Printen

Dooperkenning

 

A. Velthuis

05-05-12

 

Onlangs publiceerde het Nederlands Dagblad over de verklaring van de Raad van Kerken. Deze oecumenische raad stelde vorig jaar een verklaring op welke door kerken ondertekend kan worden om elkaars doop nu officieel te erkennen. De Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), waarvan vertegenwoordigers hebben meegepraat, tekenen de verklaring nog niet. ‘Zij willen vanuit bestuurlijke overwegingen niet vooruitlopen op hun verhouding tot de Raad’. Zo berichtte het Nederlands Dagblad van 18 april 2012.

 

Is deze bestuurlijke overweging de enige reden om zich afzijdig te houden van deze verklaring? Waren de vertegenwoordigers van de GKV niet gemachtigd om een helder gereformeerd geluid te laten horen? Het lag voor voor de hand om een getuigenis te geven waarom deze verklaring niet mag en bovendien ook niet hoeft getekend te worden.

 

Niet mogen

Waarom zal deze naar een valse oecumene strevende verklaring niet ondertekend mogen worden door kerken die zich onverkort willen verbinden aan de Schrift en drie formulieren van eenheid? Laten we daarvoor eerst kort kijken welk doel de Raad van Kerken beoogt. Welke ideeën er daar opbloeien. Laten we eerst eens lezen wat ze daar zelf over schrijven. (Vet  door AV):

 

“Is het een idee om als lokale katholieke en protestantse kerken per dorp of stad één gemeenschappelijk doopvont te gebruiken? Dat zou een flinke stap vooruit in de oecumene kunnen zijn. Het is één van de opties in de oecumenische discussies die momenteel in de Wereldraad van Kerken over de doop worden gevoerd. Dat verklaarde prof. dr. Peter de Mey vrijdagmiddag 22 januari tijdens de jaarlijkse Oecumenelezing van de Raad van Kerken in Nederland.” [i]

 

En even verderop:

 

“Uit een studiedocument van de commissie voor Geloof en Kerkorde van de Wereldraad van Kerken citeerde hij enkele praktische vragen, zoals: Kan een hernieuwd catechumenaat of de vorming van catechisten gezamenlijk ondernomen worden? Kunnen we samen, zij aan zij bij de grote feesten die we samen vieren het doopsel toedienen? Kunnen lokale kerken voorzien in een gemeenschappelijk doopcertificaat? En ook: kunnen we in een stad of dorp een gemeenschappelijke doopvont of baptisterium bouwen?

 

Eén doopvont in elk dorp of elke stad, te gebruiken bij gezamenlijke feesten. Want er is toch maar één Heer, één geloof en één doop is de gedachte achter dit streven. Inderdaad het is waar en zo lezen wij dit ook in de Schrift (Ef. 4:5). Maar de Raad van Kerken maakt een ernstige vergissing. Want hun streven gaat er geheel voorbij dat die eenheid zich openbaart in de kerk zoals we deze belijden in art. 27 t/m 29 van de NGB. En dat is één katholieke of algemene kerk, die wij zorgvuldig en nauwgezet moeten onderscheiden van de vele groeperingen die zich ten onrechte kerk noemen. Deze is de ware kerk, inclusief de kenmerken die bij deze kerk behoren. Ook de kenmerken die zien op het vasthouden van de ware leer over de doop. In die kerk wordt de werkelijke eenheid beleefd.

Maar deze belijdenis in de praktijk brengen, wat ook inhoudt zich voegen bij de ware kerk waar deze leer in woord en daad beleden wordt, gaat de Raad van Kerken te ver. Geen eenheid in de kerk? Dan maar het doopvont uit de kerk halen en een ‘gemeenschappelijk’ doopvont bouwen ergens op een oecumenisch ‘kerkplein’. Een kerkplein van een bonte verzameling ‘kerken’ van rooms tot remonstrants, doopsgezind, vrij evangelisch en de PKN waarop ook nog wel ‘gereformeerde’ stromingen te bespeuren zijn. Met deze cocktail van ‘kerkelijke’ pluriformiteit spreken vertegenwoordigers van de GKV en kandidaatleden van  de CGK.

 

Eén gemeenschappelijk doopvont op het ‘kerkplein’ van de Raad van Kerken. En om dit streven te voltooien zal er tussen de kerkelijke kramen, waar de Raad van Kerken haar dwalingen etaleert, ook gelijk een gemeenschappelijke avondmaalstafel opgericht worden. Want als er één doop is, is er ook één heilige dis. Zoals met 'heilige ernst' werd verdedigd door de vrijgemaakte ds. W. van der Schee in De Reformatie(!)[1]. En in de vrijgemaakte kerk van  Amsterdam gepraktiseerd wordt…
Op naar kerkelijke eenheid dus. Want aan de avondmaalstafel wordt toch immers de ware eenheid in Christus beleden (Zondag 28 HC)? En als zoveel kerken al lang een open avondmaalstafel hebben, zoals deze nu in de praktijk ook in de GKV geaccepteerd is, dan ligt de weg naar ‘eenheid’ toch volledig open? Het doopvont en de avondmaalstafel uit de kerk naar het gemeenschappelijke kerkplein van de Raad van Kerken.

Zo wordt de kerk beroofd van haar sacramenten. Dan zullen deze pluriforme ‘kerken’ zij aan zij, in ‘eendracht’ verbonden hun ‘feest’ willen vieren en het doopsel toedienen aan wie zich verbonden voelt met deze ‘oecumenische’ beweging. Maar dit feest is dan wel het feest op de straten van de grote stad tegenover de getuigen die voor de waarheid blijven opkomen zolang daar ruimte voor is.

 

Eén gezamenlijk doopvont bouwen in elke plaats, nee liever een complete doopkapel is het streven. Dat zou nog eens een flinke stap vooruit zijn, aldus de Raad van Kerken. Inderdaad een flinke stap op weg naar de wereldwijde valse oecumene zoals deze raad voorstaat. Valse eenheid waarin het ware leer over de doop (en dit niet alleen!) ten onder gehouden wordt. Ja, met alle geweld verdronken wordt in dat  ene doopvont op het kerkplein van de Raad van Kerken.

 

De vertegenwoordigers van de GKV geven om bestuurlijke overwegingen aan niet vooruit te willen lopen op deze ideeën. Maar waarom gaven zij geen duidelijk getuigenis? Belijden zij niet meer dat door de doop, die het teken van het verbond is, kinderen worden ingelijfd bij de christelijke kerk? (Zondag 27 HC) Of is die kerk voor hen niet dezelfde kerk zoals deze beleden wordt in Zondag 21 en art. 27 t/m 29 NGB? Wordt er nog wel één kerk beleden met de kenmerken van de ware kerk?

 

Deze vragen en het meepraten van vertegenwoordigers van de GKV in de Raad van Kerken kunnen niet los gezien worden van de analyse van ds. J.H. Kuiper in de GKV Kerkbode van het Noorden (n.a.v. een bespreking van een nieuw boek van A. Kamsteeg):


"De vrijgemaakte kerken zijn sterk veranderd, vergeleken met vijftig jaar geleden. Voor een deel is dat een proces geweest dat gewoon gebeurde. Waarover ook niemand verantwoording heeft gegeven. Het geloof rond de ware kerk is nagenoeg verdampt bijvoorbeeld, maar een nieuwe kijk op de kerk moet nog komen. In de praktijk betekent dat een terugvallen op de oude ideeën over de pluriforme kerk en de ene onzichtbare kerk die boven alles zweeft." [ii]

 

Hoewel ontdekkend en vooral ook  triest, vind ik dit wel een hele eerlijke analyse. Ds. Kuiper steekt de waarheid niet onder stoelen of banken en bekend gewoon dat de GKV haar geloof  t.a.v. de ware kerk kwijt is. Geen gedraai om allerlei veranderingen binnen de GKV weg te poetsen maar gewoon toestemmen dat er een fundamentele verschuiving heeft plaats gevonden. Het ware geloof rond ware kerk is gewoon verdampt. Het is gewoon gebeurd en niemand heeft daar verantwoording over afgelegd.

Het zal waar zijn maar tegen deze, en vele andere, sluipende veranderingen is wel jarenlang met klem gewaarschuwd in bladen als Reformanda en internetmagazine één in waarheid. De GKV heeft verzuimd verantwoording af te leggen voor het loslaten van haar Schriftuurlijke belijdenis over de kerk en het leven in het verbond. Maar tegenover dit onverantwoorde handelen staan wel de publieke verantwoordingen van broeders en zusters die deze deformatie onderkend hebben en zich geroepen zagen zich vrij te maken van de GKV. En hier tegenover staan ook de publieke getuigenissen van ernstig verontruste broeders en zusters die nog gebleven zijn in de GKV en die trachten wellicht met de moed der wanhoop, het tij nog te keren.

 

Terecht stelt ds. Kuiper dat de GKV haar geloofsbelijdenis over de ware kerk heeft laten verdampen. Er moet nu in hoog tempo op weg naar een nieuwe kijk op de kerk maar wat er in de praktijk volgens hem op neerkomt dat er wordt teruggevallen op oude ideeën van een pluriforme en onzichtbare boven alles zwevende kerk. Ook hier weer een heldere en eerlijke constatering. Maar ik noem het vooral een gewoon terugvallen in oude dwalingen waartegen juist de GKV in het verleden zo krachtig stelling heeft genomen. Maar de meeste van haar wachters op de muren hebben hun post verlaten en zijn nu bezig de poortdeuren wagenwijd te zetten om ‘gemeenschap’ te beoefenen in de ‘onzichtbare kerk’ die zweeft boven de pluriforme verzameling kerkgenootschappen binnen verbonden in de Raad van Kerken.

 

En in die oude dwaalleer van die zwevende onzichtbare kerk, waarin de GKV nu langzaam wegzakt, past het streven van de Raad van Kerken precies. Daarin past ook precies het zo fel begeerde ene doopvont op haar pluriforme kerkplein. Maar dat is niet het doopvont dat staat in de heilige algemene christelijke kerk!

Waar vergadert die kerk? Daarover is de laatste jaren veel te doen. De onderlinge strijd van broeders en zusters die wegvluchtten uit de deformerende GKV, zal ongetwijfeld hen verblinden  die niet zien dat er naast deformatie ook een reformatie in ons land gaande is. Maar Christus' kerk vergadert straks in ieder geval niet rondom het doopvont van de valse oecumene op het gemeenschappelijke kerkplein van de Raad van Kerken.

 

Het is te hopen dat door de GKV nog een Schriftuurlijk “nee” gezegd wordt tegen de Raad van Kerken. En dat zij niet slechts om bestuurlijke reden hun houding tot deze raad laten bepalen.

 

Niet hoeven

Naast het niet mogen participeren in de Raad van Kerken, inclusief hun streven naar een gezamenlijk doopvont, die slechts de valse oecumene op het oog heeft is er nog een andere reden om “nee” te zeggen tegen de voorgestelde doopverklaring. Het Nederlands Dagblad vermeldt in het artikel nog het volgende:

 

“Officieus erkennen intussen alle traditionele kerken elkaars doop”

 

Officieus, dat is nog niet helemaal officieel maar in de dagelijkse praktijk al lang geaccepteerd. Een gezamenlijke dooperkenning zou dus alleen maar formaliseren wat al lang gepraktiseerd wordt. Het is waar, binnen de GKV wordt de doop, welke in andere kerken bediend wordt erkend als een wettige doop. En ook de kerken die gevormd zijn na vrijmakingen vanuit de GKV zijn van dit spoor (gelukkig!) niet afgeweken. Maar dit is niet omdat dit officieus al lange tijd zo is. Over de vraag of de doop, die  niet bediend is in de katholieke kerk (de zogenaamde ketterdoop), erkend diende te worden, is in de vroeg-christelijke kerk de nodige hevige strijd geweest. De discussie spitste zich toe op de vraag of de doop een zogenaamde inwijdingsplechtigheid was. En als die inwijding niet in de kerk gebeurde maar in b.v. een sekte dan mocht de daar bediende doop niet erkend worden was de redenering. Daartegen over stelden anderen dat de waarde van de doop niet gezocht diende te worden in de persoon die binnen een bepaalde kring deze doop bediende, maar in de daarbij gevolgde ritus en de woorden bij deze doopbediening gesproken.

 

Deze strijdvraag vond eindelijk haar oplossing door kerkvader Augustinus in de derde en vierde eeuw na Christus. Hij onderscheidde in de doop het sacrament en de kracht zelf. Los van de dopende, door genade in Christus. De doop heeft altijd betekenis, voor dwalenden  oordeel en voor bekeerlingen genade. In die lijn hebben ook de kerken van de grote reformatie gehandeld. Toen speelde de vraag of allen die uit de Roomse kerk kwamen herdoopt moesten worden in de Hervormde kerk. Nee, was het antwoord. Een doop die door een aangewezen voorganger in de juiste vorm (met water) bediend was mocht niet herhaald worden (art. 34 NGB). Alleen de doop die bediend was in groepen waar formeel gebroken was met de leer van de Drie-eenheid en dit ook deden uitkomen in de doopformule, kon niet meer als een wettige doop erkend worden. Zo is dit ook uitgesproken door de Gereformeerde Kerken op de generale synode van Groningen 1899.

 

“De doop van genootschappen, verenigingen of personen, die formeel met het trinitarisch geloof hebben gebroken en deze breuk ook feitelijk doen uitkomen zo dikwijls hun een kind ten doop gepresenteerd wordt, kan niet meer als doop erkend worden.

Doch overigens is het altijd praktijk in de gereformeerde kerken geweest, overeenkomstig de eis van Schrift en belijdenis, iedere doop te erkennen, hetzij  aan kinderen of bejaarden bediend, in geval dezen gedoopt zijn in of vanwege een kring van christenen, door een door zulk een kring geroepen en erkend dienaar van het Woord en in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest”  [iii]

 

Het is dus niet slechts officieus dat de gereformeerde kerken een doop die elders bediend is erkennen. Het is terecht officieel uitgesproken door generale synoden. Een nieuwe dooperkenning die eventueel ook door de GKV ondertekend zou moeten worden, voegt niets toe. Die staat alleen in dienst van het streven naar een “eenheid” door de (Wereld)Raad van Kerken waartegen “nee” gezegd moet worden omdat deze de waarheid ten onder houdt.

 

Waarschuwing

Juist vanuit de GKV kring is in het verleden ernstig gewaarschuwd tegen dit streven naar een valse eenheid. Ik citeer hier tenslotte enkele woorden van één van haar eerbiedwaardige voorgangers, ds. Joh. Francke die  hij schreef in 1984. (Vet door AV)

 

“In de oecumenische beweging van onze dagen is daar de Wereldraad van Kerken, die in zich een groot aantal ‘kerken’ verenigt, die onderling zeer verschillen wat de doopleer en de dooppraktijk betreft. Hetzelfde moet gezegd worden wat het avondmaal en het bijzondere ambt aangaat. De oecumenische kunst is dan ook de leer omtrent avondmaal (eucharistie), doop en ambt zó te formuleren dat geen van de vele ‘kerken’ en verdere gezelschappen bezwaren kunnen hebben, ja, ook, de rooms-katholieke kerk met het gestelde vrede kan hebben.

De Wereldraad is inderdaad al een eind gevorderd. Na 50-jarige werkzaamheid is er in 1982 een drievoudige verklaring verschenen, genoemd verklaring van Lima. Een rooms-katholieke was volledig lid van de betrokken commissie. Er is nu diepgaande overeenstemming bereikt. De Verklaring is “een mijlpaal op de weg naar het herstel van de eenheid van de kerk”. Ten koste van de waarheid is weggelaten wat zou verdelen! [iv]

 

Ds. Kuiper stelt terecht vast dat de vrijgemaakte kerken ongemerkt en zonder verantwoording sterk veranderd zijn. Maar laat niemand beweren dat hiertegen, net als tegen de vele andere ontwikkelingen, niet ernstig gewaarschuwd is. De GKV praat nu mee in de (Wereld)Raad van Kerken. Maar laten zij, nee niet alleen zij maar ieder die onverkort de gereformeerde leer over de doop, kerk en het verbond wil vasthouden, de wacht op de muren van de kerk betrekken. De bazuin blazen en alarm slaan! En dan is het niet meepraten maar ernstig waarschuwen tegen dit valse streven naar ‘eenheid’. Laten zij zichzelf geen rust gunnen maar de strijd voeren die nodig is om één te blijven in de echte waarheid. Laten zij getuigen, zo nodig door een kerkreformatie heen, zolang het nog kan (Openbaring 11:3). Laten zij de bazuin blazen en alle ware gelovigen bijeenbrengen in de kerk van Jezus Christus waar de echte eenheid (weer) onderhouden wordt.

 

“Op uw muren, Jeruzalem, heb Ik wachters aangesteld. Nooit zullen zij zwijgen, heel de dag en heel de nacht niet. U die het volk aan de HEERE doet denken, gun u geen rust.“ (Jes. 62:6, HSV)

 

Om Sions wil!

 

 

 



[1] De Reformatie 09/03/12: "Geen gemeente heeft het recht iemand die gedoopt is en niet geëxcommuniceerd is het lidmaatschap of de toegang tot de avondmaalsviering te weigeren. Of diegene ook al dan niet netjes gereformeerd is, is niet relevant: ook avondmaal vier je als christelijke kerk, niet maar als gereformeerde, roomse, baptistische, lutherse, anglicaanse of nog zo wat: het brood dat wij delen, is gemeenschap met het ene lichaam van Christus."

Dat past deze predikant dan ook toe in de GKv van Amsterdam.



[i] Zie website Raad van Kerken: http://www.raadvankerken.nl/pagina/1003/eén_doopvont_per_stad&highlight=dooperkenn

[ii] Ds. J.H. Kuiper, Gereformeerde Kerkbode voor Groningen, Friesland en Drenthe 13-04-2012.

[iii] GS Groningen-Zuid 1899, art. 116 (tekst Kerkorde H. Bouma) zoals vermeld door ds. Joh. Francke in Lichtende Verbintenissen – 1984.

[iv] Ds. Joh. Francke v.d.m. in Lichtende Verbintenissen, 1984, pag. 197.