Printen

CGK en de aloude paden

 

Redactie een in waarheid

17-04-21

 

De ontwikkelingen in de Christelijke Gereformeerde Kerken hebben onze grote belangstelling omdat we ons in veel opzichten met de broederschap daar verbonden voelen. Hoe hebben we in het verleden gehoopt en gebeden om eenheid tussen deze kerken en de GKv. Maar helaas, de CGK konden deze eenheid 'niet dragen' omdat die, niet onmogelijk, tot een scheuring in haar zou leiden.

Inmiddels gaan de ontwikkelingen ongekend snel verder. De GKv heeft zich zo ontwikkeld dat we nu eenwording met de GKv niet graag meer zouden zien, zeker nu zij zich hebben verbonden met de NGK. Maar niet alleen dit kerkverband is van kerkelijke kleur veranderd en heeft zijn authentieke gereformeerde karakter verloochend, een soortgelijke ontwikkeling bedreigt ook de CGK. Vroegere vrijgemaakten die overgestapt zijn naar de CGK zullen vrezen dat zij wat zij zien gebeuren 'al eens hebben meegemaakt'!

 

Binnen de CGK is de stichting Bewaar het Pand actief die een blad uitgeeft met dezelfde naam. De doelstelling is 'bevordering en de handhaving van de oude Gereformeerde beginselen. De broeders in deze stichting zien met lede ogen aan hoe ook hun geliefde kerken van 'de aloude paden' dreigen weg te dwalen. De relativerende aanvaarding van vrouw-in-ambt en homoseksuele verbintenissen worden als symptomen daarvan aangewezen. Zo graag had men gezien dat de huidige Generale Synode 2019/2020 hierover duidelijke Schriftuurlijke uitspraken had gedaan als bevestiging van een al in 1998 ingezette lijn. Dat is heel urgent nu op genoemde punten de kerkelijke losbandigheid toeneemt.

 

Echter de GS besloot vanwege de coronacrisis de zittingen te verdagen naar 2022. Tot grote ongerustheid van de 'Bewaar-het-Panders' voor de mogelijke gevolgen van deze vertraging in besluitvorming. Maar de broeders willen niet stilzwijgend afwachten. Zij schreven de volgende Reactie die niets aan duidelijkheid te wensen overlaat. We nemen haar in extenso over.

 


 

Reactie op besluit GS tot provisorische sluiting maart 21

 

Het bestuur van de stichting Bewaar het Pand heeft met grote zorg kennis genomen van het besluit van de Generale Synode om de vergadering provisorisch te sluiten en pas na april 2022 weer te heropenen. Dat betekent dat een uitspraak over vrouw en ambt nog minimaal een jaar op zich laat wachten. En het betekent ook dat de gemeenten die tègen de kerkelij­ke besluiten in toch tot bevestiging van vrouwelijke ambtsdragers zijn overgegaan, tot die tijd niet worden vermaand.

Het besluit tot dit uitstel is zeer verontrustend en voor ons onacceptabel. Nu wordt het probleem te­ruggelegd bij de classes. Die moeten deze gemeenten hierop aanspreken, maar de praktijk laat zien dat dit louter een formaliteit is geworden. Er is geen enkel signaal dat erop wijst dat de bedoelde gemeenten hun besluiten gaan heroverwegen, laat staan dat zij de reeds bevestigde vrouwelijke ambtsdragers uit hun ambt zullen zetten. De classis kan hier op dit mo­ment niets aan doen.

 

Op dit moment is er dus feitelijk een gedoogbeleid ontstaan. In het rapport 9/36 van de commissie Kerk-zijn wordt op bladzijde 36 na een uitvoerige uit­eenzetting over de Kerk onder andere als conclusie in regel 39-42 dit gezegd: 'Omdat in het varen van een eigen koers het vertrouwen in het verband van kerken opgezegd wordt, en omdat het strijdig is met de belofte zich te voegen naar besluiten van meerdere vergaderingen (wat eigen is aan ons kerk-zijn), is het onontkoombaar om te spreken over zonde en de noodzaak van vermaning en bekering.'

Het is voor ons onbestaanbaar dat de synode de facto van de kerken vraagt om openlijke zonden - voorlopig - te gedogen. Aan de ene kant kost de procedure van de kerkelijke tucht natuurlijk tijd. Er moet in liefde en met geduld vermaand worden. Maar in het verle­den is gebleken dat de tijdsfactor zich ook tegen ons kan keren. Dan beroept men zich op het feit dat de situatie nu al zolang bestaat, dat niet verlangd kan worden dat dit nu weer wordt teruggedraaid. Dat is bijvoorbeeld het geval in de classis Zwolle rondom het toelaten van praktiserende homoseksuelen tot de sacramenten.

 

Alles overwegend is ons bestuur er diep van overtuigd dat de synode nu de daad bij het woord had moeten voegen en deze kwestie op de geboden Schriftuurlijke en kerkordelijke wijze had moeten afhandelen. Het heeft immers al veel te lang geduurd. Vanaf 1998 hebben synoden zich over deze kwestie uitgesproken en de bezinning daarop is nog veel eerder begonnen. De Bijbelse principes zijn overduidelijk en de stand­punten helder. Dat de synode nu toch niet doorpakt, wordt met een aantal motieven verdedigd. Bij het voorstel van het moderamen speelde het motief van de coronacrisis een bepaalde rol. In rapport 9.00/41

regel 15-31 wordt echter gezegd dat dit niet de enige en zelfs niet de voornaamste reden is. Er worden nog twee - belangrijkere - motieven genoemd,

 

a. De dossiers op de genoemde onderwerpen moeten deze synode worden afgehandeld.

b. Het diepe verlangen naar meer eenstemmigheid in de voorstellen aan de synode.

 

Het laatste motief is verontrustend. Waar sommigen kennelijk heimelijk op hopen, is dat de behoudende kant van onze kerken zal meebuigen en een oplos­sing zal vinden om de eenheid te bewaren. Maar dat is wat ons betreft ondenkbaar. Voor ons is duidelijk dat de voorstanders en tegenstanders van de vrouw in het ambt lijnrecht tegenover elkaar staan en dat hun standpunten onverenigbaar zijn.

 

De impasse wordt veroorzaakt door de zogenaamde nieuwe hermeneutiek. Deze nieuwe manier van Bij­bellezen raakt allerlei onderwerpen die ons door de tijdgeest worden opgedrongen. Daardoor wordt er binnen onze kerken anders gedacht bijvoorbeeld over de betekenis van de scheppingsorde voor huwelijk en seksualiteit, drama en dans in de eredienst, kinderen aan het Avondmaal, enzovoorts.

Het gaat naar ons besef in deze zaken om het on­betwiste gezag van de Heilige Schrift. De Schrift legt zichzelf uit en heeft het eerste en laatste woord, ook al komen we daarmee in conflict met de huidige cul­tuur en worden we in de wereld 'vreemdeling en bij­woner'.

 

Wat staat ons nu te doen? Wij stemmen van harte in met de vermaning in het genoemde rapport van de commissie Kerk-zijn, 9/36/35 regel 44 - 9/36/36 regel 24: 'Tegelijk, en niet minder belangrijk, moeten we spreken over onze gezamenlijke· zonde en schuld, en de noodzaak van vermaning en bekering van ons allen. Nie­mand kan voor de schuld van de impasse alleen naar de ander kijken. ( ... ) Waar we om mogen en moeten bidden is nieuwe verbrokenheid van hart, nieuwe verwondering over Gods genade en over het Evangelie van zijn Zoon.' Maar dat laat wat ons betreft onverlet dat onschrif­tuurlijke praktijken en ontwikkelingen weersproken en geweerd moeten worden. Dat zijn we verplicht aan het verleden van onze kerken en boven alles aan de Koning van de Kerk.

Daarom gaan wij ons bezinnen op de vraag hoe het nu verder moet.

 

Het bestuur van Bewaar het Pand