Ethiek

Rond de Schrift

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Belijdenis doen in verbondenheid

 

N. van Dijk

30-05-15

 

In een themanummer van ‘Onderweg’ over belijdenis doen (21 febr. 2015) schrijft Anko Oussoren (adviseur bij het Praktijkcentrum van de GKv) over de aarzeling bij jongeren om belijdenis te doen. Door sommigen wordt de kerk ervaren als een instituut dat tegenover hen staat. Oussoren ziet bij veel jongeren wel de wil om zich in te zetten voor de kerk, maar dit staat vaak los van het doen van belijdenis. Oussoren ervaart in de samenwerking in de gemeente met jongeren veel mooie dingen en vanuit die verbondenheid vroeg hij een aantal van hen waarom ze niet kwamen tot het doen van belijdenis. Sommigen vonden het een poppenkast en meevieren van het avondmaal was geen motivatie om belijdenis te doen. Anderen die wel belijdenis deden gaven aan dat het doen van belijdenis voortkwam uit het idee van hun ouders, maar er waren ook mooie antwoorden van jongeren. Toch werd het soms ook wel een formaliteit gevonden.

 

Oussoren heeft ook contact met jongeren die niet actief betrokken zijn bij de gemeente, maar die wel met God en geloof bezig zijn. Deze jongeren vinden dat de manier waarop het evangelie in de kerk klinkt niet aansluit bij hun leefwereld:

 

“Ze voelen zich wegdwalen van de institutionele kerk. Je zou ze kunnen typeren als christelijke nomaden, die ronddwalen zonder zich te binden aan een kerk. Betrokkenheid en participatie zijn optioneel geworden. Geloven is voor hen een spirituele zoektocht, zonder een vaste verblijfplaats”.

 

Oussoren vraagt zich af:

 

“Past belijdenis doen nog wel bij jongeren in deze tijd? Ontnemen we door de koppeling tussen belijdenis doen en avondmaal vieren jongeren niet de mogelijkheid om hun geloof te versterken? Jongeren hebben aan de ene kant vragen naar zingeving en een verlangen naar verbondenheid. Maar aan de andere kant staan ze los van het instituut, voelt belijdenis doen voor hen als een moeten en geven ze hun geloof onafhankelijk vorm. Zouden we als kerkelijke gemeenschap speelruimte kunnen bieden aan de nomadische, spirituele zoektocht van jongeren? Een ruimte waar levenservaringen kunnen worden verbonden aan Christus?”

 

In een uitgave van de stichting Woord en Wereld: ‘Verbondenheid is kostbaar’, schrijft drs. Piet Houtman over het zich minder verbonden voelen van de mensen in kerk en samenleving. Veel kerkleden voelen zich minder verbonden aan de kerk. Ze komen minder in de middagdienst, ze shoppen en gaan lossere relaties aan binnen de ‘brede oecumene’, of onttrekken zich aan de kerk.

Houtman neemt als startpunt in zijn boek de relatie die God zelf legt, niet alleen met de enkeling, maar ook met een gemeenschap. De apostelen gaan ons voor in het beoefenen van de verbondenheid met elkaar.

Houtman signaleert:

 

“er is een tendens om ons veelzijdiger verbonden te voelen dan met onze eigen zuil en kerk. En daarmee ook vager. Allerlei verbondenheden perforeren die met de kerk waarvan we lid zijn. Bovendien is de verbondenheid met een gemeenschap als de kerk minder urgent geworden, we hebben die minder nodig. We maken niet zo makkelijk uitgesproken keuzes waarmee we onszelf binden en vastleggen. We hebben weinig tijd en energie over voor de kerk. We verwachten van de kerk een dienstverlening die ons in ieder geval spirituele rust en ontspanning geeft, kortom een positief gevoel, waar dogma’s, functies en andere verplichtingen geen inbreuk op maken”.

 

Houtman neemt als uitgangspunt niet de mens die meer speelruimte wil, maar

 

“De Heer leert je in de kerk hoe je met elkaar omgaat. De kerk is geen dienstverlenend bedrijf waar de klant koning is. God heeft zich vastgelegd. Hij wilde de God van Abraham, Isaak en Jakob zijn. Christus heeft zijn liefde voor zijn gemeente met zijn bloed geschreven. Wie in Hem gelooft, accepteert dat en legt zich van zijn kant vast. Die doet belijdenis en gaat spreken in de gemeente. Die gaat deelnemen aan erediensten en mogelijk aan andere activiteiten.

God zal mensen die zijn evangelie hebben gehoord, aanspreken op wat ze ermee hebben gedaan. Zo spreekt Hij al in het Oude Testament zijn volk aan op het verbond. In de kerk worden mensen aangesproken op hun betrokkenheid. Deelname aan de kerkdienst is weer het eerste voorbeeld. Mensen worden aangesproken op hun verbondenheid. Daarin merk je de verbondenheid van de kerk, het pastorale omzien van de herder naar de schapen.

Wie zich verbindt, legt zich vast. Dan is niet alles meer open en vrijblijvend. Dat geldt in de kerk en dat geldt in elke groep, gemeenschap en organisatie. Geen enkele gemeenschap kan zonder regels.

Spanning zal er altijd zijn tussen individu en gemeenschap. Spanning tussen wat je met elkaar afspreekt, waaraan je je bindt en wat je voorbehoudt aan je eigen zelfstandigheid”.

 

En waar men zich afvraagt of belijdenis doen in deze tijd nog wel past bij de jongeren zal men zich ook moeten afvragen of niet teveel wordt toegegeven aan het hedendaagse denken. We zijn welvarend. Op sociale media presenteren we onszelf met onze mening en gevoelens als belangrijk. We moeten onze eigen keuzes kunnen maken en gehoord worden. Twijfel aan God is niet urgent, ook zonder Hem hebben we wel eten en drinken. Maar als we luisteren naar God willen we ook leven in verbondenheid met Hem en dat ook belijden.

 

“God heeft mij gemaakt en regeert over mij en over de wereld waarin ik leef. Ik ben kwetsbaar voor natuurgeweld en vatbaar voor ziekten. God heeft mij verlost, ik ben aan Christus verbonden, opgenomen in de gemeenschap van degenen die gered worden. In m’n eentje zou ik niet tot geloof gekomen zijn en er ook niet in volhouden, ik zou bar weinig besef hebben van wie Hij is en hoe ik goed met mijn naasten omga. Daarvoor heb ik de Geest van God nodig in mijzelf en in anderen. Dat is mijn identiteit: God (de Drie-enige) heeft mij gemaakt, Hij houdt van mij, Hij is met mij bezig”.

 

Tegenover een optimistisch mensbeeld staat een christelijk mensbeeld dat oog heeft voor de menselijke verdorvenheid en weet heeft van vergeving van zonden.

In plaats van ons af te vragen of het nog wel van deze tijd is dat jongeren publiek belijdenis afleggen van hun geloof is het beter te wijzen op en te waarschuwen tegen het individualistische in dit denken. We geloven niet alleen voor onszelf, maar in verbondenheid met elkaar.

 

Aan het eind van zijn publicatie noemt ds. Houtman het beeld van de olijfboom en de takken (Rom. 11) en de wijnstok en de ranken (Joh. 15).

 

“Uiteindelijk zal er een onoverzienbare menigte mensen zijn, verbonden , met elkaar, aan de ene wijnstok, Christus. Aan die verbondenheid is God nu bezig te werken. Het is aan ons om daarin onze plaats in te nemen, bescheiden en zonder pretenties, en daar actief in bezig te zijn, met onze ogen gericht op dat uitzicht”.