Printen

Vaarwel dr. Douma

D.J. Bolt
20-12-08

1 Vaarwel vrijgemaakte minizuil.

Het krantenbericht vermeldt dat het in 1992 met deze krant, het ND, allemaal is begonnen. Het succesvolle hak- en breekwerk is voor een niet gering deel aan dit blad te danken. En dat valt ook niet te ontkennen. Het proces van zuiltje-slopen is daar journalistiek geïnitieerd en jarenlang krachtig gepromoot.

Afscheid dus van het gereformeerde leven dat in ongeveer 40 jaar werd opgebouwd. Het is opmerkelijk dat nu, een paar weken na bovenvermeld bericht, het ND ook afscheid nam van een van de grootste aandrijvers van dit proces, prof.dr. J. Douma.
In een 'Bijgepraat' roemt PAB de scheidende column-schrijver uitgebreid: "?zeker is dat hij als geen ander heeft bijgedragen aan de toegenomen openheid in zijn eigen kerkelijk, vrijgemaakt-gereformeerde kring. Moedig en soms zeer gedurfd zette hij vensters open en bewandelde hij nieuwe wegen, of het nu ging om gezinsvorming, apartheid, de 'vrijgemaakte kerkvisie', de noodzaak schuld te belijden over kerkelijk handelen en over de eerste hoofdstukken van de Bijbel. Douma is zo een belangrijke factor geweest in de ontwikkeling van ook deze krant tot wat het vandaag is". Daarin heeft Douma "een belangrijke, zo niet de hoofdrol gespeeld".

Daar is prof. Douma zich ook van bewust. Uit diverse uitlatingen blijkt dat hij er voldoening in heeft gevonden om samen met een aantal geestverwanten het vrijgemaakt-gereformeerde organiseerde leven af te breken. In 2001 vond hij al dat deze vrijgemaakte "zuil omver gaat vanwege verklaarbare en te rechtvaardigen factoren"2. In 2000 publiceerde het vrijgemaakte weekblad De Reformatie een aantal interviews met vooraanstaande personen in onze kerken. Daarin werd hij uiteraard ook geïnterviewd. Hij komt daarin naar voren als iemand die zich bewust is van zijn vooraanstaande rol. In mijn archief vond ik een korte briefwisseling met hem over dit interview. Die heeft niets aan actualiteit ingeboet en laat temeer zien hoe het proces met hem als voorman de laatste acht jaren voorspoedig is verlopen en nu (bijna) voltooid is. We laten ze hier in extenso volgen.

Aan prof. Douma

4 mei 2000
Geachte prof. Douma,

Met belangstelling heb ik de serie interviews in de Reformatie gelezen. Ook het artikel dat u schreef in het nummer van 18 maart j.l. Ik heb er behoefte aan om er kritisch op te reageren.

Mij is opgevallen de wat zelfvoldane toonzetting van uw oordeel over eigen werk voor de Reformatie. B.v.: "Ik zie met genoegen terug op het stuk werk dat ik verricht heb, ook al heeft nou juist dat de meeste reactie opgeroepen". En verder: "Als positief zie ik, dat een zeer groot deel van de lezers, ik mag wel zeggen het gros ervan, geen moeite had met de standpunten van Trimp en van mij".

Ik ben dus wellicht een van degenen die niet bij dat "zeer grote deel" horen (tussen haakjes, mijn waarnemen is een tikkeltje anders maar dat doet nu niet ter zake). Jaren geleden kon ik me heel goed vinden in de voorlichting die u gaf. Langzamerhand is de twijfel binnengeslopen of u ons wel de goede weg wees in veel geschrijf en actie. Want u bent veranderd van overtuiging in de loop van de jaren, dat is duidelijk.

U hebt inderdaad 'succes' gehad, of, om het in uw eigen woorden te zeggen: ? "(het) heeft in de praktijk zijn uitwerking zeker gehad". Maar of je daar trots op moet zijn? Want waartoe heeft (mede) uw arbeid geleid, kerkelijk gezien? Is het niet een kerk in verwarring? Misschien zelfs een kerkgemeenschap in afbraak?

Ik noem een paar voorbeelden.
Het GPV is onttakeld: het bestaat nog even omdat het nog niet de steun van een oudere garde kan missen. Dat is niet in het minst door uw toedoen. In het interview (trouwens ook al eerder in het ND) neemt u afscheid van de gereformeerde politiek. Ik kan alleen de openheid hiervan waarderen (in tegenstelling tot de tactiek die de GPV leiding al jarenlang (en nog!) volgt, vergelijk het artikel van prof. te Velde). We hieven het champagneglas en zongen "Samen in de naam van Jezus", maar we zijn elkaar als gereformeerden op dit punt wel kwijt geraakt.

Nu is het GPV de kerk niet, gelukkig maar. Echter, er is m.i. wel een verbinding tussen belijdenisrelativering in de politiek en dat wat er in onze kerken speelt. En dat type relativering nivelleert in een rap tempo "verschil in dichtheid" zoals u dat typeert. Denk maar aan wat er gaande is op het gebied van de gereformeerde scholen en interkerkelijke evangelisatie (zie o.m. het uitgebreide pleidooi hiervoor van ds. D. Griffioen in de laatste Reformatie). Verschillende gereformeerde studentenverenigingen zetten hun deuren wijd open voor niet-gereformeerden. En last but not least, pleidooien worden gevoerd in om gereformeerde gezindte (alleen?) eenheid te forceren d.m.v. "de basis". Prof. Dr. Selderhuis heeft gelijk: "G-organisaties worden tegenwoordig hoofdzakelijk van binnenuit beschoten".

Hoe kan het toch dat ondanks uw 'succes' er zoveel lauwheid en ongeïnteresseerdheid is gekomen in onze gemeenschap. Dat er zoveel signalen zijn dat 'we het niet meer weten'? Dat er velen 'gewoon' overstappen naar andere kerkgemeenschappen?

Natuurlijk kan dat niet allemaal op uw conto worden geschreven. Daar is meer aan de hand. Maar er is m.i. wel een relatie. Ook de nogal eens laatdunkende manier b.v. waarop u over de 'vrijgemaakte' kerk hebt geschreven laat zijn sporen na. In het interview is daar ook weer een voorbeeld van te vinden: ?"een zekere theologische, ook wel confessionele geborneerdheid ?". Toe maar. Koren op de molen van degenen buiten en binnen onze kerken die haar geen goed hart (meer) toedragen. Dit blaas je toch zo niet de wereld in als de kerk van Christus je lief is? U moest eens weten hoeveel pijn dit soort ongenuanceerde uitlatingen doet en moeite geeft in de onderlinge verhoudingen: "Douma zegt het immers ook?". Misschien lukt het om hiermee een "zeer groot deel" te laten applaudisseren maar zou dat toch niet moeten worden getypeerd als geïnfecteerd door "een ziekte, een neurotisch openstaan voor wat niet-vrijgemaakt is en een panische inspanning het eigen verleden af te keuren (Selderhuis)"??

Aan het eind van het interviewverhaal vraagt u om leiding, een krachtiger blad en een duidelijker koers. Het is me uit het hart gegrepen. Maar dan wel echt en authentiek gereformeerd. Zodat er weer echte bezieling kan komen en de (kerkelijke) eensgezindheid weer mag groeien onder de zegen van de Here.
Ik hoop en bid dat u aan die "zelfbezinning en correctie" ook uw krachten wilt geven.

Prof. Douma's antwoord

Prof. Douma reageerde op 22 mei 2000. Helaas gaf hij mij desgevraagd geen toestemming zijn antwoord nu te publiceren. Dat is jammer, we houden van openheid. Eigenlijk is het toch ook niet helemaal in overeenstemming met wat hij in zijn afscheidsartikel in hetzelfde bovenaangehaalde ND zegt: "?waar wij de neiging hebben onze 'vriend en broeder' te ontzien, moeten we juist tegenover hem de moed hebben openhartig te zeggen wat ons zwaar op de maag ligt en wat we ter wille van de waarheid niet moeten verzwijgen". Douma haalt hier zelfs de publieke strijd tussen Paulus en Petrus aan als voorbeeld hoe de sfeer er door gezuiverd kan worden!

Vrede komt niet "via het toedekken van verschillen die een openlijke bespreking verdienen", schrijft dr. Douma verder3. Helemaal mee eens. Daarom zou ik nog eens prof. Douma publiek willen vragen zich te verantwoorden over zijn inmiddels jarenlange doodzwijgen van broeders die fundamentele vragen en bezwaren aan zijn adres formuleerden, m.n. ten aanzien van het ontkennen van het historische karakter van het begin van de Heilige Schrift en het aanvaardbaar achten van oerknal en evolutie. En de christelijke moed te hebben met hen publiek het debat aan te gaan.

Maar terug naar de briefwisseling in 2000.

Mijn reactie

Op 4 juni 2000 schreef ik hem terug.

Geachte prof. Douma,

Mijn dank voor uw reactie op mijn brief van 4 mei 2000. Graag wil ik erop reageren.

Laat mij voorop stellen dat ik niet uw hart bezig ben te beoordelen, zoals u in uw brief stelt. Dat oordeel komt Iemand anders toe. Maar ik had het dan ook niet over uw hart en intenties maar over "de toonzetting" in het interview die bij mij overkwam als zelfvoldaan. Daarvoor heb ik diverse citaten uit uw artikel aangehaald.

Het valt me op dat u niet ingaat op veel van hetgeen ik aanroerde in mijn vorig schrijven. Ik ga dat nu niet herhalen. Het is ook tekort door de bocht als u denkt dat het verval in de kerk door mij rechtstreeks en alleen wordt gekoppeld aan het oprichten van de CU. Wel heb ik geconstateerd dat het loskoppelen van de kerk met zijn belijdenis enerzijds en organisaties anderzijds in u een belangrijke promotor heeft gevonden. Daarvan is de gang van zaken m.b.t. het GPV een geprononceerd voorbeeld. Die koppeling wordt er nu bij het brede publiek ingehamerd als 'kerkisme' of 'verkerkelijking'. En dat leidt ertoe dat velen zich verwonderd afvragen waarom, terwijl de basis dezelfde is, je in organisaties wèl en in de kerk nìet kunt samengaan. Deze relativering zal heel schadelijke gevolgen hebben en heeft dat al.

Tenslotte nog dit.
U schrijft in uw artikel over "een zeker theologische, ook wel confessionele geborneerdheid" in de kerken. Ik heb dat in mijn vorige brief ook al aangehaald maar u gaat er niet op in. Maar, opnieuw, dat soort typeringen van onze kerken schiet mij in het verkeerde keelgat en ik kom ertegen op. Want ook ik heb onze kerken lief. En ik weet hoeveel energie, tijd en geld, vaak niet het minst door 'kleine luyden' , gestoken werd in de opbouw van ons gereformeerde leven. Principieel en met toewijding. Met veel resultaten waarvoor de Here is gedankt. Dat wordt nu stelselmatig afgebroken. Niet het minst door etikettering als "kleingeestig, kortzichtig, bekrompen" zoals door u gebezigd.

Soms denk ik wel dat veel theologen en andere vooraanstaanden in onze kerken een 'blinde vlek' hebben voor de gevolgen op de 'kerkvloer' van wat ze beweren en de acties die ze voeren. Mijn brief mag ook worden opgevat als een signaal om daarvan bewust te maken.

 

Tot zover de briefwisseling van acht jaar geleden.

Een nieuw vaarwel

Het is opmerkelijk dat de ND-redactie meldt dat het nu tijd is dat een einde komt aan de maandelijkse column van prof. Douma. Waarom?
Uit zijn afscheidsartikel blijkt niet dat prof. Douma zelf het initiatief heeft genomen. Wellicht 'past' de oud-architect van de 'verbreding' niet in het nieuwe kranten-era. De journalist PAB laat dat ook wat doorschemeren: "Met Douma's vertrek wordt in zekere zin een tijdperk afgesloten, althans in onze krant". Heeft het er misschien mee te maken dat "in onze praktische keuzes de wegen niet altijd parallel liepen"?
Dat hadden wij ook al waargenomen. Zo waren er het laatste jaar ND-publieke strubbelingen over de zaak van homoseksuelen in de CU waarbij Douma zelfs dreigde de partij te verlaten. En over gereformeerd onderwijs, dat toch ook weer niet "té open" moest worden. En wat verzet van Douma tegen een al te independentische koers van predikanten die synodebesluiten m.b.t. bijvoorbeeld opwekkingsliederen en eenheid met de NGK aan hun laars willen gelapt zien.

Is Douma misschien toch ook ongerust geworden over de koers van het ND inmiddels? Eindigde hij daarom zijn artikel met de wens dat de redactie in het kader van de gereformeerde belijdenis "het eigen karakter van de krant zal weten te handhaven en te versterken?" Is hij toch wat bevreesd voor het nieuwe ND-tijdperk met evangelisch-rooms-christelijke lichtende vergezichten? Voelt hij zich wat ongemakkelijk misschien over de letterlijk adembenemende ND-visie zoals die door PAB werd verwoord, "dat onder hetgeen ons vanuit de kerk van alle eeuwen aan Schriftuurlijk geïnspireerde rijkdom wordt aangereikt, de traditie van de Reformatie in de zestiende eeuw en hetgeen zich op basis daarvan in de eeuwen daarna aan gereformeerd gedachtegoed ontwikkelde, tot op vandaag op bijzondere wijze oplicht en voorlicht"? Miste prof. Douma misschien hier, net als wij, een hartelijke gebondenheid aan de gereformeerde belijdenis? Klip en klaar?
In een interview in dezelfde krant wil Douma vrijgemaakte kinderen nog steeds leren "wat tot de ware christelijke religie behoort". Maar tegelijk constateert hij ook dat de vrijgemaakten "dat loslaten, ze slaan door". De "onkunde en de grote hekel die mensen opeens hebben aan de vrijgemaakte nestgeur, betreur ik zeer", verzucht hij.

Daarmee slaat hij de spijker op de kop. Wij constateren dat al jaren. Het wordt ons (evenals Douma?) bepaald niet in dank afgenomen.

Toch blijkt uit Douma's schrijven tot nu toe op geen enkele wijze enige spijt of inkeer over zijn aandeel in de afbraak van "de gereformeerde minizuil".
Zo staan we dan naast elkaar te kijken naar de brokstukken wat eens die minizuil was waarvoor de Here werd gedankt en geloofd als een gave van Hem. Brokstukken van het levenwerk van vooraanstaande broeders als prof. J. Kamphuis, prof. L. Doekes, ds. Joh. Francke, ds. J.R. Wiskerke en zovele andere en 'kleine' gereformeerden. Met inspanning die soms letterlijk hun leven verteerde.
Douma lijkt wat ongerust te worden: waar stopt het proces dat hij mede op gang heeft gebracht?

Wij kijken er met tranen in de ogen naar.
En nog is het afbraakproces niet voltooid. Bij leven en gezondheid hopen we daar de volgende maand nog wat meer aandacht aan te besteden. Want hoe staat het met de kerk van de 'minizuil'?

Dank?

Het is opmerkelijk dat Douma's afscheid geen woord van dank kent. Noch aan de redactie van het ND; wat belangrijker is: noch aan de Here.
Overigens terecht.

   

NOTEN
____________________________________________________________

1 22 november 2008
2 Dr. J. Douma, Hoe gaan wij verder", p112.
3 Vergelijk ook hoe Douma in Hoe gaan wij verder? klaagt dat als hij 'eigen' vrijgemaakte mensen bestreed "al gauw te scherp" gevonden werd en men hem "vroeg toch wat voorzichtiger te manoeuvreren". Maar, zegt hij, "ik bleef echter van mening dat we meer zouden hebben aan een open discussie in eigen kring dan altijd tegenstellingen toedekken en eindeloos herhalen wat Schilder en anderen toch zo goed gezien en gezegd hadden". Helemaal mee eens, maar wil deze ferme uitspraak kracht krijgen dan moet de schrijver die toch ook op zichzelf durven toepassen?