Ethiek

Uit de kerken

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

In memoriam Wil Petroff-van Gurp

 

P. van Gurp
29-05-21

 

Wat is er in de pers een aandacht besteed aan het overlijden van Wil Petroff-van Gurp. Zij was de laatste van de vrouwen die in het beruchte vrouwenkamp Ravensbrück een lange tijd opgesloten is geweest, en op een onmenselijke manier is geschonden en gemarteld. Ik zeg het meteen al heel duidelijk: hoe zij het lijden om Christus’ wil al die tijd moest dragen.

Hoe heeft zij dat kunnen volhouden?

Omdat al de tijd van haar leven, ook in haar sterven, haar leven gebonden was en nog is: veilig in de bundel van de levenden bij de HEERE, haar God (1 Samuel 25:19).

 

Veilig in de bundel van de levenden bij de HEERE, haar God

 

Het was een groot gezin van 17 kinderen. Wil en ik hadden daarin hun plaats. Een streng, gereformeerd gezin – zo staat het ergens omschreven. Dat maakt een indruk van een leven zonder vreugde. Alleen maar gebod op gebod, regel op regel.

Niets is minder waar!

Het was een mooi, gezellig, gelukkig gezin – samenlevend met de Heere. Wel sober. Kinderbijslag was er niet, Vader moest het vooral in die eerste tien tot twaalf jaar van zijn huwelijk alleen verdienen. Maar ook al was het sober – het gezin was kerkelijk meelevend. Zoals: trouwe kerkgang, meedoen aan het verenigingsleven, catechisaties. Elke zondagavond werd er van harte gezongen, staande om het orgel.

Er was aandacht voor de gang van zaken in de politiek. Want vlak over de grens groeide  het monster van de nationaalsocialistische heilsstaat onder de dictatuur van Hitler, en dreigde er oorlog.

 

We werden opgevoed als kinderen van Gods verbond. De catechisaties werden trouw gevolgd en hadden als doel te komen tot het afleggen van de openbare geloofsbelijdenis.

We waren lid van de Gereformeerde Kerk van Scheveningen, een gemeente van 8000(!) zielen met vier predikanten. Wij behoorden bij de wijk van ds .J.G. Feenstra.

Bij hem gingen wij op belijdeniscatechisatie: wij – dat is zus Wil, haar vriendin Jo Wagenaar en ik. Jo Wagenaar had haar jeugd doorgebracht in Nederlands Oost-Indië, haar vader was daar hoofd geweest van de Nederlands Indische School in Bandung. Na hun terugkeer kwamen zij dicht bij ons in de buurt wonen. Zo kwam zij ons steeds ophalen als wij met zijn drieën naar de belijdeniscatechisatie gingen.

 

in een kerkdienst op zondag 14 april 1940 hebben wij ons geloof publiek beleden. Ik herinner mij heel goed dat ds. Feenstra ons daartoe aanspoorde. Toen ik aarzelde om mijzelf zomaar kind van God te noemen. zei hij; Piet, jij begint aan de verkeerde kant, namelijk beneden. Je moet uitgaan van wat de HEERE heeft gezegd, namelijk dat Hij Zelf jou Zijn kind heeft genoemd!

Zo kwamen we op die zondag 'veilig in de bundel van de levenden bij de HEERE, onze God'.

 

De preek had als tekst Judas vs.10-25.

We stonden met 25 personen in de lange kerkbank. Nadat wij allen ons ja-woord hadden gegeven, liet de predikant de gemeente ons toezingen met Psalm 17:4:

 

Maak Uwe weldaân wonderbaar,

Gij, die Uw kind'ren wilt behoeden

Voor 's vijands macht en vrees'lijk woeden,

En hen beschermt in 't grootst gevaar.

Wil hun Uw bijstand niet onttrekken;

Uw zorg bewaak' hen van omhoog;

Bewaar z' als d' appel van het oog;

Wil hen met Uwe vleuglen dekken.

 

Daarop antwoordden wij met het zingen van Psalm 17:3

 

Ik zet mijn treden in Uw spoor,

Opdat mijn voet niet uit zou glijden;

Wil mij voor struikelen bevrijden,

En ga mij met Uw heillicht voor.

Ik roep U aan, 'k blijf op U wachten,

Omdat G', o God, mij altoos redt,

Ai, luister dan naar mijn gebed,

En neig Uw oren tot mijn klachten.

 

Een indrukwekkend begin: voor eeuwig kind van de HEERE!

 

De strijd tegen het duivelse schrikbewind

 

Kort daarna kwamen vijandelijke soldaten in ons hele land de straten vervuilen. En meteen kondigde de vijand allerlei maatregelen af. Jonge en oudere mannen werden gedeporteerd om in Duitsland ingezet te worden voor de oorlogsindustrie. Die dat niet wilden gingen ‘ondergronds’. Dat betekende: niet meer veilig op straat en geen voedselbonnen. Er moest clandestien voor gezorgd worden dat zij toch te eten kregen.

Van het een kwam het ander. Uitgiftebureaus van distributiebonnen werden beroofd, kantoren van gemeenteadministraties overvallen.

 

Een belangrijke rol in het verzet speelden meisjes en vrouwen. Zij zagen het als hun roeping de strijd aan te binden tegen de vijand. Zo kwamen ook Jo en Wil samen in de verzetsorganisatie. Over een breed terrein waren zij actief.

Wil had een boyfriend, Piet Krol, ook actief in het verzet. Maar hij werd als een van de eersten verraden en meteen gefusilleerd. En Wil werd gevangen gezet nadat ook zij was verraden.

Toen bleek de kracht van haar geloof. Zij was in het concentratiekamp in haar groep de leidende kracht. Sprak de gevangenen moed in, spoorde aan niet op te geven.

En elke avond zong zij samen met haar vriendin:

 

Laat mij slapend op U wachten,
O, dan slaap ik zo gerust;
Geef mij heilige gedachten
En wees in den droom mijn lust.
’t Lichaam slaapt, maar ’t harte waakt,
Daar het zich in U vermaakt.
Mag ik dicht bij Jezus wezen,
O dan slaap ik zonder vreezen

 

In het geloof bemoedigden zij elkaar met hun kennis van de Schrift en belijdenis: met het antwoord op 'Wat is uw enige troost', met Psalm 23. Ieder kwam met haar eigen bijdrage. Die werden gebundeld en gebruikt in hun avondsluitingen en ‘kerkdiensten’. Het gaf zo'n steun en moed om het vol te houden!

 

Eindelijk BEVRIJDING

 

Ook daarna heeft Wil nog veel meegemaakt. Heeft een moeilijke tijd moeten doormaken.

Ging naar Canada, maar keerde later met haar beide zoons ook weer terug naar Nederland.

 

Weer terug bij de HEERE.

Met psalmen in de nacht.

Weer helemaal, terug – dicht bij Jezus.

 

Zij heeft haar wens verkregen:

ingeslapen en wakker geworden,

bij Jezus.