Ethiek

Uit de kerken

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Landelijke Dag (5/3)

 

 

D.J. Bolt

12-01-13

 

Moeiten

 

De Verklaring ziet allerlei verkeerde ontwikkelingen in de kerken en noemt die ook met name. De binding aan de belijdenis wordt niet altijd in de praktijk nageleefd. Als voorbeelden daarvan worden genoemd de Nationale Synode en de praktijk in de missionaire gemeenschappen, luid toegejuicht door 'Kampen'. Niet-gereformeerde hermeneutische concepten vinden toepassing in de uitleg van de Schrift. De broeders noemen het feit dat in sommige gemeenten ouders worden vrijgelaten hun kinderen te dopen, unverfroren schenden van wat de Schrift leert. Kerkdiensten zijn vaak happenings met oppervlakkige prediking. In eigen gekozen liturgieën wordt niet of op nog slechts povere wijze de Tien Geboden gelezen. Vrije liederen verdringen meer en meer de Psalmen. En het catechetisch onderwijs geeft hier en daar geen werkelijk onderricht meer in de Schriften.

 

Er is aan dit lijstje nog wel het een en ander toe te voegen zoals ik dat later ook zullen doen. Maar dit alles is voldoende voor de broeders om te verklaren dat "de grondslagen in geding" zijn. Zo ernstig is de situatie dus. Het gaat om het fundament van Christus' kerk. Ja, om Hem en zijn Woord zélf. Als de grondslagen worden vernield wat kan een rechtvaardige dan nog doen (Psalm 11)? Dat is de vraag waar we samen voor staan.

 

De verklaring signaleert dat onze kerken in verval zijn. Dat is niet gering. Maar degene die de rapportage van de Canadese kerken leest kan ook niet tot een andere conclusie komen. Lees bijvoorbeeld wat de afgevaardigden van deze kerken schrijven over de opvattingen van prof. Paas, docent aan de TUK. We zullen merken hoe de opvattingen van deze dwaalleraar doorwerken! Dat signaleerden we al van Drachten tot aan Vlissingen. En is het bijvoorbeeld een wonder dat de bevolking van de missionaire Stroom "zijn ogen niet sluit voor Big Bang-theorie en evolutietheorie?"[1].

 

Hier is een belangrijk kenmerk van de kerk in geding: de (leer)tucht. Het genoemde Canadese rapport vraagt zich af hoe het toch kan dat prof. Paas gehandhaafd wordt aan de TUK. Komt dat niet omdat de handhaving van de tucht in verval is geraakt in de kerken? Waarom is er geen algemene 'opstand' gekomen van predikanten en gemeenteleden dat zulke leringen door de TU (en de generale synode!) worden getolereerd? Het treft toch de fundamenten van ons Schriftgeloof?

Soms denk ik dat het openstellen van het Avondmaal voor niet gereformeerde kerkleden  een belangrijke oorzaak is geworden voor een algemene sterke verslapping van de tucht. Het komt soms voor dat kerkleden een vrijgemaakte gemeente verlaten maar de volgende zondag wel weer samen aan het Avondmaal zitten!
Hetzelfde geldt voor broeders of zusters die zich laten overdopen. Wij kennen situaties waarin de persoon toch 'gewoon' aan het Avondmaal mag blijven komen.
Er zijn gemeenteleden en ambtsdragers die de middagdienst stelselmatig verzuimen. Eén van de zonden die genoemd wordt in het oude klassieke avondmaalsformulier als reden voor tucht.  Maar er worden geen consequenties aan verbonden.

Is er met de tucht niet iets grondig mis in onze kerken?

 

Uitweg

 

De opstellers van de Verklaring herkennen en erkennen de moeiten die kerkleden kunnen ondervinden in hun plaatselijke gemeente. Ook in de discussie bleek daar een open oor voor. In de moeiten gaat het niet alleen om fundamentele afdwalingen van de kerk maar ook om het sluipend gewend raken aan allerlei zaken in de plaatselijke kerkgemeenschappen. Ik noem er een aantal:

 

- Kerkdiensten met toenemende entertainment

- Lege(re) middagdiensten

- Oppervlakkige themaprediking
- Verdwijnende catechismusprediking

- Eigenzinnige verwoording van de Wet

- Afnemend ambtelijk pastoraat
- Gebrekkige catechisatie
- Open Avondmaal

- Kindernevendiensten
- Vrouwelijke voorlezers
- Allerlei opwekkingsliedjes
- Ontbreken van tuchtoefening

 

Ouders met opgroeiende kinderen komen in grote problemen hierdoor. Juist in een tijd van verwereldlijking en agressie tegen christenen waarin meer dan ooit grondig onderwijs in de gereformeerde leer en het gereformeerde leven nodig is faalt de kerk op wezenlijke punten.
Ouders proberen in arren moede hun kinderen soms zelf, eventueel samen met anderen, catechisatie te geven. De zondagse prediking wordt aangevuld of gecorrigeerd. Maar ieder zal voelen dat hier de zaken op zijn kop gaan staan. I.p.v. dat de kerk haar taak in de bediening van de verzoening en haar leden op allerlei terreinen voorgaat en krachtig steun biedt in een godvruchtig leven moeten zij het zelf maar uitzoeken.

Het gaat ook de ouderen niet voorbij. Terugkijken op tien, vijftien jaren laat zien hoe onze kerken in zijn algemeenheid van karakter en kleur zijn verschoten. Onmiskenbaar beïnvloedt dat ook hún denken en handelen. Het was bijvoorbeeld vroeger not done om elders kerkdiensten te shoppen. Maar velen al of niet verontrust, voelen nauwelijks meer hun gereformeerde geweten daarover aanspreken. We raken gewend aan spreken over 'parels in Gods hand', Gods onvoorwaardelijke liefde, 'afbreken van kerkmuren die door mensen zijn gemaakt'. We accepteren voor zoete koek kritiek op voorgangers als Schilder en J. Kamphuis, en loftuitingen op Benedictus, Bonhoeffer en Barth. We schrijven geen bezwaren meer aan kerkenraden, laat staan aan synoden want ze worden toch niet serieus genomen, of onontvankelijk verklaard. Alles went, alles slijt. De gestadige druppel holt de steen uit. Het vuur blijft niet branden als het niet wordt gevoed vanuit het levende Woord.

Voor degenen die niet dagelijks bij ons kerkelijk leven zijn betrokken, bijvoorbeeld afgevaardigden van buitenlandse zusterkerken, is het verbijsterend wat er allemaal nu kan of juist niet meer gebeurt.


Dit kan natuurlijk niet zo blijven. De Verklaring wijst daarvoor dan ook een uitweg namelijk te vluchten naar een andere gemeente binnen het vrijgemaakte kerkverband. Want er zijn best mogelijkheden daartoe. De hierboven geschetste malaise is zeker niet overal en overal even sterk aanwezig. Er zijn predikanten die wél Gods Woord 'onversneden' brengen en ook gedegen catechetisch onderwijs geven. Tijdens de discussie op de LD werd zelfs de mogelijkheid geopperd via internet vertrouwde kerkdiensten 'bij te wonen'. Deze perforatie van gemeentegrenzen, al of niet virtueel wordt ook al op behoorlijke schaal toegepast. Er is hier een daar al een druk 'grensverkeer' ontstaan in beide 'richtingen'. Zo groeien er dus gemeenten met als identiteit een bepaalde ligging, gereformeerd of niet, vergelijkbaar met de situatie in de PKN.
 

Mini afscheiding

Op de Landelijke Dag heb ik een vraag gesteld over de betekenis en implicaties van het scheiden van je eigen gemeente en de overgang naar een andere. Deze vraag kreeg een beperkte beantwoording. Een nadere reactie en toelichting werd door de forumleider om tijdswille niet toegestaan. Wellicht waren mijn vraag en opmerkingen ook niet helemaal duidelijk. Daarom wil ik die hier nog eens toelichten. Misschien kan er aandacht aan worden gegeven op gereformeerdekerkblijven. Want voor mij en ook voor anderen is het een brandende vraag die beantwoording behoeft.


Hoe aanlokkelijk de gewezen uitweg ook in sommige situaties kan zijn, toch 'schuurt' deze. Want het betekent nogal wat. In feite is de overgang naar een andere gemeente, meestal ook in een andere (verre) plaats een mini afscheiding van de gemeente. Met de broeders en zusters vormde je immers het plaatselijke lichaam van Christus, zat je onder de prediking, deelde je brood en wijn in gemeenschap met Christus. Daar zijn de broeders en zusters aan je gegeven en die je om Christus' wil liefhebt. Als je zou zeggen onze wegen scheiden, wij moeten ons losmaken van jullie, hier wordt het volle Woord niet meer gebracht, hier kunnen we niet meer de eenheid in Christus vieren dan mag dat toch alleen om Christus' wil?

Daarom is losmaken van de eigen gemeente m.i. ook zo'n grote stap. Daar zeg je iets fundamenteels mee. Het gaat maar niet om 'pastorale redenen' zoals in de praktijk (vroeger) wel eens een enkele keer voorkwam. Bijvoorbeeld in een situatie waarin een broeder of zuster zulke psychische problemen met het lidmaatschap van zijn of haar gemeente had dat het van ontferming getuigde om vertrek naar een andere gemeente mogelijk te maken.
Nee, het gaat bij de huidige perforatie om wat we ten diepste belijden t.a.v. de kerk van Christus. Ik kan het niet anders zien dan dat er met het verlaten van de eigen gemeente een minischeuring heeft plaatsgevonden. Een miniafscheiding die ook principieel behoort te worden verantwoord.

Het zal ook een ultimatief afscheid zijn. Immers als het om principiële redenen gaat is het niet meer een verzoek aan de kerkenraad maar een mededeling van een beslissing.

 

Een afscheid zal m.i. pas mogen plaatshebben nadat de bezwaren duidelijk zijn gemaakt en na oprechte pogingen de kerkenraad tot een andere koers te bewegen. Dat kan door gesprekken, brieven, emails. Maar als duidelijk is dat er geen terugkeer, geen bekering meer mag worden verwacht dan is het moment gekomen om gescheiden wegen te gaan.
Het is goed om daar ook de gemeente bij te betrekken. Want als om Christus' wil gebroken moet worden met deze gemeente heeft dat ook consequenties voor andere leden. Immers ook zij verkeren in dezelfde geestelijk gevaarlijke situatie die moet worden beëindigd. Daarom is het belangrijk de gemeente te informeren over wat er aan de hand is en haar oproepen ook te proberen de kerkenraad tot andere gedachten te brengen. En als dat niet lukt dezelfde weg van afscheid te gaan. 


Die weg is niet gemakkelijk. En niet ieder zal die confrontatie aankunnen. Maar daarin kunnen verontruste broeders en zuster elkaar tot een hand en een voet zijn en kan wellicht een beroep worden gedaan op vertrouwde predikanten.

 

Waar dan heen /1?

 

De grote vraag die veel verontruste broeders en zusters bezig houdt is: als we afscheid moeten nemen waar dan heen? Het antwoord dat op de landelijke dag is gegeven houdt in dat geprobeerd moet worden lidmaatschap van een andere vrijgemaakte kerk te verkrijgen, zoals we hebben gezien. Want de band met het vrijgemaakte kerkverband moet worden gehandhaafd. Meestal lukt dit wel, zo blijkt uit de praktijk van de laatste jaren. En voor de kerkenraad van de verlaten gemeente is het een opluchting van 'lastige' broeders en zusters te zijn verlost. Het komt niet zelden voor dat men zelfs adviseert naar een andere gemeente/predikant te gaan 'als dat beter voelt'.

Onze belijdenis zegt dat we "nauwgezet en met grote zorgvuldigheid, vanuit Gods Woord, behoren te onderscheiden welke de ware kerk is". Een kerk die "zich richt naar het zuivere Woord van God, alles wat daarmee in strijd is verwerpt en Jezus Christus erkent als het enige Hoofd". De vraag is waar die kerk wordt gevonden als noodgedwongen de eigen gemeente moest worden verlaten.

 

In Verklaring en lezing, en ook later in de discussie werd afstand genomen van al dan niet vermeend vroeger kerkisme dat de vrijgemaakte kerk als enige ware kerk zag. Er zijn meer gereformeerde kerken dan alleen de vrijgemaakte kerken. Ook werd afstand genomen van de typering van de al van de GKv afgescheiden kerken als 'sekten' of 'valse kerken'.

Welnu, als wij kerkgemeenschappen buiten de GKv werkelijk als kerken van Christus mogen zien wat is er dan op tegen ons daar bij aan te sluiten? Waarom zouden verontruste broeders en zusters zich perse moeten aansluiten bij een andere vrijgemaakte gemeenschap? Verzwakt daarmee ook hun getuigenis niet t.a.v. de GKv?
Bovendien, de afval waarmee we geconfronteerd worden is niet beperkt tot bepaalde plaatselijke gemeenten. Misschien moeten we zeggen, juist niet. De verkeerde ontwikkelingen in de kerken zijn 'van bovenaf' ingezet. Alle bezwaren tegen leringen aan de theologische universiteit zijn afgewezen. Bezwaren tegen synodebesluiten hebben vrijwel op geen enkel punt enig positief resultaat gehad. De koers van de kerken is op geen enkel punt bijgesteld zoals ook mag blijken uit de besluitvorming op de synode van Harderwijk. Veelal in tegendeel: deze is geconsolideerd en wordt krachtig voortgezet. Denk bijvoorbeeld aan de Nationale Synode, de eenwording met de NGK, de nieuwe kerkorde.
Wat 'helpt' het dan om bij een andere vrijgemaakte orthodoxe gemeente aan te sluiten? De invloed van de mainstream blijft daar toch niet buiten de poort? Ook daar zullen de besluiten van meerdere vergaderingen toch moeten worden geratificeerd en daar zal verantwoordelijkheid voor worden gedragen. Een punt overigens, dat al (veel) langer speelt.

 

Daar komt nog iets bij. Sinds de synode van Harderwijk hebben we een nieuwe kerkorde ('kerkorde in eerste lezing'). Nog niet definitief maar wel met algemene stemmen aangenomen. En je moet van goeden huize komen om er nog iets aan te veranderen. Daar is minstens 75% van de stemmen voor nodig van afgevaardigden op de komende synode. Het is menselijkerwijze uitgesloten dat er in 2014 nog significante principiële zaken zullen worden aangepast. Bovendien is de houding t.a.v. kerkelijke afspraken veelal een van ongeïnteresseerdheid en independentisme. Er groeit een geest van congregationalisme waarbij de gemeente met zijn dominee zelf wel bepaalt wat goed voor haar is en de KO vooral faciliterend wordt gezien, voor zover van toepassing.
Maar veel van de principiële bezwaren, zoals die door m.n. dr. Wilschut zijn ingebracht zijn niet verwerkt[2].

Is het daarom niet gewettigd te vragen of we nog wel deel uit maken van hetzelfde kerkverband als waartoe we behoorden? Heeft het verband niet een ander karakter gekregen door het 'samenlevingcontract' eronder te wijzigen? Moet dat er niet toe leiden te overwegen of het verantwoord is onder het regiem van deze kerkorde te leven? En is dat ook niet een factor die medebepalend moet zijn voor een nieuwe kerkkeus?

 

Zoals eerder aangegeven is er in de Verklaring en toespraak van m.n. prof. Douma nogal met nadruk gewezen op het vóórkomen van kerkisme in de geschiedenis van vrijgemaakt gereformeerde kerken. Een denken dat de 'eigen' kerk uitsluitend als wettig ziet en er geen oog voor heeft dat Gods Geest ook elders werkt. We menen dat de officiële papieren van de kerk deze stellingname niet rechtvaardigen.

Eerlijk gezegd vraag ik me in dit verband af of de sterke nadruk op het perse blijven in de GKv niet, ik zeg het voorzichtig, een kerkistisch trekje heeft? 

Er speelt nog een andere overweging mee. De Verklaring roept op tot strijd. Strijd die we nu samen moeten beginnen. Inderdaad moeten we de strijd niet schuwen. Dat zou wel heel onbijbels zijn. Vrijwel elke bladzij in Oud- en Nieuw Testament getuigt van strijd. Persoonlijk maar ook in kerk en samenleving. Sinds de zondeval is dat helaas 'way of life' geworden hoezeer je ook naar rust en vrede kunt snakken.
Maar in de eerste plaats, die strijd is allang bezig in de GKv. Al járen. Die begint niet nu pas. Denk aan LWVKO, de Vijfhoek, periodieken als Reformanda en Nader Bekeken. Kijk eens in oude jaargangen en zie hoe daar al de wortels van de ontwikkelingen zijn aangewezen. Hoeveel publieke bijeenkomsten zijn er niet geweest waarin voorlichting is gegeven op allerlei gebied. Waaraan ook (sommige) predikanten meewerkten die verbonden zijn of waren aan gereformeerd(ekerk)blijven[3]. De vraag is: hoe lang voeren we de strijd nog in de vrijgemaakte kerken?

De Schrift is er duidelijk over: strijd de goede strijd, en zonder strijd gaat niemand het Koninkrijk van God binnen. Tegelijk moet daarbij ook de 'economie' van de strijd aandacht hebben. Waar zetten we de strijd in of voort? Vraagt God van ons dat we ons leven, onze inspanning en energie blijven inzetten voor een kerkelijke samenleving die bewust een koers volgt en blijft volgen die van Gods vaste Woord afvoert?
In de discussie merkte iemand op dat Paulus in Efeze na drie maanden het stof van de voeten schudde nadat gedurende drie maanden was gebleken dat men het evangelie niet wilde aannemen[4]. Zit daar voor ons ook niet een boodschap in? Vraagt de Here van ons tot onze dood toe te 'lijden aan de kerk', zoals men dat wel pleegt te verwoorden?

In dit verband kan toch ook niet buiten beschouwing blijven de grote verantwoordelijkheid die we, ouders en ouderen, hebben voor jeugd en jongeren. Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst, zegt het spreekwoord. Nu is de toekomst niet aan ons, ook niet aan de jeugd. Maar de waarheid hierin is wel dat het grote gevolgen zal hebben als er aan geloof en geloofsopbouw niet of zeer onvoldoende is gewerkt. Deze gezaaide wind zal storm oogsten. Met grote gevolgen in het persoonlijk en kerkelijk leven.
Is het niet dringend noodzakelijk gaven en krachten van jong en oud in te zetten voor een werkelijk gereformeerde samenleving?

Om misverstand te voorkomen, het gaat niet om een ideaal kerkelijke samenleven, dat zal het nooit in deze 'bedeling' worden. Maar het gaat wel om een samenwonen van broeders waarin weer Gods Woord alleen de norm is en ruimte wordt begrensd door de gereformeerde belijdenis en dito kerkorde.

 

Samenvattend, bij een gerechtvaardigd afscheid van de plaatselijke gemeente zal "naarstig en met goede voorzichtigheid" moeten worden overwogen waar de Christus zijn kerk dan wel vergadert. Is het daarom niet verantwoord én noodzakelijk verder te kijken dan gemeenten van het vrijgemaakte kerkverband?
Of zie ik iets over het hoofd?

 

Wordt vervolgd



[1] Maarten! #6, november/december 2012.

[2] Zie De werkorde nagerekend, Kanttekeningen bij de conceptkerkorde voor de GKv.

[3] Het is bijna níet meer voor te stellen wie er allemaal hebben meegewerkt b.v. aan Reformanda destijds. Zo trof ik een artikel met foto aan van ds. A. de Snoo. Hoe zijn de tijden veranderd!

[4] Handelingen 19.