Printen

Generale Synode DGK Lutten - Openingstoespraak

 

Redactie een in waarheid

09-10-21

 

Bij de opening van de Generale Synode van De Gereformeerde Kerken Lutten hield br. K. Schaak onderstaande toespraak. Met zijn toestemming publiceren we die.

Vooraf liet hij zingen Psalm 68: 1, 8 en 13 en las Jesaja 55 en Efeziërs 4: 1 -16.

 


 

Toespraak

 

Broeders afgevaardigden, aanwezigen op de tribune,

 

Onlangs vierden wij in Lutten het heilig avondmaal. De week daarvoor mochten wij naar Gods Woord luisteren naar aanleiding van Openbaring 14 met als thema; “avondmaal vieren in de eindtijd”. Zo start vandaag ook de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken Lutten e.o., in de eindtijd, hoever in de eindtijd weten we niet.

Het is wonderlijk hoe én dát de HEERE ons samenbrengt als broeders afgevaardigden en als broeders en zusters als getuigen. Door allerlei beperkende maatregelen werd ons samenkomen keer op keer uitgesteld, juist vandaag zijn er maatregelen opgeheven waardoor er geen beperkingen zijn voor aanwezigen.

Het is ook wonderlijk dat de HEERE ons samenbrengt. Iedere afgevaardigde heeft zo zijn gedachten bij de komende tijd; hoe zal het gaan, mooi dat we zo bij elkaar kunnen komen als gelovigen, komt het wel goed met verschillende onderwerpen.

 

Het is wonderlijk en troostvol tegelijk om te zien en te ervaren dat Christus zorgt voor Zijn kerk, Hij gaat met ons dóór de eindtijd tót Zijn komst. Hij doet dat door het werk van zondige mensen. Een leven voor de HEERE vraagt om een hart vol berouw en bekering. Niet eenmalig maar dagelijkse bekering is nodig.

Christus Zelf roept ons op tot bekering; Mattheus 3:2 en 11, 4:17 en 10: 7. Die bekering vraagt in de eerste plaats om het verlossende werk van Christus te erkennen en ons leven naar Hem te richten. Het is een totaal omgooien van ons leven; van onszelf, van de wereld náár Christus. Wij moeten helemaal vernieuwd en veranderd worden. Een bekering zoals de apostel Paulus daarover schrijft in de brief aan de Romeinen, hoofdstuk 12 vers 2: “En wordt niet aan deze wereld gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is”.

In Handelingen 2 zet Petrus hiertegenover gelijk dat als dit besef, dit geloof, deze wil in ons is. Als wij daadwerkelijk en helemaal ons richten tot Jezus Christus er dan ook daadwerkelijk en helemaal vergeving voor ons is. Christus leert ons dat zelf in het evangelie naar de beschrijving van Lukas 24: 47.

Petrus wijst vervolgens naar de doop als de afwassing van zonden (in de Naam van Jezus Christus) en daarbij ook nadrukkelijk de Heilige Geest als Hem die wij zo nodig hebben om ons leven te vernieuwen.

We worden dus niet zomaar opgeroepen om ons te bekeren, we horen óók waartoe wij ons moeten bekeren en we krijgen de beloften dat onze zonden afgewassen zijn en dat de Heilige Geest ons geschonken wordt.

 

Deze bekering is niet eenmalig. Nee deze bekering moet ons steeds weer opnieuw verkondigt worden, door de prediking, in de kerk. Deze boodschap kan niet te vaak verkondigt worden want wij kunnen domweg niet zonder. Het is ook geen boodschap die ons depressief hoeft te maken. De klacht dat diensten zo somber zijn als het altijd maar over onze zonden gaat, is een gevaarlijke. In feite wordt dan ontkent wat wij hiervoor zagen. Onze rijkdom is dat door het besef en onze dagelijkse bekering (dit alles gegeven door de Heilige Geest) wij ook deel hebben aan het offer van Christus. Dat belijden wij als kerk en onder dat evangelie komen wij wekelijks bij elkaar als gemeente in de erediensten.

 

We lazen zojuist uit de brief van Paulus aan de gemeente in Efeze. Tot nu toe heeft de apostel de lezers gewezen op de grote genade van God, in het werk van de Here Jezus Christus en de verlossing door Hem. De lezers, en daar horen wij ook toe, mogen delen in die verlossing. Het besef en het geloof in die rijke genade en die verlossing moet de gelovigen brengen tot een leven dat in overeenstemming daarmee is. Door de Heilige Geest worden wij gedrongen tot een leven ín dankbaarheid én uít dankbaarheid. Paulus vermaant de lezer vanaf ons hoofdstuk tot een heilig leven in alle verhoudingen.

Paulus begint daarvoor bij de eenheid van de gemeente, niet één in regels en gebruiken maar één in het leven naar Gods Woord. Wij zijn daarin afhankelijk van de door God geschonken Heilige Geest. Wij hebben dagelijks te bidden om de aanwezigheid, de werking van Zijn Geest in ons en ons ook daadwerkelijk laten leiden door Die Geest. Dan kan het niet anders dat wij nederig zijn, lankmoedig (geduldig, niet snel boos/geïrriteerd worden). Het betekent ook dat daarmee de eenheid wordt bewaard; naast de Heilige Geest is er dan (alléén dán) geen plaats voor andere geesten; kwade geesten, wereldse geesten. Laten we onze (eigen) boosheid dan niet te snel verwarren met “heilige toorn”.

Net als dat God niet op te delen is in een Vader, een Zoon en een heilige geest zo is ook Zijn gemeente en daarmee een kerkverband niet op te delen. Eén in geloven, één in belijden, één in leven.

 

Vanaf vers 7 beschrijft Paulus hoe God de onderlinge verbondenheid onder ons bewaart. Niemand van ons kan zich beroepen op een grotere volmaaktheid waardoor de één zich boven de ander zou kunnen verheffen. Nee Christus deelt een ieder zoveel als nodig is, zodat wij elkaar nodig hebben, en de één de ander helpt waardoor alle afzonderlijke gave bij elkaar gebracht wordt.

Daarbij horen we gelijk het vermaan om wat wij hebben niet voor ons zelf te gebruiken of te houden maar in te zetten in Zijn dienst.

De verscheidenheid van gave is bedoeld en heeft als doel om tot eenheid te komen binnen de gemeente maar ook kerkverbandelijk.

Paulus noemt dan de ambten zoals wij die vanuit Gods Woord kennen. Zij hebben gave gekregen van God om deze ambten te vervullen. Niet tot eigen eer en glorie, niet naar eigen inzicht en belang. Maar juist om de kudde tot eenheid te brengen. De komende periode zal er weer veel vergaderd en overlegt worden binnen de Gereformeerde Kerken. Dat levert het gevaar op dat we ons laten leiden door vergaderstructuren en een volle vergaderagenda. Laten we met elkaar niet vergeten en daarop ook toezien bij elkaar dat wij boven dat alles het pastorale van ons ambt van levensbelang voor de kudde is.

 

Ik las in de serie “verkenningen” (over kerk en kerkrecht) van J. Kamphuis dat alles valt en staat bij de pastorale bearbeiding van Christus’ gemeente. De eenheid en vrede binnen de kerk wordt niet in de eerste plaats gediend aan de vergadertafel (kerkenraad/classis/synode) maar door de zuivere Woordverkondiging en pastorale bearbeiding.

Dat brengt tot de “eenheid in het geloof” en zal nodig zijn tot de jongste dag, de uitoefening van de ambten naar Gods wil, zal de gemeente behoeden voor gevaren; we worden niet heen en weer geslingerd op de golven van het leven, we worden gewapend tegen de aanvallen van de wereld, de duivel en uiteraard ons eigen vlees.

De waarheid van God moet zo vaststaan in ons, zodat wij niet meer aan het wankelen worden gebracht. Alleen in Christus staan wij sterk.

Paulus sluit af door ons nogmaals Christus voor te houden; Hij heeft onze verlossing verdient, Hij “verdient” onze totale toewijding. Hij verwijst hier naar het lichaam; opgebouwd uit verschillende leden maar ieder lichaamsdeel staat alle andere lichaamsdelen ten dienste. Door ons te stellen onder de ware bediening van het Woord en daar met elkaar uit te leven blijft het lichaam gezond, daar hoort ook de onderlinge liefde bij. Vanuit die liefde zien we naar elkaar om en vragen elkaar om hulp, binnen de gemeente, de classis en het landelijk verband. Vanuit die liefde worden de ambten bedient. Waar deze liefde ontbreekt zal er geen gemeente bloeien maar wordt ze verwoest.

Laat het ons gebed en voornemen zijn om elkaar in liefde te bevragen, te overtuigen, tot opbouw van Christus lichaam.

 

Broeders afgevaardigden, broeders en zusters op de tribune, hiermee verklaar ik, namens de kerk van DGK Lutten e.o. de Generale Synode DGK voor geopend. Ik heet u allen van harte welkom op één van de mooiste en oudste locaties van Heemse.

De Sint-Lambertuskerk in Heemse, ook wel het witte kerkje genoemd, is een kerkgebouw van de Protestantse Gemeente Hardenberg-Heemse. We danken de PKN voor het gebruik van deze locatie. De plek (ik citeer Wikipedia) waar nu de kerk staat, is al honderden jaren een plek van zingeving en religie. Oorspronkelijk was dit een Saksische offerplaats. De grote zwerfsteen die voor de kerk ligt, is vermoedelijk gebruikt als offersteen.

Tussen 750 en 762 zouden de zendelingen Lebuïnus en Marcellinus hier een christelijke kerk gesticht hebben. De houten kapel werd kort na 1200 vervangen door een gebouw bestaande uit ijzeroersteen. Niet geheel duidelijk is of de toren ook al in de dertiende eeuw werd gebouwd of pas in de vijftiende eeuw met vrijgekomen stenen door een ingrijpende verbouwing. Het in de kerk aanwezige doopvont dateert wel uit de dertiende eeuw. De kerk was tot 1610[1] gewijd aan Lambertus van Maastricht.

 

Tot zover de historie, terug naar de realiteit van dit moment.