Ethiek

Synodeverslagen

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Onrustig is mijn hart - Synode-impressie 15

D.J. Bolt
11-09-08

Generale Synode 5 september 2008

Er waren deze synodedag twee onderwerpen aan de orde waarop we in deze impressie commentaar willen leveren:

- Doop van niet wettig geadopteerde kinderen
- Hermeneutiek


Doop van niet wettig geadopteerde kinderen

Op 18 februari 2001 werd door ds. J.A. Boersema een kindje gedoopt in de GKv van Apeldoorn. Dat was op zichzelf niet heel bijzonder, regelmatig werden kinderen gedoopt in onze gemeente. Maar in dit geval ging het om een Nederlands kindje dat nog geen drie weken daarvoor door de Raad van Kinderbescherming in een gezin van de gemeente was geplaatst. De broeder en zuster wilden het kind graag adopteren.
Nu is er in onze kerken een intensieve strijd geweest om de vraag of een kind door adoptie beschouwd mag worden kind van gelovige ouders en daarmee in het verbond opgenomen. En dan dus ook als zodanig behoort gedoopt te worden. Na heel veel en intensieve discussie is uiteindelijk door de synode Hattem uitgesproken

?dat gezien het onderricht van de Schrift, aan door gelovigen geadopteerde jonge kinderen, die tevoren niet in Gods verbond waren opgenomen, van Godswege de bediening van de doop als teken en zegel van de verbondsbelofte toekomt (art 251 D IV). ?

Daarbij heeft de synode bepaald dat er sprake moet zijn van een wettige adoptie. Dat betekent onder meer dat het kind definitief en onherroepelijk in het aspirant adoptief-gezin moet zijn opgenomen. Zo moet de adoptieprocedure volledig zijn afgerond en een rechterlijke verklaring zijn afgegeven dat er geen verzet of hoger beroep tegen de adoptie is ingesteld of nog mogelijk is. M.a.w. het kind heeft nu definitief nieuwe ouders ontvangen.1
Het was dus duidelijk dat op deze morgen in Apeldoorn een doop werd bediend aan een kind dat nog niet behoorde tot de kring van het verbond en dus niet gedoopt had mogen worden. Helaas waren de kerkenraad en de classis Zutphen hiervan niet te overtuigen. Maar de Particulier Synode van Gelderland gaf op 13 juni 2002 blijk van beter inzicht en sprak o.m. uit dat een onwettige doopsbediening had plaatsgevonden:

"de classis ten onrechte heeft uitgesproken dat de aspirant-adoptiefouders de wettelijke bevoegheid hadden hun kind ten doop te houden en dat de raad van Apeldoorn-Zuid hen kon accepteren als verantwoordelijk voor de aangegane beloften."

We zijn nu zes jaren verder.
Dezelfde broeder en zuster verzochten de generale synode Zwolle-Zuid namens de vrijgemaakte Gereformeerde Adoptie Vereniging om alsnog toe te staan de doop te laten bedienen voordat een adoptieprocedure2 geheel is voltooid, d.w.z. voordat de overheid het kind definitief aan de aspirant-adoptief ouders heeft toegewezen.

Hoe kan dit? Hebben deze broeder en zuster, of heeft de Gereformeerde Adoptie Vereniging aangetoond dat naar de Schrift of de belijdenis de besluiten van de synode van Hattem niet houdbaar waren en dus herzien moesten worden? Hebben zij bewezen dat een adoptief-kind al in de kring van het verbond verkeert voordat er sprake is van een nieuwe ouder-kind relatie? Een relatie "ons-en-onze-kinderen" waarvan sprake is in het doopsformulier bijvoorbeeld?
Nee, geen enkel argument daaruit. Hét ene argument is: ongelijke behandeling!

Wat is het geval? De vorige synode, Amersfoort-Centrum, heeft besloten dat ook pleegkinderen mogen worden gedoopt. En dus voelen aspirant-adoptief ouders zich nu tekort gedaan als zij hun kind niet ter doop mogen aanbieden. Zij zouden dan wel eens langer kunnen moeten wachten dan pleegouders. En dat is ongelijk behandelen. Hetgeen natuurlijk ontoelaatbaar is.

Dat vond de synode ook. En nam daarom voorstel aan van de commissie Gelderland (met o.a. als lid de preses van eerder genoemde Particulier Synode!) om de voorwaarde van ouderschap te schrappen, we zeggen maar even in ronde woorden waar het op neer komt. Kortom, voortaan staan in deze situaties echtparen bij het doopvont een kind ten doop te houden dat (nog) niet van hen is.
Dat heeft nogal wat consequenties zoals we zullen zien.

Doop van pleegkinderen
Maar beroepen de appellanten zich niet terecht op het principe van gelijke behandeling? Is er niet door Amersfoort-Centrum besloten dat pleegkinderen mogen worden gedoopt? En is het dan inderdaad niet onterecht dat er de veel zwaardere eis van een uitspraak van de overheid aan adoptiekinderen wordt gesteld t.a.v. de doopaanvraag?

Er moet eerst een andere vraag worden gesteld. Namelijk, is het besluit van Amersfoort-Centrum om toe te laten dat pleegkinderen worden gedoopt wel naar de Schrift?
Het is de kerkenraad van Goes die een revisieverzoek stuurde aan de synode Zwolle-Zuid. Hij vraagt de synode dit besluit weg te nemen omdat het in strijd is met Schrift en belijdenis. Bovendien is de doop van pleegkinderen 'een oude zaak' die naar art. 33KO niet opnieuw in behandeling had horen genomen te worden. Want deze vraag is al behandeld en geargumenteerd afgewezen, zie b.v. de Bijlage als een markant voorbeeld hoe nog nauwelijks 20 jaar geleden Schriftuurlijk over deze zaken werd gesproken.
De kerkenraad van Goes motiveerde verder zijn bezwaren als volgt3.

De bijbel en de belijdenis
We belijden dat in de Heilige Doop Gods Verbondsbeloften (die ook gelden voor de kinderen van de gelovigen) worden betekend en bezegeld. De bijbel leert dat de Verbondsbeloften gelden voor de gelovigen en hun kinderen. Er moet dus sprake zijn van een opname in het Verbond door middel van een gelovige ouder?kind relatie, zie het doopformulier (Gen. 17 : 7 / Hand. 2 : 39) en de belijdenis (NGB 34 / HC zo 27).
Als een kind van niet-christenen verzorgd wordt in een gelovig gezin hebben de verzorgers natuurlijk niet automatisch de status van 'ouder'. Je kunt ze wel zo noemen maar dat betekent niet dat ze het zijn. Daarvoor is een officiële handeling van de overheid nodig waardoor een definitieve en onomkeerbare wettelijke ouder-kind relatie tot stand komt. Deze kinderen worden dan kinderen van gelovige ouders die de doopbelofte ook waar kunnen maken.
Een vergelijking met het huwelijk kan dat eenvoudig duidelijk maken. Het feit dat een jongen en een meisje voor elkaar zorgen en het bed delen maakt hen niet tot man en vrouw in de bijbelse zin. Hun status blijft ongetrouwd. Zij zijn, weliswaar niet voor de burgerlijke overheid maar wel naar Goddelijke en kerkelijke maatstaf tuchtwaardig zolang zij ontuchtig samenleven en niet officieel door het bevoegde gezag aan elkaar worden verbonden. Een beroep op 'duurzaamheid' van de relatie en 'toekomstperpectief' ("wij zijn vast van plan nog eens te trouwen") maakt van hun relatie op geen enkele wijze een wettig huwelijk.
Maat dat is mutatis mutandis wel precies wat de synode t.a.v. te adopteren kinderen doet. Met een beroep op "duurzaamheid" en "toekomstperspectief" wordt geconcludeerd dat er een ouder-kind relatie is ontstaan in de Bijbelse zin. En dus gedoopt mag worden.

Pleegzorg is jeugdzorg
Het Ministerie van Justitie geeft aan dat alleen adoptie een nieuwe, familierechtelijke betrekking, creëert tussen het kind en de adoptiefouders met alle rechten en plichten van dien. Dat geldt dus niet bij pleegzorg. Pleegzorg is een vorm van jeugdzorg waarbij pleegouders tijdelijk een kind van een ander in hun gezin opnemen. Voor sommige kinderen is enkele weken opvang voldoende, voor anderen is het noodzakelijk dat ze jaren bij hun pleegouders wonen, soms tot aan hun meerderjarigheid. Het is de bedoeling dat de kinderen, als dat mogelijk is, weer naar hun eigen ouders teruggaan. Pleegzorg is geen adoptie: men krijgt niet het gezag over een kind. De visie van pleegzorginstellingen is: ?als je een kind wilt houden ben je niet geschikt voor pleegzorg?. Pleegzorg is in wezen hulp aan de 'echte' ouders.

Door het synodebesluit van Amersfoort-Centrum werd de vaste regel onderuitgehaald dat een kind eerst definitief en onomkeerbaar in een wettelijke familierelatie moet komen te staan voor het kan worden gedoopt. Want de Heilige Doop is niet bedoeld om bediend te worden als ware het een onderdeel van de pleegzorg.
Gelovige ouders laten hun kindje dopen op grond van Gods Verbondsbeloften, pleegouders kunnen dat niet overnemen.

'De vaste lijn' verbogen

Grond 1 van het Zwolse synodebesluit zegt terecht dat "de vaste lijn in de uitspraken van de diverse Generale Synodes steeds is geweest de bestendige ouder-kind relatie". Maar de synode gaat precies op dit punt voorbij aan het door Goes aangehaalde uit de Schrift. De synode toont niet aan dat er bij pleegkinderen zo'n schriftuurlijke ouder-kind relatie bestaat. Zij kan dat ook niet zoals boven is aangegeven op basis van informatie van het Ministerie van Justitie: er ís geen sprake van een ouder-kind relatie in pleegzorg situaties. Daarvoor helpt het aanvoeren van allerlei aspecten die de zorg van pleegouders en 'echte' ouders gemeen hebben, niet. Want het wezenlijke blijft ontbreken: het ouderschap van de pleeg'ouders'. Het kind heeft nog steeds zijn 'echte' ouders (als die nog leven).
Het verbijsterende is dat de onwettige doopbediening in pleegzorgsituatie aangegrepen is om ook in de adoptiesituatie illegaal te handelen. Terwijl het daar, met enige geduld, kerkelijk en burgerlijk legaal wel kan.
Het revisieverzoek is dus ten onrechte verworpen.

Consequenties

In onze kerken kan dus nu de doop worden bediend aan kinderen die niet tot de kring van het verbond behoren. Daarbij verwordt het ja-woord van de broeder en zuster bij het doopvont op de derde doopvraag

"Belooft u, dat u dit kind,waarvan u de vader en de moeder bent?"

tot een leugen. Zij zijn immers niet 'de vader en de moeder'. Niet bij pleegkinderen en (nog) niet bij aspirant-adoptief kinderen.
Dat is een ernstige zaak. Voor het aangezicht van God en temidden van de gemeente wordt zo het sacrament van de doop ontheiligd. Hier is het tweede kenmerk van de ware kerk in geding: de zuivere bediening van de sacramenten (art. 29 NGB).
Het is onbegrijpelijk hoe haastig en lichtvaardig de synode over de aangedragen argumenten vanuit de Schrift is heen gelopen.

Als het besluit van Amersfoort-Centrum dus al een Schriftuurlijk (en een burgerlijke) grond mist hoeveel te meer dus het besluit t.a.v. adoptief-kinderen. Hier blijkt ook weer dat een stap op een verkeerde weg onvermijdelijk voert tot andere.
Tenzij weer daadwerkelijk geluisterd wordt naar het Woord.

Hoe kunnen toch afgevaardigden die het weten dat dit niet kan en die in het nog recente verleden zo anders hebben geoordeeld en besloten toch zo'n ommezwaai maken? Zodat je vaak verbaasd staat hoe mensen waarin je vertrouwen had in zo luttele jaren totaal van 'profiel' zijn veranderd? En nota bene, de PS Gelderland die nog in 2002 uitsprak dat Apeldoorn het kind niet had mogen dopen omdat gewacht moest worden op de definitieve totstandkoming van de ouder-kind relatie, dat diezelfde particuliere synode nog geen drie jaar later de generale synode vraagt dopen van pleegkinderen toe te staan?!
Is het niet een geest van verblinding die velen heeft bevangen? In wat voor kerk leven wij toch?
Mensen die ik hierover aansprak voelden het ook wel. Maar er heerst een matte vermoeide geest. De spirit (Spirit?) ontbreekt om als een profeet daadwerkelijk verzet aan te tekenen. Laat maar, 't zit toch al fout en 't is niet tegen te houden?

 

Hermeneutiek

Het zal weinig meelevende kerkleden zijn ontgaan dat er veel onrust is rond de opvattingen van prof.dr. A.L.Th. De Bruijne. Dat is niet alleen een conclusie van enige ernstig verontrusten maar wordt vrij algemeen ervaren. Ook verschillende synodeleden benadrukten bij het agendapunt Hermeutiek dat er een brede onrust bestaat t.a.v. uitingen van de pas benoemde hoogleraar.
Nu heeft de synode daar eerder aandacht aan gegeven. Want er zijn verschillende bezwaarschriften ingediend tegen De Bruijne bij de synode. Maar op de een of andere manier wist de synode steeds een inhoudelijke discussie te vermijden. Stukken waren steeds ononvankelijk, te laat ingediend of men was al tevreden met antwoorden van curatoren.
Het is duidelijk dat hiermee de onrust niet kan worden ondergeschoffeld. Zelfs een synodelid liep het op een gegeven moment over de schoenen. Ds. Van der Laan diende een ordevoorstel in om nu eens echt als verantwoordelijke synode in te gaan op wat de appellanten aandragen en hun van een adequaat antwoord te voorzien4.
Ook dit voorstel sneuvelde?

Echter, er doet zich een nieuwe 'opportunity' voor. Ds. M. Nap (die helaas eind juli is overleden) heeft half februari een verzoek gedaan aan de synode5. Kort gezegd, om de Theologische Universiteit te verzoeken "meer licht" te verschaffen over bezwaarpunten die nog steeds niet afdoende opgehelderd zijn t.a.v. de opvattingen van dr. De Bruijne.
Het opmerkelijke is dat ds. Nap m.n. de artikelen op één in waarheid van o.a. onze redacteur A. Capellen nauwkeurig blijkt te hebben bestudeerd en de resultaten daarvan in een studierapport heeft neergelegd getiteld Onrustig is mijn hart?6 Ds. Nap slaagde er naar zijn schrijven onvoldoende in Capelles argumenten tegen De Bruijne te weerleggen. Daarom vraagt hij: Wilt u Kampen vragen daarbij helpen? Zó dat ook het kerkvolk daar in mee kan leven en de onrust mag verdwijnen?

Toen werd het weer spannend op de synode. Dat bleek ook al uit het feit dat nog laat op de avond journalisten van het ND en RD kwamen opdagen (het vorige punt werd in comité behandeld). Zou nu alsnog na zoveel jarenlange pogingen om antwoorden te krijgen op indringende kritiek aan het adres van de hoogleraar (toen nog drs. De Bruijne) eindelijk succes hebben?
Een korte verwarde discussie ontstond die om des tijds wille moest worden afgebroken en later wordt voortgezet.

Er tekenden zich met de nodige nuances drie richtingen af.
De commissie Utrecht met als woordvoerder ds. H. Hoksbergen stelde voor, mooi verpakt, niet aan het verzoek te voldoen. De bezinning op hermeneutiek blijft immers voortgaan.
Anderen, ds. J.J. Burger voorop, vonden dat de brief onontvankelijk moest worden verklaard. Je legt de synode geen problemen voor, vond hij, daarmee moet je naar De Bruijne of het bestuur van de TU gaan.
Weer anderen vonden dat zich hier wel een mooie gelegenheid voordeed om het onbehagen (ook bij verschillende synodeleden) en de onrust in de kerken weg te kunnen werken. Waarom zouden we zaak nu niet breder gaan trekken, vroeg br. Verkade zich af.

En zo kwam de synode er nog niet uit. De commissie zal zich er nog eens over buigen en op basis van de opmerkingen met een bijgewerkt voorstel komen.
Maar we hebben alvast enkele opmerkingen.

In de eerste plaats hebben we ons wat gestoord aan ds. J.J. Burger. In forse bewoordingen veegde hij het schrijven van ds. Nap van tafel. Onontvankelijk! Bovendien, als je geen bezinning op Schriftverstaan meer wilt moet je maar ophouden met leven, zei hij.
En de uitlatingen van De Bruijne in Woord op schrift' zijn ouwe gedateerde koeien, die moet je niet meer uit de sloot trekken. Hij heeft al weer heel nieuwe artikelen geschreven over Platland en zo, waar nog niemand op heeft gereageerd.
Kijk, dat vinden wij opmerkingen die m.n. ds. Burger niet passen. Want deze dominee heeft twee petten op: synodelid en voorzitter van het College van Toezicht van de TU. Als afgevaardigden van een vorige synode zich 'gedeisd' moeten houden als een zaak aan de orde komt waarin zij ook oordeelden, geldt dat zeker ook voor de man die alle bezwaren mee heeft helpen afwijzen in TU verband en nu op de synode eigenlijk zijn eigen werk en verantwoordelijkheid mee zit te beoordelen. Dat voelt niet fris.

Er is inmiddels contact geweest tussen College van Toezicht van de universiteit, het moderamen en de commissie Utrecht. Het idee van de laatsten was namelijk om de beantwoording van de bezwaren door het College van Toezicht aan het synodeantwoord toe te voegen. Dan kan ieder zien hoe er met de bezwaren is omgegaan en hoe ze netjes zijn weerlegd door De Bruijne en het College.
Edoch, dat heeft geen genade gevonden in universiteitskringen. Het zou niet netjes zijn tegenover de indieners van de bezwaren, het materiaal zou ook niet geschikt zijn als antwoord op de vraag van ds. Nap en de bezwaren zijn ook nog eens gedateerd. En je loopt bovendien het gevaar dat er ook nog eens weer op wordt gereageerd. Dat moeten we niet hebben, zo werd gezegd.
Dus nee, die mogelijkheid wordt niet meer geexploreerd, gaf Hoksbergen aan.

Een poos geleden schreef het ND dat de synode van Zwolle-Zuid een behoedzame synode is. Maar wij zien eerder een aantal mannen bijeen die krampachtig zich voortdurend inspannen inhoudelijke discussies te voorkomen, en proberen hun vingers niet te branden aan onrustige kwesties.
Zo ook hier. Wat zou er meer voor de hand liggen om gewoon de antwoorden van het College van Toezicht te gebruiken om de onrust te bestrijden? Daaruit moet toch kunnen blijken dat de bezwaarden het bij het verkeerde eind hebben? Maar zelfs dát kan niet lijden.
Zo wordt de onrust alleen maar groter. Want de vraag dringt zich op: kunnen de antwoorden van het College het daglicht niet velen misschien? Wordt er wel adequaat op de bezwaren ingegaan? Gaat de Schrift echt open als het over het Schriftverstaan gaat?

Om de synode en het College van Toezicht van een lastig dilemma af te helpen overwegen wij om het materiaal, d.w.z. de bezwaarschriften en de beantwoording door het College van Toezicht publiceren. Zodat dit kat-en-muis-spelletje met zielsverontruste broeders en zusters eens kan ophouden en ieder zelf kan zien hoe deze vork in zijn steel steekt.

Nog even één puntje. Ds. Burger verzuchtte dat nog niemand had gereageerd op de nieuwe publicaties van De Bruijne over "Omhoog kijken in Platland" en in De Reformatie. We raden Burger aan om regelmatig één in waarheid te bezoeken: deze week verschijnt alweer het derde deel van "Explosiegevaar in platland" waarin de laatste publicaties van de professor diepgaand worden besproken. Maar al veel eerder, nl. van 22 december 2007 tot 19 januari 2008 verschenen op onze site drie kritische maar positief opbouwende artikelen over De Bruijnes "Bijbelse geschiedenis" in "Omhoog kijken in platland7".
Maar misschien is dat ds. Burger ontgaan omdat hij nog te druk was met het wegstoppen van die oude koeien?

 

BIJLAGE

Synode van Heemse 1984 Art. 61

Bezwaarschrift van br. en zr. L. Jordaan-De Vos met betrekking tot art. 56 KO (inschrijving gedoopt pleegkind) (agenda He I)
(vet DJB)
Voorstel : Commissie IV
Rapporteur : H. van der Tol

Materiaal:

bezwaarschrift van br. en zr. L. Jordaan-De Vos dal. 12 maart 1984 tegen een uitspraak van de Particuliere Synode van Overijssel dal. 8 juli 1982, betreffende het niet willen inschrijven in de kerkelijke registers van een gedoopt pleegkind door de kerkeraad van Kampen en het niet willen voldoen aan het verzoek tot ongegrondverklaring van besluiten dienaangaande door de classis Kampen en de particuliere synode van Overijssel;
1 de particuliere synode had voor haar besluit de volgende grond: In het geval van het betreffende kind is niet doorslaggevend het antwoord op de vraag of de doop wel voldeed aan de vereisten die de kerken daarvoor ( met het oog op erkenning van de doop) gesteld hebben. Inderdaad hebben de kerken voorwaarden gesteld met betrekking tot de erkenning van een doop die in een ander kerkverband is bediend (Groningen 1899, Acta art. 116). Maar in het geval van het betreffende kind ontbreekt het aan zekerheid omtrent de basis waarop over die voorwaarden gesproken kan worden, zodat een beroep op deze kerkelijke regels niet relevant is. Immers als er niets bekend is van de echte ouders van het betreffende meisje ontbreekt elke zekerheid omtrent de zaak of zij kind van het Verbond is. Ook het feit dat de Stichting in Indonesië het betreffende meisje aanvaard heeft als pleegkind geeft geen enkele garantie ten aanzien van een opgenomen zijn in Gods Verbond. De besluiten van Kampen 1975 en GroningenZuid 1978 zijn immers op zo'n manier van 'aannemen' niet van toepassing.
Derhalve was het volkomen terecht dat (blijkens het antwoord-schrijven van de kerkeraad aan br. en zr. Jordaan) de kerkeraad het met br. en zr. Jordaan betreurde dat hier "voorzover wij zien konden, was vooruitgelopen op wat aan uzelf had moeten worden overgelaten, n.l. het ten doop presenteren van uw adoptiefdochter".
Vergelijk ook in dit verband de constatering van de kerkeraad (punt 4 in genoemd schrijven): "er was niets bekend over een eventuele verbondsbetrekking van dit meisje, krachtens geboorte uit een gelovige vader of moeder, op grond waarvan zij gedoopt behoorde te zijn ook afgezien van de komende adoptie door u als gelovige ouders".
Waar de positie van het betreffende meisje zo onzeker is, is het volkomen juist van de kerkeraad met de inschrijving als dooplid van de kerk te Kampen te wachten totdat de adoptie-procedure is afgewikkeld. Dan pas kan overeenkomstig hetgeen dienaangaande gezegd is in de besluiten van Hattem 1972, Kampen 1975 en Groningen-Zuid 1978, het betreffende meisje als kind van het Verbond worden ontvangen en als lid van de kerk worden ingeschreven;
2 de bezwaren van appellanten zijn als volgt samen te vatten:
a Tegenover de opvatting van de particuliere synode, dat omtrent de echte ouders niets bekend is, schrijven appellanten de namen van de biologische ouders te kennen.
b Appellanten geven te kennen, dat het besluit van de particuliere synode kan betekenen, dat er in de Geraja Protestan di Indonesia geen verbondskinderen zijn.
c De appellanten zijn van mening dat de ontvangen doop en de overgenomen doopbelofte de pleegouders verplicht het kind in de kerkelijke registers te
laten inschrijven.
d Zij verwijten de particuliere synode hun argument van het niet-kerklid-zijn van hun pleegkind te onderschatten.

Besluit.
het appèl van br. en zr. L. Jordaan-De Vos af te wijzen.

Gronden:
1 In het algemeen moet worden gesteld, dat de vraag, of de doop van iemand die buiten de gereformeerde kerken is gedoopt, wordt erkend, en of zo iemand verbondskind is, pas aan de orde komt, als de betrokkene als kerklid wordt aanvaard.
2 Kinderen worden echter niet op grond van hun doop, maar samen met hun gelovige ouders als kerklid aanvaard, en wel als zij wettige kinderen van die ouders zijn. Voor dit laatste is in Nederland de Nederlandse wet bepalend.
3 Een door anderen afgelegde belofte bij de doopsbediening, hoe expliciet ook overgedragen en aanvaard, kan eerst rechtens worden overgenomen wanneer van een ouderschap naar de Nederlandse wetgeving sprake is.
4 Het feit, dat het betreffende kind geen kerklid was, werd door de particuliere synode niet onderschat, maar had voor haar geen waarde als argument. Want het meisje had pleegouders, die haar wilden adopteren en dit was de weg, waarlangs het tot de kerk werd geleid.
5 Dat het besluit van de particuliere synode zou kunnen betekenen, dat er in de Geraja Protestan di Indonesia geen verbondskinderen zouden zijn, is een door appellanten gestelde mogelijkheid, die echter niet in het besluit mag worden ingelezen.

Over het voorstel van de commissie wordt in twee ronden gesproken. Amendementen worden ingediend door oud. J.W. Draijer, ds. J. Luiten en oud. P. Joosse. Nadat de commissie deze amendementen in een nieuwe besluittekst heeft verwerkt, wordt het besluit met algemene stemmen genomen. De afgevaardigden van Overijssel blijven buiten stemming.
De praeses spreekt de verwachting uit dat het genomen besluit duidelijkheid zal verschaffen aan de betrokken kerken en het echtpaar Jordaan-De Vos.









NOTEN
____________________________________________________________

1 Ook hiertegen rees verzet in de kerken. Sommige wilden onmiddellijk de doop kunnen laten bedienen zodra een kind ter adoptie in het gezin was opgenomen. Synode van Arnhem 1979 - 1981 bepaalde echter n.a.v. vragen hierover van appellanten van de GKv Steenwijk:
"Ter synode is een brief van vier leden van de Gereformeerde Kerk te Steenwijk, met het verzoek uit te spreken dat kinderen die in de gezinnen van de leden van de kerk worden opgenomen met het doel deze op te voeden in de vreze van de HERE, een plaats krijgen in zijn verbond en daarom onafhankelijk van een rechterlijke uitspraak behoren gedoopt te worden (Art 78).
De synode besluit niet aan het verzoek van de appelanten te voldoen. Gronden (Art 78):

?1 Appellanten gaan voorbij aan de argumentatie van de generale synode van Groningen-Zuid 1978, Acta art. 389, met name VI, zij overweegt voorts, 1 en 2.
2 Tevens gaan zij voorbij aan wat de generale synode van Kampen 1975 overwoog (Acta art. 362, zij overweegt voorts, ad. 5 (pag. 172) alsmede die van Hattem 1972/73 Acta art. 251, CII, zij overweegt 10).
3 Appellanten waren geroepen aan te tonen dat door voorgaande synoden de plaats van de overheid in het geheel van de adoptieprocedure tot en met het vonnis op verkeerde wijze is vastgesteld.
4 Appellanten hebben met hun argument betreffende Abraham in diens patriarchale positie en de ,,hoofden van huizen" niet aangetoond dat in de huidige Nederlandse samenleving de uitspraak van
de rechter niet behoort afgewacht te worden,
5 Het wachten met de doop tot de beëindiging van de rechterlijke procedure komt niet voort uit bezorgdheid ten aanzien van de kennelijke leiding van de Here, maar uit respect voor en verschuldigde gehoorzaamheid aan de overheid als Gods dienares (art. 36 N.G.B.), omdat wij geloven dat de Here door haar hand de positie van het kind wettig regelt.?

Verder geeft de synode nadere richtlijnen terzake van het precieze tijdstip van de doop n.a.v. een verzoek van de kerk te Assen-Noord. Artikel 79 Besluit:

?1 aan het verzoek in zoverre te voldoen, dat gewezen wordt op de algemene regel dat de doop niet kan plaatsvinden dan nadat de adoptieprocedure (inclusiefverzets- en beroepstermijnen) is afgerond;
2 als nadere richtlijnen aan te bevelen:
a betreffende in het buitenland geadopteerde kinderen, dat de doopsbediening kan plaats vinden na de uitspraak van de Nederlandse rechter(vonnis), waarin het verzoek tot adoptie definitief is toegewezen;
b betreffende in Nederland geadopteerde kinderen kan de doopsbediening eerst geschieden nadat een rechterlijke verklaring is afgegeven, dat geen verzet of hoger beroep is ingesteld of nog mogelijk is.?
2 Volledigheidshalve: het gaat hier om de adoptie van een Nederlands kind.
3 Zie voor een uitgebreider toelichting www.synodezwollezuid.nl.
4 Zie Synode Zwolle-Zuid - Verslag 12, rubriek Synodeverslagen.
5 Aan het verzoek is adhesie betuigd door de GKv Leerdam, die nu beschouwd wordt als de instantie die een antwoord moet ontvangen.
6 Het is opmerkelijk dat het ND dat volledig verzwijgt in zijn berichtgeving op 9 september 2008.
7 Omhoog kijken in platland, Cees Dekker, René van Woudenberg,en Gijsbert van den Brink (red.)