Ethiek

Uit de kerken

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Landelijke Dag 2016 – Gereformeerd in de praktijk

 

D.J. Bolt, DGK, redacteur een in waarheid
20-02-16


Gereformeerd in de praktijk

Toespraak gehouden op de Landelijke Dag 2016.

 

 

D.J. Bolt

 

Broeders en zusters,

 

Ik moet u iets biechten. Als jongetje moest ik vaak iets voor mijn moeder halen bij de bakker naast ons. Zo moest ik een keer een kannetje stroop halen, zo ging dat toen nog.
Op de toonbank in het dorpswinkeltje lag een dikke rozijn. Ik was gek op rozijnen, nog.

Terwijl de bakker het stroopkannetje vulde jatte ik die rozijn.

Als gereformeerd jongetje had ik daar knap last van, zeker als het achtste gebod weer langs kwam in de kerk. Gelukkig is het winkeltje verdwenen, het valt dus nu wel mee.

 

Als jongeman bouwde ik een afdakje in de tuin. Daarvoor haalde ik twee golfplaten bij de bouwmarkt. Thuisgekomen vond ik de platen wel erg goedkoop, de helft van de normale prijs. Zou de kassière zich vergist hebben?

Wat deed ik als gereformeerd mens?

Ik moet u teleurstellen, ik weet dat niet meer, want het bonnetje is kwijt. Ja, ik had het bijna gevonden, maar iemand zei: stop met zoeken.

Mijn vrouw stelt een onderzoek in.

 

Misschien ook herkenbaar bij velen, mannen vooral. Je kijkt naar het Journaal 's avonds om 10.00 uur en zapt daarna nog even door naar ander nieuws op RTL.

Je bent moe en het glas is nog niet leeg, en blijft dus hangen. Maar het wordt wel erg goddeloos.
Alweer, hoe werkt dan het gereformeerde geweten?

 

Nog een laatste voorbeeld, passend bij deze dag.

Je bent verontrust gereformeerd, hebt fundamentele bezwaren tegen de ontwikkelingen in de kerken en in je gemeente. Maar losmaken? Heel moeilijk, want waar moet je naar toe? Die DGK en GKN hebben toch steeds ruzie?

Ze moeten eerst maar eens één worden!

Toch?

 

Genoeg voorbeelden om aan te geven hoe onze levenspraktijk voortdurend in relatie staat tot gereformeerd zijn en blijven.

Of simpel, hoe de leer van de Schrift en Gods geboden én ons leven voortdurend op elkaar zijn betrokken. Als het goed is tenminste.

In dat leven kunnen we onderscheiden:

  • leven met God,
  • leven met elkaar en
  • leven in de samenleving.

Ik laat dat laatste vanmorgen zitten, gezien de beperkte tijd, die ik heb.

 

Leven met God

 

Wat is een waar geloof? We kennen het uit ons hoofd:

 

- het een stellig weten én
- een vast vertrouwen.

 

In de van de GKv afgescheiden kerken is veel aandacht voor geloof en leer.
Ze zijn actief in Bijbelstudie, catechese, extra onderwijs aan de jeugd. En daar is niets mis mee, integendeel.

Maar hoe zit het met dat vertrouwen? Want dat veronderstelt een relatie. Een relatie die we al hebben vanaf het moment dat we gedoopt werden. Sindsdien spreekt God ons aan als geliefde kind en wij Hem als Abba, Vader. Van die relatie zingen we in die wondermooie psalm 25 (7):

 

Gods vertrouwelijke omgang vinden,

zielen waar zijn vrees, (=eerbied) in woont.

waar de Heer aan zijn beminden

zijn verbondsgeheimen toont.

Die vertrouwelijke, intieme omgang met die HEER, tussen zijn hart en het onze,
is het eerste en beslissende. Daardoor krijgt alles in ons leven waarde en diepe glans.
Dan welt als haast vanzelf dankbare liefde op:

HERE u kent mij,

U weet alle dingen,

U weet dat ik U liefheb.

 

David bidt in Psalm 139:

Doorgrond mij, ken mijn hart, o Heer,

Zijn mijn gedachten tot uw eer?

Zie of mijn wegen heilig zijn,

mijn paden recht, mijn daden rein.

 

Zo'n persoonlijk gebed is een uitnodiging aan de HERE om rond te kijken in ons hart. We vragen de Heilige Geest,

kom binnen,

woon in ons,

doorzoek ons hart,
en ontdek ons aan de rommel die we in hoeken en gaten verstopt hebben

en waarover we hoe langer hoe meer struikelen.

 

Hij weet alle dingen, maar, laten we Hem ook alles weten? Natuurlijk dagelijks

bidden we om nieuwe krachten en bewaring voor de komende dag.

danken voor alles wat we hebben ontvangen.

vragen vergeving van zonden

maar … als we 's avonds knielen voor de hoge en heilige God belijden we dan ook concreet onze zonden, ons falen, onze gebreken van deze dag?

Er ligt zoveel levenskracht in dat oprecht belijden van ons kwaad. Zie maar Psalm 32.
David klaagt

Zolang ik zweeg verteerden al mijn krachten


Maar dan jubelt hij

ik bekende U oprecht mijn zonden,

Verborg geen kwaad dat in mij werd gevonden
En toen ik dat beleed voor uw gezicht

sprak U mij vrij van schuld in uw gericht.

 

Dat is ontroerend! Zó heeft elke dag genoeg aan zijn eigen kwaad, én aan Christus' genade verworven aan het kruis.

 

Zie of mijn wegen heilig zijn.

Want als onze wegen niet heilig zijn hebben we een groot probleem. De vertrouwelijke omgang met de HERE stokt. Het blijde christelijke leven verdort. En wat staat dát christelijke leven vandaag onder druk. Wat zijn er sterke invloeden en bedreigingen die de vertrouwelijke omgang met de HERE in gevaar brengen. Ik noem er enkele:

  • de diepe geestelijke verwarring over de betrouwbaarheid van de Bijbel
  • de grote onzekerheid over de concrete betekenis van Gods geboden
  • het gebrek aan tijd en rust door versnelling van het arbeidsproces, maak ook door de permanente aandacht voor email en smartphone.
  • de seksuele revolutie die zijn invloed tot in onze slaapkamers wil doen gelden.

Het voert vanmorgen veel te ver om al deze zaken te bespreken maar laat me het beperken tot het laatst genoemde: de focus op seksualiteit in onze samenleving. En die een niet te onderschatten invloed heeft, óók op ons gereformeerden.

In 1967 toonde de VPRO-serie Hoepla de eerste naakte vrouw op TV. Deze primeur was zogenaamd bedoeld om de 'burgerlijke truttigheid' van de samenleving te doorbreken. Het leidde tot grote commotie en zelfs tot vragen in de Tweede Kamer.

Maar in onze huidige totaal geërotiseerde cultuur is die ophef bijna anekdotisch, vergelijk de normloosheid in de oudejaarsconference van Herman Finkers. 
Als gereformeerden streden we tegen TV in huis en tegen bioscoopbezoek. Die strijd lijkt verloren. We leven nu in een internetwereld waarin er op dit gebied nauwelijks nog taboes zijn. We worden er mee geconfronteerd of we willen of niet.

Sex is hot topic: samenleven voor het huwelijk, homoseksuele relaties, erotische films en porno, vrijwel dagelijks dringt het zich op of vraagt aandacht.
We zingen in Ps 119:
 

Waarmee bewaart de jeugd haar bloem haar eer, hoe vindt de mens reeds vroeg de rechte paden?

 

De mens: jong en oud dus. Hoe bewaren wij onze geest zuiver voor de Here in de stortvloed van al of niet expliciete erotiek? Bieden we echt weerstand tegen de zuigkracht een verdorven cultuur? Een cultuur die je aanmoedigt je uit te leven en
dat ziet als de gewoonste zaak van de wereld?

Paulus zegt in zijn brief aan de Colossenzen:


… zoekt de dingen , die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn, Want u bent gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God. Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook u met Hem verschijnen in heerlijkheid.

 

En dan vervolgt hij onmiddellijk:

 

Doodt dan de leden die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en hebzucht.

 

Preek  en  praktijk gaan bij Paulus altijd samen. Vroom denken en spreken én vroom leven.
Als onze Catechismus het zevende gebod bespreekt, dan gaat het niet maar alleen over laten maar ook haten. Zelfs hartgrondig haten: alle onreine daden, gebaren, woorden, gedachten, begeerten en wat de mens daartoe verleiden kan. Dat weerspiegelt scherp wat de Here Jezus ons heeft geleerd heeft in de Bergrede: al wie een vrouw aanziet om te begeren heeft in z'n hart al overspel gedaan.
Zo diep gaat het.

 

Hoe houden we het vol? Er staat veel op het spel: namelijk onze vertrouwelijke omgang met de Here én onze heerlijke toekomst als Christus verschijnt. Maar als psalm 119 vraagt

 

Hoe vindt de mens reeds vroeg de rechte paden?

 

dan laat de dichter ons niet in de kou staan maar wijst de weg:

 

Hij houdt zijn leven onbesmet, wanneer

Hij zich door God en zijn gebod laat leiden.

 

en de psalmist bidt ons voor

 

Ik zoek U met mijn ganse hart, o HEER,

Leidt mij niet af ter zijde en ten kwade.

 

Laten we met dat vertrouwelijke en oprechte gebed elke dag beginnen en ook elke dag afsluiten.

 

Leven met elkaar

 

We hebben een prachtige belijdenis omtrent de kerk. Elke zondag belijden we een heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen. En onze jonge catechisanten leren al snel haar kenmerken:

- zuivere Woordverkondiging,
- reine bediening van de sacramenten

- oefening van de tucht.
 

Ja, we belijden met blijdschap en dankbaarheid lid van Christus' ware kerk te zijn. Want dáár worden we gevoed met het ware Woordbrood, dat is Christus. Buiten haar is géén zaligheid, zegt onze confessie. Het komt er dus op aan. Je kunt lid zijn van allerlei verenigingen, clubs, conferenties of wat dan ook. Maar lidmaatschap van Christus' kerk is uniek want zó maken we deel uit van zijn Lichaam.

 

Het is machtig om kerk te zijn.

Als Paulus zijn brieven aan de gemeenten schrijft, let er dan op hoe vaak hij begint met blijdschap over de gemeente, over wat hij van haar hoort. Bijvoorbeeld

Aan de Efeziërs:

…omdat ook ik gehoord heb

van het geloof in de Here Jezus onder u,

en van de liefde voor alle heiligen,

houd ik niet op voor u te danken, als ik in mijn gebeden aan u denk.


Aan de Kolossenzen:

Wij danken de God en Vader van onze Heere Jezus Christus altijd wanneer wij voor u bidden, omdat ook ik gehoord heb

van het geloof in de Here Jezus onder u,

en van de liefde voor alle heiligen,

vanwege de hoop die voor u is weggelegd in de hemelen.

 

Dat is toch prachtig!

Maar hoe staan wij als broeder of zuster in onze gemeente? Als we eerlijk zijn valt dat niet altijd mee. De afgescheiden gemeenten zijn klein en kwetsbaar. Soms kost het inspanning om de vrede te bewaren. 

Paulus kende en herkende dat al in zijn tijd. Een voorbeeld.

Hij waarschuwt de Galaten dat als ze niet ophouden elkaar te bijten en te vereten, dat ze dan door elkaar verslonden zullen worden. Ophouden met tarten, pralen, benijden, vermaant hij letterlijk. En positief: Toon helder inzicht en fijngevoeligheid, roept hij naar de Filippenzen. Paulus roept op te blijven bij de leer én te wandelen door de Geest. Als dat mist, dan barst het van zonde en ellende:

veten,

twisten,

afgunst,

boosheid,

tweedracht,

partijschappen,

en ga maar door.

 

Dan verzandt blij gereformeerd leven in ellenlange brievenschrijverij en eindeloze kerkelijke procedures. Maar als wij de intieme omgang met Christus én zij Geest kennen en beoefenen komen er ook gave vruchten tevoorschijn:

liefde,

blijdschap,

vriendelijkheid,

trouw,

zachtmoedigheid,

zelfbeheersing.

 

Paulus noemt ze allemaal. We worden andere, nieuwe mensen die zich met Christus bekleden. Dat is te merken aan u en mij persoonlijk. Maar ook aan de gemeente als geheel. Dan gaat er iets bloeien.

En we merken dat ook in onze kleine gemeente van 80 zielen. Ieder elkaar kent en er is grote betrokkenheid en inzet. Je ervaart onderlinge liefde en verbondenheid. Wat zou het prachtig zijn als Paulus van DGK en GKN samen … zou kunnen zeggen wat hij zei van de gemeente van Thessalonica (2Tes 1:3 ev):

Wij moeten God altijd voor u danken, broeders, zoals het behoort,

omdat uw geloof buitengewoon sterk groeit en

de liefde tot elkaar steeds toeneemt,

zodat wij zelfs over u roemen bij de andere gemeenten van God.

 

Dat is mooi!

Vergelijk het beeld van de gemeente maar eens met een groot TV-scherm, zo'n LED scherm. Van heel dichtbij zie je allemaal felle kleurige lichtpuntjes waaruit het beeld is opgebouwd. Als het goed is zijn we allemaal LEDjes, lichtuitstralende puntjes in onze gemeente. En laat ieder zich voortdurend afvragen of de kleur en intensiteit van zijn of haar lichtje harmonieert in het geheel, zodat het totaalbeeld Christus en zijn stralende heerlijkheid toont! Daar gaat het om!

Laten we uit liefde tot Christus én zijn kerk daaraan werken, persoonlijk maar ook als kerkgemeenschap.

 

Vorig jaar vroeg een gemeente in Zuid-Korea ons wat te vertellen over gereformeerde kerken in Nederland sinds de grote Reformatie. Het viel niet mee om alle drie-letter-afkortingen helder uit te leggen op een klein white-board: PKN, HHK, NHK, vGKN, GKv, CGK, NGK, DGK, GKN en ga maar door. Na een uur bungelden onderaan het schema DGK en GKN. Ik heb daar,  niet verder vertellen , alvast een blij kringeltje omheen gezet. Op een afstand leek het net of er stond DGKN. Het voorkwam moeilijke vragen.

Natuurlijk heb ik ook hun gevraagd, hoe de situatie in Zuid-Korea was. 'Even worse', nog slechter, was het antwoord. Er zijn daar meer dan 200 soorten Presbyteriaanse kerkverbanden.

Je voelt bij zo'n presentatie naast dankbaarheid voor je kerkgemeenschap toch ook altijd verdriet dat het 'kerkplaatje' zo verbrokkeld is. 

 

En zoals we hier zitten zijn we ook niet kerkelijk één. Dat doet veel pijn, want velen hier kennen elkaar als oprecht-gereformeerde christenen. Wat zou diepe vreugde geven als we elkaar zouden vinden rondom het éne Woord, en aan de éne Avondmaalstafel.

Laat mij daarover tenslotte nog wat mogen zeggen in het kader van mijn onderwerp.
 

Ik heb eerder de drie kenmerken van de kerk genoemd. Die kunnen we dromen als gereformeerden. Maar prof. Schilder heeft gesteld dat er een primaire, d.i. een allereerste kenmerk van de kerk is, namelijk oecumenisch willen, zoals hij dat noemde.

Dat betekent het willen-bijeenbrengen van gelovigen van alle plaatsen en alle tijden. Dát is volgens Schilder typérend voor het kerkvergaderend werk van Christus waarin wij mogen participeren. En hij noemt het fout als we de kenmerken van de kerk gaan beoordelen vanuit strikt-persoonlijke gebeurtenissen of ervaringen.

Dit raakt dus ook de manier waarop wij persoonlijk in de kerk staan. We leven intensief mee met het wel en wee in onze eigen gemeente, met de broeders en zusters waarmee we zijn samengebracht. Maar, tegelijk zullen onze ogen ook wijdopen moeten zijn voor broeders en zusters met een even kostbaar geloof als het onze en waarmee we niet kerkelijke een zijn. Dan zal ons er alles aan gelegen zijn de eenheid die Christus gebiedt, na te jagen. In gebed, in spreken en in houding.

 

Op het interkerkelijk seminar bij het 50-jarig bestaan van de NGK Tehuis-gemeente kwam ook kerkelijke eenheid aan de orde. Een Nederlands gereformeerd forumlid zei: - Als samen-in-één-huis wonen, betekent dat je steeds ruzie hebt dan is het beter om dat niet te lang vol te houden en gescheiden te gaan wonen. Dan kun je vanuit je eigen plek in liefde samenleven. -

Een LAT-relatie dus, Living Apart Together. Dat lijkt logisch in onze postmoderne tijd. Maar ik ben ervan overtuigd dat de weg die Christus wijst hoger is dan deze horizontalistische benadering. Gescheiden leven is alleen verantwoord als de kenmerken van de kerk in geding zijn. Laten we daarvoor opnieuw naar Paulus luisteren in zijn brief aan de Colossenzen (3:12 ev):

Heiligen en geliefden, als uitverkorenen van God,  bekleed u met

innige gevoelens van ontferming,
vriendelijkheid,

nederigheid,

zachtmoedigheid,

geduld,

verdraag elkaar en
vergeef de een de ander, als iemand tegen iemand anders een klacht heeft;
zoals ook Christus u vergeven heeft, zo moet ook u doen.
En doe boven dit alles de liefde aan, die de band van de volmaaktheid is.

En laat de vrede van God heersen in uw harten, waartoe u ook in één lichaam geroepen bent.

 

Die vrede van God in onze harten, daar begonnen we mee.

Die is bepalend voor ons leven in eigen kerkgemeenschap én ook voor onze verhouding tot broeders en zusters, elders.

 

Ik dank u.
 

(Gezang 38: 1, 5, 9)