Printen

Een Bijbelse visie op het huwelijk (1)

 

Dr. C. van Dam (emeritus oudtestamenticus Canada – CanRC)

02-11-19

 

Het huwelijk is een gave van God aan zijn schepping

 

De huidige verwarring

 

De hedendaagse samenleving wordt gekarakteriseerd door veel verwarring over de identiteit, de plaats en de rol van het huwelijk. Veel mensen verkeren in het onzekere en stellen basale vragen zoals: wat is nu eigenlijk het huwelijk? Als twee mensen van elkaar houden, wat is er dan verkeerd aan seks voor het huwelijk of samenwonen? En als je toevallig getrouwd bent en niet langer getrouwd wilt zijn, waarom dan niet ermee stoppen en scheiden?

 

Als alles in onze maatschappij zo ongeveer op de helling gaat, wat is dan de plaats en de zin van het huwelijk? De vraag wordt zelfs nog urgenter, als je kijkt naar de komst van het zogenaamde same-sex huwelijk, het homohuwelijk. Als je verliefd bent geworden op iemand van hetzelfde geslacht, waarom dat dan niet officieel  maken en het een huwelijk noemen? Discrimineer je niet als je alleen maar man-vrouw huwelijken hebt?

 

Wat is in deze situatie de Bijbelse visie op het huwelijk? Hoe verdedigen wij deze visie?

 

God is het uitgangspunt

 

Om bij het begin te beginnen, willen we het huwelijk begrijpen, dan moeten we vragen waar het vandaan komt. Heeft het zich op evolutionaire wijze ontwikkeld in de tijd dat mensen zich vanuit lagere levensvormen ontwikkelden of is het een gave, een wonderschoon ontwerp dat gemaakt is door de grote Ontwerper, de Almachtige God, die de mensheid heeft geschapen, mannelijk en vrouwelijk? We moeten ons hiermee allereerst confronteren. Het punt is dat het huwelijk geen toevallig idee is, maar dat het huwelijk een gave van God aan zijn schepping is. Als we dus willen weten waar het in het huwelijk nu echt om gaat, dan moeten we naar Degene luisteren die het heeft ingesteld en aan ons heeft gegeven. Het huwelijk is geen idee van ons, maar van God!

 

Nu zullen veel mensen in onze samenleving geneigd zijn te zeggen: “Spreek me niet van God. Ik geloof niet dat Hij bestaat!” Hoe gaan we daar mee om? Is dat het einde van onze verdediging van een Bijbelse visie op het huwelijk? Nee. We maken vriendelijk duidelijk dat we het daar beslist niet mee eens zijn en zeggen dat, hoewel de mens God kan ontkennen, zo’n ontkenning wordt gedaan door het onderdrukken van de kennis van God die de Heere hun heeft gegeven. Per slot van rekening weten volgens Gods Woord (Rom. 1:19-21) alle mensen dat God er is en echt bestaat, want zijn macht en heerlijkheid blijken uit de schepping (vgl. ook Ps. 19). God ontkennen gaat tegen beter weten in. Ook hun geweten getuigt van de werkelijkheid van God. Mens zijn betekent het kennen en zich bewust zijn van de Allerhoogste God.

 

En daarom staat in onze verdediging van het huwelijk Gods bestaan en zijn gezag centraal.

We hoeven dit niet te bewijzen. We moeten onze samenleving zeggen te luisteren naar die Ene van wie hun eigen geweten getuigt. God zelf heeft de paradijselijke gave van het huwelijk gegeven.

Naar Hem moeten we luisteren. Hij spreekt tenslotte tot ons, Hij spreekt tot ons door zijn Woord, de Heilige Schrift. Dat Woord heeft gezag en het geeft ons het gezag om over dit onderwerp in onze huidige maatschappij te spreken. Het is naar God dat we moeten luisteren. Geeft zelfs ons Canadese Charter of Rights and Freedoms (1982) in de preambule niet aan dat “Canada gegrond is op principes die de oppermacht van God erkennen…”?

 

Laten we nu Gods instelling van het huwelijk en het doel ervan overwegen.

 

De oorspronkelijke instelling en het doel van het huwelijk

 

Toen de Heere God in het begin alle dingen maakte, bekroonde Hij zijn werk met de schepping van de mens en stelde Hij het huwelijk in. Het is noodzakelijk je te realiseren hoe en waarom de Heere het huwelijk heeft ingesteld.

 

In Genesis 1 lezen we over de zesde dag van de schepping, dat “God de mens schiep naar Zijn beeld, naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk  en vrouwelijk schiep Hij hen. En God zegende hen en God zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde en onderwerp haar’ … “ (Gen. 1:27-28).

 

Er zijn verschillende dingen die hier opvallen en die voor ons vandaag relevant zijn. In de eerste plaats dat mensen naar Gods beeld werden geschapen. Dit betekent dat hun identiteit en taak met de hemel, met God, zijn verbonden. Het impliceert verder ook dat mensen geen dieren zijn. Zij zijn duidelijk onderscheiden van de dierenwereld doordat zij naar Gods beeld zijn gemaakt. Mens zijn betekent dat je geen dier bent.

 

In de tweede plaats is dit de eerste keer in de Schrift dat we over mannelijk en vrouwelijk lezen. Het feit dat dit de eerste keer is dat melding wordt gemaakt van geslacht (gender) is heel opmerkelijk. God had namelijk eerder, op de vijfde dag van de schepping, alles wat in de zee leeft en de vogels geschapen en God “zegende ze en zei: ‘Wees vruchtbaar, word talrijk, en vervul het water der zeeën; en laten de vogels talrijk worden op de aarde!’” (Gen. 1:22).

Het is duidelijk dat het feit dat ze vruchtbaar waren seksueel onderscheid tussen de dieren veronderstelt om nageslacht mogelijk te maken, maar dit feit wordt niet afzonderlijk vermeld. Seksueel onderscheid wordt alleen met betrekking tot de mensheid specifiek genoemd. God had daarmee een doel. De verschillende geslachten worden voor de mensheid vermeld omdat, in tegenstelling tot de dierenwereld, dit seksuele verschil in de mensheid deel zou uitmaken van een relatie die volledig uniek in de hele schepping is, de relatie van het huwelijk, ingesteld door God zelf.

 

Daarom geeft de Schrift hier aan dat seksuele relaties onder dieren van een andere orde zijn dan menselijke relaties. Daarom zijn homostudies over homoseksueel gedrag bij dieren om hun zaak te ondersteunen irrelevant. Menselijke seksualiteit is van een andere orde en is met name verbonden met de instelling van het huwelijk, zoals God dat in Genesis 2 heeft geopenbaard. Dit brengt ons bij het verslag van het huwelijk in Genesis 2.

 

Een hulp die bij hem past

 

Het is belangrijk om te zien hoe het huwelijk wordt geïntroduceerd. De volgorde van de gebeurtenissen is instructief. Voorafgaand aan de gave van het huwelijk liet God de mens namen geven aan de dieren die God tot hem had gebracht. Waarom heeft God dit gedaan? Om de mens zich te laten realiseren dat hij een speciale plaats in de schepping had. Terwijl hij de dieren namen gaf, realiseerde Adam zich hoe uniek hijzelf was. Hij was geen dier. Hij was van een andere orde. Hij stond boven de dieren, wat blijkt uit het feit dat hij de schepselen elk een eigen naam gaf.

 

Toen hij zag dat alle dieren als paar, als mannelijk en vrouwelijk, tot hem kwamen, realiseerde hij zich bovendien zijn eigen uitzonderlijke status en alleen zijn. Hij was mannelijk in zichzelf. Er bestond geen vrouwelijk wezen. Hij was eenzaam. Toen Adam zich zijn alleen-zijn bewust werd, maakte God een hulp voor hem die bij hem paste (vgl. Gen. 2:18). Deze hulp was door Gods ontwerp van het andere geslacht een vrouw, Eva. God vormde de vrouw door Adam in een diepe slaap te laten vallen en één van zijn ribben te nemen om daarvan Eva te maken en haar daarna aan Adam voor te stellen (Gen. 2:21-22).

 

Let erop dat God uit één man zijn tegenhanger schiep, zijn hulp die bij hem paste. Hoe jubelde de man toen hij de vrouw uit Gods hand ontving: “Deze is ditmaal been van mijn beenderen, en vlees van mijn vlees! Deze zal mannin genoemd worden, want uit de man is zij genomen” (Gen. 2:23). Samen vormen zij een hele, complete eenheid. Daarom was zij een geschikte hulp voor hem. “Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten; en zij zullen tot één vlees zijn” (Gen. 2:24). Op deze wijze heeft God het huwelijk ingesteld. Het brengt mannelijk en vrouwelijk in een mooie eenheid en volheid samen, omdat dit is  hoe God het heeft ontworpen en gemaakt. Zij passen bij elkaar. Zoals God zelf het zei, gaf hij de man “een hulp die bij hem paste.”

 

Wat zegt dit alles over de huwelijksrelatie? De woorden “hulp die bij hem past” duiden iemand aan die aansluiting heeft bij Adam. Deze hulp is niet meer- of minderwaardig aan hem, maar zij is zijn gelijke, zijn tegenhanger. De Heere gaf Adam daarom iemand die hem zal helpen en hem van zijn eenzaamheid zal verlossen. Iemand schreef heel toepasselijk:

 

“Als hulp vult zij hem aan, … en zij maakt hem compleet. … Als zij lichamelijk, intellectueel, emotioneel bij elkaar komen, is er een volheid die daarvoor niet bestond. … De man had de vrouw nodig om zelf compleet te zijn. Daarom was het niet goed voor hem om alleen te zijn. Hoewel dit niet wordt gezegd, heeft de vrouw net zo goed de man nodig om zelf compleet te zijn. Als God de gave van het celibaat geeft,  voorziet Hij ook in genade, zodat deze mensen op een niet aangevulde wijze kunnen leven. Hun volheid moet in Hem worden gevonden. Toch is dat niet de gewone gang van zaken.” (2)

 

Het huwelijk is een grote gave van God en de Heere Jezus onderstreepte dat ook toen hij naar het begin van Gods huwelijksinstelling verwees en zei: “Dus, wat God samengevoegd heeft, laat de mens dat niet scheiden” (Marcus 10:9).

 

In het huwelijk, vooral het christelijk huwelijk, verbinden man en vrouw zich samen als één mooie eenheid, die het alleen zijn uitsluit en een veilige en zekere haven geeft voor diepe geestelijke eenheid en intimiteit. Diepe vreugde wordt in die intimiteit gevonden, want een volheid wordt ervaren die alleenstaanden missen. Deel van de vreugde is dat binnen de veilige grenzen van het huwelijk van Gods gave van seksualiteit kan worden genoten (vgl. Deut. 24:5; Spreuken 5:15-19).

 

Huwelijk en voortplanting

 

Deze gave van God betekent dat er meer in Gods instelling van het huwelijk zit dan dat twee individuen zich goed voelen als zij een emotionele, geestelijke en lichamelijke eenheid vormen.

Deze eenheid voor wederzijdse hulp is zeker het eerste doel van het huwelijk. Maar er is nog een tweede doel. God heeft de seksualiteit zo ontworpen dat deze rechtstreeks zou worden verbonden met het ontvangen van kinderen. Toen God het huwelijk als een scheppingsorde gaf, bedoelde Hij dat kinderen binnen een gezin zouden worden geboren met een vader en moeder, die elk hun onderscheiden rol hebben. Dit goddelijke ontwerp betekent dat de gezinseenheid de fundamentele hoeksteen van de samenleving is.

 

Daarom is het opmerkelijk dat toen Adam zich verheugde in de gave van Eva, de Bijbel ons vertelt dat een man zijn vader en moeder moet verlaten en zich aan zijn vrouw hechten (Gen. 2:24). Met andere woorden: de relatie van man en vrouw gaat in zekere zin boven de relatie van kind en ouder.

 Bij het huwelijk komt de relatie met vader en moeder meer op afstand te staan. Je verlaat het ouderlijk huis – en de nieuwe en permanente relatie van man en vrouw komt ervoor in de plaats.

Ze moeten zich aan elkaar hechten: Het kerngezin is de fundamentele sociale eenheid in de maatschappij.

 

 Zoals met alles wat mooi en goed ontworpen is, breekt het als je ermee begint te knutselen. En als iets wat zo mooi is ontworpen als het huwelijk breekt, is het als een schitterende vaas die kapot valt. Het wordt een doffe ellende. Natuurlijk is er sinds de zondeval van Adam en Eva een constante strijd geweest om deze paradijselijke gave van God te bewaren. Door Gods trouwe gunst en goedheid voor zijn schepping heeft het huwelijk de eeuwen door vrijwel overal gefunctioneerd als hoeksteen van de samenleving. De voortreffelijke plaats van het huwelijk staat vandaag onder grote druk. Maar dat onderwerp is voor het volgende artikel.

 


  1. Dit artikel verscheen eerder in Clarion (CanRC) en is het eerste deel van een drieluik. Hier overgenomen via https://defenceofthetruth.com/en/2019/10/a-biblical-view-of-marriage-1/
  1. Jay E. Adams: Christian Living in the Home (Nutley, N.J.: Presbyterian and Reformed, 1972) 48.