Printen

Kruisverhoor op Zondag(3)

D.J. Bolt
22-12-07

Voor het gemak van de lezer zijn bij elke publicatie in deze serie het nieuwe artikel én het vorige geplaatst zodat eenvoudig de draad weer kan worden opgepakt. Eerst (bovenaan) de nieuwe reactie, daarna de vorige. Voor nog vroegere publicaties moet in de rubriek 'Ethiek' een artikel met een lager volgnummer worden geselecteerd.

Bolt aan ds. Wierenga

Geachte ds. Wierenga,

Voordat we aan de eigenlijke discussie over het vierde gebod beginnen hebt u u eerst nader verklaard over de tien geboden, de decaloog, als geheel. U wilt in dát kader over het vierde gebod, de sabbat en de zondag spreken. Dat is inderdaad belangrijk. Want hoe we de Tien Geboden 'zien' beïnvloedt natuurlijk in hoge mate het zicht op een onderdeel, het vierde gebod.
Graag geef ik mijn commentaar op wat u naar voren brengt. Mijn vragen aan u heb ik genummerd. Dat lijkt wat zakelijk maar vergemakkelijkt referenties.
Voor mijn commentaar in twee delen. Eerst reageer ik op het eerste deel van uw bijdrage daarna op het tweede. Ik heb die delen (DEEL 1, DEEL 2) in de tekst aangegeven in 'Ds. Wierenga aan Bolt' aan het eind van dit artikel.

DEEL 1

Wat leert de Schrift?

Om met uw opmerking aan het eind van DEEL 1 te beginnen, het is natuurlijk niet nodig om je ongerust te maken als de Bijbel leert dat het Oude Verbond is vervallen en daarmee ook de Tien Geboden hun tijd hebben gehad. Ook al lijkt dat naar de mens gesproken in een tijd waarin losbandigheid troef is, niet verstandig. Als de Schrift ons daarin voorgaat zullen we die moeten volgen. Maar de vraag is: leert de Schrift dat werkelijk?
Het is mij inderdaad bekend dat in onze kerken wordt(werd?) gesproken over de Wet van de Here als de eeuwige en universele wet van God. Zo hield ook b.v. wijlen het Gereformeerd Politiek Verbond dat ons Nederlandse volk voor. In de Tweede Kamer getuigden onze broeders onbeschroomd van de eisen die Gods Wet aan de samenleving stelt, o.a. in het vierde gebod. Maar de kracht van dat getuigenis gaat natuurlijk wel geheel of in elk geval voor een groot deel verloren als we uw overtuiging zouden moeten delen. Uw stellingname heeft dus nogal wat, ook praktische, consequenties! Terecht dat u dat eerst aan de orde stelt.

Als ik het goed begrijp is uw redenering, samengevat, als volgt:



Niet veranderd




kenmerkend nieuw


Ik zal hen tot een God zijn en zij zullen Mijn volk zijn.
Abraham Ik zal hun tot een God zijn.1 Ik zal Mij u tot een volk aannemen en Ik zal u tot een God zijn 2

Mijn wet zal Ik in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven.
met geheel het hart en met geheel hun ziel.3
besnijden met geheel uw hart en met geheel uw ziel 4
het hart 5
uw wet is in mijn binnenste 6 hart 7 uw woord in mijn hart
de tafel van uw hart uw hart mijn woorden vasthouden 8

"Ik zal hun ongerechtigheden vergeven en hun zonde niet meer gedenken."
die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft;9 10
de ongerechtigheden al hun overtredingen in al hun zonden 11

ongerechtigheid niet toerekent 12 13 14

Is misschien de gave van de Heilige Geest nieuw? Werkte Die niet onder de 'oude bedeling'?
15 16 17
18
en hij zal een ander mens worden. 19  
20
Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest;
verwerp mij niet van uw aangezicht, en neem uw Heilige Geest niet van mij.21
22


Nieuw

Dit is nieuw!
werkelijkheid 23

Nieuwe Testament24 in Mijn bloed.25

26 27 28


alle volken. staat 29 alle vlees30.

hetzelfde

Gevolgen
wijzigingen
de komende Messias verwijzen zelf


alle volken . 31

Gods wet en zijn geboden

De wet in het Nieuwe Verbond

 

Deze citaten zijn met vele uit te breiden. Ook gaat het in het Nieuwe Testament niet alleen over de wet en de geboden in het algemeen maar onbekommerd worden geboden uit de decaloog normatief ge(br)acht. Een paar voorbeelden:

 

Ik kan nergens in het nieuw-testament een negatief oordeel vinden over Gods geboden zoals die in de Tien Geboden tot ons gekomen zijn. Zo spreekt Johannes ook onbekommerd over de geboden als "een oud gebod, dat gij van den beginne gehad hebt. Dit oude gebod is het woord, dat gij gehoord hebt". Het oude gebod maar tegelijk ook nieuw want zegt hij: "Toch schrijf ik u een nieuw gebod, want - wat waarheid is in Hem en in u - de duisternis gaat voorbij en het waarachtige licht schijnt reeds".
De oude wet is nieuw in Christus. Hij heeft die vervuld en door zijn Geest mogen wij die vervullen in onze harten33.

Onze belijdenissen
Komt u met uw oordeel dat de Tien Geboden verouderd zijn en met de overgang naar het Nieuwe Verbond "getermineerd" (beëindigd) werden ook niet in strijd met wat we belijden in onze confessies? De wet en de geboden van de Here krijgen daarin ruime aandacht. Art. 25 van de NGB spreekt als volgt (cursief van mij):

"Wij geloven dat de schaduwachtige eredienst van het oude verbond en de gebruiken die door de wet waren voorgeschreven, met de komst van Christus hebben afgedaan en dat zo aan al deze schaduwen een einde is gekomen. Daarom moeten de christenen die niet langer handhaven. Toch blijft voor ons de waarheid en de inhoud ervan in Christus Jezus, in wie zijn hun vervulling hebben.
Wel maken wij nog gebruik van de getuigenissen uit de Wet en de Profeten, om ons in het Evangelie te bevestigen en ook om overeenkomstig Gods wil ons leven in alle eerbaarheid in te richten tot zijn eer."

Al het schaduwachtige dat verwees naar de komende Christus heeft afgedaan. Maar de Wet en de Profeten zijn nog steeds normatief (overeenkomstig Gods wil!) om ons leven in te richten naar Gods eer.

De Heidelbergse catechismus spreekt over de wet als kenbron van onze ellende. De eis van de Wet kan worden samengevat zoals Christus die ons heeft geleerd: God liefhebben met alles in ons en onze naaste als onszelf. Daaraan hangt heel de Wet en de Profeten.
Dat wordt dan verder uitgewerkt in het deel over de dankbaarheid.
Goede werken zijn alleen die uit een waar geloof en naar de wet van God en tot zijn eer worden gedaan. Die wet is o.m. de decaloog. Het zou toch wel heel vreemd zijn als de decaloog zijn eind zou hebben gevonden en wij tegelijk naar die wet moeten leven?
Bovendien geeft de catechismus uitdrukking aan het normatieve karakter van de Tien Geboden. Vrijwel elke behandeling van een gebod begint met Wat gebiedt/verbiedt God?, of Wat eist God? "God laat deze geboden scherp prediken", zegt het leerboek van de Kerk. Zo leren we onze zondige aard kennen en gaan we bidden om door de Heilige Geest steeds meer naar het beeld van God vernieuwd te worden.

Het is dan toch onmogelijk om de Gods geboden tegelijk te zien, samen met het Oude Verbond, als "verouderd, versleten"? Dat zou toch ook wel heel merkwaardig zijn? Want het is toch Gods wil dat we, om maar een voorbeeld te noemen, geen overspel doen, geen echt breken? Dat was toch zo al in het paradijs 'van den beginne'? Het zevende gebod begon toch niet bij Mozes op de berg? Het kreeg toe wellicht zijn 'volgnummer' maar echtbreken was voor Adam en Eva toch ook geen enkele 'optie'? Het feit dat God op de Horeb zijn wil expliciet in stenen tafelen heeft geschreven kan toch niet betekenen dat het daarvoor 'een vrije kwestie was?
Net zomin als nu voor ons?

Vragen
Graag wil ik dit deel afsluiten met de volgende vragen aan u:

Vraag 1:
Is de conclusie gewettigd op grond van de Schrift zoals boven aangegeven, dat de decaloog nog steeds normatief is voor ons christelijke leven?

Vraag 2:
Leren onze belijdenissen ook niet zoals boven aangegeven, dat de decaloog nog steeds normatief is voor ons christelijke leven?

Vraag 3:
Is het terecht dat de gemeente elke zondag de decaloog wordt voorgehouden om daar haar leven concreet aan te toetsen?

Vraag 4:
Mogen ambtsdragers op grond van de geboden in de decaloog broeders en zusters vermanen en tucht oefenen?

Vraag 5:
Kunnen wij vandaag Gods wet als verwoord in de decaloog in onze actuele levenssituatie nog blij bezingen met de woorden van de psalmen 19 en 119?


DEEL 2

Profeet, priester en koning
In eerste instantie heb ik gedacht na lezing van DEEL 2 in uw bijdrage dat we het toch eens zijn met elkaar. Want de decaloog die in DEEL 1 van uw brief mede als verouderd en versleten werd getypeerd, wordt hier door u toch weer zeer bruikbaar geacht. De Tien Geboden zijn niet afgeschaft maar vervuld. 'Vervullen' is, zo geeft u dat aan, "de diepte van de dekaloog onthullen".
Nu ben ik het met u eens dat de Here Jezus inderdaad de diepte van de wet heeft onthuld door een aantal geboden uit te werken in o.m. de Bergrede.
Maar 'vervullen' heeft toch nog een veel diepere, omvangrijker inhoud? Ik heb geleerd dat Christus als priester, profeet en koning de wet heeft vervuld. Dat betekent:

als profeet heeft hij de wet onderwezen in alle scherpte en diepte zoals u dat boven ook al aangaf;
als priester heeft hij de wet in volkomen gehoorzaamheid volbracht;
als koning heeft hij zijn geboden aan ons opgelegd (zie b.v. de tekstverwijzingen in het eerste deel van mijn reactie).

Ook wij mogen profeten, priesters en koningen zijn34: Christus' belijden, onszelf als een levend dankoffer Hem offeren, en nu strijd voeren tegen zonde en duivel, en later regeren.
Als wij Christus navolgen in zijn priesterschap vervullen wij zijn geboden. Wij gehoorzamen wat Hij ons gebiedt. Zo "wordt de eis van de wet vervuld in ons die niet naar het vlees wandelen maar naar de Geest35".
Die geboden zijn, om het voorbeeld maar weer aan te halen, Gij zult niet echtbreken maar ook Gij zult niet flirten met de buurvrouw, Gij zult u niet bevredigen via porno, etc. Kortom, heel het zevende gebod in al zijn diepte waarvan de Heidelbergse Catechismus, zij het niet uitputtend, toch een prachtige onontkoombare samenvatting geeft36.

Leerboek of wetboek?
Misschien zijn we het wel eens en zie ik leeuwen en beren. Maar als ik DEEL 2 van uw brief lees voel ik me er toch niet rustig onder.
Is het niet zo dat u eigenlijk de decaloog in onze nieuw-testamentische tijd opvat als leerboek i.p.v. wetboek? Oppervlakkig gezien lijkt dat niet zoveel uit te maken maar er wel degelijk groot verschil.
De wet als leerboek geeft als het ware illustraties van wat (in het verleden) de Here het onmondige Israël heeft voor gehouden. Wij kunnen daar wel van leren voor onze levenssituaties maar zijn er niet echt aan gebonden. We kunnen eventueel andere 'oplossingen' kiezen als het gebod van vroeger niet meer past in onze praktijk.
Echter, Gods geboden opvatten als wetten geeft daaraan een heel andere, zwaardere lading. Want dan treedt de Here ons tegemoet met zijn eis om te gehoorzamen. Hij wil het zó hebben als Hij dat gebiedt.
Laat me een voorbeeld nemen om het te verduidelijken.
Als bij een woonerf een 30 km verkeersbord (wit vlak, rode rand) staat, dan kun je daar op twee manieren naar kijken. Het verbiedt om harder te rijden dan 30 km/u. Óf, het duidt aan dat voorzichtigheid is geboden en, afhankelijk van de situatie die je zelf interpreteert, je snelheid in vrijheid mag kiezen. Eventueel scheur je er door heen met 120 km/uur als dat naar jouw oordeel op dat moment veilig kan.
Het maakt dus nogal verschil hoe wij naar de wet kijken! In Nederland maakt het Justitieel Incassobureau wel duidelijk welke van de twee interpretatie op dit moment gangbaar is?

Niet onder de wet
Ik denk bij u affiniteit voor de tweede overtuiging t.a.v. de wet te proeven. U zegt immers: "De dekaloog heeft nu een andere status dan hij vroeger had, daar komt het op neer" (cursief van mij). Dat onderbouwt u met een aanhaling van Rom.7:1-3. Wij zijn van de Wet, daarin begrepen de decaloog, ontslagen. Wij zijn niet meer 'onder de wet', zo haalde u al eerder aan. U vindt het "geknoei" als daar van wordt gemaakt 'we zijn niet meer onder de vloek van de wet'.
In het geheel van uw betoog constateer ik dat u daar (opnieuw) mee bedoelt: de Tien Geboden hebben hun geldigheid als wet, als Gods gebod voor ons verloren.
Maar wordt dit zo door Paulus bedoeld in dit hoofdstuk?

Om hier meer helderheid over te krijgen moeten we nauwkeurig kijken naar wat Paulus precies zegt in het eerste gedeelte van Rom.7:

7:1 ?Of weet gij niet, broeders, (ik spreek immers tot wie de wet kennen) dat de wet heerschappij voert over de mens, zolang hij leeft? 2 Want de gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang deze leeft; wanneer echter de man sterft, is zij ontslagen van de wet, die haar aan die man bond. 3 Zo zal zij dan, indien zij bij het leven van haar man een ander tot man neemt, echtbreekster heten; wanneer echter de man sterft, is zij vrij van de wet, zodat zij geen echtbreekster is, indien zij zich aan een andere man geeft. 4 Bijgevolg, mijn broeders, zijt ook gij dood voor de wet door het lichaam van Christus om het eigendom te worden van een ander, van Hem, die uit de doden opgewekt is, opdat wij Gode vrucht zouden dragen. 5 Want toen wij in het vlees waren, werkten de zondige hartstochten, die door de wet geprikkeld worden, in onze leden, om voor de dood vrucht te dragen; 6 maar thans zijn wij van de wet ontslagen, dood voor haar, die ons gevangen hield, zodat wij dienen in de nieuwe staat des Geestes en niet in de oude staat der letter. 7 Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen, tenzij door de wet; immers, ook van de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien de wet niet zeide: gij zult niet begeren. 8 Maar uitgaande van het gebod, wekte de zonde in mij allerlei begeerlijkheid op; want zonder wet is de zonde dood. 9 Ik heb eertijds geleefd zonder wet; toen echter het gebod kwam, begon de zonde te leven, maar ik begon te sterven, 10 en het gebod dat ten leven moest leiden, bleek voor mij juist ten dode te zijn; 11 want de zonde heeft uitgaande van het gebod, mij misleid en door middel daarvan gedood. 12 Zo is dan de wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed.?

Wordt ons in dit Schriftgedeelte geleerd dat wij van de wet ontslagen zijn in de zin van: die wet geldt niet meer voor ons? M.i. niet.
In de eerste plaats niet, omdat in het beeld dat Paulus gebruikt de achterblijvende echtgenote niet ontslagen is van de wet als zodanig maar van "de wet, die haar aan die (gestorven) man bond". De wet is goed en blijft geldig, want bij het aangaan van een nieuwe relatie oordeelt die wéér, namelijk dat er dan geen sprake is van overspel.
De wet, daar is ook niets mis mee, zegt Paulus in vers 7: "Is de wet zonde? Volstrekt niet! Die is heilig, het gebod is heilig en rechtvaardig en goed", vers 12. Hij haalt zelfs het tiende gebod letterlijk aan om te tonen dat zo de zonde kan wordt herkend in het persoonlijke leven.

Maar waar worden wij dan wél precies van ontslagen?
Van de heerschappij van de wet. Dat is de insteek die Paulus al gelijk in vers 1 aangeeft: de wet die heerschappij voert over de mens zolang hij leeft. Van die heerschappij in het 'wetshuwelijk' komen we alleen af door onze dood, als we "dood voor haar worden". En we zíjn dood omdat we delen in Christus' dood37. Daarmee is het eerste 'wetshuwelijk' ontbonden, de slavenbinding met de zonde verbroken38 en kan het nieuwe 'huwelijk' worden voltrokken tussen Hem die uit de dood weer opstond en ons die óók in zijn opstanding participeren.
In die nieuwe 'huwelijkse staat' van de Geest eist God nog steeds volkomen gehoorzaamheid aan de wet "die heilig, rechtvaardig en goed is". Maar de volkomen gehoorzaamheid is opgebracht door die andere Mens. Gelukkig dat Hij kon doen wat "de mens niet doen kan"39. Uit genade mogen wij daarin delen. Door de Geest kunnen we "een klein begin van gehoorzaamheid" laten zien.
Dat blijft de Here vragen.

Knoeien?
Wij zijn niet onder de wet. Wat betekent dat? U vindt het "knoeien" als we daarin lezen niet onder de vloek van de wet. Maar ik krijg de indruk dat ú er in leest: de wet, o.a. de decaloog, is niet geldig meer voor ons, oftewel 'niet onder de wet' is 'zonder de wet'. Maar ook dat staat er niet letterlijk en is m.i. in het licht van het voorgaande ook volstrekt niet de bedoeling. Maar laten we een paar van de plaatsen waarin Paulus deze uitdrukking gebruikt langs lopen40.

Rom.6:14 "Immers, de zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade".
Hier gaat het weer over de heerschappij van de zonde die aan het licht komt door de wet. Die heerschappij verdwijnt als we ons overgeven aan de genade van Jezus Christus en in de kracht van de Geest gehoorzaam zijn geboden bewaren.

Rom.6:15 "Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet onder de wet, maar onder de genade zijn? Volstrekt niet!"
Deze uitspraak van Paulus laat zich ook heel goed verklaren tegen de achtergrond van de heerschappij van de wet. Paulus wil ons bewaren voor een groot misverstand. Als wij door Christus' dood niet meer onder de heerschappij van de wet zijn die naar Gods rechtvaardig oordeel volmaaktheid van ons vraagt, kunnen we dan rustig zondigen? Als wij zonder wet zouden zijn is het antwoord natuurlijk bevestigend. Zonder wet kunnen we immers geen zonde kennen41? Maar Paulus wil daar niets van weten.
En zo belijden we dat toch ook: Want uit genade beginnen wij in de kracht van de Heilige Geest "niet slechts naar sommige, maar naar alle geboden van God te leven!42

Gal.5:18 "Indien gij u echter door de Geest laat leiden, dan zijt gij niet onder de wet."
De Galaten neigden er toe zich te laten besnijden en zo op de Joodse manier te gaan leven. Daar heeft Paulus zeer fel op gereageerd. Niet de wet is de voogd, de heerser in het leven van de christen maar de Geest leidt en regeert hem. Dus niet terug naar het Oude Testament met zijn tuchtmeester maar naar Christus als gekomen Heer over het leven."

Valt de wet dan weg?
Nee, bepaald niet. Want onmiddellijk na vers 18 somt Paulus een aantal voorbeelden op van werken die in strijd zijn met de wet, in het bijzonder met de decaloog. Ik noem een paar: afgoderij (eerste gebod), nijd (zesde gebod), hoererij (zevende gebod), losbandigheid (tiende gebod). Daartegen somt hij vruchten van de Geest op. Tegen mensen bij wie deze groeien "is de wet niet". De wet veroordeelt dus nog stééds de werken van het vlees. Het evangelie vraagt nog steeds liefdevolle gehoorzaamheid aan God en dezelfde heiligheid van leven die ook vroeger door Gods wet werd geëist. Het verschil is dat we niet meer onder de voogdij, de heerschappij van de wet staan, geen Joden behoeven te worden maar onder de leiding van de Geest mogen leven.
We gehoorzamen om Jezus' wil.
En zijn Geest regeert onze harten!

Vragen

Vraag 6:
Betekent 'niet onder de wet', in de contekst van Romeinen 6 en 7 en Galaten 5, niet 'zonder de wet'?

Vraag 7:
Betekent leven van genade niet tegelijk dankbaar leven in gehoorzaamheid aan Gods concrete geboden zoals o.a. in de decaloog tot ons komen?


Tenslotte
Het gaat hier om belangrijke dingen naar mijn mening. Er staat veel op het spel in ons leven met de Here. Misschien heb ik u niet helemaal begrepen. Daarom ontvang ik graag uw reactie op de mijn vragen.

Met hartelijke broedergroet,

D.J. Bolt

NOTEN














































 

 




Kruisverhoor op Zondag(2)
15-12-07

Ds. Wierenga aan Bolt

Geachte broeder Bolt,

[DEEL 1]
U hebt mijn mening omtrent het vierde gebod-sabbatdag-zondag correct weergegeven. Wat de kerkenraad van Helpman betreft: Ik zou niet willen zeggen dat die kerkenraad uitdrukkelijk toegestemd heeft mijn overtuiging in de gemeente te leren. Dat is niet correct geformuleerd. De kerkenraad heeft uitgesproken dat de gemeenteleden die bezwaren hadden ingebracht tegen de preek, niet hadden aangetoond dat ik in strijd was gekomen met Schrift en/of belijdenis. Daar moeten we het bij houden.
Vervolgens wil ik graag een item nader verklaren. Wat is de positie van de dekaloog binnen het volk van God van de nieuwe, NTische bedéling? De dekaloog behoort tot het Oude Verbond. Hij is onderdeel van de bepalingen van het bij de Sinaï gesloten verbond. Dit hele verbond is verouderd. Dat staat geschreven in Hebr. 9, 13: ' Op het moment dat Hij spreekt over een nieuw verbond heeft Hij het eerste al als verouderd bestempeld. Welnu, wat verouderd is en versleten, is de teloorgang nabij'. Vandaar dat in de brief aan de Hebreeën Christus genoemd wordt 'bemiddelaar van een nieuwe verbond' (Hb 9, 15; 12, 24 e.a.p.). De dekaloog behoort tot dat oude verbond en is dus, evenals dat hele verbond, verouderd en versleten. Natuurlijk kan God Jahweh een nieuw verbond aangaan met zijn volk. Dat heeft Hij ook gewild (Jer 31, 31-34). Dat nieuwe verbond is een ANDER verbond, zoals in Jer 31, 32 staat. Christus sprak over een nieuw verbond, gesloten door zijn bloed (Lukas 22, 20).
Als we daarover nu eens goed doordenken, is het geoorloofd en nodig de volgende vraag te stellen: wat zijn de door God gegeven beloften en de door God gestelde eisen in het nieuwe verbond? Het spreekt vanzelf dat er wijzigingen zijn opgetreden, immers: waarom zou het verbond waarin wij nu met Jahweh verbonden zijn, anders een nieuw en/of ander verbond genoemd worden?
Ik weet allicht dat we binnen onze kringen veel de uitdrukking hebben gebruikt: de eeuwige en universele wet van God als we het over de dekaloog hadden. Dat was onjuist. De dekaloog is niet als een universele wet gegeven, het was een wet binnen het kader van Jahwehs verbond met Israël. Een tijdelijk verbond. De dekaloog moet men niet universeel noemen (immers: alleen aan Israël gegeven, de volken waren zonder wet, Rm 2, 12-14) en niet eeuwig (immers: behoort tot het Oude Verbond). Wij moeten ons van die terminologie losmaken. De dekaloog behoort tot het Oude Verbond en had een getermineerde geldigheid.
Als God Jahweh het nu zo geregeld heeft, waarom zouden we daar dan ongerust over zijn? Die ongerustheid blijkt vaak onder ons: wie de dekaloog rekent tot het Oude Verbond dat verouderd en versleten is, geeft het leven, de samenleving van Nederland en wellicht ook de samenleving van de kerk van Christus, prijs aan de wetteloosheid, zo zegt men. Maar is er dan iets tegen de bovengenoemde bijbelse uitspraken en gegevens in te brengen?

[DEEL 2]
Verder: als Jahweh het Nieuwe Verbond via Jeremia (Jer 31) aankondigt, zegt Hij er bij dat Hij er voor zal zorgen dat er geen wetteloosheid onder zijn volk ontstaat. Er staat immers bij dat Hij zijn wet in ons binnenste zal schrijven en in ons hart zal leggen (Ezechiël moest daarover ook profeteren: Ez 11, 10v, Ez 36, 27).
Wil dit nu zeggen dat we aan geen wet en gebod meer gebonden zijn? En dus: steel maar, dood maar, breek het huwelijk maar, misbruik Gods naam maar enz? Natuurlijk niet. Heeft onze Heer en Meester de dekaloog niet in verdiepte en versterkte vorm ons voorgehouden in de Bergrede? En heeft Hij niet gezegd dat onze gerechtigheid (=gehoorzaamheid) groter moest zijn dan die van de Farizeeërs en schriftgeleerden (Mt 5-7; Mt 5: 20)? Hij heeft gezegd dat Hij niet is gekomen om 'de Wet of de Profeten' af te schaffen. Bij het woord ' wet' moeten we niet slechts denken aan de dekaloog. Blijkens de toevoeging 'of de Profeten' moeten we deze passage uitleggen als: Ik ben niet gekomen om de inhoud van de geschriften af te schaffen. Messias Jezus spreekt over het hele OT als ' wet en profeten'. Natuurlijk valt daar ook de dekaloog onder. Die kwam Hij niet afschaffen, nee, Hij kwam om die te vervullen, dwz.: Hij kwam om de diepte van de wet, ook van de dekaloog te onthullen. Vandaar dat Hij steeds zegt: tot de ouden werd gezegd...maar Ik zeg tegen jullie. Dan wordt niet-echtbreken tot: geen veelbetekenend knipoogje aan de vrouw van je naaste geven(aanzien om te begeren = oogcontact zoeken om een affaire te beginnen); bij Gods naam zweren wordt: houd het maar bij een eerlijk ja of nee'; niet doodslaan wordt: niet in haat en nijd tegen je broeder leven.
Daarom kan Paulus ook rustig schrijven dat we niet onder de wet zijn. Daar moeten we niet mee knoeien alsof er staat dat we niet onder de vloek van de wet zijn. Ook niet van maken dat we de volbrenging van de wet niet moeten opvatten als een heilsweg. De wet is nooit een heilsweg geweest. Het gaat nu, in het Nieuwe Verbond, om de vruchten van de Geest.
Paulus noemt die vruchten op in Gal 5, 22. Streef daar maar naar, dan ben je gehoorzaam aan Gods wil, en volbreng je ook de dekaloog. De hele wet is vervuld is één uitspraak: 'Heb uw naaste lief als Uzelf' (Gal 5,14). Die naastenliefde moeten we niet uitspelen tegen de dekaloog, nee, wie de naaste liefheeft als zichzelf, wendt zich onmiddellijk tot de dekaloog om daaruit te leren wat naastenliefde in de praktijk betekent. En hij wendt zich dan ook onmiddellijk tot de Bergrede en de andere onderwijzingen van de bijbel betreffende een godzalig leven.
De dekaloog heeft nu een andere status dan hij vroeger had, daar komt het op neer. Als je dat niet wilt zeggen, kun je niet uit de voeten met bijv. Rm 7, 1-3. Daar is beslist geen sprake van de vloek van de wet waarvan we bevrijd zijn (dat is wel zo, maar dat staat niet in Rm 7, 1-3). Daar staat zonneklaar dat zoals een weduwe geworden echtgenote vrij is van de wet die haar aan haar overleden man bond, zo ook wij van de wet ontslagen zijn. Het woord ' wet' betekent hier meer dan alleen de dekaloog, maar omvat wel degelijk ook de dekaloog.
In het kader van deze overtuiging spreek ik ook over het vierde gebod-sabbatdag- zondag.


W. Wierenga, 8 december 2007, Midlaren