Printen

Signalen 97

 

R. Sollie-Sleijster

08-02-20

 

Een nieuwe orde en het krabbende anker

Nader Bekeken – januari 2020

 

De nieuwe conceptkerkorde die is opgesteld voor de fusie van GKv en NGK maakt verschillende reacties los. In Signalen 95 gaven we weer wat ds. Jan Wesseling daarin verontrustte. Hij gaf aan dat veel van de gemaakte keuzes in deze kerkorde wijzen op een meegaand en pragmatisch karakter.

Het concept is te ‘volgend’ en heeft te weinig oog voor de heerschappij van Jezus Christus in het samenleven van de kerken. In dit vervolgartikel geeft de predikant een verdere toelichting.

 

Vaag

Het concept start al direct vaag met een nieuw artikel: “De kerken bestaan dankzij Gods genade. Zijn Geest verbindt de kerken in één geloof: het geloof in Christus Jezus, de Zoon van God.”

Hoewel dit goed klinkt, geeft het niet aan wat met ‘geloof’ wordt bedoeld. In de KO 2014 gaven de GKv nog aan verbonden te zijn ‘in eenheid van het christelijk geloof in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift’.  Dat verwijst naar HC Zondag 21, waar staat dat Jezus Christus als Zoon van God zich een gemeente vergadert in eenheid van het ware geloof door zijn Geest en Woord.

Weliswaar verwijst de Werkgroep (GKv en NGK samen) in de Toelichting ook naar deze Zondag, maar de essentiële elementen ontbreken: Jezus Christus als de ‘initiator’ van zijn gemeente en de Geest die eendracht schept door het Woord en de gehoorzaamheid daaraan.

Het lijkt erop dat ‘geloof’ niet meer is dan de persoonlijke geloofsrelatie met Jezus Christus. Gereformeerde kerken weten zich vanouds óók gebonden aan het geheel van zijn onfeilbare openbaring als het Woord van Hemzelf. Daarom richten zij zich in alles naar dat Woord, verwerpen alles wat daarmee in strijd is en erkennen Jezus Christus als het enige Hoofd.

Maar de onechte (‘valse’) kerk schrijft zichzelf of eigen verordeningen meer gezag toe.

Alleen al daarom is het bedenkelijk dat het kerkelijk recht de praktijk volgt, zo waarschuwt ds. Wesseling.

 

Mistig

Tientallen jaren klonk stevige en principiële kritiek vanuit de GKv op de ruimte die de NGK de plaatselijke kerk gaf. Waarom distantieert de Werkgroep zich hier nu van? Hun Toelichting (p.3) geeft namelijk aan dat kerken hechten aan hun vrijheid, en wat van waarde is binnen de NGK mag blijven.

Eenheid met andere kerken wordt gezocht, als zij zich houden aan Gods Woord en zich herkennen in het gereformeerde belijden. Maar wat is ‘zich herkennen in het belijden’?

En van gasten aan het Heilig Avondmaal wordt niet meer gevraagd dan dat ze het geloof van de gemeente delen. De KO 2014 is meer omlijnd en geeft aan dat gasten dienen in te stemmen met de leer van het Oude en Nieuwe Testament, zoals in de Apostolische Geloofsbelijdenis is samengevat, en godvrezend te leven.

 

Subjectivering en optimisme

De predikant vervolgt met op te merken dat wij ons van harte binden aan de Drie Formuleren van Eenheid (KO2014), omdat het een betrouwbare weergave van de gezonde leer is. Maar het huidige concept typeert het gereformeerd belijden als: ‘de verwoording van ons geloof’ (art. A2). Ons geloof, het geloof van de mens.

Hierin zien we een subjectivering en daarmee een relativering. Hebben we niets van de discussies geleerd die hierover gevoerd zijn? We geloven omdat de confessie Gods Woord naspreekt en niet voor zover ze dat doet. Daarom zijn we gereformeerd!

 

Ds. Wesseling wijst nog op de volgorde die het concept gebruikt: “het geloof dat in de plaatselijke gemeente wordt geleefd en beleden”. Maar, zo merkt hij op, éérst komt het belijden en dan het nederig erkennen van ons gebrekkige leven daarnaar. Het klinkt hem te activistisch en optimistisch in de oren.

Dat ziet hij ook terug in “De leden van de gemeente dragen dit geloof uit in de samenleving door een leven dat past bij de stijl van Gods koninkrijk.” Deze formulering is te kwetsbaar en onbeschermd en ligt open voor charismatische en activistische misverstanden.

 

Zo wordt ook optimistisch gesproken over het houden van tweede kerkdiensten waarvoor we ons ‘natuurlijk’ (met vraagteken van de predikant!) aan de besluiten van het kerkverband houden. Maar twee kerkdiensten zijn geen regel meer want het verlangen ernaar moet in de gemeente leven, de raad faciliteert alleen.

Wesseling vraagt: Dus geen leerdiensten meer? Maar hoe moet de jeugd dan worden onderwezen in eigen belijden? Wat niet wordt onderwezen wordt niet meer geloofd!

Huisbezoek en kerkvisitatie hoeft volgens het concept ook niet meer elk jaar plaats te vinden.

 

Kinderen aan het avondmaal?

En wat betreft kinderen aan het Avondmaal? Hier geeft de Werkgroep ruimte aan, omdat het “eenvoudig (?) binnen de NGK op een aantal plaatsen al een geaccepteerde praktijk is en ook binnen de GKv door een aantal predikanten wordt bepleit”. (Toelichting, p. 25).

Wesseling verwijst naar een opmerking van dr. A.N. Hendriks: “Je schakelt over naar een wezenlijk andere manier van kerk-zijn, wanneer je kinderen aan het Avondmaal toelaat”. Want hoe verdisconteer je het onderscheid tussen doopleden en belijdende leden, de tweezijdigheid van het verbond, het proces van de toe-eigening van het heil en de noodzaak van wedergeboorte? En de vraag naar de toegang tot het Avondmaal bij eventuele toepassing van de tucht en de zuivere bediening van het sacrament?

De predikant geeft aan dat de Werkgroep het niet pragmatischer en oppervlakkiger had kunnen benaderen. Het ontbreekt aan bezinning op de Bijbelse gronden onder het principe om geen kinderen aan het Heilig Avondmaal toe te laten. 

 

De predikant vervolgt: En een plaatselijke gemeente kan bezwaar aantekenen bij de regionale vergadering tegen een landelijk besluit als dat ‘schadelijk is voor de opbouw van de gemeente’. Dus niet wanneer het in strijd is met Gods Woord of de KO. Maar wie bepaalt of iets ‘schadelijk’ is? En op basis waarvan, als het niet Gods Woord en de KO is? En wat is de waarde van het oordeel van de regio? Is dat bindend of vrijblijvend? Het wordt niet aangegeven in het concept.

 

Schip op drift

Wesseling vat samen:

 

“Het anker is gaan krabben. Het sleept nog over de gereformeerde bodem, maar heeft geen grip meer. Het schip dreigt op sleeptouw te worden genomen door de postmoderne geest van deze eeuw en meegezogen in gaande ontwikkelingen. Zo drijft het weg bij wat eeuwenlang gezond gereformeerd was.”

 

En concludeert:

 

“Te vaak ontbreekt een gereformeerd-theologische doordenking en confessionele diepgang en verankering bij het concept”.

 

“CGK, er wordt in de hele wereld op u gelet”

RD 30-1-2020

 

Net als op de GKv-synode waren ook op de CGK-synode de waarschuwingen van zusterkerken vanuit de hele wereld niet van de lucht.

Afgevaardigden van buitenlandse kerken gaven uiting aan hun zorg over de huidige discussie binnen de CGK over toelating van vrouwen in de ambten.

 

De Spaanse Gereformeerde Kerken (IRE) stelden: “Kerken in de hele wereld letten op u. Er wordt van u verwacht een model te zijn. Stel deze kerken, die leiding van u verwachten, niet teleur met experimenten die niet door Schrift en belijdenis zijn gelegitimeerd".

 

Vanuit de Heritage Reformed Churches (HRC) in Noord-Amerika werd naar voren gebracht dat de openstelling van de ambten voor vrouwen niet in overeenstemming is met de Bijbel en daarom “zeer schadelijke gevolgen” voor de kerk zal hebben en tot grote interne verdeeldheid zal leiden. Zij riepen met klem op het voorstel resoluut af te wijzen als een onjuiste herinterpretatie van de Schrift.

 

De Orthodox Presbyterian Church (OPC), Canada en Noord-Amerika, sloot zich hierbij aan en keerde zich vooral tegen de gedachte dat de Schrift niet duidelijk zou zijn voor alle tijden.

 

Vanuit Korea klonken soortgelijke geluiden. De Onafhankelijke Gereformeerde Presbyteriaanse Kerk in Korea (IRPCK) en de Presbyteriaanse Kerk in Korea (Koshin) zien wel een actieve rol voor de vrouw in de kerk. Het merendeel van de Koreaanse kerken heeft 'tijdelijke diakenen' naast de 'gewijde diakenen'. Maar dat alles neemt de grote zorg niet weg: “Wij vrezen dat wanneer het ambt voor de vrouw wordt opengesteld, de acceptatie van homoseksualiteit de volgende stap zal zijn, aangezien het hermeneutische principe in kwestie hetzelfde is.”

 

Ook de Evangelical Presbyterian Church in England and Wales (EPCEW) geeft aan dat het onderwerp niet op zichzelf staat en dat “de vrouw in het ambt onlosmakelijk verbonden is met de Schriftleer.” En: “Een gereformeerde visie op de Schrift en vrouwelijke ambtsdragers gaan niet samen. U moet kiezen.”

 

De Evangelical Presbyterian Church of Ireland (EPCI): “Het ambt van ouderling en het gezaghebbend onderwijzen van Gods Woord is een mannelijke rol, die de scheppingsorde reflecteert.”

 

De Reformed Presbyterian Church of Ireland (RPCI) vroeg de synodeleden vast te houden aan hun

 

“principiële standpunt om alleen mannen in de ambten te bevestigen en dan alleen mannen die voldoen aan de Schriftuurlijke vereisten, zoals dit het standpunt van gereformeerde kerken wereldwijd, eeuwenlang is geweest.()

Dezelfde argumenten die gebruikt worden om vrouwen in het ambt in de kerk te rechtvaardigen – dat Paulus’ richtlijnen of Jezus’ praktijk cultureel of situatie-specifiek bepaald zijn – rechtvaardigen ook homoseksuele praxis in de kerk. Een kerk met twee benaderingen van Gods Woord is een verdeelde kerk.”

 

De Free Church of Scotland (FCS) en de Free Church of Scotland Continuing (FRSc) wijzen vrouwelijke ambtsdragers op grond van Gods Woord af.

 

Alleen vanuit Brazilië, de Igrejas Evangelicas Reformandas no Brasil (IERB) en Frankrijk, de Union Nationale des Églises Protestantes Réformées Évangéliques de France (Unepref) werd min of meer verontschuldigend aangegeven dat zij in Brazilië wel de vrouw in het ambt kennen, maar niet zoveel, en in gemeenten waar de Nederlandse invloeden klein zijn, weinig tot niet. In Frankrijk vanwege de minderheidspositie van protestanten in de Franse seculiere samenleving.