Ethiek

Rond de Schrift

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Westminster Confessie 1

 

D.J. Bolt

13-05-17

 

Een groot deel van de gereformeerde/presbyteriaanse wereld heeft als belijdenis de Westminster Confession. Het is bepaald belangwekkend om daar meer van te weten. Immers, als wij zusterkerkrelaties willen aangaan met deze kerken dan is bekendheid met hun belijdenis een must.

 

Het is al langer een wens om over deze belijdenis het een en ander te publiceren. Iemand attendeerde ons op een reeks artikelen die wijlen prof. J. Kamphuis schreef in het vroegere blad van de Gereformeerde Bond van vrouwenverenigingen, Rondom het Woord. In de volumes 30.1 en 39.2,3,4 (1984,1985) zijn een vier artikelen van zijn hand te vinden die een helder licht werpen op het gereformeerde gehalte van 'de Westminster' en de verschillen die er zijn met 'onze' gereformeerde confessies.

We willen deze artikelen in een viertal afleveringen opnieuw voor het voetlicht halen. Vandaag het eerste deel.

 


 

lets over de Westminster Confessie (I)

 

J. Kamphuis

 

1. De blik over de grenzen

 

Zoals de Afgescheiden kerken na 1834 eerst de handen (meer dan) vol hadden aan de opbouw van het eigen kerkelijke leven, zó is het ook de Gereformeerde Kerken na de Vrijmaking ge­gaan met de wederopbouw van het door de hiërarchische machtsgreep van de veertiger jaren geteisterde leven in de plaatselijke kerken en in het kerkverband. Maar evenals de broeders ná de Afscheiding er zich bewust van waren, dat de Here zijn kerk ook elders vergadert door zijn Geest en Woord, zo is na de Vrijmaking het besef van het wereldwijde werk van Christus niet verdwenen.

 

Daarom zien we de kerken van de Afschei­ding toch ook al weer vrij spoedig contact opnemen met zusterkerken in het buitenland, o.a. met de "presbyteriaanse" kerk in Schot­land, die trouw aan het Woord van God wil­de leven.

In het jaar 1860 geeft prof. Hel. de Cock een boekje uit, waarin hij informatie verschaft over die buitenlandse kerk met haar eigen

historie en haar eigen kerkinrichting en ook haar eigen belijdenis onder de titel De Veree­nigde Presbyteriaansche kerk van Schotland en hare betrekking tot de Chr. Afg. Ger. Kerk van Nederland.

Was het na de Afscheiding Schotland en de Schotse kerk met haar eigen belijdenis, de Westminster confessie, die binnen de aan­dachtshorizon van de kerken in Nederland kwam, na de Vrijmaking van 1944 waren het de presbyteriaanse kerken in het verre Korea, die gehoorzaam aan de Heilige Schrift wilden leven, waarmee de kerken in Nederland onder Gods voorzienig bestel te maken kregen. Ook deze kerken zagen hun geloof beleden in de Westminster confessie, die zij als het ware hadden ontvangen uit de handen van de Amerikaanse zendelingen, die in Korea het evangelie van Jezus Christus brachten.

Zo heeft reeds de generale synode van Amersfoort 1967, in beginsel besloten de weg op te gaan die tot kerkelijke correspondentie met deze kerken zou leiden. En op de synode van Hattem, 1972 geven prof, L. Doekes en ds. P. van Gurp informatie van hun oriënta­tiereis, in 1971 gemaakt naar Zuid Korea in

een rapport Herkenning in blijdschap, dat wel enigszins is te vergelijken met het boekje dat meer dan een eeuw geleden prof. Hel. de Cock over de Verenigde Presbyteriaanse Kerk van Schotland schreef. We lezen in dit rapport bijvoorbeeld onder het hoofdstukje Beoordeling het volgende:

 

"Als eerste moet genoemd worden, dat het een wonder in onze ogen was, aan de andere kant van de wereld, onder een volk, dat ­zo ver van ons afstaat, broeders en zusters te ontmoeten, kerken te vinden, die voluit gereformeerd genoemd mogen worden. We spraken al van hun blijdschap over onze komst. Omgekeerd waren wij telkens weer blij verrast bij de nadere kennis­making met de kerken" (Acta Hattem, 382).

 

En sinds die tijd zijn er al weer meer kerken voor onze aandacht gekomen met deze zelfde Westminsterbelijdenis. Kerken in Ierland en in Schotland, ook in. Noord-Amerika (Ver­enigde Staten). Geen wonder dat er be­langstelling is gekomen naar deze belijdenis, die blijkbaar binnen het gereformeerd pro­testantisme zo wijd is verbreid. En dat vooral ook, omdat we elkaar ook als kerken ont­moeten in gemeenschappelijke vergaderin­gen. Zo is er al een enkele keer afvaardiging naar elkaars synoden geweest en vond er een voorlopige conferentie van Gereformeerde en Presbyteriaanse kerken in Groningen plaats, terwijl volgend jaar dat deo volente een vervolg zal krijgen, als afgevaardigden van kerken van gereformeerde en presbyteriaanse belijdenis elkaar in Edinburgh zullen ontmoe­ten.

 

2. Een oud verhaal uit de zestiende eeuw

 

We krijgen met een heel opvallend verschijn­sel binnen het gereformeerd protestantisme te maken, als we ontdekken dat daarbinnen kerken zijn, waarmee wij ons in het geloof weten verbonden, en die toch niet "onze" drie formulieren van eenheid hebben, de Ne­derlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels. Inderdaad, dat is heel opvallend en het is ook, zoals we nog wel zullen zien, niet toeval­lig dat wij daarmee juist te maken krijgen, wij als gereformeerde kerken.

Maar laten we eerst proberen een mis­verstand uit de weg te ruimen. Het mis­verstand dat hier eigenlijk de Westminster Confessie zo'n beetje als de grote boos­doenster gezien zou moeten worden: als er nu maar geen kerken met die bepaalde belijdenis waren, dàn zouden we alléén maar te maken hebben met kerken die net zoals wij de drie formulieren van eenheid hadden.

Vergeet u het maar.

Natuurlijk, de kerken die uit emigratie vanuit Nederland zijn ontstaan in Amerika, Austra­lië en Afrika in de vorige en in deze eeuw, hebben precies dezelfde belijdenis als wij. Dat geldt (grotendeels) ook voor de kerken die ontstaan zijn uit de zendingsarbeid van deze kerken.

We mogen rijk zijn met zóveel gemeenschap­pelijkheid in belijdenis.

Maar als we zouden denken dat het "pro­bleem" van onderscheiden belijdenisge­schriften, terwijl er toch éénheid van geloof is, pas begint als de Westminster Confessie zich komt melden, dan zouden we blijk ge­ven van heel weinig kennis van onze eigen ge­schiedenis.

Daarom eerst maar eens een klein bad in die geschiedenis!

 

De Westminster belijdenis is van het jaar 1647.

Maar lang daarvóór hebben de kerken in Ne­derland al te maken gekregen met dat on­derscheid in belijdenisgeschriften tussen ge­reformeerde kerken in verschillende landen. De kerken in de Nederlanden hebben al vroeg in de geschiedenis van de reformatie, in … 1561 … een belijdenis … waar in de [stukje tekst niet goed leesbaar, djb] 37 artikelen des geloofs, de Nederlandse Ge­loofsbelijdenis, geschreven door Guido de Brès, Een rijke belijdenis. De kerken hebben zich al heel vroeg, al in de eerste synodale vergaderingen, in déze belijdenis één geweten en hebben elkaar zó ook aanvaard.

Maar vlak vóór Guido de Brès "zijn" belij­denis schreef. hadden de gereformeerde ker­ken in Frankrijk op de synode van Parijs in 1559 reeds een "eigen" belijdenis opgesteld en aanvaard (naar een ontwerp waarmee Cal­vijn de Franse kerken had gediend). Nu leken die beide belijdenisgeschriften heel veel op el­kaar. Dat was ook geen wonder. De Brès had de Franse belijdenis als het ware als model, toen hij voor de gelovigen die overal in de Nederlanden verstrooid waren door de ver­volging, "zijn" belijdenis schreef. En beide belijdenisgeschriften laten heel duidelijk de invloed zien van de Institutie van Calvijn. Die twee confessies waren dus broer en zus. Toch heeft De Brès en hebben de Nederland­se kerken niet gezegd: we nemen die Franse belijdenis maar over. Nee, hoe nauw toenter­tijd de kerken die "naar de zuiverheid van het Evangelie" wilden leven in Frankrijk èn in de Nederlanden ook aan elkaar waren ver­bonden, De Brès heeft toch de eigen situatie in de Nederlanden wel van zoveel belang gevonden, dat hij een belijdenis met een eigen merk heeft ontworpen.

Die variatie in belijdenisgeschrift bij éénheid van geloof begint hier in Nederland (zoals trouwens ook elders) al heel vroeg! Het heeft overigens - ongetwijfeld ook vanwege de on­derlinge nauwe verwantschap - in die tijd voor de zuster kerkelijke verhoudingen geen enkele moeite gegeven. Men erkende elkaars belijdenis. Zoals ook het geval was met el­kaars onderrichtboek, de catechismus, ener­zijds die van Heidelberg, anderzijds die van Genève.

Maar hoe weinig moeite deze variatie gaf, ze wás er wel'

 

3. En nog een oud verhaal uit het begin van de zeventiende eeuw

 

Met veel grotere variatie in belijdenisge­schriften bij éénheid van geloof hebben de kerken in Nederland te maken gekregen op de synode van Dordrecht 1618/1619, toen er een beslissing moest worden genomen in het geding met de remonstranten over de leer van de vrije genade en van de eeuwige uitverkie­zing van God. Toen is ook aan veel buiten­landse kerken verzocht afgevaardigden te sturen om hulp te geven bij de beoordeling van de remonstrantse dwalingen.

Alle kerken, die uitgenodigd werden, hebben daaraan gevolg gegeven met uitzondering van de kerken uit Frankrijk. Zij wilden wel. Ze hadden ook afgevaardigden aangewezen. Maar de overheid (rooms!) verhinderde de tocht naar het protestantse Noord- Nederland! Maar overigens waren ze allemaal gekomen. Ze hadden in de zaken van het geding met de remonstranten ook allemaal een beslissende stem. Dat geeft wel heel duidelijk te kennen, hoe men zonder meer uitging van de èénheid van geloof, zeker ten aanzien van het grote geding, waardoor de kerken in Nederland al zoveel jaren waren geteisterd.

 

Daar zaten dan naast de afgevaardigden uit de verschillende Noordnederlandse provin­cies de afgevaardigden uit Engeland en uit de verschillende gebieden en steden van het Duitse rijk (de Paltz, Hessen, Bremen, Em­den. Nassau), alsook uit Zwitserland (Zü­rich, Bern, Bazel, Schaffhausen), terwijl de stadstaat Genève een eigen afvaardiging had gezonden.

Het is nog altijd een ontroerend gezicht je ogen te laten gaan over een afbeelding van de Dordtse synode in vergadering bijeen. De ze­tels van de afgevaardigden uit Frankrijk ble­ven onbezet gedurende de hele synode. Een teken van droefheid èn van verbondenheid! Maar verder: wat een weelde van geloofsverbondenheid is er zichtbaar op die synode, waar wij als gereformeerde kerken in Neder­land ons derde formulier van eenheid, de

Dordtse Leerregels, ontvingen. Het gaat wat ver om die synode een oecumenische synode te noemen of (zoals ook wel is gebeurd) syno­de van "de Gereformeerde Wereldkerk". Er waren wel méér kerken afwezig dan alleen die uit Frankrijk. Ook toen al waren de kerken verder naar het oosten toe (Hongarije, Zevenburgen) niet vrij om te doen en te laten wat zij wilden. Maar toch - wat een wijde ho­rizon zien we, als we de vergadering in Dor­drecht overzien!

 

Maar dat betekent tegelijk: wat is daar een gevarieerdheid geweest in belijdenisgeschrif­ten, terwijl men toch altijd en uiteindelijk één bleek in de belijdenis van de leer van de gena­de tegenover het religieuze humanisme, waarmee men te maken had bij de re­monstranten.

We zullen niet alle belijdenisgeschriften op­sommen, waarmee de kerken in Nederland kregen te doen, toen ze die afgevaardigden uit het buitenland ontvingen.

Maar géén van die kerken had de Nederland­se Geloofsbelijdenis als formulier van één­heid!

De Engelse of Anglikaanse kerk, die als eerste afgevaardigde een bisschop had gezon­den - wél een heel vreemde eend in die gere­formeerde bijt! - beleed haar geloof in de zgn. 39 artikelen, die in 1571 door het parle­ment (!) waren aangenomen. Het was een be­lijdenis die nauw aansloot bij één van de eerste belijdenisgeschriften van de reforma­tie, nl. de Augsburgse confessie van de hand van Melanchton, Luthers voornaamste me­destander. Trouwens ook de belijdenis van Bremen had daarmee (en met andere ge­schriften van Melanchton) veel verwant­schap. De broeders van de Paltz hadden ui­teraard, net als de Nederlandse kerken, de Heidelbergse Catechismus. Maar daarnaast was voor hen belijdenisgeschrift de zgn. Tweede Helvetische (= Zwitserse) confessie van 1566, die van de hand van Heinrich Bul­linger was, de opvolger van Zwingli in Zü­rich. Deze Tweede Helvetische Confessie heeft een groot gezag gekregen, niet alleen in de Paltz, ook in Zwitserland en o.m. in Hon­garije en in Zevenburgen. Maar Basel had daarnaast een eigen oude belijdenis, reeds uit het jaar 1534. En - om niet meer te noemen­de afgevaardigden van Genève hadden als confessioneel document vooral de Catechismus van Calvijn uit 1541, die (evenals on­ze Heidelbergse Catechismus) snel niet alleen als leerboek diende, maar ook de waarde van een belijdenisgeschrift verwierf.

Al deze kerken en deze broeders-afgevaardig­den hebben de Nederlandse kerken terzijde gestaan. Ze zijn middelen in Gods hand geweest om naar Gods Woord confessioneel koers te bepalen in de Leerregels van Dor­drecht.

 

Wat een variëteit binnen geloofseenheid! Ook binnen de reformatorische geloofseenheid! Hoe anders is het beeld dat die "oecumeni­sche" gereformeerde synode vertoont, dan b. v. een rooms concilie, zoals het nog niet lang geleden in Trente was gehouden. Rome kan het "katholiek" én het "één-zijn" van de kerk niet anders invullen dan: één leiding, één hoofd, één kerkelijk vastgestelde leer, die in heel de kerk woordelijk gelijk is.

In het lutheranisme is het wel heel anders dan in Rome. Maar toch ook dáár een sterke bin­ding aan voor alle kerken dezelfde belijdenis­geschriften (in 1580 is dat a.h.w. gefixeerd). Dit hangt zonder twijfel samen met de cen­trale positie van die éne figuur Maarten Luther op wiens opinie men zich (soms ook nog ten onrechte!) vastlegde.

Maar in het gereformeerd protestantisme zien we: éénheid in de leer bij verscheiden­heid van belijdenisgeschrift.

 

Tenslotte een vraag

 

Of dat dan b. v. op de Dordtse synode niet tot spanningen heeft geleid?

Dat is zeker het geval. Daarover graag nog in een volgend artikeltje, waarbij dan tegelijk de eigen plaats van de Westminster Confessie in het zicht kan komen, die niet zo lang ná Dordrecht is opgesteld.

Maar nu al kunnen we uit de geschiedenis van onze "eigen" gereformeerde kerken één lering trekken: wanneer gereformeerde ker­ken uit kracht van de belijdenis dat de Here Christus zijn kerk door zijn Geest en Woord in véle historische situaties en binnen vele taalgebieden vergadert, dan is er toch metter­daad de mogelijkheid van een onderscheiden­heid in belijdenisgeschrift, die de éénheid in het geloof niet in de weg staat en al evenmin de beleving van die èènheid, zoals wij hier in Nederland in een moeilijke strijd terwille van de. waarheid hebben mogen ervaren.

 

Wordt vervolgd