Printen

DS. B. Luiten over gereformeerd gezeur

D.J. Bolt
26-05-06

Het is geweldig interessant om artikelen te lezen die scribenten in de GKv een aantal jaren geleden schreven. Daaruit kan worden geleerd hoe de panelen zijn verschoven onder invloed van de geest van de tijd.

Vandaag willen we een compleet artikel van ds. B. Luiten te Zwolle onder het stof vandaan halen. Het artikel verscheen in De Reformatie van 7 oktober 1995. Nog nauwelijks tien jaar oud dus. Het zou normaliter zijn gezag nog volledig moeten kunnen laten gelden.

Het onderwerp is interessant en ook nu nog volop actueel. Het gaat over het Schriftgezag. Ds. Luiten reageert op een interview dat gehouden is met de bekende vooraanstaande nederlands gereformeerde drs. H. de Jong te Zeist. In dat interview oefent De Jong vergaande kritiek op het gereformeerde belijden inzake het Schriftgezag. Hij vindt dat vele praten van gereformeerden over het gezag van de Schrift maar " gereformeerd gezeur" .

Ds. Luiten is hevig verontwaardigd en fulmineert tegen de opvattingen van De Jong.

Aan het eind van zijn artikel komt hij tot een brandende vraag:

Het verhaal van De Jong is niet nieuw. Het schokkende is veel meer, dat dit nu mag worden geleerd vanaf de kansels in de Nederlands-Gereformeerde Kerken. Is dit niet de man, die jaren lang aanstaande predikanten begeleid heeft? Daarom zit één vraag mij hoog:
hoe lang zullen gereformeerde broeders en zusters in de Nederlands-Gereformeerde kerken dit nog verdragen?

Wij hebben echter het gevoel dat dit artikel vandaag de dag zo niet meer uit de pen van Luiten zou vloeien. Want zijn niet veel van de ideeën van drs. H. de Jong inmiddels ook de gereformeerde kerken vrijgemaakt binnengeslopen? Ook via De Reformatie waarvan ds. Luiten redactielid is? Aan het eind van het artikel willen we een paar vergelijkingen maken.

'GEREFORMEERD GEZEUR'

KERKELIJK LEVEN / B. Luiten

De Reformatie JAARGANG 71 - NUMMER 1 - 7 OKTOBER 1995

Aan het woord is drs H. de Jong, Nederlands gereformeerd predikant te Zeist. Ook is hij actief in de studiebegeleiding van theologische studenten.

Reeds jaar en dag waarschuwt hij, dat wij met het Schriftgezag een stapje terug moeten. Zijn onderscheid tussen een eeuwig evangelie en de

vorm die mensen eraan gegeven hebben, zorgde reeds eerder voor confrontaties en spanning in eigen gelederen[1].

Nu lezen we dan in een openhartig interview, hoe De Jong afrekent met de gereformeerde belijdenis aangaande de Heilige Schrift als het Woord van

God[2]. Met als hekkensluiter de oproep: 'eigenlijk zouden we eens op moeten houden met dat eeuwige 'gereformeerde gezeur' over schriftgezag'.

Een openlijke provocatie.

Een woord van geïnspireerde mensen

De Jong reageert op de vraag, hoe hij denk over het boek van B. Loonstra 'De Geloofwaardigheid van de Bijbel'. Aan de ene kant herkent hij zich daarin, omdat Loonstra terecht wijst op oneffenheden in de Bijbel waar we niet omheen kunnen. Aan de andere kant vindt hij het jammer, dat Loonstra daaruit niet de juiste conclusie trekt en blijft uitgaan van de these dat de Bijbel Gods Woord is. Zo wekt de auteur de indruk, dat hij de geloofwaardigheid van God zelf ter discussie stelt. Kuiterts benadering is daarom eerbiediger dan Loonstra's methode. (Volgens Kuitert komt alles wat over God wordt gezegd van

onderaf; als hij de Bijbel bekritiseert, valt hij dus niet het Woord van God aan, BL).

De Jong kiest voor de formulering: 'in de Bijbel vinden wij Gods Woord' , in plaats van 'de Bijbel is Gods Woord'. Zo laat hij ruimte voor menselijk spreken in de Schrift, dat wij niet meer voor onze rekening hoeven te nemen. Tal van voorbeelden passeren de revue. Met de stelling 'de Bijbel = Gods Woord' zouden wij de Schrift overvragen. Ze moet dan als onfeilbare paus op alle vragen antwoord geven. Dat is teveel gevraagd voor een document van duizenden jaren geleden. De Jong hoort wel degelijk God in de Bijbel spreken. Maar de boodschap is opgetekend in een vroeger tijd en door mensen, die anders zijn dan wij nu. Hij wil echter geen scheiding maken tussen 'van boven' en 'van beneden'. Het zit onscheidbaar door elkaar heen en dat is tevens het moeilijke van de Bijbel. Bij een religieus boek van

tweeduizend jaar oud is het gevaar aanwezig dat passages, waarin de tijdgeest meer spreekt dan de Heilige Geest voor bindend verklaard worden.

Jezus sprak met meer gezag dan Paulus. Hij kon ook verder kijken.

Met een beroep op de Heilige Geest mag dat niet geëgaliseerd worden. Paulus schreef brieven, voor de concrete situatie toen, niet voor de eeuwigheid. Hij heeft wellicht

niet eens geweten dat zijn brieven in de Bijbel opgenomen zouden worden. Er is dan ook geen principieel onderscheid tussen de woorden van Paulus en bijvoorbeeld een preek.

De Jong zou zelf ook gaan zweten bij de gedachte, dat elke zin van zijn preek Gods Woord zou zijn. Goed beschouwd zijn Paulus' brieven afkomstig van beneden. Een menselijk reageren op de goddelijke boodschap. Zo hebben ook de evangelisten geschreven: vier verschillende manieren van reageren op Jezus' boodschap. Maar wel door Jezus geïnspireerd. Zij lieten zich inspireren door Jezus' optreden.

Daarom win je niets met het vaststellen van een Schriftgezag. Het is een gezag in het eigen geweten, niet overtuigend voor een ander. De kerk heeft het trouwens heel lang zonder een belijdenis over het Schriftgezag gekund. Pas in de tijd van de Reformatie, toen het gezag van paus en kerk wegviel, ontstond er behoefte aan een welomschreven, vervangende gezagsinstantie. Daaraan danken wij dus de artikelen in de belijdenis die over de

Schrift gaan. Wat moeten we daar nu mee doen, moeten ze niet aangepast worden? Nee, laat ze maar rustig staan. Als je intussen maar weet hoe je ermee om moet gaan.

De klaarblijkelijkheid van de Schrift

De verleiding is groot om nu met stelligheid te gaan poneren, dat de Bijbel toch Gods Woord is. Maar zoiets is niet te poneren of te beweren, alleen te belijden. Dat is een belangrijk verschil, dat alle aandacht waard is na het verwerken van de uitspraken van De Jong.

Want het is zo, merkwaardig genoeg, dat ieder die stelt dat de

Schrift van onderaf komt, zichzelf boven haar stelt om haar te beoordelen en op haar actuele bruikbaarheid te toetsen.

Die fout maak ik liever niet. Als we willen weten, wat de Schrift is, zullen we bereid moeten zijn te luisteren naar haar eigen presentatie. Wat zij over zichzelf zegt, spreken

wij na. Dat is de letterlijke betekenis en inhoud van ons belijden. Wie de Bijbel niet wil naspreken, houdt geen belijdenis over.

Welnu, laat dan maar blijken uit de Schrift zelf, hoeveel er waar is van de uitgangspunten van De Jong.

Paulus, Silvanus en Timotheus schrijven aan de Thessalonicenzen, in een terugblik op hun ontvangst bij hen: 'En hierom danken ook wij God onophoudelijk, dat gij, toen gij het gepredikte woord Gods hebt ontvangen, het hebt aangenomen niet als een woord van mensen, maar, wat het inderdaad is, als een woord van God, dat ook werkzaam is in u, die gelooft' ( 1 Thes. 2 : 13).

God heeft eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken in de profeten, zo opent de brief aan de Hebreeën (Hebr. 1 : 1 ). Daarom spraken die profeten méér dan zij zelf konden bevatten of verzinnen. Zij speurden na 'op welke ofhoedanige tijd de Geest van

Christus in hen doelde, toen Hij vooraf getuigenis gaf van al het lijden, dat over Christus zou komen, en van al de heerlijkheid daarna' (1 Petr. 1 : 10- 12).
Dit spreken van de Geest tot en in de bijbelschrijvers is blijkbaar kenmerkend voor het resultaat dat nu voor ons ligt.

'Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige

uitlegging toelaat; want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de Heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken' (2 Petr. 1 : 21).

Inspiratie

Juist ook dit laatste citaat geeft duidelijk aan, wat wij belijden aangaande de inspiratie van de bijbelschrijvers. Zij werden gedreven door de Heilige Geest, zodat zij het Woord van God schreven. Dat dit de bedoeling van de tekst is, blijkt ook helder uit de toevoeging 'nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens'. Niet de mens nam het initiatief, om iets

te zeggen of te reageren (!) of zo, maar de Geest van God zorgde dat zijn boodschap tot ons kwam.

Toch is juist deze tekst het slachtoffer geworden van eigenmachtige uitlegging. Het 'gedreven worden' is uit z?n verband gelicht, en vervolgens tot een menselijk verschijnsel

gemaakt. Een predikant, die laat merken dat hij achter zijn boodschap staat, wordt ook 'gedreven', nietwaar'? En een schilder wordt ook geïnspireerd, zo zeggen we dat toch?

Op die manier wordt een brief van Paulus gelijkgeschakeld met een preek van een dominee. En waarom eigenlijk niet met een inleiding op de mannenvereniging? Of met een brief van een bezorgde moeder aan haar dochter? Er zijn toch nog wel meer voorbeelden te verzinnen, waarin mensen 'gedreven' worden om gelovige dingen te zeggen.

Maar het zal duidelijk zijn wat hier aan de hand is. Naar de Schrift luisteren houdt ook in, dat je nagaat wat zij zelf met haar woorden bedoelt. Het is al te goedkoop wanneer

centrale woorden worden losgetrokken uit hun verband, in een ander (ervarings)kader worden gezet, om van daaruit een geheel nieuwe betekenis te krijgen die er nooit ingezeten heeft. In de Schrift betekent 'door de Geest gedreven' dat de Geest zelf aan het woord is, door de dienst van mensen. Op talloos veel plaatsen komt dat klaar en helder aan het licht.

In Hand. 1 neemt Petrus de leiding, wanneer in de plaats van Judas een twaalfde apostel gekozen moet worden. Daarbij beroept hij zich op een psalm, en dat doet hij met deze woorden: 'Mannen broeders, het schriftwoord moest in vervulling gaan, dat de Heilige Geest voorheen bij monde van David gesproken heeft?' (Hand. 1 : 16). Kan het nog duidelijker? Net zoiets komen we tegen in Hebr. 10 : 15-17. Daar worden twee citaten gegeven uit Jer. 31, maar ze worden zo ingeleid: 'En ook de Heilige Geest geeft ons daarvan getuigenis, want nadat Hij gezegd had (1e citaat), zegt de Here (2c citaat)'. Een dergelijke presentatie, dat we in proza en poëzie van de Schrift rechtstreeks met Gods spreken te maken hebben, vinden we o.a. in:

Mt. 15 : 4; 22 : 43: Mk. 12 : 26; Lk. 1 : 70: Hand. 3 : 18; 4 : 25;28 : 25: Hebr. 1 : 5,6,7, 13; 2 : 1-4; 4 : 3,7, 12, 13; 5 : 5, 6; 8 : 5;10 : 5, 30; Openb. 22 : 6, 7, 18, 19.

Deze opsomming is niet uitputtend. De aandachtige bijbellezer zal nog veel meer ontdekken, als hij hierop let.

Te denken valt bovendien aan de vele malen dat een profeet zich presenteert met de woorden: 'zó zegt de HERE' of 'het Woord van de HERE kwam tot mij'.

Op die manier geeft de Schrift doorlopend en klaarblijkelijk te verstaan, wat zij is en hoe zij ontvangen wil worden.

Oneffenheden

Van ouds is bekend, dat er in de Bijbel gedeelten zijn, die moeilijk zijn om te begrijpen. Juist al die citaten bijv., van het Oude Testament in het Nieuwe, daar wordt nog wel eens vrij mee omgesprongen. Kan dat met het Woord van God? Of historische gegevens lijken niet te

kloppen. Of ze komen zo onwaarschijnlijk op ons over, dat de vragen zich opstapelen. Zo heeft De Jong bijv. al eerder zijn toevlucht genomen tot een symbolische opvatting

van de geschiedschrijving in de eerste elf hoofdstukken van Genesis[3].

Het boek van Loonstra is helemaal vanuit deze problematiek geschreven. De Jong valt hem daarin bij, al zou hij het methodisch liever anders zien. Wat dat betreft wil ik eerst en vooral verwijzen naar de studie van A.L.T. de Bruijne, in de nrs. 28-30 van deze jaargang (8, 15 en 22 april 1995). Hij bespreekt daarin de studie van Loonstra en wel zo uitvoerig en genuanceerd. dat dat onmogelijk in dit kort bestek is samen te vatten. Met name wil ik daaruit aanhalen, dat de geloofwaardigheid van de Schrift niet staat of valt met ons inzicht

in de Schrift. Er zullen inderdaad altijd vraagtekens voor ons blijven. Maar geloven wij God pas op zijn Woord, wanneer wij Hem gecontroleerd hebben en kunnen narekenen? Wie kan bijv. de schepping verklaren? Zij is één groot raadsel, hoe God haar door te spreken alleen te voorschijn bracht. Doorgronden kunnen wij haar niet, vragen houden wij over, en toch

komt God in al Zijn werken overtuigend naar ons toe. Zo openbaart Hij Zich. En nog helderder maakt Hij Zich bekend in zijn goddelijk Woord. Ons verstand is verduisterd, wij kunnen niet doordringen tot elk geheim, toch is het Woord zelf helder als glas en zuiver als goud (Ps. 19). Al het geschrevene en gesprokene komt naar om toe als woorden van God zelf.

Daarmee wordt niet elke plooi glad gestreken. Ook wordt het gesprek niet onmogelijk gemaakt. Evenmin wordt geweigerd te tillen aan de last die moeilijk vragen voor ons kunnen zijn. Slechts wordt de conclusie bestreden, dat het Woord niet van God kan zijn, wanneer wij

het niet in alles kunnen begrijpen of verklaren. Reeds Petrus kon toegeven dat in de brieven van broeder Paulus een en ander moeilijk is te verstaan. Toch werd dat bij hem geen aftrekpost op de betekenis en het gezag van de Schrift, integendeel, hij waarschuwde juist van zulke voor ons moeilijke teksten geen misbruik te maken door ze te verdraaien, en van daaruit heel de Schrift uit haar voegen te lichten. Zoiets zou leiden tot het eigen verderf (2 Petr. 3 : 16).

Daarnaast mag worden opgemerkt, dat de Bijbel toch zeker niet alleen vraagtekens oproept! Is het niet veeleer zo, dat de inhoud van de Schrift duidelijk naar ons toe komt, als een groot geschenk van God? En kunnen we niet een groot uitroepteken zetten bij het feit, dat het Woord van God is vlees geworden, en ook verder zeker in vervulling zal gaan?

Bedoeling van de Schrift

De Jong wijst op de bedoeling van de Schrift: zij wil ons voor God stellen. Maar ze doet dat soms met middelen die de onze niet meer kunnen zijn. Van een visser als Mattheüs bijv. kun je niet verwachten dat zich ineens als een geleerde of als een historicus gaat gedragen. Hij gebruikt de geschiedenis meer voor zijn boek, dan dat hij haar beschrijft. Voor een historicus kan het eigenlijk niet door de beugel. In dit spreken van De Jong valt op dat niet alleen het Woord zelf een versmalling ondergaat (?het is in de Schrift?), maar ook de bedoeling ervan. De Schrift wil ons voor God stellen. Dat is veel. Maar is dat alles?
Terecht kan hier gevraagd worden, waarom in heel dit interview niet aan de orde komt, wat het Woord doet in het hart van de zondige en van God afgevallen mens. Wat het Woord kàn doen, juist omdat het van God is! Gods spreken is de manier waarop Hij schept. Zo bracht Hij eens hemel en aarde te voorschijn. Nu schept Hij op dezelfde manier nieuw leven midden uit de dood. Doden horen naar de stem van de Zoon van God, en daardoor worden zij levend. Op die manier wordt getypeerd wat het betekent als een mens tot geloof komt (Joh. 5 : 24, 25)! De Galaten werden aangesproken als kinderen van Abraham, net als Izaäk, die verwekt was... door de belofte (Gal. 4 :23, 28). Het Woord van God is levenwekkend, zoals geen mensenwoord kan zijn.
Uitvoerig belijden wij dat in DL 111/1V 12: de wedergeboorte die God in ons tot stand brengt is niet alleen een kwestie van prediken alleen, of van een krachtig appèl op de mens. Nee, het is ook nodig dat de Heilige Geest met het Woord van God in ons doordringt met een volstrekt bovennatuurlijke, zeer krachtige en tegelijk zeer liefdevolle, wonderbare, verborgen en onuitsprekelijke werking. Naar de Schrift, die is ingegeven door dezelfde God die dit bewerkt, is deze werking niet minder krachtig dan zijn werk bij de schepping of de opwekking van doden.
Waar blijft dit alles, wanneer bijv. de brieven van Paulus van onderaf zijn ontstaan? Kan een mensenwoord, hoe gelovig, bewogen of gedreven ook, doden levend maken? Het Woord van Jezus was genoeg om zonden te vergeven, zieken te genezen en duivelen uit te drijven. Hij sprak, en het was zo. En nog is het Woord alleen genoeg, door de werking van de Heilige Geest, om wereldwijd mensen tot geloof te brengen en een kerk te vergaderen, dwars tegen het woeden van de boze in.
Nu zal De Jong veel hiervan ongetwijfeld toegeven: het Woord van God is hiertoe in staat. Alleen, waar is nu dat Woord? De Jong zegt: ergens in de Schrift, dat moeten we leren ontdekken en aanvoelen.
De Bijbel zelf echter zegt: Al de Schrift is door God ingegeven en nuttig om te onderrichten, te weerleggen. enz. (2 Tim. 3 : 16)[4]. Dus geen selectie binnen de Schrift! Wanneer De Jong woorden van de Bijbel ten principale tot mensen-woorden maakt, waarin de boodschap van God slechts doorklinkt, maakt hij al die woorden onbruikbaar in de zin van 2 Tim. 3: 16. Mensenwoorden dringen niet door tot in het hart en in de ziel van de mens, om daar echt alles tot op de bodem te veranderen, zoals het Woord van God alleen maar kan (1-lebr. 4 : 12, 13).
Kortom, we hebben hier niet te maken met een aanval op een paar losse artikelen in onze geloofsbelijdenis. Maar juist deze artikelen blijken fundamenteel te zijn voor wat we verder verwachten.

Echte geschiedenis

Eens, in een discussie met een synodaal theoloog, werd mij de vraag gesteld, of de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan ook echt gebeurd was. Nietsvermoedend zei ik ?nee?. Waarop de reactie kwam: ?waarom eigenlijk niet???. Het kon toch best zo zijn, dat Jezus een echte geschiedenis had verteld, om die als gelijkenis te gebruiken? En wat zou dat dan voor verschil maken, wat zou dat de gelijkenis in betekenis doen veranderen? Welnu, zo las hij grote gedeelten van de Bijbel als een gelijkenis, en Genesis 1 was voor hem een lied. De betekenis werd daar toch niet anders van, waar doen wij dan moeilijk over?? Schijnbaar een logische redenering, en toch is zij vals. Want inderdaad, een gelijkenis zou echt gebeurd kunnen zijn, daar verandert haar betekenis niet van. Maar die stelling is niet omkeerbaar! Echte geschiedenis kunnen wij niet vervluchtigen tot een symbolisch verhaal van primitieve mensen. Die denkfout treft mij nu opnieuw bij het lezen van De Jong. Is het werkelijk waar, dat wat Mattheüs doet in hfst. 1 voor een historicus niet door de beugel kan? Ik zou niet weten waarom niet. De evangelist is niet volledig, dat liet ieder hij eerste oogopslag. Dus schrijft hij geen geschiedenisboek, want daarvan mag je verwachten dat het compleet is. Maar wat hij schrijft, in 3 x 14 geslachten, is wel beschrijving van echte geschiedenis! Hij laat daarin lijnen zien waarop de Heilige Geest hem attendeert, dat geeft een selectie in de feiten en in de namen, maar alles wat Mattheüs noteert is historisch verantwoord en alle geloof waard. Daarom ga ik beslist niet mee met de gedachte. dat de evangelist geen geschiedenis zou schrijven. Trouwens, waarom zou hij dat dan alleen in hfst. 1 niet doen?


Relationeel


Er zou nog veel meer naar voren te halen zijn. Maar ik zal mij beperken. Wat me nog wel van het hart moet is dit, dat De Jong onmiskenbaar terecht komt in het spoor van de relationele omgang met de Schrift, en wel in de negatieve zin van dat woord. Het lijkt als twee druppels water op het rapport ?God met ons?, dat jaren geleden verscheen in de Gereformeerde Kerken synodaal. Ook daarin draaide alles om de stelling, dat ?van boven? en ?van beneden? onscheidbaar met elkaar vervlochten zijn. Met als resultaat, dat de Bijbel een menselijk boek is, waarin je godservaringen kunt herkennen.
Nu gooi ik het woord ?relationeel? niet ver weg. Want al sprekend sticht God een verbond, een relatie, daar is het Hem om begonnen. Maar op de manier van De Jong toegepast, laat de relatie het eigen spreken van God in nevelen opgaan. Iedere tijd kan dan met de Schrift zijn eigen kant op.
Zo wijst De Jong op het spreken van de broers van Jozef, als zij niet kunnen verklaren hoe toch het geld dat zij voor het koren betaald hadden toch weer in hun bagage kan zitten. Het ging boven hun begrip uit, en daarom zeiden ze ?God heeft het gedaan?. Zo deden ze dat vaker in die tijd. Ze hadden in die tijd kennelijk een ander religieus besef dan wij. Wat ze niet begrepen, schreven ze toe aan God. Als ik dit lees, vraag ik mij af, wat dan nog het verschil is tussen dat bijbelwoord en bijv. de opvatting van de Batavieren, die de bliksem niet konden verklaren en daarom toeschreven aan een boze Wodan. Is dat allebei net zo achterhaald inmiddels? En als ik, bij onverklaarbare gebeurtenissen, nog steeds naar zondag 10 grijp, dat uit Gods hand alles mij overkomt, ben ik dan primitief?
Dan ben ik graag primitief. Kwetsend, en ook zwak, vind ik het Schriftberoep op Rom. 1. Paulus zou niet beter hebben geweten, en daarom zo hebben geschreven over homofilie. Wij echter zijn gaan nadenken, komen tot onderscheidingen waarvan Paulus niet wist. Uit pastorale overwegingen kunnen wij niet langer meer handelen naar wat Paulus daar zegt. Aldus De Jong.
De diepte van de strijd van christen-homofiel wordt hier een argument om de Bijbel tegen te spreken. De keerzijde daarvan is, dat de homofiel, die leven wil naar Gods wil, voortaan nog eenzamer zal zijn dan hij al was. En de vraag die onbeantwoord blijft is deze: Als wij uit pastoraal oogpunt Paulus hier niet kunnen volgen, wordt dan van ons verwacht dat wij barmhartiger zijn dan God?
Maar ik vrees, dat deze vraag niet meer beantwoord zal worden. Het station is al gepasseerd. Het woord is slechts van Paulus, en met Gods hulp mag ieder mens op een andere manier met dit woord omgaan.

Ondertekening


Het verhaal van De Jong is niet nieuw. Het schokkende is veel meer, dat dit nu mag worden geleerd vanaf de kansels in de Nederlands-Gereformeerde Kerken. Is dit niet de man, die jaren lang aanstaande predikanten begeleid heeft? Daarom zit één vraag mij hoog:
hoe lang zullen gereformeerde broeders en zusters in de Nederlands-Gereformeerde kerken dit nog verdragen?
Die vraag is te meer urgent, nu wellicht bij meerderheid van stemmen besloten zal worden, dat ook predikanten in het ambt kunnen blijven zonder ondertekening van de 3 Formulieren van Eenheid[5]. Als dàt al mogelijk is, zal er helemaal geen sanctie meer van toepassing kunnen zijn op predikanten die wel ondertekenen maar daar hun eigen interpretatie aan geven.
Ik wil dit niet zeggen, als iemand die het van een afstand allemaal beter zou weten. Ook kan ik me voorstellen, dat broeders en zusters in het verleden negatieve ervaringen hebben opgedaan in de strijd van de jaren ?60, en nu heel voorzichtig zijn met bindingen en ondertekeningen.
Maar hoe dat ook zij, zullen wij vandaag, bijna 30 jaren later, niet samen kunnen inventariseren wat werkelijk gereformeerd is?? Om vervolgens samen te kiezen voor het ene fundament waarop de kerk wordt gefundeerd, het betrouwbare getuigenis van apostelen en profeten?
Ik hoop en bid het van harte.


NASCHRIFT

D.J. Bolt

Het moet ieder opvallen dat veel van de uitspraken die hier door drs. De Jong worden gedaan inmiddels ook in de gereformeerde kerken vrijgemaakt zijn te horen. We noemen een paar zonder volledig te zijn.

In de documenten, gehangen aan de besluiten van de synode van Amersfoort-Centrum kun je lezen dat het gezag van de kerk nu, niet principieel maar slechts gradueel van het gezag van Paulus verschilt. Dat lijkt erg veel op wat De Jong beweert: Er is dan ook geen principeel onderscheid tussen woorden van Paulus en bijvoorbeeld een preek.

In die documenten kun je ook vinden dat Paulus' voorschriften betrekking hadden op hún concrete situatie. Daar kunnen wij in een heel aantal toen onbekende situaties niet meer mee uit de voeten. Dat vindt De Jong ook: Paulus schrijft brieven voor een concrete situatie toen, niet voor de eeuwigheid.

Het gezag van de belijdenis is tanende in onze kerken. Er zijn velen die er weinig mee hebben. Laat staan dat de inhoud (afgezien van de Heidelberger) gekend en hartelijk wordt geloofd. Drs. De Jong ziet onze gereformeerde belijdenissen meer als een reactie op het wegvallen van de paus bij de Hervorming. Een nieuwe gezagsinstantie was nodig, zeg maar een papieren paus. Nee, van hem hoeft de belijdenis niet weg, laat ze maar rustig staan. Als je maar weet hoe je er mee om moet gaan.
Leg deze gevoelens naast die van de vrijgemaakte ds. A. Verbree over de betekenis van de gereformeerde belijdenis en zoek de verschillen. En als je maar weet te relativeren?

De afgelopen tijd is duidelijk geworden dat leidslieden in onze kerken de Genesis 1 geschiedenis niet meer zo kunnen aanvaarden. Het is meer symbolisch bedoeld. Een gedachtenkader of een mooi prozaïsche kunstuiting. En we moeten achter de verhalen in de Bijbel ijverig op zoek gaan naar metaforen.

Is dat zoveel anders dan wat De Jong zegt over " symbolische opvatting in de eerste elf hoofdstukken van Genesis" ?

Ook op het praktisch ethische vlak werken theologische opvattingen door. We lazen dat in een gereformeerd vrijgemaakte gemeente onder conditie homoseksuele relaties worden geaccepteerd en dus geen tucht meer wordt geoefend.

In de NGK is die acceptatie van deze relaties feit. Romeinen 1 heeft ons niets zeggen over zulke relaties, zegt De Jong. Paulus wist niet beter.

Dat laatste hebben we nog niet zo expliciet in onze kerken gehoord. Maar openbaart zich ook bij ons niet dezelfde gedachtegang als men praat over allerlei situaties rond huwelijk en echtscheiding die Jezus en Paulus " niet voorzien" hadden?

Is de situatie in de NGK sinds 1995 misschien veranderd?

Integendeel. Om maar iets te noemen, de 'vrouw in het ambt' is doorgevoerd. Charismatische invloeden tieren er welig, denk aan Houten. Ondertekening van de gereformeerde belijdenis is voor ambtsdragers geen bindende eis.

Schokkend

Ds. Luiten vindt de opvatting van drs. De Jong schokkend. Wij ook.

En zijn hoogzittende vraag van 1995 is terecht: Hoe lang zullen gereformeerde broeders en zusters in de Nederlands-Gereformeerde kerken dit nog verdragen?
Maar het is verbazingwekkend dat in de vrijgemaakte wereld van vandaag kennelijk deze geluiden kunnen worden geventileerd en er onbekommerd kan worden samengewerkt met De Jong en zijn kerkgemeenschap. Tot samensmelting van gemeenten toe (Zaandam, Deventer, Wezep).

Dat vinden wij schokkend.

Daarom willen we Luitens vraag aan de NGK broeders en zusters nu ook stellen aan ons:

Hoe lang blijven wij bovengenoemde ontwikkelingen nog verdragen?
Díe vraag zit ons hoog.


[1] Zo bijv. opde jaarvergadering van de Gereformeerde Persvereniging Opbouw in 1988, waar De Jong sprak onder de titel De toekomst van onze kerken. Zijn referaat, later afgedrukt in Opbouw (aug. 88), ontmoette fundamentele tegenspraak in artikelen van de predikanten J.Waagmeester en J.M.Mudde.

[2] De Bijbel valt niet samen met Gods Woord, interview met drs. H. de Jong in
Koers, 26e jrg nr. 17. 1september 1995.

[3] H. de Jong. Hernieneutiek, in: H. de Jong e.a., Begeleidend Schrijven, Amsterdam
1994, blz.18 e.v. Het opstel dateert van1967


[4] In de Statenvertaling komt duidelijker uit de verf, dat elk Schriftwoord door God is ingegeven en daarom zo effectief is.

[5] Verslag NEDERLANDS DAGBLAD, 25 september1995, blz. 2.