Printen

Mening over Vermaning 1

 

Redactie één in waarheid
01-06-13

 

De Free Churches of Australia zonden haar Nederlands zusterkerken, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKv) een officiële Vermaanbrief. Het is wellicht voor velen interessant om te weten hoe deze brief in de kring van deze kerken is ontvangen. Daarom hebben we ons voorgenomen artikelen die hierover her en der in de pers verschijnen op onze site door te geven zodat ieder er kennis van kan nemen. Mochten lezers buiten de normale kerkelijke bladen en periodieken markante reacties op de Vermaanbrief tegenkomen dan houden we ons aanbevolen.

 

Gereformeerde kerkbode Groningen Fryslân Drenthe
Nr 10 • 17 mei 2013


Heel de bijbel


Ds. ]. Kuiper, Assen


Het is zover. Als Gereformeerde Kerken hebben we een officiële vermaning gekregen van de Australische Free Reformed Churches. En we hebben als belijdende leden beloofd naar vermaning te zullen luisteren, ieder voor zich. Dus dat doen we samen ook.


Niet te snel reageren
Nu is het juist daarom te snel om daar gede­tailleerd op in te gaan; dan neem je zo'n stap niet echt serieus. Maar een van de punten die naar voren komt is volgens de berichtgeving in het Nederlands Dagblad [Zie voor de volledige tekst van de Vermaanbrief Australië vermaant de GKv in de rubriek Kerkverband, redactie één in waarheid] wel de nieuwe manier van omgaan met de Bijbel. Herme­neutiek. Dat spitst zich toe om de besluiten van onze synodes over echtscheiding en over de manier waarop gediscussieerd wordt over vrouwelijke ambtsdragers. Veel te vrijblij­vend, vinden de Australische zusterkerken.


Nieuwe benadering
Ik kom vast wel op onderdelen van deze ver­maning terug. Het is wel aanleiding om over de hermeneutiek na te denken vanuit de vraag of deze nieuwe benadering een manier is om je onder de klem van de Bijbel uit te wurmen of misschien ook aanleiding is om heel de Bijbel tot zijn recht te laten komen. Ik doe dat door in het kader van de serie over de Christelijke Dogmatiek van G. Van den Brink en C. Van der Kooi wat weer te geven over hun omgang met de Schrift. Hoe actueel kan dogmatiek zijn!


De bijbel, jezelf en je eigen cultuur
De Bijbel is lang geleden geschreven. Zo'n negentienhonderd jaar geleden was het laat­ste bijbelboek af. Het was een andere wereld en een andere cultuur. Dat merkje zowel in het oude als in het nieuwe testament. Paulus spreekt onbevangen over het uithuwelijken van je dochters, in 1 Korintiërs7, maar in onze westerse cultuur zal geen vader dat meer doen. Dat is maar een voorbeeld. Je kunt dan zeggen: daar doen we niets mee, dat is verouderd. Je kunt je ook afvragen wat God ons desondanks in dat hoofdstuk te zeggen heeft. Dat vraagt datje de Bijbel kent, jezelf en je eigen cultuur grondig peilt en beseft dat je niet de eerste bent die de Bijbel leest. Dat doe je samen met alle heiligen van nu en van vroeger. Dat gesprek tussen die drie polen noem je hermeneutiek. Daar zit inderdaad een verschuiving in: Nog niet zo­lang geleden was hermeneutiek veel minder omvattend: toen ging het vooral om de goede regels die je in acht neemt bij de uitleg van de Schrift.


Boek van God en mensen
Er zit nog een facet bij. De Bijbel is het boek van God, geschreven in de taal van de men­sen. En er zijn talloos veel boeken, brieven, gedichten gemaakt in de loop van de geschie­denis. Maakt het verschil bij de manier van uitleg of je de Bijbel leest of een geschiede­nisboek uit dezelfde tijd? Zijn er speciale regels voor de uitleg van de Bijbel, of gelden de algemene ook? Het inzicht groeit dat dit laatste zeker het geval is. Juist ook omdat God ons in onze eigen taal aanspreekt. Maar dan kun je als Bijbellezer veel leren van de manier waarop in de taalwetenschap en in de wijsbegeerte met teksten omgegaan wordt. Van den Brink en Van der Kooi doen dat ook. In hun hoofdstuk 13, de Bijbel, het boek van God en mensen vatten zij de her­meneutische discussie van de laatste jaren samen en evalueren die. Met instemming verwij zen ze naar allerlei schrijvers daar­over. Tegelijk relativeren ze ook de algemene theorieën. Er zijn filosofen bijvoorbeeld die vinden datje als lezer zelf betekenis geeft aan de teksten die je leest. Dan heeft de tekst zelf geen betekenis meer, maar wordt die helemaal ingevuld vanuit jezelf. Daar zetten ze (terecht) vraagtekens bij.


Vorm - inhoud
Opvallend is de plek die Van den Brink en Van der Kooi geven aan de behandeling van de Bijbel. Niet, zoals in oudere dogmatieken al uitvoerig bij de eerste hoofdstukken of bij een hoofdstuk over de openbaring, maar pas aan het einde: na het hoofdstuk over de heilige Geest en voor de behandeling van de sacramenten, als de middelen van de genade. Eerder had dr. Barend Kamphuis al aangege­ven dat er discussie mogelijk is over de plaats waar je de heilige Schrift in de dogmatiek behandelt.'
Uiteraard komt de Bijbel overal ter sprake: In hoofdstuk lover de methode van de dogma­tiek, in hoofdstuk 2 als het gaat over de Bijbel en het leven van Jezus als toegangsweg naar het geloof en in hoofdstuk 12 waar de om­gang van God met de mens, woord en Geest het onderwerp is. In de manier van behan­delen van de onderwerpen in de dogmatiek willen zij meer recht doen aan de tekst van de Bijbel dan in de vroeger veel gehanteerde methode van de bewijsteksten gebeurde. Daarbij werden vaak teksten genoemd zonder recht te doen aan het verband waarin ze gesproken zijn.


Wordingsgeschiedenis
Hun keuze om het pas in een van de latere hoofdstukken over de Bijbel te hebben sluit aan bij de manier waarop de Bijbel ontstaan is. Er was eeuwenlang eerst de boodschap en

pas later de schriftelijke vastlegging. Voor ons is het heel normaal een aantal bijbeltjes in huis te hebben, maar heel lang was je als gemeente al heel blij als je samen een of meer brieven van Paulus in je bezit had. Van den Brink en Van der Kooi vragen aandacht voor dit proces van canonvorming. Deze wordingsgeschiedenis maakt duidelijk dat het goede nieuws van God voorafgaat aan de schriftelijke vastlegging. Terwijl in de oudere dogmatieken de formele kant van het schrift­gezag eerst behandeld werd en daarna de inhoud, geven zij voorrang aan de inhoud.


Heel de Schrift
Soms kom je lastige dingen tegen in de Bijbel. Een voorbeeld: koning Joram van Juda krijgt een brief van de profeet Elia. Maar de profeet die wij onder die naam kennen, was toen allang gestorven (2 Kronieken 21: 12-15). Dat roept vragen op die alleen maar veron­derstellend beantwoord kunnen worden. Zo zijn er meer voorbeelden. Calvijn durft dan te zeggen, in zijn behandeling van Handelin­gen 7, dat in de rede van Stefanus of de man zelf of later Lukas zich vergist heeft, als de weergave van de geschiedenis van het graf voor Sara niet klopt met de manier waarop dezelfde episode in Genesis beschreven wordt. Je kunt proberen al die dingen glad te strijken. Maar is dat nodig voor het gezag dat de Bijbel heeft? Je kunt dan ook proberen om al die onduidelijkheden uit te zuiveren. Dat is in de geschiedenis van de theologie vaak geprobeerd, maar dan blijkt datje wel een heel persoonlijk bijbeltje overhoudt. Ieder heeft daar zijn mening over. Je bent dan op zoek naar een canon in de canon.


Niet gladstrijken
Van den Brink en Van der Kooi willen echter niet weten van een canon in de canon. Heel bewust maken zij die keus niet. (p 513). Ze willen ook niet spreken over een centrum en periferie in de schrift. Tegelijk beseffen ze dat je niet terug kunt gaan naar de tijd voor de historisch-kritische methode, die wel zocht naar het woord achter het woord. Er­ken maar dat niet alles glad ligt. Een verschil met bijvoorbeeld G. Ch. Aalders, die in zijn boek Oudtestamentische Canoniek wel alle problemen gladstreek. Van den Brink en Van der Kooi sporen ons aan om aan het werk te gaan met de gedeelten van de Schrift, waar je op het eerste gezicht niets mee kunt en die je wellicht ergeren. 'Heel de Schrift doet mee, ook die gedeelten waar we weinig mee kunnen of waar we geen raad mee weten' (p. 513). Dat is van belang, juist om niet verzeild te raken in het moeras van het postmodernis­me: ieder zijn persoonlijke visie. De uitda­ging blijft dan om van elk door God ingege­ven schriftwoord het nut en de troost voor ons te ontdekken. Op een andere manier zeg­gen Van den Brink en Van der Kooi dat ook door aan het einde van hun hoofdstuk een paragraaf te wijden aan de Bijbel als functie van het trinitarisch handelen van God. Het is de Drie-enige God die ons aanspreekt in Zijn woord.


Samen met alle heiligen
Van den Brink en Van der Kooi leggen er vanuit de dogmatiek de nadruk op dat je de Schrift leest samen met alle heiligen, de algemene christelijke kerk. Dat is voor hen belangrijk. Ze wijzen erop dat de canon ontstaan is rond de belijdenis van Jezus als Heer. Vanuit die belijdenis zijn ook scheids­lijnen getrokken. Later zijn door diverse concilies dogma's vastgelegd die ze spreekre­gels noemen en waardevol zijn voor de uitleg van de Bijbel. Op het moment dat de uitleg van de Bijbel gebonden wordt aan de traditie gaat het mis en komt de Reformatie op voor het sola scriptura, dat is de regel dat de schrift zichzelf uitlegt. Een regel die dus niet bedoeld is om een modern-hermeneutische benadering onmogelijk te maken, maar een die voor het karakter van de Schrift opkomt


Wereldwijde kerk
Wel tekenen Van den Brink en Van der Kooi een ontwikkeling in de manier waarop de Bijbel beleden wordt: van de erkenning dat het om de stem van de levende God gaat naar een vastlegging van een formeel schriftge­zag, tot in de vocalisatie van de Hebreeuwse tekst toe. Dat vraagt wat uitleg. Hebreeuws werd geschreven zonder klinkers te gebrui­ken. In de handschriften die bij de Dode Zee gevonden worden, is dat nog zo. (Binnenkort zijn die te bewonderen in het Drents Mu­seum te Assen). Later, toen de Hebreeuwse taal niet meer gesproken werd, zijn door rabbijnen de klinkers erbij gezet. Dan spreek je over de negende eeuw na Christus. Aandacht voor de gezamenlijkheid betekent voor hen dus niet dat de belijdenisgeschrif­ten het laatste woord gesproken hebben. Daarbij speelt een rol dat luisteren naar de stem van de catholica betekent dat je de manier waarop de wereldwijde kerk omgaat met de Schrift mee laat spreken. Ook de stem van buiten je eigen traditie moet gehoord worden. Ik denk daarbij aan Calvijn, die de Schrift voor zichzelf liet spreken, maar wel vaak verwijst naar de kerkvaders en naar middeleeuwse theologen. Voor ons van belang: in de dynamische verhouding tussen Schrift en belijdenis heeft God zelf in de Bijbel het laatste woord.


Laatste woord?
Hebben Van den Brink en Van der Kooi het laatste woord? Nee, uiteraard niet. Ook maken ze de verschuiving die we met elkaar gemaakt hebben, duidelijk in hun andere aanpak. Maar hun bezinning kan wel helpen om ook in het gesprek met de broeders en zusters van overzee duidelijk te maken dat het in de hermeneutische bezinning van de laatste jaren nog steeds gaat om de geldig­heid van heel de Bijbel voor ons, conform wat we daarover belijden bijvoorbeeld in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, art 3-7. Deze artikelen zeggen niet alles wat we vandaag zouden willen zeggen over de Bijbel, maar geven nog steeds een belangrijk uitgangspunt. •


(figuren en foto's zijn weggelaten, een in waarheid)