Printen

Synode-impressie 3 – Waar naar toe?

 

D.J. Bolt

16-06-12

 

Er lagen nog steeds enkele zaken op het bord van de gereformeerd vrijgemaakte synode te Harderwijk die nog niet konden worden afgehandeld: de nieuwe kerkorde en allerlei zaken m.b.t. de theologische universiteit in Kampen (TUK).

De synodetafel boog door onder een enorme berg papier, tegen de 200 A4-tjes aan rapportages, voorstellen en conceptbesluiten. Het leeuwenaandeel betrof de universiteit.

Nadat in twee dagdelen een nieuwe stap was gezet op weg naar een nieuwe kerkorde, beraadslaagden de mannenbroeders uitgebreid over de voorstellen m.b.t. de TUK. Er moest zelfs nog een extra vergaderdag aan te pas komen om de besprekingen af te ronden en besluiten te nemen. Maar toen was er dan ook heel wat gebeurd!

 

Het is ondoenlijk op dit moment al een sterke onderbouwde analyse te geven van de besluiten die genomen zijn. Daarvoor is meer tijd nodig. Maar wel kunnen er wat algemene indrukken worden gegeven.

 

De Werkorde

 

Er wordt hard gewerkt aan een herziening van de huidige kerkorde, de Dordtse Kerkenorde. Deze herziening gebeurt in fasen. Telkens wordt mede op basis van reacties uit de kerken en de synode, een nieuw document geproduceerd, een Werkorde, waarin het commentaar is verwerkt en die steeds meer de gestalte krijgt van de definitieve versie.

Het was de bedoeling dat Werkorde 3 op tafel zou liggen. Maar helaas de deputaten, prof.dr. S. Griffioen, ds. K. Harmannij, mr. P.T. Pel  en prof.dr. M. te Velde waren er niet mee klaar gekomen. Wel was er een document beschikbaar waarin 'Voorvragen' werden behandeld. Daar had op een van de vorige zittingen de synode om gevraagd. Men wilde een aantal zaken bespreken die het geheel of een gedeelte (meer dan 1 artikel) van de nieuwe KO raken.

 

De deputaten probeerden met concept voorstellen de synode tot bepaalde besluiten te bewegen. Maar deze toonde zich nogal onwillig daartoe. Het werd betreurd dat WO 3 nog niet kon worden behandeld. En volgens velen had zó een inhoudelijke bespreking eigenlijk niet zoveel zin.

Wel vond de synode het zinvol om een knoop door te hakken m.b.t. de particuliere synoden (PS). Oorspronkelijk hadden deputaten voorgesteld deze 'tussenlaag' in de kerkelijke hiërarchie te laten vervallen maar daar was nogal verzet tegen gerezen uit de kerken. Daarom kwam het deputaatschap nu met een nieuw voorstel: verkleining van het aantal PS-en en een heel beperkte taakstelling: alleen nog kerkelijke rechtspraak en verkiezing van afgevaardigden naar de generale synode.

Helaas, door een onhandige stemprocedure bleken voor- en tegenstanders van het vervallen van de PS elkaar precies in evenwicht te houden. De deputaten namen daarop hun voorstel terug onder de belofte dat ze zich zullen bezinnen en 'dat de synode wel zal zien wat er uitkomt'.

 

Wat er uit komt? In september a.s. gaat de synode vier(!) dagen in een conferentieoord vergaderen met als enige onderwerp de kerkorde. Dan zal de Werkorde 3 met alle toeters en bellen worden behandeld. Afgesproken is dat daar alles (weer) aan de orde mag komen. Vervolgens zullen de artikelen van de kerkorde artikel voor artikel, al dan niet geamendeerd, worden vastgesteld. Dan en daar valt dus de beslissing over de kerkorde en daarmee over het karakter van het kerkverband van de vrijgemaakte kerken.
We laten het hierbij en hopen er in september uitgebreid op terug te komen DV.

 

De theologische universiteit

 

De besprekingen over de voorstellen m.b.t. de universiteit boden inhoudelijk een aanzienlijk levendiger aanblik. Dat was ook niet verwonderlijk gezien de enorme hoeveelheid documentatie die op de tafel lag. Het ging niet om niks. Er zijn o.i. fundamentele processen bezig aan de TUK die zijn weerslag zullen hebben op de relatie met de kerken en invloed op haar hebben.

 

Waar ging het om? Een lijstje met zaken: 

Wellicht is nog wat vergeten, maar dit lijstje is al indrukwekkend genoeg. Bovendien streeft men naar een andere cultuur binnen de universiteit die o.a. gekenmerkt zal worden doordat de 'output' in overeenstemming moet zijn met de aangewende middelen.

Daar komt nog bij dat er nu concrete voorstellen zijn aangenomen om te onderzoeken of de universiteit niet beter kan verkassen. Kampen is een suf stadje geworden waar inmiddels alle andere hoger beroepsinstellingen uit zijn verdwenen. De plaats is weinig aantrekkelijk meer voor studenten, denkt men.

 

Er is nog geen tijd geweest om alle documenten in detail te bestuderen. We hopen het komende publicatiejaar opnieuw aandacht te geven aan het reilen en zeilen van de universiteit. Maar wel kunnen nu wat algemene indrukken worden gegeven uit drie dagen vergaderen.

 

Ambitieniveau

 

De universiteit toont een torenhoog ambitieniveau. Men wil 'strategische versterking', internationalisering, samenwerking met vele instituten, een operationeel praktijkcentrum, uitbreiding van het onderwijs, dienstverlening aan en kennisuitwisseling met de kerken, instanties en personen. De vraag werd meermalen gesteld of 'Kampen' dit wel aankan. Is de broek niet te groot? De menskracht is immers maar beperkt?

Maar het antwoord was: yes we can. M.n. de woordvoerders voor de TUK, rector en bestuursvoorzitter prof. Te Velde, en de voorzitter van de Raad van Toezicht, ds. J. Ophoff wisten op bekwame wijze alle bezwaren tegen de voorgenomen initiatieven te neutraliseren of te kanaliseren. De conceptvoorstellen kwamen er vrijwel ongeschonden door, vaak met bijna algemene stemmen vóór. De universiteit gaat er voor. Er is nieuw elan.

 

'School der kerken'

 

De opleiding tot predikant is altijd een erezaak van de kerken geweest. Tot voor kort werd de universiteit dan ook volledig door hen bekostigd. Daar is sinds de synode van Amersfoort-Centrum verandering in gekomen. Die synode besloot dat een rijksbijdrage van maximaal 50% kon worden aangevraagd.

Die rijksbijdrage is inmiddels verkregen. De universiteit is nu gebonden aan twee zilveren koorden van ongeveer dezelfde sterkte: de overheid besteedt ruim een miljoen euro en ook de GKv ongeveer eenzelfde bedrag.

De invloed van de overheid op de universiteit is onmiskenbaar. Die strekt zich verder uit dan alleen maar het 'schokken' van geld. Het spreekwoord zegt: 'die betaalt bepaalt'. De organisatie van de universiteit moet aan bepaalde voorwaarden voldoen. Het toezicht is geregeld zoals op andere gesubsidieerde instellingen. Regelingen moeten worden aangepast zoals de overheid dat eist.

 

De vraag bekruipt je, is de universiteit nog wel van de kerken? Er is een heel sterke drive naar zelfstandigheid waarneembaar. Het zou gaan om een zelfstandige instelling van de kerken. Maar is dat in de praktijk wel vol te houden? Drijft de school niet langzaam maar zeker weg van de kerken?

De gedachte is hier en daar te horen dat het eigenlijk ook niet goed kán: een universiteit waar kerken het toezicht op houden. Immers een universiteit zoekt de randen van de wetenschap op. Daar moet je ruimte voor bieden. Ook als men af en toe over die grens gaat. Dat is eigen aan wetenschap, onderzoeken, nieuwe wegen inslaan. Daar past een kerkvolk met een gestolde belijdenis niet zo goed bij. Toestanden zoals de laatste jaren met allerlei bezwaren vanuit de kerken tegen publicaties van docenten moet je niet meer willen.

Het was daarom ook niet zo verwonderlijk dat iemand op de synode aandacht vroeg voor de incorporatie van Kampen in een andere grote universiteit. I.p.v. een eigen mooi aangeharkt tuintje een gereformeerd akkertje in een groot stadspark! Nu, daar is de huidige leiding nog niet aan toe. Maar is de onmiskenbare verwijdering tussen kerk en school toch ook niet te merken in de voorstellen nu?

 

Waarom zou het proces dat nu in gang is gezet niet leiden tot een algehele zelfstandigheid van de universiteit op termijn? Iemand zou kunnen tegenwerpen dat de universiteit toch nog steeds volgens afspraak voor 50% zilvergebonden is aan de kerken. Maar tijdens de besprekingen gaf RvT voorzitter Ophoff aan dat die 50% destijds was om principiële tegenstanders van rijkssubsidie over de streep te halen. Inmiddels is gebleken dat je helemaal niet '50%' kan aanvragen: de overheid kent gewoon toe op basis van prestatie, lees studenten, onderzoek en promoties.

Is het zo'n gek idee dat als de ambitieuze plannen slagen en de studentenaantallen fors stijgen en navenant de rijksbijdragen, de universiteit geheel op eigen benen wil gaan staan? Dan zijn immers die (lastige) kerken niet meer nodig en kan er zonder synodale bemoeienis gewerkt worden aan uitbouw in allerlei richtingen?

Dreigt er ook niet een parallel op dit punt met andere gereformeerde instituten die we de afgelopen twintig jaar hebben zien sneuvelen? Denk aan het GPV, het Nederlands Dagblad, de Gereformeerde Hogeschool. En inmiddels zie je een soortgelijk proces in het basis- en middelbaar onderwijs. Los van de kerk en ouders. Zijn er voldoende waarborgen dat het anders zal gaan met de universiteit?

 

Deze strijd is niet fictief. Op de synode bleken, voor een deel onder water, forse spanningen te bestaan tussen de leiding van de universiteit en het deputaatschap Financiën & Beheer. De broeders van dit deputaatschap probeerden het (financiële) toezicht door de kerken op Kampen organisatorisch formeel vast te leggen. Maar het lukte niet zoals ze het zich hadden voorgesteld en nodig vonden. Het gevecht daarover weerspiegelt m.i. in een facet van wat om de universiteit gaande is.
Het brede curatorium waarvan uit elke particuliere synode iemand lid is en een rechtstreeks toezicht op de universiteit had is nu verkleind en 'gedegradeerd' tot een adviescommissie van de Raad van Toezicht. Zelfs de rapportages van het curatorium aan de synode moeten via deze raad.

De universiteit wil zijn eigen boontjes doppen. Zijn eigen koers bepalen. Uitgroeien en zo volledige zelfstandigheid bereiken.

En past dat ook niet bij de huidige situatie waarbij veel te weinig predikanten voor de GKv worden afgeleverd? Als dat zo blijft en het instituut wil blijven bestaan (dat is eigen aan instituten) dan moet er immers wel worden verbreed? Voor de overheid zal het niet uitmaken of de studenten van vrijgemaakte huize of van elders komen. Als maar producten, lees studenten, worden afgeleverd.

Overigens kunnen we ons voorstellen dat het verwijt dat Kampen te weinig predikanten aflevert, zich (om)keert tegen de kerken: jullie leveren te weinig studenten, dus moet de universiteit wel verbreden en andere wegen vinden.

 

Relatie met Apeldoorn

 

De christelijke gereformeerde universiteit in Apeldoorn (TUA) is nog steeds favoriet om mee samen te werken. Toch waren de conceptvoorstellen voor samenwerking met de TUA zodanig verwoord dat de synode er langdurig bij stil stond. En met een woordje hier en een komma daar werd de tekst wat opgewaardeerd zodat samenwerking met deze universiteit meer accent krijgt.

 

Maar ondanks alle mooie woorden en teksten is er onmiskenbaar een aanzienlijk verschil in temperament, om zo te zeggen, tussen de twee instellingen. Ophoff constateerde het ook ronduit, er is verschil in snelheid en cultuur.

Tijdens de besprekingen kon je niet ontkomen aan de indruk dat Kampen bij wijze van spreken een universitair raspaard wil worden dat in volle galop de wereld gaat veroveren. Maar de 'Belg' in Apeldoorn, hoe betrouwbaar en stevig ook, is niet in staat dat tempo bij te houden. Bovendien wordt het gehinderd door een boerenzoon die voortdurend dezelfde draf wil bewaren.

 

We moeten niet verwachten dat TUA en TUK op middellange of lange termijn zullen fuseren, zei Ophoff. Alleen al het wóórd bezorgt velen in de CGK achterban kippenvel. Hooguit is er een samenwerking mogelijk in onderzoek, zoals dat nu al plaatsvindt. Op interuniversitair niveau zijn de contacten goed en waardevol.

Op de synode was er een sterke stroming die er alles op alles wil zetten toch de banden met Apeldoorn meer aan te halen, zelfs door daarvoor eventueel een derde partij in te schakelen. De amendering van de besluitteksten gaf soms het gevoel van een serviele bezigheid om te bereiken dat het CGK kerkvolk met enthousiasme de vrijgemaakte eenheidsdrang zou omarmen.


Toch is het goed voor te stellen dat Kampen niet steeds gehinderd wil worden doordat (de achterban van) Apeldoorn voortdurend de handrem trekt. Dat schiet niet op, zeker niet als het ambitieniveau zo hoog is.
De CGK wil niet verenigen met de GKv, niet met de kerken en (dus) ook niet op academisch niveau. Dat bewijst de kerkhistorie van de afgelopen 60 jaar maar al te duidelijk.      

 

Waar heen?

 

Wat is de stip op de horizont waar de TUK op koerst? De indruk is, extrapolerend, op algehele zelfstandigheid. Om dat te bereiken moeten korte metten worden gemaakt met het typisch vrijgemaakte imago. De universiteit gaat bewijzen dat zij 'breed' in de christelijke wereld staat. Breed d.w.z. zich voor alles wat protestants heet aantrekkelijk weet te maken. En zo studenten verzamelt rond een boeiend internationaal georiënteerd onderwijsprogramma, aangeboden op een academische locatie. Men wil gaan vissen in de IFES en Navigators vijvers die vol met duizenden potentiele studenten zitten.
Het initiatief tot de inrichting van een praktijkcentrum waarin ook de gereformeerde hogeschool deelneemt past daar uitstekend in. Deze school is immers ook zijn binding met de GKv kwijt?

 

De kerken zullen er, als deze waarneming en inschatting juist zijn, er mee moeten leren leven dat ze op termijn niet meer over een eigen opleiding beschikken en wellicht op dezelfde manier gaan opleiden als de NGK en DGK: onderwijs 'inkopen' en zelf het specifieke 'toefje' er aan toevoegen.

Ondertussen zijn de GKv óók bezig met een nieuwe kerkorde. Volgens sommigen wordt daarmee het hele 'samenwerkingsverbond' van de kerken op de helling gezet. Er moet dan zelfs worden nagedacht of we nog wel deel uit kunnen maken van een kerkverband op die leest.

Kortom, een kerk in aanbouw, zoals prof. C. Trimp ooit eens een boek titelde. De vraag is wel hoe die kerk op het fundament bouwt. Die vraag dient de komende tijd indringend onder ogen worden gezien. Het zou goed zijn als mensen die thuis zijn in de wereld van kerk en academie een analyse maken op basis van de vele informatie die nu beschikbaar is over de voornemens en plannen van de Kamper universiteit. En m.n. aandacht geven aan de vraag of de relatie met de kerken voldoende gewaarborgd is.