Ethiek

Kerkverband

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Bezwaren deel 2.1 - Buitenlandse vermaningen

 

 

D.J. Bolt

26-02-15

 

Inhoud

  1. Vermaanbrief Free Reformed Churches of Australia, synode te Armadale 2012/22-04-2013;
  2. Vermaanbrief Canadian Reformed Churches, synode te Carman 2013/21-05-2013;
  3. Vermaanbrief Reformed Churches in the United States, 05-06-2013;
  4. Vermaanbrief Zuid-Afrika, 30-04-2015

Om dit Word-document te downloaden: click hier.

 


 

VERMAANBRIEF AUSTRALIA

 

FREE REFORMED CHURCHES OF AUSTRALIA, SYNODE TE ARMADALE 2012/22-04-2013;

 

Aan: de Generale Synode van Ede 2014.

 

22 april 2013

 

Geachte broeders,

 

De Synode van Armadale 2012 van de Free Reformed Churches van Australië groet onze broeders van de Generale Synode van Ede 2014.

 

Preambule

 

De Synode van Armadale, bijeengekomen in juli 2012, heeft na overweging van de deputatenrapporten en de besluiten van de Synode van Harderwijk 2011 besloten om een officiële vermaanbrief aan uw Synode te zenden, waarin wij onze zwaarwegende zorgen ten aanzien van de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKv) naar voren brengen. Deze brief werd vastgesteld en getekend op de heropende Synode van Armadale, april 2013. We richten deze brief rechtstreeks aan uw Generale Synode omdat de Synode van Harderwijk besloot dat uw “deputaten terecht hebben geweigerd om in een officiële vergadering met enkele zusterkerken … een oordeel te geven over bezwaren die door deze kerken waren genoemd.” Dit op grond van het feit dat “als een zusterkerk bezwaar heeft tegen een synodebesluit over leer, kerkregering, tucht en liturgie dan moet zij zich rechtstreeks richten tot onze generale synode.”[1]

 

Zusterkerken

 

Deze brief is geschreven in overeenstemming met onze regels voor relaties met zusterkerken, namelijk dat zulke relaties “gebruikt zullen worden om elkaar over en weer bij te staan, te bemoedigen en te vermanen” en bovendien “zorg voor elkaar te dragen … om niet af te wijken van het gereformeerde geloof in leer, kerkrecht en liturgie”. Daarom schrijven wij vanuit een diepe liefde voor de kerken waaruit wij vanaf de jaren 50 van de vorige eeuw zijn ontstaan, en wier predikanten wij in onze kerken hebben ontvangen en met wie wij nog steeds veel persoonlijke contacten hebben. We hebben door de jaren heen zo heel veel van u ontvangen en wij erkennen dit met dankbaarheid.

 

Ook loven wij God voor de vele positieve aspecten van het gemeentelijk leven in de GKv-kerken. We begrijpen iets van de uitdagingen waar uw kerken voor staan, daar zij leven en kerkzijn in een cultuur die snel seculariseert en post-modern wordt, een samenleving waarin de principes en de normen van Gods Woord in toenemende mate worden gemarginaliseerd en zelfs rechtstreeks tegen­gesproken. Ook wij bevinden ons als kerken in een land dat in toenemende mate secularisatie laat zien en wij worstelen met dezelfde zaken. In zo’n vijandige context worden we er toe gedrongen des te meer op Gods genadige bewaring van Zijn Kerk te vertrouwen, en opnieuw bevestigd te worden in onze overtuiging dat wij voor Gods aangezicht godvruchtig en heilig zullen leven tot eer van onze Heiland.

 

De confrontatie met deze groeiende goddeloosheid maakt het dringend noodzakelijk om samen met de broeders en zusters over de hele wereld eenstemmig het geloof te belijden en één te zijn in een trouw getuigenis van het goede nieuws van het evangelie. Tegelijkertijd vereist zo’n eenheid wederzijdse binding aan de gehele waarheid van de Schrift, zoals die is samengevat in onze belijdenissen, en aan de rijke gezamenlijke erfenis. Daartoe spoort de Schrift zelf ons aan: “Zo dan, broeders, staat vast en houdt u aan de overleveringen, die u door ons, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, zijn geleerd.” (2 Thess.2:15). Omdat wij te maken hebben met een soortgelijke strijd en ons realiseren dat we een heel klein kerkverband zijn, hechten wij veel waarde aan een zegenrijk verband met kerken die vasthouden aan de waarheid van Gods Woord zoals we die belijden. Ons oprechte gebed is dat de FRCA en de GKv naast elkaar mogen blijven staan in het compromisloos en gelovig vasthouden aan de tradities die op Gods Woord en de Gereformeerde belijdenissen zijn gebaseerd, en dat we elkaar kunnen helpen en aanmoedigen om door het Gereformeerde geloof wegwijzers te zijn in een steeds meer afvallige wereld.

 

Vermaan van de Synode Legana 2009

 

Gedurende de laatste jaren zijn er vergaderingen gehouden met en brieven gewisseld tussen de deputaten van onze wederzijdse kerken betreffende onze ernstige zorgen over de richting waarin we de GKv als kerkverband zien bewegen, zorgen die zijn weergegeven in deputatenrapporten en correspondentie met u. Het doet ons verdriet dat deze zorgen niet door uw kerken schijnen te worden (h)erkend. Het wordt ons steeds duidelijker dat deze richting u in conflict brengt met Gods Woord zoals het in de Drie Formulieren van Eenheid wordt beleden en gehandhaafd in trouwe Gereformeerde kerken. Deze richting veroorzaakt moeite en spanning in onze relatie. Met het oog op deze zorgen heeft de Synode van Legana 2009 besloten “de Gkv in liefde en met zorg te vermanen om trouw te zijn in hun bezig zijn met hermeneutiek.”[2]

 

In reactie op dit vermaan heeft uw Synode van Harderwijk 2011 opgemerkt: “de GKv herkennen zich niet in het beeld dat van hen in de Acta van de Synode van Legana 2009 wordt gegeven”[3]. Met het volgende vermaan tracht de Synode van Armadale 2012 nu nog meer uitleg te geven van het vermaan door de Synode van Legana 2009 en de redenen daartoe. De voetnoten hierbij refereren aan de correspondentie, rapporten en besluiten waarin de zorgen die hier naar voren worden gebracht, verder worden toegelicht.

 

Belangrijkste zorg

 

Wanneer we overwegen wat wij bij u zien gebeuren dan is, samengevat, onze zorg dat er duidelijk sprake is van een vrijzinnige wijze van Schriftverklaring. Het streven naar een manier om God beter te dienen en te loven, en om Bijbelse antwoorden te geven op eigentijdse zaken waar we mee te maken hebben, zijn activiteiten die ongetwijfeld nodig en zegenrijk voor de kerk zijn. Maar het zoeken naar veranderingen mag niet betekenen dat u opgeeft waar u voor heeft gestreden en wat u in het verleden uit de Bijbel heeft geleerd. In de GKv horen we een soort vragen stellen dat de deur opent naar een tolerantie van een hermeneutiek die geen recht doet aan Gods volle openbaring. Wij geloven dat deze manier van Schriftgebruik ten grondslag ligt aan veel zorgen die we verwoorden in het hier volgende materiaal.

 

Wij horen u vragen: “Hoe moeten we Gods Woord in de context van vandaag verklaren?”[4] Inderdaad, het antwoord daarop is belangrijk maar het kan alleen liggen in de waarheid van Gods Woord. Tijden kunnen veranderen echter het gebod om gehoorzaam te blijven aan de Schrift verandert niet. Híer liggen onze ernstige zorgen, zowel met betrekking tot zaken die door uw Synodes werden besloten, als zaken waarin uw Synodes in gebreke bleven om de duidelijke leer van de Schrift te bevestigen. In de volgende paragrafen proberen we onze ernstige zorgen duidelijk te maken.

 

ZORGEN BETREFFENDE DE LEER

 

Punt van Zorg #1

 

De GKv tolereert een hermeneutische benadering die de autoriteit en de duidelijke bedoeling van de Schrift voor de exegese niet handhaaft.[5] Het is daardoor zeer de vraag of zij nog in staat en bereid is om de volle waarheid van de Schrift te handhaven.[6]

 

Overweging

 

Vroegere en tegenwoordige publicaties van het docentenkorps van de Theologische Universiteit te Kampen stelden de duidelijke bedoeling van de Schrift ter discussie.

 

In zijn dissertatie From Conquest to Coexistence: Ideology and Antiquarian Intent in the Historiography of Israel’s Settlement in Canaan, afgerond en verdedigd in maart 2010, stelt Dr. K. van Bekkum met het oog op een stelling die hij verdedigt m.b.t. archeologische vondsten, de geschiedenis zoals beschreven in de Schrift ter discussie.[7] Deze dissertatie werd ‘cum laude’ gewaardeerd, en ondanks verschillende waarschuwingen tegen de inhoud, benoemde de Synode van Harderwijk 2011 Dr. Van Bekkum als docent aan de Theologische Universiteit.

 

Dr. S. Paas, als docent verbonden aan de Theologische Universiteit te Kampen, gebruikt in zijn dissertatie Creation and Judgement: Creation Texts in Some Eighth Century Prophets[8], een historisch-kritische benadering. Deze doet hem beweren dat “Israels scheppingsgeloof een Kanaänitische achtergrond heeft en mogelijk werd beïnvloed door Egyptische opvattingen”. Hij beschouwt “de schepping als een mythe, evenals veel van Genesis 1-11”.[9]

 

In 2002 schrijft Ds. J.J.T. Doedens het artikel “Taal en teken van trouw, OVER VORM EN FUNCTIE VAN GENESIS 1”, gepubliceerd in Woord op schrift: Theologische reflecties over het gezag van de bijbel.[10] Hij laat ruimte om in de context van Israëls geschiedenis, Genesis 1 op zo’n manier te verklaren dat het niet noodzakelijk is dat wij op basis van deze tekst hoeven te geloven dat God hemel en aarde in zes dagen heeft geschapen.[11]

 

In zijn artikel “Hermeneutiek en metaforie”, gepubliceerd in hetzelfde boek, beweert Dr. A.L.Th. de Bruijne dat er meer teksten in de Schrift staan die metaforisch kunnen of moeten worden opgevat, waarbij hij verwijst naar Genesis 1.[12]

 

Hoewel leden binnen het verband van de GKv ernstige hermeneutische zorgen over de wijze van schriftverklaring in deze geschriften naar voren hebben gebracht, zijn de Generale Synodes van de GKv in gebreke gebleven deze zorgen m.b.t. de integriteit en leer van het docentenkorps aan de Theologische Universiteit te Kampen op een gepaste en nauwgezette manier te behandelen.

 

In 2008 deed Dr. G. Harinck een aantal uitspraken in de pers waaronder een controversiële benadering van de Schrift met betrekking tot homoseksualiteit. Een daarop volgende toelichting was niet bevredigend. Het blijft zorgwekkend dat deze publieke uitspraken niet teruggenomen zijn en hij aan de Theologische Universiteit te Kampen gehandhaafd blijft.[13]

 

Verschillende appelschriften aan de Synode van Zwolle-Zuid 2008 met bezwaren tegen bovengenoemde publicaties van Dr. A.L.Th. de Bruijne, evenals bezwaren tegen bovengenoemde controversiële publieke uitspraken gedaan door Dr. G. Harinck, werden afgewezen omdat deze zaken al door het College van Toezicht van de Theologische Universiteit waren behandeld, en ook omdat de indiening ervan te laat werd geacht. En zo heeft de Synode de bezwaren tegen deze leringen niet in behandeling genomen.[14]

 

De Synode van Zwolle-Zuid 2008 verklaarde een aan haar gericht appel “ongegrond” met het argument dat bezwaren tegen bovengenoemde publicaties van Dr. A.L.Th. de Bruijne die op de gebruikelijke kerkordelijke manier bij de plaatselijke kerk waar hij emerituspredikant van is (Rotterdam-Centrum) werden ingediend, inderdaad door die plaatselijke kerkenraad moesten worden behandeld. [15]

 

Hoewel veel ernstige bezwaren tegen de dissertatie en de benoeming van Dr. S. Paas werden ingebracht, evenals tegen de dissertatie en benoeming van Prof. K. van Bekkum, zijn deze bezwaren op formele gronden (regels en tijdstip van indiening) nooit door een Synode behandeld.[16]

 

De Synode van Zwolle-Zuid 2008 heeft ook bepaald dat het voor kerkleden niet mogelijk is om op basis van Artikel 31 van de Kerkorde bezwaren tegen twijfelachtige leringen van predikanten/docenten van andere gemeentes in te dienen.[17]

 

Punt van Zorg #2

 

De GKv tolereert een hermeneutische benadering die de volkomenheid van de Schrift inzake ethiek niet handhaaft. Deze benadering komt in conflict met wat we in de Nederlandse Geloofsbelijdenis Artikel 7 belijden omtrent de volkomenheid van de Schrift.[18]

 

Overweging

 

Het GKv Rapport van Deputaten Kerkelijke Eenheid, dat samen met NGK deputaten werd voorbereid, laat ruimte voor een spreken van de Heilige Geest dat buiten het Woord van God omgaat en niet gebaseerd is op duidelijke Bijbelse voorschriften. Door een onderscheid te maken tussen “het gebruik van de gaven die zij hebben ontvangen” en “luisteren naar het Woord van God”, en deze beide als rechtsgeldige middelen te beschouwen om Gods wil te verstaan, wordt de weg gebaand voor het trekken van ethische conclusies (bijvoorbeeld m.b.t. gronden voor echtscheiding), die geheel gebaseerd zouden zijn op de leiding van de Geest, ondanks dat ze in tegenspraak met de Schrift zijn.[19]

 

Een voorbeeld van deze benadering is de manier waarop de GKv synodes met de zaak van huwelijk en echtscheiding zijn omgegaan (zie Punt van Zorg #3).[20]

 

Punt van Zorg #3

 

Besluiten van de GKv over huwelijk en echtscheiding laten ruimte voor een subjectieve benadering in het verstaan en toepassen van Bijbelse normen. Het blijft voor ons zorgwekkend dat zo’n benadering niet expliciet door uw synode is uitgesloten.

 

Overweging

 

De Synode van Amersfoort-Centrum 2005 (Art. 57) bevestigde de hoofdlijnen van het rapport “Huwelijk en Echtscheiding” dat was voorbereid door deputaten die door de Synode van Zuidhorn 2002 waren aangesteld. Deze synode bevestigde nadrukkelijk de Schriftuurlijke leer dat echtscheiding en een daaropvolgend hertrouwen een ernstige euvel is en kerkenraden behoren deze zaken als zodanig te behandelen. Maar helaas gaf zij geen expliciete richtlijnen die goedkeuring uitsluiten van scheidingen om andere redenen dan die in de Schrift worden genoemd, namelijk overspel en bewuste verlating zoals die worden toegestaan in Mattheüs 19 en 1 Korintiërs 7.[21]

 

Het rapport stelt voor dat in nieuwe situaties die niet in de Bijbel voorkomen, een gemeente geleid door de Heilige Geest zelf redenen voor echtscheiding mag vaststellen, ook al zijn die niet rechtstreeks gebaseerd op expliciete Schriftuurlijke gronden of analoge situaties. De achtergrond van deze benadering is een nieuw kader waarin “de stijl van het koninkrijk” als bepalend wordt gezien en ethische vragen met “gemeente-ethiek” worden beantwoord, als de spirituele manier waarop de gemeente door de Heilige Geest wordt geleid. Deze nieuwe manier van ethiek bedrijven met betrekking tot huwelijk en echtscheiding werd door Dr. A. L.Th. de Bruijne verdedigd op de conferentie over hermeneutiek van 30 maart 2011 in de Theologische Universiteit te Kampen.[22]

 

Deze subjectieve benadering geeft de kerk ruimte in haar eigentijdse context redenen om te scheiden aan de Bijbel toe te voegen, in plaats van wat in de Bijbel wordt geopenbaard toe te passen. Op deze manier neigt de kerk naar een subjectieve hermeneutische benadering waarin ethische besluiten niet voldoende zijn gefundeerd op de verklaring en toepassing van duidelijk geopenbaarde Bijbelse normen.[23]

 

Hoewel de Heilige Geest de kerk inderdaad leiding geeft in het toepassen van de normen van de Schrift op het gebied van de ethiek (bijv. Heb. 3:7; Ef. 6:17; 1 Thess.1:5,6), doet Hij dit altijd in overeenstemming met wat in de Schrift is geopenbaard (bijv. Heb. 4:12; Heb. 12:25; 1 Pet. 1:23-25; Hand. 7:51; 16:14,15; 2 Kor. 3:8). Het startpunt van ethiek moet altijd het Woord van God zijn en de kerk moet niet tot subjectieve conclusies komen die uitgaan boven, of tegengesteld zijn aan, wat in de Schrift is geopenbaard. Alleen door zorgvuldig te luisteren naar het objectieve, geopenbaarde Woord van God wil de Heilige Geest ons de juiste conclusies laten trekken over Gods wil (bijv. 1 Kor. 2:12; Ef. 1:17,18).

 

Punt van Zorg #4

 

De studie over de vraag of de Schrift vrouwen toestaat het ambt van diaken, ouderling en predikant te vervullen schiet tekort daar zij de duidelijke leer van de Schrift dat de bijzondere ambten binnen de Christelijke kerk voor mannen zijn gereserveerd, niet bevestigt.

 

Overweging

 

De Synode van Harderwijk 2011 heeft deputaten benoemd met de opdracht antwoord te geven op de vraag of het op basis van de Schrift geoorloofd is om (naast mannen) vrouwen in het ambt van diaken, ouderling en predikant te benoemen.[24]

 

De Nederlandse Geloofsbelijdenis Art. 30 leert dat de ware kerk geregeerd moet worden overeenkomstig de geestelijke orde die onze Here ons in zijn Woord heeft geleerd. Deze orde geeft aan dat de bijzondere ambten van predikant, ouderling en diaken vervuld moeten worden door gelovige mannen, die gekozen worden overeenkomstig de regel die de apostel Paulus aan Timotheüs heeft gegeven (2 Tim. 2:2).

 

De Schrift leert ons verder dat het een vrouw niet toegestaan is om te leren of gezag over een man te hebben, maar dat zij zich rustig moet houden (1 Timotheüs 2:11-14; 1 Korintiërs 14:33-35).

 

Een behoorlijke studie van dit onderwerp, met een opdracht om het Bijbelse verbod van vrouwelijke ambtsdragers te verdedigen, zou de kerk helpen om de uitdagingen van het feminisme aan te gaan. Maar door het opwerpen van de vraag of vrouwen de bijzondere ambten in de kerk mogen vervullen en een opdracht tot studie daarnaar te doen in plaats van het duidelijke getuigenis van de Schrift op dit punt te bevestigen, heeft de Synode van Harderwijk de kwestie van het openstellen van de bijzondere ambten voor vrouwen tot een open vraag gemaakt.

 

ZORGEN BETREFFENDE DE ECCLESIOLOGIE EN KERKREGERING

 

Punt van Zorg #5

 

De aanvaarding van regels die samensmelting toestaan van plaatselijke GKv gemeentes met die van de NGK bevordert een vals oecumenisme.

 

Overweging

 

De Synode van Amersfoort-Centrum 2005 heeft regels aanvaard voor plaatselijke contacten en samenwerking van GKv gemeentes met die van kerkverbanden die geen zusterkerken zijn.[25]

 

De Synode van Zwolle-Zuid 2008 heeft deze regels nog weer uitgebreid met aanvullende regels voor contacten die resulteren in de wens om tot een samenwerkingsgemeente te komen.[26]

 

Vervolgens hebben verschillende GKv gemeentes zich vermengd met NGK gemeenten (bijv. te Deventer en Zaandam) om zo één gemeente te vormen.[27] Dit impliceert ook gezamenlijke erediensten als één gemeente (zie www.3gk-deventer.nl en www.2.zaankerk.nl).
 

De NGK staat sinds 2004 vrouwen toe om bevestigd te worden in het ambt van predikant, ouderling en diaken (LV Lelystad 2004[28], LV Zwolle 2007[29]). De NGK heeft opdracht gegeven tot een studie naar het toelaten van praktiserende homoseksuelen tot het ambt van ouderling en diaken (LV Houten 2010[30]). De NGK tolereert in haar leden en ambtsdragers een lossere binding aan de belijdenis, bijvoorbeeld door ambtsdragers te aanvaarden die tegen de kinderdoop zijn.[31]

 

Omdat de plaatselijke NGK gemeentes die verenigd zijn met GKv gemeentes (Deventer en Zaandam) binnen een kerkverband blijven, die het gezag van de Schrift aantast (vergelijk punt 4 hierboven); heeft het volledig samengaan met zulke NGK gemeentes ondermijning van het Schriftgezag tot gevolg. Het toestaan dat gemeenten op deze wijze één worden resulteert niet in een eenheid die uitsluitend op Gods Woord, zoals samengevat in de belijdenissen, is gebaseerd.

 

Punt van Zorg #6

 

De blijvende deelname aan de Nationale Synode/het Protestants Forum bevordert vals oecumenisme.

 

Overweging

 

Deputaten GKv voor kerkelijke eenheid hebben in december 2010 deelgenomen aan de Nationale Synode gehouden te Dordrecht. De Nationale Synode is gebaseerd op een “Credo” als uitdrukking van geloofseenheid tussen de deelnemers.[32]

 

De Synode van Harderwijk 2011 heeft de deelname door deputaten goedgekeurd en voorts de deputaten opdracht gegeven om de ontwikkelingen aangaande de Nationale Synode en het Protestantse Forum te volgen en om daaraan deel te nemen met een afvaardiging.[33]

 

Van de 52 kerkgenootschappen die de Nationale Synode 2010 hebben bijgewoond zijn vele niet trouw aan het Gereformeerde geloof. Hieronder bevinden zich bijvoorbeeld de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), de Evangelisch-Luthersche Kerk, de Remonstranten en de Verenigde Pinkster- en Evangelische Kerken, uit welke genootschappen ook de leden van de stuurgroep afkomstig waren.[34]

 

Een geloofseenheid zoals die zich op de Nationale Synode manifesteert, is niet de eenheid die gegrond is op de Schrift en die we belijden in de confessies.

 

BEZWAREN BETREFFENDE LITURGIE

 

 Punt van Zorg #7

 

De GKv heeft een uitbreiding van liederen geaccepteerd waarvan vele niet ondubbelzinnig Bijbels en Gereformeerd zijn.

 

Overweging

 

De uitbreiding met honderden nieuwe liederen (de Synode van Harderwijk 2011 keurde alleen al meer dan 150 liederen in eerste en tweede lezing goed) leidt af van de Psalmen, hét Boek van Lofzangen in de Bijbel, en van andere gezangen die rechtstreeks op de Schrift zijn gebaseerd.[35]
 

Veel liederen in het Liedboek voor de kerken zijn niet ondubbelzinnig Bijbels en Gereformeerd.[36] Veel van de onderwerpen en bezwaren die in de correspondentie met de GKv naar voren werden gebracht, hebben ook betrekking op een aantal liederen dat door de Synode van Harderwijk 2011[37] al is aanvaard of nog zal worden toegevoegd.[38]

 

CONCLUSIE

 

Broeders, wij verzoeken u dringend en met ernst om de zaken die we in deze vermaanbrief hebben aangesneden zorgvuldig in overweging te nemen. We zijn ons ervan bewust dat sommige zaken misschien niet op uw Generale Synodes zijn behandeld of nog niet geheel zijn afgerond. Echter wanneer dwalingen zichtbaar worden en ze ongehinderd kunnen voortwoekeren zonder dat een kerkelijke vergadering ertegen optreedt, dan worden ze als zuurdeeg in uw midden. Wij zouden nalatig zijn als we niet uit liefde hierop zouden wijzen. De kerk van de levende God is “pijler en fundament van de waarheid” (1 Tim.3:15) en daarom dringen wij er bij uw synode oprecht en nederig op aan om die waarheid luid en duidelijk te belijden, door het heldere bazuingeluid van Gods Woord te laten horen in uw kerken en in deze wereld, en zo trouw Gods openbaring te laten weerklinken.

 

Wij beseffen dat sommige van de dingen die we geschreven hebben misschien scherp en veroordelend kunnen overkomen en misschien niet altijd even duidelijk zijn verwoord. Maar we vertrouwen erop dat zelfs al heeft deze brief zijn tekortkomingen, u er onze ernstige oproep in hoort om trouw aan God en Zijn Woord te zijn en dat u achter deze brief onze oprechte liefde voelt die wij voor u als onze zusterkerk hebben. Wees geheel verzekerd van onze broederlijke toegenegenheid en zorg die de basis vormt van en de motivatie voor dit ernstig vermaan.

 

U mag er zeker van zijn dat wij deze brief in grote nederigheid schrijven. We beseffen onze eigen zwakheid in de strijd om in een seculiere en post-moderne cultuur het geloof vast te houden. Wij erkennen dat wij het bloed van Christus en de voortdurende vernieuwing door Zijn Geest nodig hebben. Wij begeren ook uw gebeden voor ons.

 

Tenslotte, wij schrijven deze brief ook biddend. We vragen de Here dat Hij u doet terugkeren tot en laat vasthouden aan de waarheid van Zijn wil zoals die is geopenbaard in Zijn Woord. In onszelf zijn wij niet beter dan u of iemand anders. Zowel u als wij moeten vertrouwen op de genade van God en door Hem worden geleid en geregeerd worden door Zijn Woord en Geest in plaats van door onze eigen inzichten. Biddend verlangen wij dat u op deze wijze de volle rijkdom van Gods openbaring en van het evangelie van redding dat de glorie weerspiegelt van onze Grote God en Koning, zult omhelzen, trouw zult belijden en van harte verdedigen. Openbaring 3:11 “Zie, Ik kom spoedig! Houd vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme.”

 

Wij zien uit naar uw weloverwogen antwoord.

 

Met Christelijke groeten, namens de Generale Synode van Armadale 2012.

 

 

Preses 

                                                Tweede Scriba


 

VERMAANBRIEF CANADA

 

De Generale Synode van de Canadese Gereformeerde Kerken

Bijeen in Carman, Manitoba, Canada

Mei 2013

 

Aan de Generale Synode 2014 van de Gereformeerde Kerken in Nederland

 

Geachte Broeders in Christus,

 

De Synode van Carman 2013 groet de Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKv). Wij prijzen onze trouwe God voor zijn voortgaande werk van genade in het midden van uw kerken. Als toeschouwers van ver  zijn wij dankbaar voor de belijdenis, de eredienst en het getuigenis van de GKv. Wij herkennen in uw midden de getrouwe prediking van het evangelie van genade en dat vervult ons met blijdschap. Tussen u in Nederland en ons in Noord-Amerika bestaat een band van ongeveer 60 jaar. Het voorgeslacht van veel van onze leden wo(o)n(d)en in uw land. Met u vinden wij onze wortels in de Reformatie van de 16de eeuw en onze gemeenschappelijke geloofsbelijdenis verenigt ons.

Ondanks dat l de huidige generatie Canadese Gereformeerde gelovigen veel minder aan Europa is verbonden dan in vroegere tijden, blijft er toch in het algemeen binnen onze kerken een intense belangstelling voor de GKv. Predikanten en andere leden van onze kerken plukken nog steeds de vruchten van de wetenschappelijke arbeid van leden van onze Nederlandse zusterkerken. Wij denken bijvoorbeeld aan de Commentaar op het Nieuwe Testament (Derde Serie) die in Canada goed is ontvangen onder degenen die nog steeds de Nederlandse taal kunnen lezen.

 

Zelfs als we veel trouw opmerken binnen de GKv, spoort  toch het apostolisch vermaan om de waarheid in liefde te spreken (Efeze 4:15) ons aan ook een aantal ernstige zorgen naar voren te brengen. Dat doen we  in nederigheid  en  tegelijk ook met een hartelijk verlangen dat u aandacht zult willen schenken aan de zaken die wij u voorleggen. Onze regels voor zusterkerkrelaties bepalen dat “de kerken elkaar zullen bijstaan in het onderhouden, verdedigen en bevorderen van het Gereformeerde geloof in leer, kerkregering, tucht en liturgie,” en “waakzaam tegen afwijkingen” zullen zijn. Het is binnen deze context van kerkelijke verantwoordelijkheid dat wij onze vermaningen tot u richten.

 

In hoge mate draaien onze zorgen om de Theologische Universiteit te Kampen (TUK).

Al enige tijd hebben wij de invloed van kritische wetenschap op de methodologie en conclusies van enige publicaties verbonden aan de TUK opgemerkt. Deze zorgen zijn bij verschillende gelegenheden aan de Deputaten BBK meegedeeld en ook naar voren gebracht door onze afgevaardigden op de Synode van Harderwijk 2011. Van ons “Comité voor Betrekkingen met de Gereformeerde Kerken in Nederland” ontving de Synode van Harderwijk  een “Interim Rapport” met de details van onze zorg. In een recente brief aan onze Synode van Carman 2013 hebben de Deputaten BBK ons verzekerd dat de TUK haar karakter als een orthodox Gereformeerde instelling handhaaft. In deze brief werd echter niet ingegaan op onze specifieke zorgen. Aangezien wij geen enkele aanwijzing hebben gezien dat onze zorgen herkend en inhoudelijk beantwoord zijn, voelen wij thans de noodzaak onze vermaning aan u te intensiveren. Wij doen dan ook op u als onze zusterkerken een beroep om terug te keren op het rechte geloofspad met betrekking tot de uitlegging van de Heilige Schrift.

 

In het bijzonder vragen wij u als zusterkerken om duidelijk aan te geven dat de opvattingen van Dr. Stefan Paas, zoals die zijn verwoord in zijn dissertatie Creation and Judgment, niet in overeenstemming zijn met het Woord van God en de Drie Formulieren van Enigheid die wij als Gereformeerde Kerken onderschrijven. Wanneer Paas de opvatting naar voren brengt dat het volk van Israel is ontstaan uit migranten en Kanaänitische volken en wanneer hij vraagtekens zet bij de historiciteit van de exodus, dan vormt dit een aanval op de betrouwbaarheid van Gods Woord. Voor ons is het onbegrijpelijk dat iemand die er zulke standpunten op na houdt, als een professor aan de TUK kon worden benoemd. Dat Paas niet op het gebied van de oud-testamentische vakken doceert, is voor ons geen geruststelling. Het introduceren van twijfel over de historische waarheid van Gods Woord kan niet binnen de perken worden gehouden; uiteindelijk zal deze twijfel alle disciplines van de theologische studie besmetten. Naar onze mening hadden de Leidinggevenden van de TUK in deze zaak moeten handelen door Paas niet toe te staan om onderwijs te geven aan de TUK zo lang hij vasthoudt aan de opvattingen, zoals in zijn dissertatie geuit.

Nu zij in gebreke zijn gebleven  is een ingang aan de TUK gecreëerd voor de wetenschappelijke methoden en gevolgtrekkingen die geen ernst maken met de bijzondere eigenschappen van de Schrift als het geïnspireerde en daarom onfeilbare Woord van God.

 

Op gelijke wijze zijn wij diep bezorgd over de methodologie en conclusies die naar voren zijn gebracht in de dissertatie van Dr. Koert van Bekkum, From Conquest to Coexistence: Ideology and Antiquarian Intent in the Historiography of Israel’s Settlement in Canaan (2001). Van Bekkum gelooft dat methodologisch de feitelijkheid van historische gebeurtenissen in de Bijbel niet zonder meer kan worden aanvaard. Bij het evalueren van de waarheid van uitspraken in de Bijbel over historische gebeurtenissen  moet de wetenschap de bewijzen van archeologie en de bevindingen van literaire kritiek overwegen, zegt Van Bekkum.Alleen op deze manier kan een wetenschapper bij de “waarheidswaarde” van een tekst uitkomen. Het eindresultaat van deze methodologie is dat bepaalde Bijbelse gegevens niet zonder meer worden geaccepteerd. Volgens Van Bekkum kunnen bijvoorbeeld de Bijbelse gegevens in Jozua 10:12-14 niet betekenen dat de zon en de maan werkelijk hebben stilgestaan. Evenzo wordt het rechtstreekse historische bewijs van 1 Koningen 6:1 terzijde gelegd  door Van Bekkum. Wat we in deze wetenschap merken is een verminderde waardering voor de autoriteit en de accuraatheid van Gods Woord. Het vergroot onze zorgen  dat deze dissertatie en promotie plaatsvond onder de auspiciën van de TUK en werd beloond met een cum laude waardering. Dat Van Bekkum vervolgens werd benoemd aan de faculteit van de TUK maakt ons  ernstig bezorgd  ten aanzien van de opleiding van toekomstige predikanten van de GKv. Dat zulke opvattingen worden toegestaan, gepresenteerd en gepromoot, ondermijnt het orthodox Gereformeerde karakter van de TUK en brengt de opleiding van toekomstige predikers van het Woord in gevaar. Wij dringen er bij u op aan de GKv te beschermen door alsnog in deze zaak op te treden op een wijze die de Heilige Geest die voor ons het levende en vaste Woord van God heeft geademd, eert.

 

Kortom, wij menen te zien dat  schriftkritische wetenschap binnen de Theologische Universiteit van Kampen die staat onder opzicht van de GKv, wordt aanvaard.  . In onze eigen Noord-Amerikaanse context hebben wij de desastreuze geestelijke en numerieke teruggang die was te wijten aan het binnenhalen van een historisch-kritisch omgaan met de Bijbel, in  verschillende kerkverbanden waargenomen,. Vanuit onze liefde voor u smeken wij u onze zorgen serieus te nemen en  opvattingen en wetenschap die de onfeilbaarheid, de duidelijkheid en de volkomenheid van de Heilige Schrift niet eert (Artikel 7, Nederlandse Geloofsbelijdenis) vastberaden te weerstaan.

 

Wij zouden ook graag onze verslagenheid willen laten blijken over ontwikkelingen in uw kerkverband die de zaak van de vrouw in het ambt betreffen. Hoewel uw Synodes gelukkig geen besluit hebben genomen om vrouwelijke ambtsdragers toe te staan, zijn wij bezorgd over het proces dat in gang is gezet. Een Commissie die benoemd is door de Synode van Amersfoort-Centrum 2005, ontwikkelde een handleiding om bezinning  over de rol van de vrouw in de kerk te ondersteunen. Maar  zij bleef in gebreke  de leden van uw kerken te verwijzen naar wat de Heilige Schrift hierover zegt. In plaats daarvan werd dat wat de Schrift hierover duidelijk openbaart slchts als eenn optie onder andere overwogen. De Synode van Harderwijk 2011 benoemde deputaten met een opdracht om de vraag te beantwoorden of de Schrift de benoeming van vrouwen in de ambten van diaken, ouderling of predikant toestaat. Volgens ons gaf dit blijk van een verminderd respect voor de duidelijke  leer van de Bijbel dat deze ambten moeten worden vervuld door gelovige mannen die worden gekozen in overeenstemming met de instructies gegeven door de Heilige Geest  bij monde van  de apostel Paulus (1 Tim. 2:11-14, 1 Cor. 14:33-35). In de GKv, evenals in iedere trouwe kerk van de Here Jezus Christus, moet de zaak van de vrouw in het ambt niet worden voorgesteld als een open vraag. Wij vrezen dat wanneer de ondubbelzinnige leer van Gods Woord over mannelijk leiderschap in de kerk een zaak van debat wordt,  de invloed van een nieuwe en gevaarlijke hermeneutische benadering is te  zien. Wij dringen er in de Here bij u op aan de Bijbelse waarheid, namelijk dat God mannen roept om leiding te geven in de kerken, te verdedigen, en we vragen u om uw kerken aan te moedigen de aantasting  vande ambten in de kerk door egalitair denken te weerstaan.

 

Tenslotte uiten wij onze zorgen over de zich uitbreidende  relatie tussen uw kerken en de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK). Zoals u weet staat de NGK vrouwen toe om te worden bevestigd in de ambten van predikant, ouderling en diaken. Ook heeft zij onlangs een studieopdracht verstrekt om te onderzoeken of het geoorloofd is dat praktiserende homoseksuelen het ambt van ouderling of diaken vervullen. Nog een reden voor alarm is dat volledige ondertekening van de confessies niet wordt geëist van ambtsdragers in de NGK. Wanneer er binnen de NGK zo’n afwijking van Schrift en de Gereformeerde belijdenis is, lijkt het ons onmogelijk dat kerken in uw kerkverband zouden kunnen samensmelten, zelfs niet met NGK kerken die geen vrouw in het ambt hebben. Immers elke NGK kerk maakt deel uit van het verband van kerken en is dus medeverantwoordelijk voor de richting van het geheel. Wij dringen er in de Here bij u op aan om terug te keren van oecumenische relaties die niet voluit gebaseerd zijn op de waarheid van Gods Woord zoals beleden in de Drie Formulieren van Enigheid.

 

Broeders, dat wij ons tot u richten op deze wijze, betekent niet dat wij ons ook maar een moment boven u stellen of dat onze kerken ook niet veel moeiten zouden kennen. Zowel uw kerken als de onze zijn gewikkeld in een diepe geestelijke strijd om het behoud van de waarheid van Gods Woord. In deze strijd hebben we elkaar nodig. Wij stellen alle hulp op prijs die u ons kunt geven om waarlijk trouw aan het Woord van God te blijven, zoals door ons allen beleden wordt in de oecumenische geloofsbelijdenissen en de Drie Formulieren van Enigheid en wij danken de Here daarvoor. Op dezelfde wijze hopen en bidden wij dat u onze zorgen zult horen en onze vermaningen wilt overwegen en terugkeren van het verkeerde pad waarop u de laatste jaren bent gegaan.

Zou u blijven voortgaan op uw huidige koers wat betreft de zaken die wij in deze brief naar voren hebben gebracht, dan vrezen wij dat de zusterkerkrelatie die wij met u hebben, in gevaar zal komen. Wij dringen er bij uw Synode en uw kerken op aan om vast te staan in het belijden van de hele waarheid van het Woord van God en om deze waarheid moedig en krachtig te verdedigen, zelfs wanneer die door de wereld wordt afgewezen en gehaat. Wij hopen en bidden dat onze zorgen eens zullen worden begraven en dat onze kerken en de uwe trouw mogen blijven tot de komstvan de Here Jezus Christus in glorie, majesteit en kracht.

 

Wij zien uit naar uw antwoord aan onze volgende Generale Synode via ons Subcomité voor Contacten met de Gereformeerde Kerken in Nederland Vrijgemaakt. Met Christelijke groeten, namens de Generale Synode van Carman 2013,

 

(Getekend door de preses en tweede scriba van de Synode van Carman 2013)

 


 

VERMAANBRIEF UNITED STATES

 

Reformed Churches in the United States (RCUS)

 

05-06-2013;

 

Brief van Synode RCUS aan Synode RCN/GKNv (GKv)

 

Geachte Broeders,

 

Na de rapportages van Ds James Sawtelle en Ds Maynard Koerner, afgevaardigden van de Reformed Church in de United States (RCUS) en bezoekers van de “buitenlandweek” van de Generale Synode Harderwijk van de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKv) van 28 maart tot 2 april 2011, heeft de 265ste Synode van de RCUS op 16-19 mei 2011 haar Comité voor Interkerkelijke Betrekkingen (IRC) opgedragen onze zorgen aan de BBK over te brengen. Dit werd op 16 maart 2012 per email gedaan. Daarnaast (ook op    daaropvolgende advies van de BBK) heeft de 265ste Synode van de RCUS haar IRC opgedragen een brief met onze zorgen aan de Synode 2014 van de GKv te sturen. Deze brief werd aangenomen door de 267ste Synode van de RCUS, 20-23 mei te Salem Ebenezer Reformed Church, Manitowoc, WI.

 

Kort samengevat zijn die zorgen:

 

De Schriftvisie aan de Theologische Universiteit te Kampen (TUK)
 

Het gaat om de verklaring van de Schrift (hermeneutiek) zoals die blijkt uit de geschriften en/of de standpunten van Dr. S. Paas    benoemd als lector aan de TUK , en uit de goedkeuring door de TUK van de dissertatie van Dr. K. van Bekkum. Dr. Paas hangt kritische theorieën aan die geen recht doen aan de Schriften en het goddelijke gezag ervan. Door vast te houden aan zijn benoeming ondanks bezwaren die tegen zijn wetenschappelijk werk zijn ingebracht, plaatst de TUK zichzelf in de positie dat zij hoogstwaarschijnlijk in de toekomst niet langer in staat zal zijn ook maar iemand met schriftkritische standpunten ter verantwoording te roepen.

In zijn dissertatie beweert Dr. Van Bekkum dat hij gelooft dat het methodologisch onjuist is om Bijbelse gegevens zonder meer aan te nemen. Hiermee plaatst hij vraagtekens bij de principes die ons moeten leiden bij het lezen en verklaren van de Schriften. Volgens zijn dissertatie moet de wetenschapper uitmaken wat werkelijk historisch is in de Schrift door het vergelijken van de relevante Bijbelse gegevens met de buiten-Bijbelse gegevens en daarbij aan beide een gelijk gewicht toekennen.

De onderliggende vraag in al het bovenstaande blijkt te zijn hoe de waarheid van Gods Woord op zo’n manier aangepast kan worden dat zij relevant is voor de vragen waar mensen in de huidige zeer seculiere, post-moderne en post-Christelijke cultuur van de 21ste eeuw mee te maken krijgen.

Voor ons geeft het voorgaande blijk van een schriftkritische verschuiving in de hermeneutiek en een verzwakking van de klassiek Gereformeerde Schriftvisie zoals we die aantreffen in de Schrift (vgl. Joh. 17:17; II Tim. 3:16; II Pet. 1:21) en belijden in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikelen 2-7. Dit voorspelt niet veel goeds voor de toekomstige integriteit van de TUK en de beïnvloeding van de standpunten van haar studenten en toekomstige GKv-predikanten. Dit geeft ook ernstige zorg over de veranderde manier waarop Bijbelse hermeneutiek tegenwoordig binnen de Gkv functioneert.

 

Het werk van de Deputaten Man/Vrouw in de Kerk

(Waarom de rol van vrouwen in de kerk opnieuw wordt onderzocht en wat het effect is van de rol die de huidige cultuur speelt in de conclusies).

 

Hier vrezen wij eveneens de tolerantie van een nieuwe hermeneutiek. Onze hoop en ons gebed is dat de GKv de historisch beproefd gebleken Gereformeerde interpretatie van de Schrift haar richting zal laten bepalen in plaats van maatschappelijke druk en daaruit voortvloeiende her-interpretaties. En dat de Synode 2014 zal besluiten dat de deur naar een nieuwe hermeneutiek voor wat betreft de rol van vrouwen in de kerk gesloten zal worden en het gezag van het duidelijke en volkomen Woord van God zal worden gehandhaafd.

 

Contacten en samensprekingen die plaats vinden tussen de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKv) en de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK)


Het gaat hier om de verschillen in binding aan en het omgaan met voortgaande afwijkingen van de belijdenissen, evenals de zaak van de vrouw in het ambt binnen de NGK en de vraag wie nu wie beïnvloedt. De zorg is dat het proces van dichter naar elkaar toegroeien niet het resultaat is van veranderingen in de NGK, maar van verschuivende attitudes en inzichten in de GKv (hermeneutisch, leerstellig en wat kerkregering betreft). Dit voorspelt eveneens niet veel goeds voor de Gereformeerde en confessionele identiteit van onze zusterkerken.

 

Hoewel wij begrijpen dat de Synode van Harderwijk 2011 niet tot definitieve besluiten aangaande bovengenoemde zorgwekkende zaken is gekomen, zijn toch de rapporten, standpunten en waargenomen ontwikkelingen alarmerend en een waarschuwingssignaal voor ons, omdat wij uit onze eigen voorgeschiedenis weten hoe een eens betrekkelijk grote en trouwe Gereformeerde kerkgemeenschap gedecimeerd en afvallig werd door besmetting met vrijzinnigheid en modernisme. Het kan subtiel in een seminarie beginnen, vaak onder het mom van academische vrijheid, of op synodeniveau, waar inzichten en opvattingen niet worden tegengesproken en gecensureerd, totdat het in de kerken is doorgedruppeld en de schade niet meer kan worden hersteld.

 

Wij vermanen u nederig om zorgvuldig te zijn en om wachters op de muren en bij de poorten van Sion te wezen (vgl. Jes. 62:6-7; Ez. 3:17; 33:7; Ps. 87:2), altijd waakzaam naar de waarschuwing van de apostel Paulus aan de oudsten te Efeze, dat “uit uw eigen midden mannen zullen opstaan, die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken” (Hand.20:30). Zoals iemand die met wijsheid van Boven was begaafd, ons voorhoudt, “In een veelheid van raadgevers ligt veiligheid” (Spr.11:14; vgl.15:22; 24:6).

 

Met hoogachting verblijven wij, uw broeders in het geloof,

 

de 267ste Synode van de Reformed Church in the United States.

Manitowoc, WI, 20-23 mei 2013.

 


 

VERMAANBRIEF ZUID-AFRIKA

 

Vrije Gereformeerde Kerke in Suid-Afrika

 

30 april 2014

 

Aan de generale synode van De Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in Nederland, bijeen in Ede in 2014

 

Geachte broeders in Christus,

 

Wij groeten u in de almachtige naam van onze Heer en Redder Jezus Christus. Wij prijzen onze drieënige God dat Hij zijn kerk blijft vergaderen ook in Nederland. Zowel in het verleden als in het heden bestaat er een sterke band tussen de GKv en Die Vrye Gereformeerde Kerke in Suid-Afrika. Daar danken wij Hem voor. Wij zijn één door hetzelfde fundament waarop wij bouwen, zij het in heel verschillende delen van Gods wereld. Wij zijn dankbaar voor de trouwe prediking van het evangelie in uw midden en het getuigenis van uw leden met woord en daad in een wereld die van zijn Schepper en Herschepper weg dwaalt. Wij zijn vooral ook dankbaar voor de jarenlange  steun die wij vanuit Nederland ontvangen voor het zendingswerk in Zuid-Afrika.

 

Wij schrijven u in de bescheiden maar toch brandende hoop, dat deze brief welwillend door u gelezen wordt omdat u beseft dat de liefde van Christus ons ertoe bracht zo te schrijven. Onze regels voor een zusterkerkverhouding geven het volgende aan: De VGKSA onderhouden zusterkerk relaties met andere kerkverbanden die de kenmerken van de kerk van Jezus Christus vertonen. Het doel van deze relatie is elkaar te ondersteunen in het handhaven, verdedigen en bevorderen in leer en leven van de waarheid van de Schrift, die samengevat is in de gereformeerde belijdenissen (1). Het is in de context van deze wederzijdse verantwoordelijkheid dat wij in deze brief een aantal oproepen aan u doen.

 

Het feit dat wij besloten hebben deze brief te schrijven, geeft aan dat bepaalde zaken niet opgelost konden worden in de besprekingen die onze Deputaten voor betrekking met buitenlandse April 30th 2014 hadden met de Deputaten BBK van de GKv. Laatstgenoemden gaven ons toen het advies direct aan u te schrijven met betrekking tot de onopgeloste zaken. De twee hoofdzaken zijn:

 

1. Handhaving van de gereformeerde leer aan de Theologische Universiteit (TU) in Kampen

 

Onze zorgen betreffende de handhaving van de gereformeerde leer aan de TU werden bij verscheidene gelegenheden voorgelegd aan de Deputaten BBK van de GKv. Aangezien er geen aanduiding was dat onze zorgen herkend en gedeeld werden, zien wij ons genoodzaakt de volgende zaken nu rechtstreeks aan u voor te leggen:
 

De opvattingen van dr. Stefan Paas gepubliceerd in zijn dissertatie Creation and Judgment (2003) zijn zorgwekkend. Dit geldt ook voor zijn handboek Als een kerk opnieuw begint. Zie bijlage 1.

Wij maken ons ook zorgen over de methode en conclusies zoals verwoord in de dissertatie van dr. Koert van Bekkum, From Conquest to Coexistence (2010). Zie bijlage 2.

Wij maken ons zorgen dat Schriftkritisch onderzoek geaccepteerd wordt aan de TU, een instelling die valt onder de verantwoordelijkheid van de GKv. Zie bijlagen 1 &2.

 

Helaas konden de weerleggingen tegen de beschuldigingen van Schriftkritiek, zoals gepubliceerd door de TU, door sommige docenten aan de TU, door de Raad van Toezicht en College van Bestuur, onze zorgen niet wegnemen. Het feit dat Paas en Van Bekkum met apologetische motieven te werk gingen, en ‘in de huid van hun tegenstanders kropen’ is voor ons geen reden tot minder zorg. In de zuidafrikaanse context hebben wij waargenomen hoe dit soort Schriftkritische opvattingen op een soortgelijke wijze hun opwachting maakten in gereformeerde academische instellingen, en hoe dit later een desastreuse geestelijke achteruitgang tot gevolg had in de kerkverbanden waaraan deze instellingen verbonden zijn. We zullen waakzaam moeten zijn dat de liefde voor de (academische) wereld niet uitstijgt boven de liefde voor de levende God, zijn Woord en zijn Kerk. Onze liefde voor u dringt ons om er bij u op aan te dringen onze zorgen serieus te nemen en op resolute wijze standpunten en wetenschappelijke hypothesen die de onfeilbaarheid, helderheid en volkomenheid van de heilige Schrift niet honoreren, te weerleggen (Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 7). We roepen u op het gepaste respect voor de heilige Schrift te handhaven en te blijven bij de juiste uitleg van de heilige Schrift.

 

2. Vrouwen in de bijzondere kerkelijke ambten

 

Wij zijn gedwongen ook onze zorgen te uiten  over ontwikkelingen in uw kerkverband met betrekking tot vrouwen in het ambt. Zie bijlage 3.

 

Wij roepen u op hierin de orthodoxe koers vast te houden. In een kerk die trouw wil blijven aan de heilige Schrift, kan de vraag of vrouwen in de bijzondere kerkelijke ambten mogen dienen, niet als een open vraag ter discussie gesteld worden. Wanneer het ondubbelzinnige onderricht van het Woord van God over mannelijk leiderschap in de kerk een zaak van debat geworden is, dan is dit een indicatie dat een gevaarlijke hermeneutische benadering zijn invloed doet gelden. Wij sporen u aan in de Heer, dat u de bijbelse waarheid dat God trouwe broeders roept in de kerk om de leiding te nemen, blijft verdedigen. Wij vragen u uw kerken aan te moedigen de aanslagen van het hedendaagse egalitaire en emancipatorische denken met betrekking tot de kerkelijke ambten het hoofd te bieden.

 

Conclusie

 

Wij vragen u de wederzijdse afspraak inzake onze zusterkerkrelatie ernstig te nemen, en dat u puur op basis van de liefde voor God en zijn Woord ernstige aandacht schenkt aan de zaken die wij  in deze brief noemden. Het is deze liefde die ons ertoe bracht deze brief te schrijven.

 

Het is onze oprechte hoop dat u aan deze brief werkelijk inhoudelijke aandacht zult schenken en dat u de katholieke richting zult blijven handhaven met betrekking tot de punten die genoemd zijn. Wij roepen u en uw kerken op standvastig te zijn in het belijden van de hele waarheid van het Woord van God en deze waarheid dapper en krachtig te verdedigen, zelfs wanneer die door de wereld gehaat en verworpen wordt. Wij hopen en bidden dat onze zorgen weggenomen mogen worden en dat onze en uw kerken trouw mogen blijven tot de wederkomst van de Heer Jezus Christus in glorie, majesteit en kracht.

 

Met broedergroet

 

Synode Bethal 2014

Vrye Gereformeerde Kerke in Suid-Afrika

 

Voorzitter:  w.g. Ds. P.G. Boon

Ondervoorzitter: w.g. Ds. C. Kleijn

Scriba: w.g. Br. E. Bijker

 

Brief VGKSA bijlage 1

 

Publicaties van Dr. S. Paas

 

Conform de opdracht aan hen gegeven, hebben onze deputaten voor betrekkingen met buitenlandse kerken een nadere studie gemaakt van het proefschrift van dr. S. Paas Creation and Judgement: Creation Texts in Some Eighth Century Prophets (Leiden, 2003). Beweringen waren gepubliceerd over dit proefschrift die een nader onderzoek noodzaakten. Paas zou onbijbelse opvattingen handhaven, zoals de stelling dat het volk Israël afkomstig was van migranten en Kanaänitische populaties, iets dat een vraagteken

plaatst achter de exodus van het volk Israël uit Egypte. Ook zou de historiciteit van de beschrijving van de schepping in Genesis bevraagtekend worden. Er waren ook beweringen dat hij schriftkritische opvattingen zou blijven handhaven in latere publicaties. Dr. Paas werd benoemd als universitair docent in Kampen. In 2009 schreef prof. Kwakkel dat het Paas niet toegestaan zou zijn een soortgelijk proefschrift aan de Universiteit van Kampen te verdedigen (2).  Toch is dr. Paas momenteel docent aan deze universiteit.

 

In zijn proefschrift maakt Paas een onderscheid tussen ‘history of religion’ en de ontologie of de metafysische werkelijkheid. Het historisch getuigenis van het Oude Testament wordt opgeschort totdat buitenbijbelse bronnen, in samenwerking met een modern hermeneutisch proces dat de tekst van literaire conventies stroopt, de historiciteit kan garanderen.  Paas stelt dat de geschiedenis van religie een geschiedenis is van religie in zijn historische manifestatie en niet een geschiedenis van God (p.24). Een geschiedenis van de openbaring van de levende God wordt niet in rekening wordt gebracht. Volgens Paas schenkt hij hieraan geen aandacht, vanwege de restricties van het modern wetenschappelijk oudtestamentisch debat. 

 

Paas volgt in de voetsporen van Troeltsch door te stellen dat de geschiedenis van religie streng immanent is in haar beschrijving. In de beschrijving en verduidelijking van historische fenomenen, wordt in het traditioneel historisch onderzoek geen ruimte toegelaten voor ‘bovennatuurlijke’ agenten (p.25). Hoewel hij erkent dat voor een dieper verstaan van het Oude Testament en voor een theologisch oordeel over de religie van oud Israël, meer dan een historische benadering nodig is, benadrukt hij wel dat voor een theologisch lezen van het Oude Testament de historische benadering tot de religie van oud Israël niet overgeslagen kan worden (27-28).

 

Wij nemen hier een ethisch conflict waar. Een studie van bijbelse teksten, waarbij men a priori ‘bovennatuurlijke’ agenten uitsluit, is op zijn minst eenzijdig. Als de Schrift Gods openbaring is en het gezag aan zichzelf ontleend, welke positieve bijdrage kan het onderzoek van de Schrift ingeperkt door slechts de menselijke rationaliteit, zonder aandacht voor Gods werk, maken? Ieder resultaat zal de Schrift ondermijnen, want als men zich ondergeschikt stelt aan de beperkingen van de historisch kritische school, zullen de resultaten voorspelbaar zijn. Neem bijvoorbeeld de volgende conclusies waar dr. Paas bij uitgekomen is:

Gen 2:4b-25 wordt gedegradeerd tot een auteur genaamd de Yahwist (3) die het mogelijk geschreven heeft in de vroege- of middenperiode van de monarchie en Gen 1-2:4a wordt beschouwd als een priesterdocument daterend uit de Persische periode (post-exilisch) (p.32-34). Wat Genesis dus zegt is daarom van weinig waarde voor de geschiedenis van de preexilische scheppingstheologie (p.36). In het licht van dit alles, komt Paas tot de conclusie dat de eerste oudtestamentische verwijzingen naar Israël’s geloof in YHWH als Schepper van de wereld stammen uit de vroeg monarchische periode (p.49). Dit is in strijd met wat de Schrift hierover getuigt. Als men niet het getuigenis van Genesis 1 en 2 wil accepteren, moet men dan ook niet Gods openbaring van het vierde gebod vanaf de berg Sinaï ontkennen? Want volgens Paas wist Israël dit niet over de schepping tot en met de vroeg monarchische periode.
 

Israëls scheppingsgeloof heeft een Kanaänitische achtergrond en is mogelijk beïnvloed door Egyptische noties (p.49, 121-132, 437)
 

Israël ontstond uit migranten en Kanaänitische populaties rond 1175 voor Christus, de stammen die later bekend werden als ‘Israël’ (p.113-114)
 

De narratieven van de exodus en de intocht zijn ideologische en theologische reflecties die mogelijk een bepaalde historische waarde hebben (p.120)
 

Paas beschouwt de schepping als een mythe, samen met veel materiaal uit Genesis 1-11 (p.104). Voor Paas is een belangrijk element wat iets als een mythe definieert, het feit dat het buiten de tijd staat, buiten de geschiedenis (p.102). Dingen die door God geregeld zijn in een tijd die buiten de onze staat, vormen specifiek onderdeel van de Oer-geschiedenis (Gen. 111) ... We kunnen zeggen dat Israël van Kanaänitisch oorsprong was ... en was, daarom, ook geworteld in een mythisch klimaat van denken. Op deze wijze is het mogelijk de mythe te beschouwen als een van de grondslagen (en misschien de grondslag par excellence) van Israël’s religie (p.104)
Het is mogelijk een gedetailleerde discussie te voeren met betrekking tot de betekenis van de (literaire) term ‘mythe’. Als we echter gebruik maken van de definitie die dr. Paas zelf geeft (p.97v), komen wij tot de overtuiging dat het onmogelijk is voor een theoloog die trouw aan de Schrift wil blijven, om op deze wijze met het OT om te gaan. Er wordt geen recht gedaan aan de ‘scheppingsverhalen’ van het Oude Testament, zoals ze genoemd worden, wanneer men met hen omgaat in termen van de gegeven definitie (p.97v). Dit is niet alleen een exegetische zaak, het is een hermeneutische en confessionele zaak.
 

YHWH is een afgeleide van El. Volgens Paas is dit niet een uitspraak over de theologische realiteit van de goddelijke waarheid. Het is alleen de constatering dat in de vroege stadia van de religieuze geschiedenis van Israël, de aanbidders van YHWH tot een grote mate dezelfde kwaliteiten aan hem toeschreven als aan El, en dat de Kanaänitische El-aanbidding tot een grote mate de bron vormde voor de concepten die het volk Israël gebruikte om hun geloof in hun God vorm te geven. Paas verdedigde dat de link die hij legde tussen Jahweh en de Kanaänitische El alleen van godsdiensthistorische aard was, vergelijkbaar met hoe ons woord voor God etymologisch afgeleid is van de aanbidding van Wodan. Toch is het in zijn proefschrift evident dat het om meer gaat dan alleen woorden die zogeheten morfologische kruiken zijn die gevuld kunnen worden met een nieuwe betekenis. Het proefschrift wekt de indruk dat er substantiële en conceptuele links zijn tussen de Kanaänitische El en Jahweh. Het argument dat dit alleen godsdiensthistorie is van de wijze waarop Israël geloofde, en dat niets gezegd word over goddelijke openbaring, norm en waarheid, is niet overtuigend. De vraag naar het actuele verband tussen de historische openbaring (door de levende God) aan Israël enerzijds, en de realiteit van Israëls dagelijks geloof anderzijds, wordt te gemakkelijk gepasseerd. Een orthodox theoloog kan dit niet doen.

Een belangrijke vraag met betrekking tot het proefschrift van dr. Paas is in hoeverre een orthodox theoloog zich kan aanpassen – met apologetische motieven – bij het vrijzinnig debat. Wanneer men zich op apologetische wijze dompelt in de manier van denken van het wetenschappelijk debat van de dag, en opereert binnen deze begrenzingen, met deze instrumenten en axioma’s, mag dat als een loffelijke prestatie beschouwd worden. Toch moet men bedacht zijn op het ethisch spanningsveld wat dit met zich meebrengt. Men mag zich afvragen of er niet een te grote discrepantie bestaat tussen je gedrag gemikt op bredere acceptatie in academische kringen aan de ene kant, en je christelijke identiteit aan de andere. De vraag moet gesteld worden of het doel de middelen heiligt.

Wat het proefschrift van dr. Paas betreft, ontstaat de indruk dat de formuleringen die hij gebruikt, verschillend gelezen wordt in theologisch academische kringen, vergeleken bij hoe de kerken ze behoren te lezen volgens dr. Paas.

 

Samenvattend waarderen wij, uit een apologetisch oogpunt, de goede elementen in het proefschrift van dr. Paas, zoals zijn hoofdstelling dat een scheppingsgeloof aanwezig was bij de profeten van de achtste eeuw. Toch zijn we teleurgesteld dat hij zich volledig identificeert met de godsdiensthistorische benadering. Wij zouden op zijn minst verwachten dat hij als zijnde een gereformeerde wetenschapper duidelijk zou stellen dat, hoewel hij de godsdiensthistorische methode volgt, hij deze methode volgt om aan te tonen dat zelfs met deze vooronderstellingen het mogelijk is aan te tonen dat een scheppingsgeloof aanwezig was bij de profeten van de achtste eeuw. Zoals het proefschrift er nu uitziet is er geen aanduiding dat de auteur zichzelf distantieert van deze methode. Zelfs in latere publicaties distantieert dr. Paas zichzelf niet van de godsdiensthistorische methode, maar herhaalde hij dezelfde standpunten! (4)

 

Wij betreuren het dat de benoeming van dr. Paas aan de TU in Kampen gehandhaafd werd ondanks geldige kritiek. Wij zouden verwachten dat een predikant die zulke standpunten handhaaft, summier als zijnde ambtsdrager onder de tucht geplaatst zou worden. Wij vellen geen oordeel over dr. Paas’ persoonlijk geloof. Wij beoordelen alleen zijn publicaties.

Door zijn benoeming te handhaven, de geldige kritiek tegen zijn wetenschappelijk werk ten spijt,  zal Kampen mogelijk in de toekomst niet langer in staat zijn wie dan ook ter verantwoording te roepen die schriftkritische standpunten publiceert. Het komt ons voor dat dit incident Kampen kwetsbaar zal maken voor toekomstige tolerantie van onderwijs van de Schrift op een wijze die de Schrift en haar Auteur oneer aandoen. Wij vrezen dat, door geen tuchtstappen te nemen, het heel moeilijk zal worden op een bijbelse wijze met soortgelijke gevallen in de toekomst om te gaan. De zaak is ernstig omdat wij het hier per slot van rekening niet alleen om een methode hebben, maar om een ongelovige ideologie. Deze ideologie bepaalt hoe wij de feiten rangschikken en beoordelen. De evidente betekenis en bedoeling van de Schriften hebben niet meer het laatste woord, maar de mens. Wij vrezen dat deze benadering uiteindelijk de integriteit van de TU in Kampen zal aantasten en de opvatting van de studenten en dus toekomstige predikanten zal beïnvloeden.

 

Verder is het zo dat Paas’ gebruik van ongereformeerde hermeneutische methoden en schriftkritische hypothesen met betrekking tot het Oude Testament niet tot zijn proefschrift beperkt zijn. Wij maken ons ook zorgen om het missiologisch handboek Als een kerk opnieuw begint. Handboek voor missionaire gemeenschapsvorming (2008), waarvan S. Paas de hoofdauteur is. Ook in deze publicatie worden standpunten en een hermeneutiek uitgedragen die niet gereformeerd zijn. In dit handboek komt een ongezonde polarisatie tussen de zogeheten geïnstitualiseerde kerken en de nieuwe kerkplantingen aan de oppervlakte. Zaken als ruimte creëren voor het toelaten van vrouwen in de kerkelijke ambten, het optioneel maken van de kinderdoop, het optioneel maken van de zondag als dag voor de eredienst, het optioneel maken van een ledenadministratie, dragen bij tot het effect van polarisatie. Het handboek ademt een sfeer van mensgerichte kerkplanting (vgl. de 5 zogeheten ‘existentialen’). Gereformeerde zending en kerkplanting behoren primair uit te gaan van Gods eer, en zijn recht op deze wereld. Wij verwijzen in dit verband ook naar de kritische bespreking van dit handboek in de artikelen van ds. H. Drost in Nader Bekeken (maart 2010).

 

Brief VGKSA bijlage 2

 

Proefschrift van Dr. K. van Bekkum

 

Conform de opdracht aan hen gegeven, hebben onze deputaten voor betrekkingen met buitenlandse kerken een nadere studie gemaakt van het proefschrift van dr. Van Bekkum. In 2010 verdedigde dr. K. van Bekkum zijn proefschrift From Conquest to Coexistence. Ideology and antiquarian intent in the Historiography of Israel’s Settlement in Canaan.

 

Overzicht

 

In het westers oudtestamentisch onderzoek is een debat gaande over de intocht in Kanaän of de verovering van het volk Israël zoals beschreven in Jozua. Verschillende hypothesen worden gehandhaafd, ook met gebruikmaking van archeologisch materiaal. Dezen variëren van de stelling dat er geen verovering had plaatsgevonden, tot de opvatting dat er een lang proces van vreedzame infiltratie had plaatsgevonden. Wat Van Bekkum poogt te demonstreren in zijn proefschrift is dat de vestiging van Israël in Kanaän een proces from conquest to coexistence was. Hij poogt te demonstreren dat de verovering geen mythisch ideologisch concept van latere tijden is. In zijn proefschrift poogt Van Bekkum de communicatie te herstellen tussen de exegese van het Oude Testament en de archeologie. Hij beperkt zichzelf tot de exegese van Jozua 9:1-13:7, en met betrekking tot de archeologie beperkt hij zichzelf tot de periode van de 14e – 8e eeuw voor Christus. Met betrekking tot het wonder in Jozua 10 – de zon en de maan die bleven stilstaan – probeert Van Bekkum dit te verklaren in termen van de conventies van oud oosterse narratieven. Dit leidt er toe dat het een literaire topos wordt, die de totaliteit en radicaliteit van de triomf onderstreept. 

 

Verder levert Van Bekkem zijn eigen historiografische hypothese met betrekking tot Jozua 9-13. Enerzijds hebben de auteurs van deze hoofdstukken gebruik gemaakt van contemporaine literaire vormen. Anderzijds hadden zij ook respect voor overgeleverd materiaal en tradities. In zijn proefschrift komt Van Bekkum tot de conclusie dat historische ‘truth claims’ die in het boek Jozua gemaakt worden, noch door de archeologie bewezen, noch ontkend worden. De verdienste van zijn proefschrift kan hierin gezien worden dat het poogt een exegetisch-archeologische verdediging te geven voor de historiciteit van Israëls verovering in Kanaän (p.560). In het contemporaine westerse debat poogt Van Bekkum te staan voor de historiciteit van de Exodus en Intocht van Israël in Kanaän. 

 

Methode van Van Bekkum’s exegese van Jozua 9-13

 

Methodisch beschrijft Van Bekkum het historisch materiaal in het Oude Testament als het product van het geloof en verwachtingen van een gemeenschap. In welke mate het historisch materiaal echte gebeurtenissen weergeeft, kan alleen vastgesteld worden door een dialogisch proces met ‘artifactual evidence’ (p.31-32, 357). Artefacten zijn objecten door mensen vervaardigd, die als bewijs functioneren.

 

In zijn exegese maakt Van Bekkum een onderscheid tussen ‘truth claim’ en ‘truth value’

(p.32). Deze wijze waarop Van Bekkum met historische teksten uit het Oude Testament omgaat, heeft tot gevolg dat hun historiciteit opgeschort wordt, aangezien zij eerst ontdaan dienen te worden van conventies als simplificatie, selectiviteit, suggestieve detail, retorische overdrijving, anachronisme en dergelijke (p.32f, 114f, 179, 201, 184, 194). Buitenbijbelse bronnen kunnen met dit proces helpen. Pas hierna kan vastgesteld worden wat historisch is en wat niet, en hoeveel van de story in werkelijkheid history is.

 

De zogenaamde poëtische fragmenten van Jozua 10:12b-13 worden vervolgens door Van Bekkum voorzien van een eigen interpretatie. Van Bekkum wil niet ontkennen dat God een wonder verricht heeft in antwoord op Jozua’s gebed. Maar volgens hem is Jozua’s gebed beantwoord met een overwinningswonder, beschreven volgens oud oosterse conventies als zijnde een militaire overwinning in één dag. In werkelijk had het wonder dus niets te maken met de ware lengte van die dag. Het ‘feit’ dat de zon stil stond (Jozua 10:12-14) wordt verklaard op een metaforische wijze, met de conclusie dat de zon en maan niet echt stil hebben gestaan. Integendeel, de verlenging van de dag om de vijand in één keer te verslaan wordt verstaan als een retorische strategie, die de algemeen literaire techniek uit het oude nabije oosten reflecteert om namelijk een grote militaire overwinning samen te bundelen tot één enkele tijdsduur. (p.250)

 

Deze interpretatie wijkt echter af van de verklaring die Jozua 10 over zichzelf geeft. In de verzen 13 en 14 wordt genoem dat er iets zeer buitengewoons op die dag gebeurd is. Mensen moeten niet denken dat dit alleen beeldspraak is of overdrijving, zegt de tekst zelf! De verzen 13e-14c geven dus bijbels commentaar op de verzen 12d13d: het was een historische dag. De klem wordt gelegd op de unieke wijze waarop het gebed beantwoord werd. Vers 13 spreekt over de dag waarop de HEER dit concreet gebed beantwoord heeft: “De zon bleef een volle dag boven aan de hemel staan voordat ze onderging.” Jozua’s gebed, in combinatie met de verklaring die de Bijbel zelf geeft, laat geen ruimte te denken dat hier iets anders plaatsgevonden had dan een wonder in die zin dat deze dag echt langer was. Toch gaat Van Bekkum door en bestempelt de verklaring in de bijbeltekst als een secundaire betekenis (p.247), terwijl hij zelf de primaire verklaring geeft. De secundaire verklaring bestempelt hij als een hyperbolische interpretatie met een verminderde historiciteit (p.249-250). Van Bekkum gaat zelfs zo ver te stellen dat de gebeurtenissen van Jozua 10:12-14 op een metaforische wijze geïnterpreteerd kunnen worden. Het wordt alleen een beeld dat Gods overwinning beklemtoont, en we hoeven het niet als letterlijk te beschouwen (p.250).

 

In dit verband moet de vraag gesteld worden hoe een orthodoxe exegeet zijn eigen exegese primair kan noemen, terwijl de tekst hiervoor geen aanleiding geeft. De tekst stelt namelijk bij herhaling het omgekeerde. Het overtuigt niet Gods overwinning te beamen, maar vraagtekens te plaatsen achter hoe Hij het gedaan heeft. Een exegeet heeft niet het recht dit te doen. Wie geeft ons het recht iets als metaforische taal te bestempelen als de tekst er geen aanleiding toe geeft? Van Bekkum doet dit ook in een ander artikel als hij stelt dat de strijd tussen David en Goliat niet echt heeft plaatsgevonden, maar dat het in geestelijke en historische zin exemplarisch is voor de strijd van David tegen de Filistijnen (1 Sam 17). Hoe kan iets historisch exemplarisch zijn, als het voorbeeld niet historisch is? (5) Een exegeet zal in zo’n geval bij voorkeur andere verklaringsmogelijkheden kiezen, die zeker ook voorhanden zijn.

 

De vraag naar de inspiratie van het boek Jozua is ook relevant in dit opzicht. Van Bekkum stelt dat Gods Woord samenvalt met de ideologische processering van de zogenaamde tekstgemeenschap (de groep mensen die de tekst heeft voortgebracht). De tekst van het boek Jozua is een reflectie van de verwachtingen van de tekstgemeenschap. Hoe houdt deze stelling verband met het profetisch karakter van Gods Woord, dat vaak lijnrecht tegen de verwachtingen van de gemeenschap inging? Profeten moesten met een boodschap van God komen, een boodschap waar de gemeenschap niet op zat te wachten, en vaak ook verdrong.

 

Wij moeten concluderen dat Van Bekkums exegese buiten de kaders beweegt die men ‘vrijheid van exegese’ zou kunnen noemen. Van Bekkum geeft in de Epiloog van zijn proefschrift aan dat hij art. 5 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis aanvaardt – dat handelt over de goddelijke oorsprong van de Bijbel (p.499). Maar het schijnt dat er een discrepantie is tussen woorden en daden in dit proefschrift. De klaarblijkelijke betekenis van de tekst zoals deze door de eeuwen heen gefunctioneerd heeft, wordt niet gehonoreerd. De betekenis van de tekst wordt onduidelijk, tot het moment dat de oudtestamentische wetenschapper met zijn hermeneutische benadering de tekst aan de bijbellezer kan openbaren.

 

Datering van de verovering en de gevolgen hiervan

 

Het zijn niet alleen de exegese van Van Bekkum en zijn hermeneutische benadering van Jozua 9-13 die vragen oproepen. Met betrekking tot de datering van de Verovering maakt Van Bekkum gebruik van bepaalde archeologische vondsten, terwijl hij andere ontdekkingen negeert (p.360-361). Dit heeft te maken met de datering van de intocht van Israël in Kanaän. Van Bekkum stelt dat heel waarschijnlijk de steden Jericho en Ai niet bewoond waren tijdens de intocht, dit in tegenstelling tot wat we in Jozua 5-8 lezen. Deze hoofdstukken beschrijven de intocht van het volk Israël zowel als de daaropvolgende verwoesting van deze steden. Een probleem duikt echter op omdat Van Bekkum de heersende datering in de vrijzinnige westerse wetenschap gebruikt (p.343, 359-361, 558-559). Het is opvallend dat Van Bekkum ervoor koos de archeologische vondsten van de 15e eeuw niet systematisch te onderzoeken. Volgt hij hier de trend van de vrijzinnige theologie door de 15e eeuw a priori buiten beschouwing te laten? De vrijzinnige theologie wilde tot op heden het bestaan van Israël als etnische groep zo vroeg als de 15e eeuw niet aanvaarden, omdat er volgens hen geen buitenbijbelse bronnen zijn om dit te bevestigen. Wij concluderen dat ook met betrekking tot de datering van de Verovering Van Bekkum ervoor kiest de heersende methode in de vrijzinnige theologie te volgen, namelijk om de bijbelse geschiedschrijving buiten beschouwing te laten en niet als bewijsmateriaal te gebruiken.

Daarom is de wijze waarop Van Bekkum met het dateringsvraagstuk omgaat niet alleen een technische discussie, maar van hermeneutische aard. Het lijkt of Van Bekkum a priori besloten heeft archeologische vondsten van de 15e eeuw geen ruimte in zijn argumentatie te geven.

 

Ook wat de zaak van de datering betreft zien we dat de duidelijke historische claims van de Schrift aan de kant geschoven worden. 1 Koningen 6:1 geeft bijvoorbeeld aan dat de Exodus 480 jaren voor het vierde regeringsjaar van  Salomo plaatsvond. Maar deze datering aanvaarden is volgens Van Bekkum een “lazy man’s solution” (p.33). Volgens Van Bekkum is het methodisch niet correct bijbelse data te accepteren zoals die zich aandienen. “It’s literary artistry and use of genre conventions should be studied first” (p.33). Het gevolg is dat de contemporaine interpretatie van archeologisch materiaal uiteindelijk het bijbelse getuigenis overtroeft en de traditionele interpretatie wordt niet eens besproken. Ook in deze zin is Van Bekkum’s proefschrift vrijzinnig, het woord vrijzinnig in die zin definiërend dat de historische betrouwbaarheid van bijbelgedeelten opgeschort wordt totdat die weer door buitenbijbelse bronnen bevestigd is.

 

Voor lange tijd stond de Theologische Universiteit in Kampen ervoor bekend dat men ervoor koos, de methoden van de vrijzinnige theologie ten spijt, om door te gaan de theologie (zoals de oudtestamentische wetenschap) te ontwikkelen in lijn met de klassiek orthodoxe traditie. Zoals hierboven aangetoond, is het kenmerkend voor het proefschrift van Van Bekkum dat de historiciteit van het Oude Testament opgeschort wordt, en pas weer bevestigd wordt nadat er buitenbijbelse gegevens hiertoe aanleiding geven, een zogeheten dialogisch proces met ‘artefactual evidence’ (p.59).

 

Het kan als positief beschouwt worden dat Van Bekkum poogde de historiciteit van Israëls verovering te verdedigen. Maar aan zijn conclusies hangt een prijskaartje – vraagtekens achter de verwoesting van Jericho (ook Hebr 11:30 verliest hiermee zijn historische basis), vraagtekens achter de datering die het Oude Testament zelf geeft van de exodus en intocht. Wat je aan de ene kant schijnt te winnen, verlies je weer aan de andere kant. Concluderend kan gezegd worden dat er waardering is voor zijn intenties, maar zorgen wat betreft zijn hypothesen en methode.

Er dient op gewezen te worden dat bij dit soort hermeneutiek die Van Bekkum gebruikt om passages van het Oude Testament te exegetiseren, het gemiddelde gereformeerde kerklid volledig afhankelijk wordt van de wetenschapper voor het lezen en verstaan van het Oude Testament. Van Bekkum’s woordgebruik op p.193 is openbarend wat dit betreft: “So if there is anything historical in 2 Samuel 8 and 10...” Is het gepast voor een orthodoxe exegeet op een dergelijke wijze te formuleren?

 

Wij moeten concluderen dat in dit proefschrift twee basale gereformeerde hermeneutische principes geschonden worden – de transparantie en de historische betrouwbaarheid van het Oude Testament.

 

Er is één aspect dat nog overwogen dient te worden. Heeft het enigszins meriete als Van Bekkum in zijn proefschrift een apologetische benadering kiest? Heeft hij – apologetisch gesproken – iets bereikt op een gebied waar christenen, moslims, joden etc. elkaar ontmoeten? Als dit het geval zou zijn, is degelijke communicatie naar de kerken van vitaal belang, ten einde misverstanden en mogelijk achterdocht te voorkomen. En wat nog belangrijker is – de auteur dient zelf ook transparant te zijn – ik gebruik wel de heersende methode om iets te bewijzen, maar dat betekent niet dat ik met alle axioma's instem.

 

Wij zijn bezorgd over het feit dat de Theologische Universiteit in Kampen een proefschrift met dergelijke methodische uitgangspunten kon goedkeuren. Betekent dit dat Kampen niet langer de traditioneel gereformeerde beschouwing van de Schrift als helder, duidelijk en haar eigen uitlegster handhaaft? Als het Oude Testament niet meer zegt wat er staat, waar eindigen we? Het is onduidelijk hoe je kunt onderscheiden tussen het aanvaarden van de tekst van de Schrift en wat de tekst zegt (p.499). Wij maken ons zorgen dat hiermee een voorbeeld is gesteld waarin de klaarblijkelijke betekenis van de tekst niet langer gehandhaafd wordt.

Door niet de diepgaande discussies over het proefschrift van dr. Van Bekkum aan te gaan, en door hem aan te stellen als docent Oude Testament in Kampen, heeft de Synode van Harderwijk 2011 volgens ons geloofwaardigheid verleend aan deze nieuwe en volgens ons ongereformeerde wijze van Schriftuitleg.

 

Brief VGKSA bijlage 3

 

Vrouwen in de bijzondere kerkelijke ambten

 

Hoewel uw synoden nog geen besluit genomen hebben om vrouwelijke ambtsdragers toe te laten, maken wij ons zorgen over het werk van Deputaten M/V in de kerk en de wijze waarop voorgaande synoden toezicht hielden op hun activiteiten. 

Toen deputaten, aangesteld door Synode Amersfoort-Centrum 2005, studiemateriaal schreven om de reflectie op de rol van vrouwen in de kerk te faciliteren, lieten zij na de kerken te wijzen op wat de heilige Schrift hierover zegt. Wat de Schrift duidelijk openbaart over deze zaak, werd integendeel gedegradeerd tot één optie naast anderen. De daaropvolgende synoden hebben dit niet gecorrigeerd. De Synode van Harderwijk 2011 heeft deputaten aangesteld met het mandaat de vraag te beantwoorden of het volgens de Schrift geoorloofd is vrouwen in de ambten van ouderling en predikant aan te stellen. Dit op zich toont aan dat er een verminderde achting is voor het duidelijk onderwijs van de Schrift dat deze ambten bediend moeten worden door trouwe mannen die gekozen zijn in overeenstemming met de instructies die daarvoor door de heilige Geest gegeven zijn door de apostel Paulus (1 Timoteüs 2:11-14, 1 Korintiërs 14:33-35). De Synode van Harderwijk 2011 heeft ook niet de afwijkende opvattingen van de Deputaten M/V in de kerk gecorrigeerd. Zij hadden namelijk aan de kerken gecommuniceerd dat de gereformeerde belijdenisgeschriften geen uitspraak over deze zaak doen. Artikel 30 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, terugverwijzende naar de regel die de apostel Paulus gaf aan Timoteüs, stelt dat personen (in de oorspronkelijke Latijnse tekst staat: mannen) die trouw zijn deze ambten zullen bedienen.

 

Onze Deputaten voor betrekkingen met buitenlandse kerken hebben verzocht de Deputaten M/V in de kerk te ontmoeten tijdens hun bezoek aan Nederland in februari-maart 2013. Dit verzoek werd door de Deputaten BBK GKv afgewezen. Volgens ons was dit verzoek niet vergezocht. Het was in lijn met het mandaat dat de Synode van Harderwijk aan Deputaten M/V gaf, namelijk “goede aandacht te geven aan uitspraken van verwante kerken in binnen- en buitenland” en “voor de verschillende onderdelen relevante informatie en advies in te winnen bij de TU en deputaatschappen, m.n. BBK, DKE, GDD, HKO en OOG.” Dit is des te meer pijnlijk, nadat wij het rapport van Deputaten M/V in de kerk aan de Synode van Ede 2014 hebben gelezen, waarin zij een eenzijdig beeld van onze kerken schetsen, waarin wij ons niet kunnen vinden.

 

Noten:

 

1. Acta Synode Harderwijk 2011, p.67-68. 11.

2. De Reformatie 11 April & 2 Mei 2009.

3. De wijze waarop Dr. Paas in zijn proefschrift van de term Jahwist gebruik maakt is op zijn minst verwarrend. Bedoelt hij met de term alleen maar te verwijzen naar een vereerder van Jahwe? Hoe kan dit het geval zijn op bijv. p.33 van zijn proefschrift?

4. Cf. De Wapenveld (51:5 – 2001); Theologia Reformata 46,4 (2003), p.308-327: “Het Oude Testament als religieus document”.

Van Bekkum in: Theologia Reformata 46,4 (Dec 2003) , p.328-355.

 

 

 

 

 



[1]Acta van de Synode Harderwijk 2011, Art. 87, Besluit 3 met Grond.

[2]Acta van de Synode Legana 2009, Art. 71 XI. 4, blz. 83.

[3]Acta van de Synode Harderwijk 2011, Art. 87 Besluit 2.a. en Grond 1, aangehaald in het Rapport aan de Synode van Armadale 2012, blz. 71.

[4]Rapport aan de Synode van Armadale 2012, blz. 58 & blz. 68.

[5]De Synode van Legana 2009 vermaande de GKv “om betrouwbaar te zijn in hun hermeneutiek”, en gaf deputaten opdracht  “de noodzaak dat de GKv de eenvoudige bedoeling van de Schriften inzake Genesis 1-11 vasthoudt” te bespreken. Vgl.:Acta van de Synode van Legana 2009, Art. 71, blz. 83-84.

[6]Overeenkomstig de Nederlandse Geloofsbelijdenis Art. 7 blijven wij naar Gods Woord er duidelijk aan vasthouden dat geen opening mag worden geboden aan menselijke inzichten of normen die tegenspreken wat in Gods Woord is geopenbaard. We zeggen immers: “Men mag ook geen geschriften van mensen, hoe heilig de schrijvers ook geweest zijn, op één lijn stellen met de goddelijke Schriften, ook de gewoonte niet met Gods waarheid - want de waarheid gaat boven alles - ; evenmin het grote aantal, de ouderdom, de ononderbroken voortgang in de tijden of de opvolging van personen, of de concilies, decreten of besluiten. (-) Daarom verwerpen wij uit de grond van ons hart alles wat met deze onfeilbare regel niet overeenkomt.”

[7]K. van Bekkum beweert dat de geschiedenis die in de Schrift wordt geopenbaard voortkomt uit de cultuur en historische methodes die toentertijd werden gebruikt en dat deze “literaire artisticiteit en het gebruik van genre conventies eerst moeten worden bestudeerd” (blz.33).
Eén van de vérgaande en onaanvaardbare conclusies van deze benadering is dat Jozua 10:12-14 metaforisch wordt uitgelegd (blz. 250).

[8]Oudtestamentische Studiën 47, Leiden, Brill 2003.

[9]Aangehaald in het Interim Rapport van het Subcomité voor Contact met de GKv van de Canadese Gereformeerde Kerken dat werd aangeboden aan de BBK ter bespreking op 9 maart 2011 (te vinden in het Rapport van het CRCA Subcomité voor contact met de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt in Nederland (GKv)  aan de Synode van Carman West 2013, Bijlage 3, blz. 29ev.).

[10]Woord op schrift: Theologische reflecties over het gezag van de bijbel, onder redactie van C. Trimp, Kok Kampen, 2002. De bijdrage van J. Doedens is één van verscheidene artikelen die vraagtekens zetten bij de letterlijke bedoeling van de Schrift.

[11]In één van zijn conclusies schrijft hij dat met het op deze manier lezen van Genesis 1 “zijn niet alle vragen opgelost rond schepping en ontwikkeling of rond de ouderdom van de aarde. Maar op deze manier is er wel ruimte om met die vragen rustig wetenschappelijk bezig te zijn. Genesis 1 hoeft dan niet voortdurend ingepast te worden in het laatste creationistische of evolutionistische model.”  (blz. 105).

[12]Hij schrijft: “De (exegetische) ruimte die bij Genesis 2 en 3 werd afgewezen, heeft bij Genesis 1 wel bestaan. Het woord ‘dag’ bijvoorbeeld hoefde niet per se letterlijk te worden opgevat, al deden velen dit wel. Voor zover daarvoor literaire argumenten werden aangedragen, moesten deze echter Genesis 1 een eigen en ander karakter geven dan Genesis 2 en 3.” (blz. 156).

[13]Rapport aan de Synode van Legana 2009, blz. 57-61; Acta van de Synode van Legana, Art. 71, sub XI.4b & Grond 9, blz. 83-85.

[14]Acta van de Synode van Zwolle-Zuid 2008, Art. 105.

[15]Acta van de Synode van Zwolle-Zuid 2008, Art. 53. De appellanten hebben in eerste instantie hun bezwaren tegen Dr. De Bruijne’s publicaties gericht aan de kerkenraad van Rotterdam-Centrum, en de vraag van de kerkenraad of het hun taak was, werd in beroep bevestigd door de classis, de provinciale synode en uiteindelijk door de generale synode. De gronden voor het besluit van de Synode gaven aan dat “1. De kerken hebben met het Statuut van de Theologische Universiteit het toezicht op leer en leven van de docenten aan deputaten-curatoren opgedragen. 2. De deputaten-curatoren hebben ... identieke bezwaren tegen de opvattingen van dr. De Bruijne gemotiveerd afgewezen. 3. De de deputaten-curatoren hebben over hun arbeid … rapport uitgebracht aan de Generale Synode Amersfoort-Centrum 2005 die het beleid van curatoren heeft goedgekeurd. Daarmee spreken de gezamenlijke kerken met curatoren impliciet uit dat de bezwaren tegen dr. De Bruijne ongegrond zijn gebleken.

[16]Voor wat betreft Dr. S. Paas, zie Acta van de Synode van Harderwijk 2011, Art. 53, vgl. ook de Engelse verklaring die gegeven wordt op www.gkv.nl/styleit/10944 en die wordt geciteerd in Bijlage 7 van het Rapport aan de Synode van Armadale 2012, blz. 86-88.
Voor wat betreft Dr. K. van Bekkum, zie zijn boek Conquest to Coexistence, en ook de Acta van de Synode van Harderwijk 2011, Art. 66 in de verklaring van Besluit 12. Zie ook het Rapport van de Synode van Armadale 2012 blz. 23-24 & blz. 77-79.

[17]Acta van de Synode van Zwolle-Zuid 2008, Art. 54, behandeld op voordracht van R.W. de Graaf c.s.

[18]In de Nederlandse Geloofsbelijdenis Art. 7 belijden we dat “ Wij geloven dat deze Heilige Schrift de wil van God volkomen bevat en voldoende leert al wat de mens moet geloven om behouden te worden.” Wij ontkennen niet dat de Heilige Geest de kerk leidt in het toepassen van de norm van de Schriften, zo lang het resultaat maar niet in strijd is met de Schrift.

[19]Vgl. Acta van de Synode van Harderwijk 2011, Art. 81, besluit 1. De relevante tekst van Bijlage 9 van dit rapport wordt geciteerd in het Rapport aan de Synode van Armadale 2012, blz. 19-20, bijv.: “Maar vanuit de vernieuwing die het sterven en opstaan van Christus bewerken, mogen Gods kinderen vervolgens ook wandelen door de Geest en zo kunnen ze, ook zonder concrete bijbelse voorschriften voor alle situaties en levensterreinen, (onze benadrukking) helder leren onderscheiden tussen de werken van het vlees en de vrucht van de Geest. Zo zoeken Gods kinderen met elkaar, met de inzet van de hun geschonken gaven, voortdurend luisterend naar Gods Woord en naar elkaar, in een voortdurende omgang met de levende God zelf, om de wil van God voor hun leven te verstaan.

[20]Bericht aan de Synode van Zwolle-Zuid 2008, gevonden in het Rapport aan de Synode van Legana 2009, blz. 114-115. Rapport aan de Synode van Armadale 2012, blz. 19-20.

[21]Acta van de Synode van West Kelmscott 2006, Art. 94, blz. 61.

[22]Rapport aan de Synode van Armadale 2012, blz. 60.

[23]Acta van de Synode van West Kelmscott 2006, Art. 94, sub VI.4 & Grond c, blz. 64-65; Bericht aan de Synode van Amersfoort-Centrum 2005, te vinden in Rapport aan de Synode West Kelmscott 2006, blz. 205; brief van Deputaten van 11 februari 2005, te vinden in Rapport aan de Synode van West Kelmscott 2006, blz. 209; Rapport aan de Synode van West Kelmscott 2006, blz. 258-9; Bericht aan de Synode van Zwolle-Zuid 2008, te vinden in Rapport aan de Synode van Legana 2009, blz. 114-115; Brief van Deputaten van 3 juli 2010, te vinden in Rapport aan de Synode van Armadale 2012, blz. 34-35 & blz. 38; Brief van Deputaten van 10 november 2010, te vinden in Rapport aan de Synode van Armadale 2012, blz. 45; Bericht aan de Synode van Harderwijk 2011, gevonden in Rapport aan de Synode van Armadale 2012, blz. 50, vgl. ook Rapport van Deputaten aan de Synode van Smithers 2007 van de Canadese Gereformeerde Kerken, blz. 51-55.

[24]Acta van de Synode van Harderwijk 2011, Art. 29, Besluit 2. “opnieuw deputaten M/V in de kerk te benoemen met als opdracht:
a. de volgende vragen te beantwoorden:
1. is het op grond van de Schrift geoorloofd, naast broeders ook zusters uit de gemeente te benoemen in het ambt van diaken? Welke gevolgen heeft de beantwoording van deze vraag voor de taak en de verantwoordelijkheid van de diakenen?
2. is het op grond van de Schrift geoorloofd, naast broeders ook zusters uit de gemeente te benoemen in het ambt van ouderling en van predikant?

[25]Acta van de Synode van Amersfoort-Centrum 2005, Art. 132.

[26]Acta van de Synode van Zwolle-Zuid 2008, Art. 109, Besluit 5b.

[27]Rapport aan de Synode van Armadale 2012, blz. 22.

[30]www.ngk.nl/lv/allebesluiten.htm onder besluit 09.07.01.

[31]Rapport van het deputaatschap DKE (kerkelijke eenheid) aan de Synode van Harderwijk 2011, blz. 12, op www.gkv.nl/english-materials-/345.

[32]Lux Mundi 30/1, maart 2011, blz. 17, beschikbaar op www.bbk.gkv.nl.

[33]Acta van de Synode van Harderwijk 2011, Art. 77, Besluit 1.

[35]Acta van de synode van West Kelmscott 2006, Art. 94, Besluit III, blz. 61/62; vgl. Acta van de Synode van Harderwijk 2011, Besluiten deputaten kerkmuziek 13 mei 2011.

[36]Acta van de Synode van West Kelmscott 2006, Art. 94, Besluit III, blz. 61-62; vgl. Brief aan de GKv van 10 juli en 9 augustus 2004, gevonden in Rapport aan de Synode van West Kelmscott 2006, Bijlage 6, blz. 276-283.

[37]Zie de brief waar in de vorige noot aan wordt gerefereerd.

[38]Bijvoorbeeld Lied 200 “Heerlijk verschenen is de dag”, vgl. Rapport aan de Synode van West Kelmscott 2006, blz. 280; en de Acta van de Synode van Harderwijk 2011, Besluit 2 of Besluiten deputaten kerkmuziek 13 mei 2011.

 

Appendix 1 – Acta FRCA  22 en 23 april 2013

Artikel 141 - Gereformeerde Kerken in Nederland
(betreft Artikelen 29, 40, 43, 57, 76, 94, 114, 116)

I. Definitief Besluit:

  1. Aan de GKv een officiële vermaan met onze zorgen te doen toekomen.
  1. Dit vermaan moet volgens  de regels voor zusterkerkrelaties uiting geven aan zwaarwegende  zorgen betreffende leer en leven van de GKv.
  2. Naast de officiële Engelse Vermaanbrief zorgen deputaten voor een duidelijke en nauwkeurige Nederlandse vertaling.
  3. Aan de Vermaanbrief wordt per brief of e-mail ook al het materiaal toegevoegd waarnaar in de voetnoten wordt verwezen,.
  1. Wij geven uitdrukking aan onze diepe droefheid over het gebrek aan voortgang om onze huidige zorgen weg te nemen, waardoor onze relatie onder spanning is komen te staan.
  2. Wij adviseren de kerkenraden van de Free Reformed Churches of Australia zorgvuldig om te gaan met hun verantwoordelijkheid jegens hen die komen van en gaan naar de GKv.
  3. Wij roepen de FRCA op om de GKv veelvuldig in hun gebeden te gedenken gezien de voortdurende strijd om de waarheid binnen deze kerken.

Artikel 141 - Vervolg

  1. Wij zetten de zusterkerkrelatie met de GKv voort volgens de vastgestelde regels.
  2. Wij dechargeren de deputaten en danken hen voor hun werk en benoemen nieuwe deputaten met de opdracht:
    1. contact te onderhouden met de deputaten BBK
    2. aan de volgende synode te rapporteren
    3. met deputaten BBK de zaken te bespreken die in de Vermaanbrief naar voren komen, als ook:
      1. zorgen over independentisme
      2. de tekst van de nieuwe kerkorde
    4. twee afgevaardigden naar de volgende GKv-synode te zenden.
    5. de conferentie over hermeneutiek die in 2014 in Hamilton Canada zal worden gehouden, bij te wonen. Zij kunnen dit ook aan twee uit hun midden delegeren.
  3. De voorstellen van FRC Armadale, FRC Mt Nasura, FRC West Albany en FRC Darling Downs zijn door deze besluiten behandeld.

II. Gronden:

  1. Veel broeders en zusters in de GKv blijven trouw aan Gods Woord en de Belijdenissen. Tegelijk blijkt ook dat de GKv niet alle dwalingen tegen het Woord van God verwerpt. De ernst van deze zorgen vereist een officiële vermaning.
  2. De kerken behorende de grote zorgen over onze zuster in Nederland  regelmatig in gebed tot de HERE te brengen.
  3. Het antwoord van de GKv was zodanig dat de deputaten hun grote teleurstelling over de geringe vooruitgang in hun synoderapporten moesten melden.
  4. Onze regels voor zusterkerkrelaties verplichten tot  wederzijdse hulp, bemoediging, vermaan en zorg. Het deputatenrapport, vorige synodebesluiten en (andere) aan de synode gerichte rapporten, hebben al veel van onze zorgen duidelijk gemaakt. Maar het is belangrijk om een extra mijl te gaan om er zeker van te zijn dat onze zorgen nauwkeurig en zuiver weergegeven én begrepen worden, te meer omdat onze Nederlandse zusterkerken hierom vragen.
  5. De GKv hebben ons duidelijk laten weten dat zij communicatie over de officiële zorgen graag rechtstreeks gericht willen zien aan hun synode. Dit is ook de bedoeling van het officiële vermaan.
  6. Om onze zorgen zo goed mogelijk te  laten behandelen is het belangrijk om op de volgende GKv-synode vertegenwoordigd te zijn.
    Relaties met andere kerken vallen onder de verantwoordelijkheid van de Generale Synode. Binnen een relatie is het praktijk attestaties te geven en te aanvaarden, evenals het toelaten van predikanten op elkaars kansels. De synode kan echter niet verklaren dat de GKv in alle opzichten trouw aan het Woord van God en de belijdenissen zijn. Daarom  besloot de synode een dringend beroep op de GKv te doen. In deze situatie en gezien de zorgen zoals verwoord in de Vermaanbrief aan de GKv, vindt de synode het nodig de Australische gereformeerde kerken op  hun verantwoordelijkheden te wijzen met betrekking tot  hen die komen van en gaan naar de GKv en daar zorgvuldig mee om te gaan.
  7. a. De punten die naar voren zijn gebracht in de voorstellen van FRC Armadale zijn alle aan de orde gekomen in dit besluit.
    b. De synode kan thans niet besluiten om de zusterkerkrelatie met de GKv te beëindigen daar we eerst moeten weten wat het antwoord van de GKv zal zijn. Dit in reactie op de voorstellen van de FRC West Albany, FRC Darling Downs en FRC Mt Nasura.
    c. De synode kan zich niet tot alle individuele kerken in het verband van de GKv richten, zoals is voorgesteld door FRC Darling Downs, omdat ons vermaan op het niveau van  hun synode zal worden overwogen.