Ethiek

Kerkverband

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Landelijke Dag Bunschoten (4)


Dr. M.J. Arntzen, Bilthoven
03-11-12

 

Verschillen  in leer en leven
De gereformeerde kerken (vrijgemaakt) hebben zich gebonden aan de drie Formulieren van Enigheid, de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus (dit jaar 450 jaar oud) en de Dordtse Leerregels van 1618/19. Ambtsdragers zijn verplicht bij hun  aantekening deze instemming met hun handtekening te bekrachtigen. Ook gewone leden zijn daaraan gebonden, ze mogen niet iets te berde brengen wat tegen deze belijdenisgeschriften zou ingaan. Wel is binnen dit raam een zekere diversiteit mogelijk. Men kan verschillend denken  over de wedergeboorte van een zondaar, over onze wedergeboorte, want we zijn allemaal in zonde ontvangen en geboren. Wordt dat nieuwe leven nu 'onmiddellijk' door de Heilige Geest ingeplant, of wordt zij "middellijk" bewerkt door de prediking van het evangelie. Dr. A. Kuyper, en ook al Voetius in de 17e eeuw, steunden de eerste gedachte. Er zou dan eerst een sluimerend nieuw leven zijn, dat bewust werd door de prediking van het evangelie. Ook dacht men verschillend over de vraag, wie tot het genadeverbond behoorden. De gelovigen en (al hun) kinderen of alleen de uitverkorenen. In  het eerste geval is ook b.v. Ezau een (afvallige) bondeling, Volgens anderen behoren de afvallige kinderen van gelovigen wel tot de bediening, maar niet tot het wezen van het verbond. Volgens Calvijn horen alle kinderen van gelovigen wel bij het verbond, maar is er binnen de verbondskring de kring van de uitverkorenen. Over deze kwestie zijn er hele disputen gehouden. In het algemeen neigden de vrijgemaakte kerken en ook de christelijk gereformeerden tot de opvatting, dat al het 'zaad der gelovigen' bondeling was. Dan was er wel verbondsbreuk mogelijk. Door eigen schuld nam men de belofte niet aan, en bleef zo buiten het heil. Toch heeft ook de mening, dat het verbond naar zijn wezen er alleen is voor de uitverkorenen, heel oude papieren, en werd ook gehuldigd door de opstellers van de Heidelbergse catechismus, later ook vooral door dr. A. Kuyper en ook door ds. G.H. Kersten en de Gereformeerde Gemeenten. Maar de vrijgemaakten, die zeiden gelovigen en al hun kinderen zijn bondelingen, hebben toch de mening van Kuyper en anderen officieel vrijgelaten.

Zo kan men verschillend denken over de zogenaamd algemene genade (over de goedertierenheid van God, ook voor ongelovigen). Ook daar is in de loop van de tijd heel wat over getwist. Het is daarbij goed als men zaken niet op de spits drijft. De ene gelovige is schuchterder om het heil, dat allen aangeboden wordt, voor zichzelf te aanvaarden dan de ander.  Ook hier moet men uitersten vermijden. Er kan een valse gerustheid zijn: een wel geloven, terwijl het leven er niet mee in overeenstemming is, tot een niet durven, te veel blijven zien op eigen onvolkomenheid en niet durven de toevlucht te nemen tot Hem, die zei “Komt allen tot Mij die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven” (Matth.11:28).

 

Een te grote breedte
Maar het is ook mogelijk, dat men allerlei opvattingen en gewoonten in het kerkelijk leven toelaat, die op gespannen voet staan met wat de Heilige Schrift ons leert en met wat we  afgesproken hebben gezamenlijk te belijden. In het ND van 19 oktober (Gulliver p. 8/9) staat een artikel onder de titel Is diversiteit in de kerk altijd goed? Het is eigenlijk een recensie van ds. Hans Schaeffer op een boek van een zekere Piet Schelling en verschillende andere reacties daarop. Schelling is PKN dominee is in Monster (ZH). Eigenlijk geef ik dus nu een recensie op Schaeffers recensie.

 

Volgens Piet Schelling moet er ruimte zijn voor diverse opvattingen. Men kan daarover met elkaar in gesprek blijven, maar het zal nooit een reden zijn, uit elkaar te gaan.  Daar denken vrijgemaakte scribenten toch anders over. Zowel ds. Schaeffer als ook Aad Kamsteeg, die in dit verband aangehaald wordt, vinden dat er ook een waarheidsvraag is. Er bestaat een grens. Tot hoever kun je gaan, als er over de christelijke leer of leven verschillend gedacht wordt? Je kunt toch niet alles toelaten, tot de meest vrijzinnige opvattingen toe?
Nu zou je verwachten, dat Schaeffer en Kamsteeg als belijdende leden van een vrijgemaakte kerk, zouden zeggen: die grens ligt bij de drie formulieren van enigheid. Daar staan we voor. Daar hebben we voor getekend. Maar nee, zo is het toch niet. Ds. Schaeffer spreekt over 'het kerkelijk belijden van de kerk van alle eeuwen'. Wat bedoelt hij daarmee? De twaalf artikelen, de zgn. oecumenische belijdenissen? Maar die zijn na opkomende dwalingen toch nader toegespitst, vooral in het gereformeerd belijden. Aad Kamsteeg zegt zelfs, dat het wel belangrijk, maar ontoereikend is te wijzen op de eigen confessionele basis.

We moeten toch constateren, dat hier een lossere opvatting is over de binding aan ons gereformeerd belijden.


De situatie in de GKv
We hoeven hier niet veel over te zeggen. We kunnen de klachten, de bezwaren herhalen, die al zo menigmaal zijn uitgesproken en neergeschreven. Het betreft allereerst de nieuwe hermeneutiek, ontvangen en geboren aan de Theologische Universiteit te Kampen (de TUK). Veel historische stof zou metaforisch, zinnebeeldig, moeten worden opgevat. We moeten rekening houden met de oosterse verteltrant, met vaak overdrijvingen, enzovoort. Het wonder van de stilstaande zon in Jozua 10 b.v. kan niet letterlijk worden opgevat. Bij de uitlegging van de bijbeltekst zou men er ook rekening mee moeten houden, hoe de bijbelwoorden in de gemeente overkomen. Wat kunnen wij met die Schriftwoorden beginnen? In plaats dat men zegt: zo spreekt de Here, houd U eraan.

We kunnen wijzen op een andere opvatting over huwelijk en echtscheiding. Men wil niet meer uitgaan van de bijbelteksten, die daarover spreken, en die echtscheiding verbieden, behalve in geval van overspel. Men durft de kerkelijke tucht niet meer te beoefenen, hoogstens een openlijke afkeuring in de gemeente van een bepaalde praktijk. Wat zullen we iemand censureren die ontrouw is in zijn huwelijk, als andere zonden op het terrein van het 8e gebod toegelaten worden, zegt men dan. Prof. Jochem Douma constateerde terecht een geestelijk verval.

 

Men kan bezwaren maken tegen de praktijken bij het missionair gemeente zijn. Brengt men zo de ongelovigen bij de kerk, of brengt men het ongeloof en relativisme in de kerk? Men kan wijzen op het slechte bezoek bij de tweede kerkdiensten zondags; op de afnemende kennis van Schrift en Belijdenis, ook bij ambtsdragers. Zo kunnen we nog wel een tijd doorgaan.

Deze bezwaren zijn al zo menigmaal geuit, in allerlei bezwaarschriften, in vertogen van de buitenlandse vrijgemaakte kerken, in Canada en Australië, Maar men laat ons praten, schrijven en protesteren. De karavaan gaat intussen rustig verder. Men hult zich in een hooghartig zwijgen en meent dat we alleen maar achterhoedegevechten leveren. De bezwaren zijn immers al een en andermaal zogenaamd weerlegd en afgewezen, beweert men. Van onze generale synoden heeft men helaas heel weinig te verwachten. Een enkele die serieuze bezwaren maakt, wordt het wel heel moeilijk gemaakt. Zo is de situatie anno 2012.


Prof. Douma en dr H.J.C.C.J. Wilschut hebben gelijk met hun requisitoir. Zij willen echter geen afscheiding. En dat standpunt kan men billijken. We moeten tot het uiterste lankmoedig zijn. Misschien, wie weet, komt men nog tot inkeer. Al hoeft men, menselijk gesproken, dat niet meer te verwachten. Eerder is het een voort sluipend proces. Er zit een dynamiek in, men zal aan steeds meer gedeelten van de Heilige Schrift gaan twijfelen.  Bekijken we het proces dat nu aan de gang is, dan is het mogelijk, dat na bijvoorbeeld 20 jaar er ook in de GKv vrijzinnigheid voorkomt. De gang van zaken bij andere kerken bewijst dit. 


Waar dan heen?
Er is in de samenkomst in Bunschoten 29 september jl. al op gewezen, dat men als de situatie in een gemeente onhoudbaar wordt, kan uitwijken naar een andere meer behoudende gemeente. We moeten er immers rekening mee houden, dat ook op liturgisch gebied de wildste experimenten plaats vinden. In kerkdiensten van de GKv die voor de TV worden uitgezonden, laat men meerdere gemeenteleden hun verhaal doen, en kun je onderbrekingen verwachten met muziek en toneel. Zo wordt de gemeente ontheiligd en de eredienst gedevalueerd. Er kan een tijd komen, en die is wellicht niet ver meer weg, dat we de GKv wegens volharding in allerlei dwaling, zullen moeten verlaten. Maar waar moeten we dan naar toe? We kunnen wijzen op de tijd van de afscheiding (1834) en de doleantie (1886). Toen verlieten honderdduizenden de toenmalige Nederlands Hervormde kerk. En ook bij de vrijmaking in 1944 ging het om tienduizenden leden. Daarvan is nu geen sprake. Hoogstens zullen tientallen  leden uitwijken. Is het dan niet het beste nog maar te kiezen voor een kerkgemeenschap waar men trouw is gebleven aan de gereformeerde belijdenisgeschriften?

Dat is helaas niet meer de PKN waar praktisch leervrijheid is. Bij de christelijk gereformeerden is evenals bij ons, onderlinge verdeeldheid. De gereformeerde kerken (hersteld) - de zogenaamde nieuwe vrijgemaakten, hebben maar een klein verband van ruim 1000 leden. Helaas is daar ook onderlinge strijd en verkettering van elkaar en is er een zeker kerkisme.

Wellicht is het nog het beste, zoals onder ons wel geschied is, dat men onderdak zoekt bij de Hersteld Hervormden. Of dat men lid wordt bij een Gereformeerde Gemeente, dus bij onze bevindelijke broeders. Nog eens, zover is het m.i. nog niet. Maar die tijd kan gauw komen en is voor meerderen al gekomen.

 

De Here beware ons, hoe dan ook, hoe verdeeld en uiteengerukt soms, bij het kostbare gereformeerde belijden. Opdat we voor tijd en eeuwigheid geborgen zijn. Wij met onze kinderen en kleinkinderen, het komend geslacht in deze tijd van verwereldlijking.

De Here ontferme zich over ons.