Ethiek

In de pers

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Wat geloof je van de kerk?

 

N. van Dijk

15-12-12

 

In oktober gaven de tijdschriften ‘De Reformatie’ (GKV) en ‘Opbouw’ (NGK) gezamenlijk een themanummer uit: ‘Kerk zijn tussen muren en mensen’. Het is de bedoeling dat over dit onderwerp in het voorjaar van 2013 een congres door Opbouw en De Reformatie georganiseerd wordt, “een dag om door te praten over al die open eindjes”.

De redactie van beide bladen vindt het feit dat dit nummer verscheen een geschenk van toenadering tussen gereformeerde christenen.  Nog niet zolang geleden vormde ‘de kerk’ een onderwerp waar voornamelijk de degens over gekruist werden. Nu blijken de NGK en GKv voor dezelfde uitdagingen en vragen te staan. Er is gekozen voor een special met een ‘open eind’, omdat er zoveel in beweging is. In het nummer worden vragen behandeld als: is het instituut kerk wel nodig om te geloven? Verbindt de kerk je met de Heer of raakt je geloof er juist door bekneld? Heeft de kerk vooral met muren of toch ook met mensen te maken? Wat betekent het begrip ‘trouw’ als het over de kerk gaat.

Verschillende mensen mochten over deze zaken hun gedachten laten gaan en opvallend was toch wel dat bij velen veel frustratie doorklinkt als gesproken wordt over de kerk van zo’n aantal decennia terug, een kerk waar veel regels waren en veel kerkstrijd.

 

Kerk van bovenaf

 

Een echt ‘opbouwend’ artikel was een artikel van ds. B. Wielinga, emerituspredikant van de NGK te Kampen en nu woonachtig in Zuid-Afrika. In zijn artikel ‘Naar de kerk – een goede gewoonte’ constateert hij dat het in deze tijd ‘de individuele gelovige’ is die uit vrije wil aansluiting zoekt bij een bestaande kerk, of een nieuwe kerk sticht. Het is een beweging van onderop, vrijwillig sluiten we ons aan en vrijwillig vertrekken we weer. Sinds de Verlichting speelde het principe van de vrije keus een rol, en is nu ook in de orthodox-gereformeerde kerken praktijk.

Ds. Wielinga benadrukt dan dat een heel andere benadering, namelijk die van bovenaf, gegeven wordt in de Heidelbergse Catechismus. In zondag 21 kunnen we lezen dat het initiatief tot kerkvorming ligt bij de Drie-enige God; “God de Vader kiest de zijnen uit, God de Zoon brengt hen uit het hele menselijk geslacht bijeen in de kerk, waar Hij hen beschermt en onderhoudt, God de  Geest is degene die dit bewerkstelligt door de verkondiging van het Woord”. De kerk was er al vanaf het begin van de wereld. Door de doop worden we ingelijfd in de kerk als het lichaam van Christus. God neemt het initiatief. Ds Wielinga noemt dit een hoge visie op de kerk, waar we minder ontvankelijk voor worden in onze ik-gerichte tijd. Toch noemt het Nieuwe Testament de kerk het lichaam van Christus, ze is onderdeel van wat we geloven, ook al kan de praktijk tegenvallen.

Waar mensen tegenwoordig moeite mee hebben is de institutionele kant van de kerk. Maar als we kerk willen zijn is een kerkverband nodig om aan haar roeping (prediking, onderricht, diaconie, hulpverlening, pastoraat) te kunnen voldoen. We groeien in geloof en gehoorzaamheid onder de wekelijkse Woordbediening, we ontvangen er de belofte van vergeving van zonden. Ons geloof wordt sterker door Woord en sacrament. Hoe sterker de band met de Here, hoe sterker de band met onze broeders en zusters, schrijft Wielinga. Niemand kan in zijn eentje met Christus verbonden blijven. De laatste jaren is er veel aandacht voor het missionair gemeente zijn, maar dit kan alleen maar goed functioneren als ook de beweging naar binnen toe goede aandacht krijgt:

“De heiligheid van de kerk wordt minstens zo sterk benadrukt in de Bijbel als haar roeping naar buiten toe in de wereld. We zetten niet alle kaarten op de missionaire roeping van de kerk. We zetten ons ook in voor haar interne opbouw als gemeenschap der heiligen. Ook daarom gaan we naar de kerk- om ons steentje daaraan bij te dragen.”

 

En ds. Wielinga eindigt zijn artikel met de opmerking:”

 

Natuurlijk gaan we op zondag naar de kerk, daar maken we een goede gewoonte van, het is veel te belangrijk om dat te laten afhangen van onze goede bedoelingen. Ook kunnen we er niet vanuit gaan dat we er altijd wel in de juiste stemming voor zijn. Het is zo belangrijk dat we elkaar ook helpen om het vol te houden, week in week uit. Zo werkt de Heilige Geest in ons midden”.


Schilder oecumenicus

 

In het Gereformeerd Kerkblad ‘De Bazuin’ van 31 oktober 2012 is ook een artikel te lezen over de kerk. P. Drijfhout schrijft hierin over een studie van dr. A.L.A. Buys van de theologische faculteit van de universiteit van Bloemfontein in Zuid-Afrika. De studie heeft als titel: ‘Sodat hulle een kan wees, Klaas Schilder oor die kerk’, en gaat over de kerkleer van K. Schilder.

Het centrale thema bij Schilder is dat er eenheid is in de openbaring en dat dit ook geldt voor de eenheid van de kerk. De kerk is een zaak van geloof en kan alleen begrepen worden door de openbaring, die de gelovige in gehoorzaamheid belijdt.

Steeds is bij Schilder de Schrift het uitgangspunt. De sleutel om Gods Woord te verstaan is dat daarin de komst van Christus geopenbaard wordt. Schilder legt een nauw verband tussen

“geloofsinhoud en feiten van de openbaring in de geschiedenis en welke openbaringsinhoud daarmee doorgegeven wordt. Waar men iets gelooft dat niet met de openbaringsinhoud overeenstemt, kan van werkelijk geloof geen sprake zijn. Daarom kan Schilder ook zeggen dat de goddelijke daad van kerkvergadering ook tot de geloofsinhoud van de kerk behoort. En de geloofsinhoud van de kerk is dat de Zoon van God zich een gemeente tot het eeuwige leven heeft uitverkoren en dat Hij door Geest en Woord deze vergadert van het begin van de wereld tot het einde”.

 

Deze kerk is een gemeenschap en niet een optelsom van individuen. Zij is een geloofszaak en moet van daaruit benaderd worden, ze is pijler en fundament van de waarheid en spreekt in haar belijdenis die waarheid uit. Bij Schilder zijn kerk en verbond onlosmakelijk aan elkaar verbonden.

Schilder is voluit oecumenicus, kerkelijke eenheid is een goddelijke opdracht en moet blijken uit de gemeenschappelijke gehoorzaamheid aan de Schriftopenbaring in zijn eenheid. De kerk moet een belijdeniskerk zijn, deze belijdenis moet grondslag zijn voor alle kerkelijke eenheid. In deze belijdenis spreekt de kerk na wat God spreekt in Zijn openbaring. Voor Schilder is de strijd om de waarheid dezelfde strijd als de strijd om de eenheid van de kerk.

Het is belangrijk dat de kerk de tijdgeest en de tekenen der tijden goed kan onderscheiden omdat zij van “wereldbewegende” betekenis is.

Dr. Buys meent dat Schilders’ kerkleer

 

“richting geeft in een post-moderne zee van twijfel, waar de eenheid met Christus vervlakt tot een mystieke beleving en de onderlinge eenheid vervaagt tot een subjectieve voor- en afkeuringsbeleving. Schilders kerkleer biedt een unieke gelegenheid om weer werkelijk door te dringen tot wat de ware kerk en dus ook de ware kerkreformatie behelst”.

 

P. Drijfhout herinnert aan het eind van zijn artikel nog aan de opmerking van ds. A.N. Hendriks dat, als men in de GKv afstand neemt van het spreken van Schilder over de kerk, dat dit dan wel grondig theologisch doordacht moet zijn. En daaraan ontbreekt het nog te veel. En ook zouden de broeders en zusters in DGK volgens Hendriks recht hebben op een ‘zorgvuldige kritiek op Schilders exclusivistisch spreken over de ware kerk’.

 

Misschien is het een idee om ook de studie van dr. Buys te betrekken bij het in het voorjaar van 2013 te houden congres, georganiseerd door ‘Opbouw’ en ‘De Reformatie’, en waarbij verder nagedacht en gesproken wordt over de kerk. Wellicht zou het een gezonde tegenhanger zijn bij de vele persoonlijke visies op wat kerk en gemeente moeten zijn.