Printen

Dansende Dame

 

D.J. Bolt

15-05-14

 

Enige tijd geleden lazen we het boekje Samen dansen in de kerk, van dr. Almatine Leene. We werden er niet erg vrolijk van en hadden er heel veel vragen bij. En dat niet omdat we nog zo steeds zó gereformeerd zijn dat we vinden dat dansen iets van de wereld is, maar vooral om de inhoudelijke opvattingen die er in gepresenteerd worden.  

Het werd er niet beter op toen we een bijeenkomst in de boekhandel van Riemer & Walinga te Ermelo bezochten waar zij samen met prof. dr. E.A. de Boer en journalist Rien van den Berg deelnamen aan een discussie over de vrouw in het ambt.

 

Reeds lang voelden we aandrang om onze vragen en moeite met de opvattingen van dr. Leene eens uit te schrijven maar het kwam er niet van. Daarom zijn we blij met een artikel in Nader Bekeken waarin ds. A. van der Sloot te Almkerk een boekbespreking wijdt aan het boek. Hij legt achtergronden van Leenes denken bloot die een gereformeerd mens onrustig maken. Is het wel allemaal zo Schriftuurlijk en confessioneel wat in het boekje wordt geponeerd?

 

We geven een uitgebreide samenvatting van Van der Sloots artikel.

 


 

Boekbespreking

 

N.a.v.: Almatine Leene, Samen dansen in de kerk. Als mannen en vrouwen op God lijken Buijten & Schipperheijn, Amsterdam, 2013, ISBN 9789058817426, 120 pag.,

Prijs € 12,50

 

Dr. Leene probeert ons, aldus Van der Sloot, vanuit een heel ander perspectief naar de vraag van de vrouw in het ambt te laten kijken. De mens, man en vrouw, zijn geschapen naar het beeld van de drie-enige God. Lijken op deze God betekent dat rangorde tussen man en vrouw geen rol speelt. Immers dat is ook niet het geval binnen de Drie-eenheid, is haar redenering.

De predikant heeft gezien dat dit soort ideeën ook opgeld doet binnen het deputatenrapport vrouwen in dienst van het evangelie tegen. Het vraagt om een kritische analyse.

 

De eerste vraag die ds. Van der Sloot nader onder de loep neemt is: Zien we het beeld van God ook in ons lichaam?

Volgens dr. Leene zou vanaf Augustinus tot Descartes altijd gedacht zijn dat het beeld van God ligt in onze intellectuele vermogens: 'Ik denk dus ben ik'. God is het meest intelligente wezen zonder li­chaam. Dus we kunnen daarin ook niet op Hem lijken.

Weinig christenen denken nu nog dat Gods beeld alleen betrekking heeft op het verstand. Toch heeft die oude denkwijze volgens Leene nog altijd nare consequen­ties: vrouwen zouden meer lichamelijk en mannen meer verstandelijk zijn ingericht.

 

Maar volgens ds. Van der Sloot schreef Calvijn daar al anders dan Leene over. Calvijn legt het beeld van God in de ziel van de mens. Wel is in het lichaam iets van de glorie van God te zien. Maar Calvijn laat zich niet beheersen door de tegenstelling rede-lichaam, eerder ziel-lichaam en wil niets weten van vermenging van hemel en aarde.

Het is opvallend dat Leene daar geen aandacht aan schenkt. Zij  had zich daarmee moeten confronteren, vindt de Almkerkse predikant.

 

Dr. Leene vindt dat Jezus typisch vrouwelijke trekjes heeft. Eigenlijk een perfecte man/vrouw ineen. God had in de Bijbel ook net zo goed als vrouw kunnen zijn voorgesteld. Maar waarom dat dan niet gebeurt krijgt geen aandacht van haar.
Het stuit Van der Sloot tegen de borst dat ze zelfs zóver gaat de Heilige Geest hermafrodiet te noemen en Hem rustig met Zij aanspreekt, p86. Dat zou dan mogen omdat het woord 'pneuma' onzijdig en 'ruah' vrouwelijk is, allebei aanduidingen van de Heilige Geest. 

 

Leene probeert 'van onderop', vanuit de in zonde gevallen mens, die mannelijk en vrouwelijk is, zich een beeld te vormen van wat wij onder het beeld van God moeten ver­staan. Maar de Bijbel wijst een andere weg:

Bij de zondeval is het beeld van God in de mens, man en vrouw, ge­broken. Wat resteert, zijn brokstukken, op grond waarvan wij niet kunnen re­construeren wat het beeld van God is. Maar Christus Jezus, onze Herschepper, herstelt door zijn Geest het beeld van God in ons. En uit wat de Bijbel over de nieuwe mens zegt (o.m. in Ef. 4:24 en Kol. 3:10). blijkt dat het beeld van God niet zozeer in ons lichaam als wel in onze ziel ligt. In Zondag 3 van de Cate­chismus wordt dit ook beleden: 'God heeft de mens goed en naar zijn beeld geschapen, dat is in ware gerechtigheid en heiligheid, opdat hij God zijn Schep­per naar waarheid zou kennen' (vgl. Dordtse Leerregels 111/IV, 1).

 

Helaas is wat de confessie van de kerk over het beeld van God zegt, bij Leene buiten beeld, constateert de recensent.

 

Ds. Van der Sloot analyseert vervolgens waar dr. Leenes opvattingen haar oorsprong vinden. Zij blijkt heel veel waardering te hebben voor de theoloog J. Moltmann, de man die bekend staat om zijn opvattingen over de lijdende God (theopaschitisme) en zijn theologie van de hoop. Moltmann liet zich op zijn beurt weer inspireren door de marxistisch denkende filosoof E. Bloch. Van der Sloot constateert een 'treffende' overeenkomst in denken tussen Leene en Moltmann.

Van Genderen & Velema in hun Beknopte Gereformeerde Dogmatiek schrijven over Moltmann, p160:

'Een moderne vorm van het zoeken van sporen (van de Drie-eenheid, AvdS) treffen we bij Moltmann aan, die voortborduurt op de wijze waarop de Cappadocieërs de drie Personen, die één God zijn, vergeleken met drie menselijke personen, die in zekere zin deel hebben aan één wezen: het mens zijn. Moltmann wil naar een sociale triniteitsleer toe, die tot ontwikkeling van een sociaal personalisme leidt. Door de leer van de Triniteit wordt de kerk geconstitueerd als een gemeen­schap die vrij is van enige heerschappij. De trinitarische gemeenschap kan als model dienen voor een "menselijke" en niet- patriarchale maatschappij'.

 

Van der Sloot concludeert dat Leenes ideeën over de relaties in de drie-enige God van Moltmann komen! De recensent ontkent niet dat de relaties binnen de drie-enige God een grote rol spelen. En ook niet dat God een relatie legt tussen Hem en zijn volk maar Hij doet dat laatste wel in en door zijn Zoon. God heeft in Christus een eeuwig verbond van genade met ons en onze kinderen opgericht. Maar Leene zegt alleen maar, dat God in Jezus ons de mogelijkheid geeft om met Hem in relatie te treden (p. 40). Maar zo is het niet. Christus heeft niet slechts de mogelijkheid, maar de verzoening en het eeuwige leven zélf verdiend.

 

Dr. Leene stelt p31:

 

'Je kunt de relaties tus­sen de drie Personen zien als een chro­nologische ordening. Door de tijd heen komt het specialisme van elk om beur­ten tot uitdrukking. Eerst de schepping, toen kwam Jezus, en als laatste de heilige Geest. Maar dat betekent niet dat ze apart opereren.'

 

Dat laatste is juist, stemt Van der Sloot toe, maar die eerste zinnen?

 

Daarmee zegt Leene: er is eerst een werkzame periode van de Vader geweest, daarna die van de Zoon, en vandaag leven wij in de werkzame pe­riode van de Heilige Geest. Het is een manier van denken over de drie-enige God, die in de middeleeuwen aanwezig was bij Joachim de Fiore. J. Kamphuis heeft er een hoofdstuk aan gewijd in zijn boek Signalen uit de eindtijd.6 Na de periode van de Vader en de Zoon zou, aldus De Fiore, in 1260 de Geestes-kerk van het klooster aanbreken. Kamphuis laat zien dat eenzelfde gedachtegang later ook bij de filosoof Hegel is aan te wijzen: de wereldgeschiedenis is de ontwikkelingsgeschiedenis van God.

 

Dit denken vind je ook bij Moltmann. God die de mensen uitnodigt om met Hem in relatie te treden, en dat niet via de Middelaar Christus Jezus, die zijn leven tot een losprijs voor ons gegeven heeft (1 Tim. 2:6). Moltmann spreekt niet over het evangelie van de Christus en zijn genade. De inhoud van zijn theologie van de hoop richt zich op het revolutionaire gelijkheidsideaal:

 

Kamphuis laat zien dat bij de opvatting van De Fiore het tot 'evangelie' verhe­ven armoede-ideaal van Franciscus van Assisi een grote rol speelde. Je zou kun­nen zeggen, dat bij Moltmann het tot 'evangelie' verheven gelijkheidsideaal van de marxistische filosoof Bloch een grote rol speelt.

 

Van der Sloot komt tot de onthutsende conclusie: Leene volgt daarin Moltmann!

 

Samen dansen in de kerk, hoe komt dr. Leene daarbij? Van der Sloot legt uit:

 

Met betrekking tot de drie-enige God gaat Leene in op de perichorese. Sinds Johannes van Damascenus (t 749) dient deze term om de innige gemeen­schap van de Goddelijke Personen theo­logisch uit te drukken. De term is gebaseerd op onder meer Johannes 10:30 en 38. Leene omschrijft de term pericho­rese als de rondedans van de drie-enige God (peri betekent 'rondom' en chorea is een woord dat we in choreografie tegenkomen, de vormgeving van het dansen).

 

De predikant is er niet gelukkig mee. Deze omschrijving klinkt hem te frivool in de oren. Het heeft ook te maken met het door Leene gekozen uitgangspunt: 'God is liefde'. Het centraal stellen daarvan leidt ge­makkelijk tot een vertekend beeld van de drie-enige God. En dat zie je bij Leene gebeuren. De Drie-eenheid zou geen regels kennen, alleen maar liefde. En de Personen dienen elkaar, zijn even belangrijk, hebben gelijke macht (p. 37vv). Is dat dan niet volgens onze belijdenis? Nee, zegt Van der Sloot:

 

Dit lijkt overeen te komen met de belijdenis van Atha­nasius, waar de kerk in artikel 24 belijdt dat alle Drie Personen aan elkaar gelijk zijn in eeuwigheid en hoedanigheid. Maar deze belijdenis zegt méér! Ook, dat de Vader degene is die Zoon heeft gegenereerd, en dat de Zoon geboren is uit de Vader, en dat de Geest zowel van de Vader als van de Zoon uitgaat. En die 'onmededeelbare' eigenschap­pen van elke Persoon zijn meebepalend voor hun onderlinge verhouding.

 

De predikant vervolgt

 

Ja, dr. Leene poneert wel heel stellig: binnen de drie-enige God is geen wezenlijk on­derscheid in gezag! Maar waarom gaat Leene eraan voorbij, dat de Zoon bereid was om in het midden van de tijd 'de gehoorzame Knecht van de HERE' te worden en dat dit iets zegt over de onderlinge verhouding tussen Vader, Zoon en Heilige Geest?

 

En

 

waarom zou er bij de drie-enige God geen ruimte zijn geweest voor een gezamenlijk overleg, waarbij de Vader het initiatief van onze verlossing heeft genomen, de Zoon de gehoorzame uit­voering ervan op zich heeft genomen en de Geest de voltooiing ervan voor zijn rekening heeft genomen? Vergelijk Jo­hannes 3:16: 'Alzo liefheeft God de we­reld gehad, dat Hij zijn Zoon gezonden heeft ... ', alsook 1 Petrus 1 :20: 'Al voor de grondvesting der wereld is Hij (de Zoon) door God uitgekozen (als Lam).' En waarop is dan die tegenstelling ge­baseerd, die Leene poneert dat de drie­enige God geen regels kent, maar wel liefde? De Zoon is toch gehouden om de in volmaakte liefde gemaakte afspraak tot onze verlossing na te komen!