douma.(293)

 

Wel brak vervolgens ook Douma met de redactie want hij verdroeg geen (andere) kritiek op zijn artikelen in de rubriek Kerkelijk Leven[5]. Het ging m.n. om zaken als 'zichtbare/onzichtbare kerk', de grote vrijgemaakte nadruk op 'de ware kerk', meer ware kerken op één plaats, waardering van het Hervormde 'Getuigenis', lijstineenschuiving van GPV en RPF, ook over een In Memoriam van de Barthiaan prof. dr. G.C. van Niftrik, Douma's vroegere leermeester aan de Amsterdamse Universiteit (222-227) waar hij sinds zijn studie in Amsterdam warme gevoelens voor had. 

 

Naast de Reformatie had Douma ook een vaste plaats met zijn rubriek Moreel Beraad in het Nederlands Dagblad, maar ook daar kwam een eind aan (2008).

 

Onder de titel Ethische verkenningen publiceerde Douma een serie van 15 boekjes op het gebied van ethiek. Er komen tal van uiteenlopende ethische onderwerpen aan de orde, een aantal ervan is ook vandaag nog volop actueel: bijvoorbeeld over echtscheiding, levensstijl, seksualiteit, homofilie, 'apartheid', abortus.

In een aparte publicatie behandelde de ethicus de Tien Geboden. Nog meer onderwerpen komen systematisch aan de orde in zijn Grondslagen christelijke ethiek.

 

Andere activiteiten

 

Douma is landelijk behoorlijk bekend geworden als 'boegbeeld' van de VBOK een organisatie die zich verzet tegen abortus provocatus en hulp biedt aan ongewenst zwangere vrouwen. Mede onder zijn leiding groeide de VBOK uit tot een grote landelijke organisatie[6].

 

Ook zijn betrokkenheid bij poliopreventie mag niet onvermeld blijven. Samen met anderen heeft hij geprobeerd in sterk bevindelijk-gereformeerde kringen een andere houding te bewerken t.a.v. inenting tegen ingrijpende ziekten als kinderverlamming.

Het bleef zonder veel resultaat (348) zodat ook in onze tijd het probleem zich weer volop manifesteert.

 

Hoogleraar Vrije Universiteit

 

Aan de VU werd door de Stichting prof. dr. G.A. Lindeboom Instituut een bijzondere leerstoel Medische Ethiek ingesteld (1990). September 1993 kreeg dr. Douma een benoeming om er voor een periode van vijf jaar wekelijks enkele colleges gedurende ongeveer de helft van een jaar te geven.

 

Buitenlandse contacten

 

Naast al de vorige werkzaamheden en activiteiten onderhield prof. Douma relaties met buitenlandse kerken. Zo had hij o.m. contacten met de zgn. 'Reformed Baptists' in Engeland, verontruste christenen in Duitsland, bezoeken aan christenen in Hongarije die zuchtten onder het communistische bewind.

Ook reisde de hoogleraar naar verre streken als Japan, Zuid-Korea, Irian Jaya, Indonesië, Zuid-Afrika en Canada.

 

Naar een nieuwe kerk

 

Na zijn emeritaat in 1997 bleef dr. Douma actief. Hij gaf een Bijbelcursus over het Oude Testament en schreef een commentaar op de Psalmen. Ook ontplooide hij activiteiten t.a.v. reformatorische opleidingen in Duitsland. En in Suriname werd een cursus ethiek gegeven.

 

In 2001 publiceerde Douma het boekje Hoe gaan wij verder? waarin hij een lans brak voor de eenheid van 'tien keer gereformeerd'. T.a.v. de koers van de TUK constateerde hij alleen nog maar wat 'onhelderheid in sommige betogen' (424). Maar twee jaar later (2003) ontstonden wel De Gereformeerde Kerken (hersteld, DGK), een afscheiding van de GKv.

Langzaam maar zeker wordt ook Douma zich ervan bewust dat het in zijn vrijgemaakte kerken niet goed gaat en het om meer dan 'onhelderheid' gaat. Dertien jaar na Hoe gaan wij verder? nemen Douma en zijn vrouw afscheid van de GKv en sluiten zich in hun woonplaats Hardenberg aan bij de Gereformeerde Kerken Nederland, een kerkverband dat ongeveer 1000 leden telt, verspreid over vrijwel het hele land.

 

Tot slot

 

Het doet verwonderd staan hoeveel gaven en werkkracht deze hooggeleerde broeder van de Heere heeft ontvangen. Hij heeft ze op zijn manier intensief ingezet in kerk én maatschappij. Het verbaast hoe hij die, met zo'n zwakke gezondheid begonnen, al zijn werkzaamheden heeft kunnen combineren. We hebben als kerkleden veel te danken aan zijn werk en voorlichting op het gebied van ethiek. Regelmatig grijpen we naar zijn publicaties in onze boekenkast. Naar de mens gesproken heeft hij een schitterende carrière gemaakt, van plattelandsjongen uit het Hoge Noord'n, tot hoogleraar wiens naam in de Nederlandse kerken en de overheid, tot zelfs in uithoeken van de wereld bekend is.

 

Tegelijk heeft zijn levensgang ook iets tragisch. Hij wilde midden in de kerken staan en stond er, werd gerespecteerd, ontving zelfs een eredoctoraat van een Hongaarse universiteit, maar moet aan het eind zijn vrijgemaakt-gereformeerde kerken verlaten. Twintig jaar na zijn afscheid als gezaghebbend hoogleraar is zijn betekenis vervluchtigd.   

Ondanks dat hij 'met vreugde' (440) verkeert in zijn nieuwe kerkelijke onderkomen moet het afscheid van kerken waaraan hij zoveel van zijn werkzame leven heeft gegeven, toch diep verdriet en pijn geven.

Dat kennen ook wij.
En nog ander verdriet …

 

Wordt vervolgd

 

NOTEN

[1] Dat is een zgn. egodocument, een schriftelijke bron, waarin iemand een persoonlijke getuigenis aflegt. Een belangrijke categorie egodocumenten zijn de autobiografieën' (Wikipedia).

[2] 'Met lof'. Een nog hogere waardering is: summa cum laude, 'met de hoogste lof'.

[3] Ab van Langevelde, In het klimaat van het absolute, p501. Overigens heeft Veenhof het daar over 'hoogmoed': 'Ja, we zijn altijd een tikje hoogmoedig! En dan is het goed dat we af en toe, om met Jager te spreken, "een dreun op hoofd" krijgen'. Dat is iets anders.

[4] Van ds. J.A. Boersema, destijds predikant te Apeldoorn-Zuid. Het onderwerp van zijn dissertatie was 'Huwelijksbetalingen; een antropologisch-ethisch onderzoek naar de bruidsprijs op Oost-Sumba'.

[5] Wel bleef Douma samen met de andere hoogleraren behoren tot de zgn. 'brede redactie' van de Reformatie.

[6] Overigens houdt de Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind bijna 49 jaar na haar oprichting op te bestaan. Vanaf 1 januari 2020 gaat zij op in de hulporganisatie Siriz, zo is het voorstel (ND, 03-05-19).