Printen

Hart van het Evangelie

 

N. van Dijk

14-12-13

 

Er verschijnen regelmatig romans geschreven door auteurs die afstand hebben genomen van hun gelovige opvoeding. Enkele decennia geleden deden romans van Jan Wolkers en Maarten ’t Hart het erg goed. Auteurs uitten hun ongenoegen over het gereformeerde verleden. Tegenwoordig zijn boeken van Siebelink, Franca Treur e.a. populair, en ook een boek als ‘De vader en de zoon’ van Peter ter Velde (evangelisch opgevoed) is veel besproken.

 

In het Nederlands Dagblad was een bespreking te lezen van de roman ‘Donderdagmiddagdochter’ van Stevo Akkerman (ND 4 oktober jl.). En ook hier heeft de auteur Akkerman zich ‘ontworsteld’ aan het gereformeerde geloof, aan het ‘kerkdenken’. Hij nam afscheid van zijn “ultra-vrijgemaakt-gereformeerde jeugd”. Later werd hij geconfronteerd met het charismatisch genezingsdenken van zijn vrouw. Na het overlijden van zijn dochtertje raakte God op afstand. Over het vrijgemaakt-gereformeerde verleden van de schrijver kunnen we in de bespreking o.a. lezen:

 

“Veel observaties van rituelen, groepstaal en sociale controle zijn voor protestanten buiten vrijgemaakte kring herkenbaar. Een wrange ode aan de beknelde jeugd; een kind dat vrijheid zocht.  Het uitverkoren-zijn doordrong alles, en verdrong veel. Hij verzette zich, leefde gespleten. Hij vindt het absurd, de gedachte dat geloof over te dragen zou zijn als een soort wiskunde, af te dwingen. Een ‘troost’ leer je niet uit je hoofd”.

 

Akkerman heeft de ruimte gemist in de gereformeerde kerk, het niet mogen twijfelen,

 

“het tragische is dat de generatie van mijn ouders zich nu in de steek gelaten voelt door de kerk waar ze hun leven voor offerden. Families zijn gescheurd op ‘Het leven is één’, Vorm geen ongelijk span met een ongelovige’, ‘Op zondag gescheiden, dan de rest van de week ook’. En ineens verkruimelt dat instituut, het verdampt, als het communisme in 1989”.

 

Voor Akkerman is de hamvraag: kun je omgaan met mensen die anders zijn? Hoe tolerant ben je? Akkerman schrijft ook over de herijking van zijn geloof. Een groot bidder is hij niet, hij vindt het bevrijdend om dat gewoon te kunnen zeggen, maar zijn leven is, meer dan hem lief is, gekleurd door christelijke orthodoxie. Na een kerkloze periode had hij weer behoefte op zondagmiddag ergens naar binnen te stappen, hij vond in de oude English Reformed Church “rust en schoonheid en een spreken over God dat wél te verdragen was”. En wie weet schrijft Akkerman in de toekomst nog wel eens een familieroman of een historische roman over de vrijmaking.

 

Verschillende kerkverlaters en anderen die kritisch zijn op hun gereformeerde verleden zullen in hun mening bevestigd worden door bovenstaande manier van schrijven. Velen vinden geloven zoals verwoord in de gereformeerde belijdenisgeschriften niet meer te verdragen en zoeken hun heil bij kerken of genootschappen waar wat minder over persoonlijke zonde en oordeel gesproken wordt. De orthodoxe kerken verkeren in zwaar weer. Van binnenuit en van buitenaf wordt kritiek geuit op het vasthouden aan bepaalde leerstelligheden en belijdenissen en op het hebben van zekerheden en verplichtingen.  De tijd van de grote verhalen ligt achter ons.

 

En daar blijft het niet bij.

Naast het hebben van een teveel aan zekerheden van de gelovigen is ook regelmatig te lezen dat de kerk zich zou hebben laten terug dringen naar het bezig zijn met het persoonlijk  zielenheil van haar leden. In een artikel in het ND zei een gereformeerd (vrijgemaakte) predikant het een ernstige afwijking te vinden dat men politiek uitbesteed heeft aan christelijke partijen terwijl de Heer zegt dat zijn opstandingsevangelie bekend moet worden aan de ganse schepping.

 

De rooms-katholieke dichter Huub Oosterhuis kwam in de jaren zestig onder invloed van theologen die, om de secularisatie tegen te gaan, ‘horizontaler’ over God wilden spreken. In een kopje in het ND lezen we “De vraag of God bestaat interesseert de dichter Huub Oosterhuis nauwelijks nog. Gerechtigheid des te meer”.

Regelmatig is te lezen dat de kerk tekort geschoten is in armoedebestrijding, vrijgevigheid, het doen van gerechtigheid, het bewogen zijn met een stervende wereld.

 

In het ND van 4 oktober, schreef ds. Gert van den Brink (predikant HHK te Kralingseveer) een waardevol artikel over het hart van het Evangelie. Hij reageert op een zeer goed verkocht boek van Richard Stearns  (vertaald) ‘Het gat in ons evangelie’, in 2011 verschenen. Stearns is van rijke zakenman, directeur geworden van World Vision International en wijdde zijn leven toe aan Jezus Christus. Stearns benadrukt dat  het christendom een verschil moet maken in de ellende van de wereld.

Ds. van den Brink noemt dit een belangrijke opdracht, maar wil dit niet het Evangelie noemen. Hij vindt dat Stearns  met het woord ‘evangelie’ in feite ‘religie’ bedoelt. Het Evangelie (de goede boodschap) is niet het bestrijden van armoede, doen van sociale gerechtigheid. De predikant benadrukt deze zaken belangrijk te vinden, de Bijbel zegt er veel over. Maar

 

“In Mattheüs 16 lezen we over een verbijsterend gesprek dat Jezus voert met zijn discipelen. Hij vraagt hun wie Hij volgens hen is. Petrus geeft het antwoord: ‘U bent de Christus, de Zoon van de levende God’. Dat antwoord is uniek, een doorbraak in de heilsgeschiedenis. Maar de respons van Jezus daarop is minstens even schokkend. ‘Zalig bent u, Petrus!’ Is Petrus zalig, alleen maar omdat hij een ware uitspraak over Jezus deed? Is het niet te bizar voor woorden dat Jezus aan Petrus de volle, eeuwige zaligheid toeschrijft, enkel en alleen na een uitgesproken belijdenis…? Waar is Petrus’ inzet voor de wereld? Toch noemt Petrus hem zalig. Dat is het Evangelie. Zalig wie belijdt dat Jezus is de Christus. Dat is het Evangelie en dat ook alleen. Ergerniswekkend en aanstootgevend, dat dit blijkbaar het Evangelie is”.

 

Van den Brink noemt het de verlegenheid van de kerk dat we

 

“niet meer weten wat er zo goed is aan de goede boodschap, we voelen ons met lege handen staan tegenover personen die niet arm zijn of die onze bewogenheid niet nodig hebben. Jezus echter had een Evangelie, niet alleen voor de armen, maar voor ieder mens. Omdat Hij in ieder mens een verloren zondaar zag. Als Paulus het Evangelie samenvat, gaat het niet over armoede maar over Jezus die voor onze zonden gestorven is. Willen we een kerk waarin het Evangelie weer Evangelie is, een goede boodschap voor alle mensen? Laten we dan aan de goede boodschap een slechte boodschap vooraf doen gaan. Een boodschap van zonde, van verlorenheid, van straf en van de hel. Zaken die nog veel ernstiger zijn dan armoede. Tegen deze achtergrond, en dan alleen, wordt de openbaring van Jezus een goede boodschap, Evangelie. Zo duizelingwekkend goed, omdat het zo ruim is. Niet wat ik doe voor God, maar wat Hij deed en doet en doen zal voor mij, dat is pas Evangelie. Een Evangelie zonder gat maar met een kloppend hart. Het hart van Jezus”.