Ethiek

Liturgie en eredienst

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Muziekinstrumenten in de eredienst 2

 

F. Hoogland

18-01-17

 

Zoals aangekondigd in een vorige bijdrage op deze website, willen we als vervolg daarop nog  een aantal artikelen over dit onderwerp van prof. dr. A.J. de Visser, hoogleraar Diaconologie aan het Theologisch Seminarie van de Canadian Reformed Churches in Hamilton,  in vertaalde  vorm doorgeven.

 


 

Muziekinstrumenten in de eredienst

Uit Clarion, magazine van de Canadian Reformed Churches

30-01-15

 

Prof. dr. A.J. de Visser

 

Als erfgenamen van Johannes Calvijn bevinden gereformeerde gelovigen zich in een enigszins ongemakkelijke positie. Calvijn heeft zich immers verzet tegen het gebruik van muziekinstrumenten in de eredienst. Maar heel veel van zijn volgelingen hebben inmiddels toch grote waardering gekregen voor het kerkorgel en voor verschillende andere instrumenten als welkome aanvullingen op de gemeentelijke eredienst. In veel gemeenten wordt de piano tegenwoordig naast het orgel gebruikt en andere gemeenten zijn nog verder gegaan en staan muzikale ensembles met piano, fluit, gitaar, e.a., toe om de samenzang te begeleiden.

In oktober 2014 werd er in Burlington een conferentie belegd over dit onderwerp en wat hier volgt is hetgeen ik daar te berde heb gebracht.

 

Eredienst

 

Om te beginnen maak ik onderscheid tussen worship (aanbidding) en worship service (eredienst). Wat betekent worship?  Volgens Wikipedia is aanbidding: het tonen van eerbied en ontzag voor een godheid. In ons geval is dit: het tonen van eerbied en ontzag voor God. Het is belangrijk om te bedenken dat aanbidding, precies gezegd, een éénrichting-beweging is. Het is iets dat het volk bij de Heere brengt. Hij is de ontvangende partij.

 

Een christelijke eredienst evenwel, is een twee-richtingen-beweging. Het is niet alleen dat de ene partij iets doet of brengt aan de ander, maar beide partijen dienen elkaar. De gemeente betoont eerbied en ontzag aan God en tegelijkertijd wendt God zich tot Zijn volk en bedient, verzorgt Hij het als het is bijeengekomen.

Dit “vice-versa-aspect” wordt vaak het dialoog-aspect van de eredienst genoemd. In onze reformatorische traditie typeren wij dat speciaal met woorden als “verbond”, “verbondsmatig”.

Zo kom ik tot de volgende definitie: 

 

"een eredienst is een vorm van verbondsmatige gemeenschap waarbij God zijn volk verzorgt, en waar de gemeente Hem antwoordt."

 

Dit wordt verder uitgewerkt als volgt: God verzorgt zijn volk door de lezing van het Woord, de prediking, de sacramenten, de groeten en de zegeningen. De gemeente antwoordt God door de belijdenis van haar schuld, de belijdenis van haar geloof, gebed, lofzang en collecten.

 

Het is van groot belang om het unieke, twee-richtingenkarakter van de eredienst te herkennen. Het maakt een groot onderscheid tussen een eredienst en andere ontmoetingen van christgelovigen.

Tijdens een concert of een zangavond kunnen we luisteren naar een koor dat christelijke muziek zingt. Zulke bijeenkomsten kunnen prachtig zijn en glorie brengen aan de Heere en opbouwend zijn voor de aanwezigen, maar het Woord van de Heere wordt er niet verkondigd en er worden geen sacramenten bediend.

De eredienst is iets totaal anders: de Heere spreekt tot de gemeente door de bediening van het Woord en de Sacramenten. De Geest gebruikt  deze “genademiddelen” om het geloof in onze harten te werken (H.C. Zondag 25). En de gemeente antwoordt op gevarieerde wijze: door zingen, bidden, belijden van haar geloof, etc.

 

Hieruit volgt dat de rol van musici tijdens de eredienst van zeer veel minder betekenis is dan tijdens een concert. Om slechts één aspect te noemen: gedurende de preek luistert de begeleider samen met de gemeente naar de verkondiging van het Woord van God. Dat is één van de mooie dingen van het spelen in de dienst:  je bent daar aanwezig als iemand tot wie het Woord wordt verkondigd, aan jou, net zo goed als aan iedereen anders.

 

Toen wij stelden dat de kerkdienst een tweerichtingen-beweging was tussen de Heere en Zijn volk, hebben we niet alle consequenties volledig gedefinieerd, er moet nog een tweede aspect worden genoemd. Als gelovigen dienen we niet alleen de Heere maar dienen we ook elkaar. We gaan niet alleen naar de kerk om de Heere te ontmoeten, maar we ontmoeten er ook onze medegelovigen. Dit komt uit bij bepaalde gedeelten van de liturgie: bij voorbeeld als we rond de tafel zitten bij de viering van het Heilig Avondmaal, als we gezamenlijk ons geloof belijden, als we door het zingen van psalmen elkaar aansporen en als we de noden en behoeften van de gemeente voor de Heere brengen in gebed.

 

Samenvattend definiëren we de eredienst vóór alles als een vorm van verbondsmatige  gemeenschap tussen God en Zijn volk (het verticale aspect) en in de tweede plaats als een vorm van broederschap tussen het volk van de Heere onderling (het horizontale aspect).

 

Valkuilen

 

Deze definitie wil ons helpen om bepaalde valkuilen te vermijden.

Eén ervan is dat het doel van de eredienst zou zijn om religieuze gevoelens van de aanwezigen op te wekken of te bevorderen. Deze idee is gedurende de laatste eeuwen behoorlijk populair geworden en is verdedigd door een Duits theoloog genaamd Friedrich Schleiermacher (vroege 19e eeuw) die leerde dat de betekenis van religie neerkomt op intuïtie en gevoel. Het doel van de eredienst zou zijn een godsdienstige ervaring, die op emotionele wijze, diep van binnen,  wordt beleefd. Met dit doel voor ogen worden dan de liturgische keuzes gemaakt. De tekst voor de preek van de dominee, de te zingen liederen, de muziek die voor, tijdens en na de dienst wordt gespeeld - alles draait er om die religieuze ervaringen te intensiveren.

Begrijp me niet verkeerd. Ik beweer niet dat er geen plaats is voor gevoelens en emoties tijdens de eredienst. Integendeel! Maar er is geen enkele Bijbelse basis voor de bewering dat het doel van de eredienst zou zijn het opwekken van religieuze emoties bij de gelovigen. Dat geeft blijk van een totaal verminkt begrip van het doel van de eredienst.

 

Een tweede valkuil, al te zeer bekend in de gereformeerde traditie, is de idee dat de preek het belangrijkste deel van de eredienst zou zijn. Zo lang we maar een goede preek hebben, is alles OK! De rest is niet zo belangrijk. Tenslotte ga je naar de kerk om gevoed te worden, nietwaar?

Natuurlijk is er wel iets te waarderen in deze zienswijze. De apostel Paulus schrijft in 1 Cor. 14 dat alles moet worden gedaan voor de opbouw van de kerk. Tegelijkertijd is de geloofsopbouw van de gelovigen niet het enige doel van de eredienst. Het is zeker niet minder belangrijk dat de goedheid en de majesteit van God worden erkend. Dit is de steeds terugkerende oproep in het boek der Psalmen. “Zing de HEERE want Hij is goed. Zing de HEERE een nieuw lied want Hij heeft geweldige dingen gedaan” (Psalm 98).  Het is passend dat de gemeente Gods lof zingt voor Zijn scheppingswerk, Zijn redding en heiliging.

 

Tempel en synagoge

 

Tot dusver hebben we in beginsel vastgesteld hoe we de eredienst hebben te begrijpen.

Maar er is een ander fundamenteel aspect dat we moeten bespreken:  In welke fase van de verlossingshistorie leven we nu en hoe zou de eredienst er in deze tijd dan uit moeten zien? In de grond is de vraag: wat is essentieel voor de eredienst van de christelijke kerk en in overeenstemming met het Nieuwe Testament?

Dit is een belangrijke kwestie omdat mensen vaak argumenten gebruiken die op het Oude Testament zijn gebaseerd en deze leer van toepassing brengen op de Nieuwtestamentische eredienst zonder zich af te vragen in hoeverre dit is gerechtvaardigd. Je kunt, bij voorbeeld, iemand horen beargumenteren dat Koning David muziekinstrumenten gebruikte in de tempeldienst. Als dat dus wel legitiem was, hoe kan het dan nu verkeerd zijn om instrumenten in de dienst te gebruiken?

Anderen beweren dat muziekinstrumenten een onderdeel van de tempeldienst waren, en dat, omdat deze in het nieuwe verbond is afgeschaft, tegelijkertijd ook de instrumenten zijn afgeschaft.

 

Om enige duidelijkheid in de beantwoording van deze vragen te krijgen, moeten we ons bezig houden met de vraag welke van beiden, muziek of zang, een vervolg zouden moeten krijgen in het nieuwe verbond.

Nu is dit niet de plaats om een overzicht te geven van de historische ontwikkelingen van de eredienst van Genesis tot Openbaring. Maar we moeten wel het verschil tussen de  eredienst in het oude en in het nieuwe verbond goed onderscheiden.

In Israël speelde de eredienst zich af rondom de tempel in Jeruzalem. Dat is de plaats waar de HEERE woonde onder Zijn volk en waar Gods volk naar toe ging om Hem te eren. De plaats waar de dienst van de verzoening werd vormgegeven door de priesters en waar de Levieten zongen en muziek maakten om de HEERE te prijzen.

 

Na de terugkeer uit de ballingschap ontstond er in Israël een nieuw verschijnsel: de synagogale eredienst. Het was een sobere vorm van eredienst: een vergadering van Gods volk met nadruk op de lezing en verklaring van de Schriften en gebed – geen offers, geen muziekinstrumenten.  Er werd wel gezongen in de synagoges, maar niet in de overdadige zingtrant die je in de eredienst in de tempel verwacht. Het was meer een eenvoudige en ingetogen manier van zingen met een cantor (voorzanger)  die Psalmen zong, gebeden uitsprak en Schriftlezingen verzorgde.

 

Verschillende theorieën doen de ronde wat de aanleiding is tot het ontbreken van instrumentale muziek in de synagoges. Waarschijnlijk wilden de rabbi’s het niet, maar waarom niet? Wilden ze misschien het lijden tijdens de ballingschap bij de mensen in herinnering houden? Waren zij bang dat het zou leiden tot de aanwezigheid van musici die met hun instrumenten in- en uitliepen en zodoende het gebod betreffende de sabbatsrust overtraden? Of wilden de rabbi’s vooral de tempel blijven eren als de belangrijkste plaats van aanbidding in Israël en daarom de diensten in de synagogen een meer sober karakter laten houden? Of waren zij wellicht van mening dat muziek en zang sterk verbonden waren met de offerdienst in de tempel? 
Ik vind persoonlijk dat er voor de beide laatste argumenten wel iets te zeggen valt, maar het is moeilijk om hierover zekerheid te krijgen.

 

Het hemels Jeruzalem

 

Richten we nu de blik op het Nieuwe Testament, dan is er zowel sprake van vooruitgang als  van stilstand. Nog steeds verwacht de HEERE Zijn volk te vergaderen in heilige samenkomsten. Maar, zoals de Heere Jezus de Samaritaanse vrouw aangaf, er is niet langer een speciale plaats waar God wordt gediend. Trouwe dienaren eren de Vader in geest en in waarheid (Joh. 4:21-24). Er is niet langer een heiligdom in Jeruzalem waar door priesters offers worden gebracht.
 

Het boek Hebreeën leert ons dat Christus eens voor altijd de meest heilige plaats is binnengegaan door Zijn eigen bloed, waardoor voor eeuwig verlossing is bewerkt (Heb.9:12). We hebben nu een Hogepriester die door de hemel is gegaan. Jezus is opgevaren naar de hemel en omdat Hij onze middelaar is, mogen wij nu de troon van genade benaderen met vrijmoedigheid (Heb. 4:16).

Eén van de meest belangrijke Schriftgedeelten voor ons onderwerp is Hebr. 12:22-25. Deze passage vertelt Christgelovigen dat zij zijn genaderd tot het hemelse Jeruzalem, de stad van de levende God, tot duizenden engelen in feestelijke vergadering, tot de kerk van de eerstgeborenen wier namen zijn geschreven in de hemel, tot God, de Rechter over alle mensen, en tot de geesten der rechtvaardigen die de voleinding bereikt hebben, en tot het bloed der besprenging dat krachtiger spreekt dan Abel.

 

De gevolgtrekking van dit geheel is dat het centrum van de eredienst nu voorgoed  het hemels Jeruzalem is, waar wij onze Heere Jezus hebben als onze middelaar. Er is in de hemel een uitbundige eredienst met duizenden engelen die de lof zingen van Hem die op de troon zit en van het Lam van God. Daarom vangt de gereformeerde eredienst vaak  aan met de woorden: “Verheft uw harten tot God” (sursum corda). Als we onze eredienst beginnen, heffen we onze gedachten op naar het hemelse Jeruzalem en naderen we tot God met grote eerbied en diep ontzag.

 

In dit verband moeten we ook het werk van de Heilige Geest noemen.  De Geest draagt zorg voor de tweerichtingen-beweging die we al eerder noemden. De Geest draagt de gebeden en de gezangen van de gelovigen als zij tot de Heere bidden en Hem toezingen. Ook werkt de Geest in de andere richting, door Gods Woord naar onze harten te brengen, ons aan te zetten om wedergeboren te worden, boetvaardig te zijn en in Christus te geloven. Hoe doet de Geest dat? In de H.C. Zondag 25 belijden we: in de eerste plaats door de prediking van het evangelie en de bediening van de sacramenten. De Geest voorziet de gemeente ook van geestelijke geschenken die haar zullen stichten, vermanen en bemoedigen (1 Cor. 14:3). Zelfs de ongelovige die de eredienst bijwoont zal zich ter aarde werpen, God aanbidden en belijden dat God inderdaad in uw midden is (1 Cor. 14:25).

 

‘Musification of worship’

 

Laat ons deze inzichten nu toepassen in de praktijk van de eredienst.

Als we eredienst houden in de kerk, heffen we onze harten op naar de Heere in Zijn hemels heiligdom, waar Christus is, onze Middelaar en Voorspraak. Wij moeten daarbij altijd de verbinding met het centrum van de eredienst in de hemel in acht nemen.

Zodra wij onze eredienst afgezonderd zien van het hemelse heiligdom en het tot iets maken waarmee hier op aarde kan worden geëxperimenteerd, dan is er iets grondig mis.  En dat is  in niet mindere mate het geval wanneer de dingen die wij in de eredienst doen slechts zouden moeten dienen voor onderricht, bemoediging en troost voor de aanwezigen.

 

Dat is waarom de Reformatoren zoveel moeite hadden met de Rooms Katholieke benadering van de eredienst. De kerk had veel te veel rituelen ingevoerd. De gemeenteleden werden toeschouwers die wellicht aandachtig, maar niettemin inactief,  keken naar wat de geestelijkheid allemaal verrichtte. In reactie hierop maakten de Reformatoren een abrupt einde aan alle liturgische uitspattingen en herstelden een sobere manier van eredienst.

 

Dit zou voor ons een les moeten zijn, als wij zien wat er gebeurt in allerlei vormen van Pinkstergemeenten en charismatische erediensten. Deze traditie neigt ernaar om het verband tussen het werk van de Geest los te maken van de Schriftlezing en de prediking van het Woord. In plaats daarvan verwacht men dan een direct voelbare en meer tastbare invloed van de Geest te ervaren. In de vroege dagen van de Pinksterbeweging was het gebed veelal het speciale voertuig van deze ontwikkeling: bij het bidden werd er door het volk gesproken in tongen en dit beschouwde men dan als een teken dat de Geest aan het werk was. In de meer recente jaren lijkt het erop dat de muziek deze rol heeft overgenomen. De muziekband speelt een zeer belangrijke rol in de gehele eredienstervaring. Het is alsof de mensen denken dat de muziek ons in de tegenwoordigheid van God kan brengen.

In dit verband heeft een Australische theoloog, Barry Grant, gewaarschuwd tegen de “musification of worship”. Hij waarschuwt dat het wel lijkt of muziek een nieuw genademiddel is geworden. En voegt hij eraan toe: als muziek het Woord van zijn plaats verdringt, de rol ervan op uiterst gevaarlijke wijze wordt overschat. En inderdaad, als men gelooft dat muziek een instrument is waardoor de Heilige Geest geloof werkt in onze harten, dan zijn we gevaarlijk ver verwijderd van het gereformeerde inzicht dat de Heilige Geest verootmoediging en geloof werkt door de prediking van het evangelie en de bediening van de sacramenten.

 

Een ander probleem met de “musification of worship” is, dat de gemeente wordt gereduceerd tot een soort auditorium dat alle aandacht heeft voor wat de band op het podium aan het doen is. In plaats van het zingen van de gemeente te steunen, kan het zomaar gebeuren dat het optreden van de band alle aandacht krijgt en dat de gemeente de grootst mogelijke  moeite moet doen om zelfs nog maar een minimale  bijdrage aan het totale gebeuren te verlenen.  Dit betekent niets minder dan het einde van de gemeentezang.

 

In een volgend artikel worden nog enige praktische conclusies getrokken over de rol van muziekinstrumenten gedurende de eredienst.

 

Wordt vervolgd

 

Vertaling: F. Hoogland