Printen

Een klein begin

 

N. van Dijk

18-10-14

 

In het Nederlands Dagblad van 10 juni schrijft Mark Galli (hoofdredacteur van Christianity Today) over levensheiliging. Ook al is hij overtuigd van de Bijbelse roeping tot een heilig leven, toch twijfelt hij (met bijna een half christelijk leven achter de rug) aan het vermogen van  christenen om in die heiligheid erg veel vooruitgang te boeken. In kerken die veel nadruk leggen op vernieuwing en heiliging ziet hij naast vroomheid en toewijding toch veel hoogmoed en oordeelzucht. Kijkt hij naar zijn eigen leven dan verbaast hij zich over het gebrek aan werkelijke vernieuwing na vijftig jaar proberen. Ook al is hij wat geduldiger en vriendelijker, zijn gedachten en beweegredenen zijn nog steeds

 

“een broeinest van kwaad. Hoe meer ik mezelf leer kennen, hoe meer lagen vol dubbele motieven ik tegenkom. Het uiterlijke gedrag is verbeterd, maar mijn hart is nog zo onbetrouwbaar en onverbeterlijk”.

 

Tegen het eind van zijn leven schreef Paulus:

 

“Wij weten dat de wet het werk van de Geest is, maar door mijn natuur ben ik uitgeleverd aan de zond. Wat ik doe, doorzie ik niet, want ik doe niet wat ik wil, ik doe juist wat ik haat. Ik wil het goede wel, maar het goede doen kan ik niet”.

 

Bepaald geen “plaatje van het christelijk overwinningsleven, en toch hoor je zo vaak dat als we iets maar met meer vurigheid doen (in afhankelijkheid van de kracht van de Heilige Geest), we heel wat verder kunnen komen in een heilig leven”.

Galli vraagt zich af of er niet teveel verwachtingen worden gewekt, en er uiteindelijk minder bereikt wordt. “Je zou er wanhopig van worden”. Hij citeert de Heidelbergse Catechismus, antw. 114: “Zelfs de allerheiligsten hebben in dit leven niet meer dan een klein begin van deze gehoorzaamheid”.

Wat we volgens Galli vooral zijn vergeten is

 

“de eschatologie – de leer van de eindtijd. Voor een groot deel is het christelijk geloof een eschatologisch geloof: het gaat vooral over belofte en vervulling, over wat Christus’ dood en opstanding ons garandeert in de toekomst. Dan zullen we heilig en onberispelijk gemaakt worden in liefde. Dat wil niet zeggen dat we niet ook nu al meer en meer door de Geest van de Heer worden veranderd ( 2 Kor. 3: 18)”.

 

Maar hij gelooft  dat de grootste vernieuwing niet per se zit in een uiterlijk deugdzamer leven, maar in een groei in zelfkennis, in een besef van de diepte van onze zonde – en daarmee ook in berouw en nederigheid, een nederigheid die de wanhopige slechtheid van het hart ziet en dagelijks wanhopig bidt: ‘Heer, ontferm U’.

 

Ds. B. Luiten noemt in een artikel in het ND het verhaal van Galli een treurig verhaal over de vernieuwing van ons leven en een grote vergissing. Voor de periode van de laatste dagen, die na de pinksterdag is aangebroken is er voor iedereen de bezieling door de Geest om te spreken over Jezus Christus, niet alleen als opdracht, maar

 

“ook vanuit je eigen nieuwe wil, omdat Christus door zijn Geest in je leeft. De Geest geeft je deel aan het diepste verlangen van de Redder van de wereld: heb je naaste lief als jezelf. Gun ook je collega en buurman dat hij eeuwig leven ontvangt, bid daarom, spreek erover. Als je dat doet ben je achteraf vaak verbaasd over jezelf. Net zo verbaasd als de leerlingen op de pinksterdag. Het is de Geest die je overneemt, die in jou tevoorschijn komt als je je richt op zijn wil”.

 

Luiten vindt het rampzalig als vernieuwing wordt versmald tot een naar binnen gericht gebeuren. “Een mens die zich zo gedraagt is vooral bezig met zichzelf en een kerk die zo leeft, krijgt haar handen vol aan innerlijke strijd”. Regelmatig merkt hij dat genade eenzijdig wordt opgevat, als vergeving van zonden.

 

“Dan is vernieuwing niet meer dan strijd tegen de zonde. Maar zover was Nicodemus ook al. Jezus zei tegen hem, dat hij opnieuw geboren moest worden, anders zou hij het koninkrijk van God nooit binnen gaan. Genade is een heel nieuw leven, waarin Christus tevoorschijn komt, voor ieder om je heen”.

 

In een artikel in het ND ‘Toch maar een beginnetje van heilig leven’ vraagt ds. Adrian Verbree zich af of het  nodig was om zo tegen Galli van leer te trekken. Galli wil wel zeker leven zoals de Here wil en ook hij wil anderen graag laten delen in Gods genade. Verbree valt Galli bij:

 

“Het is niet zo’n glorieus verhaal met die nieuwheid in mijn handelen. En hoe meer ik geheiligd wordt, hoe meer ik inzie hoever ik nog verwijderd ben van hoe ik zou moeten leven. Hoe meer ik onder de indruk raak van de Here en hoe meer ik wil getuigen van Zijn genade en goedheid, hoe meer oog ik krijg voor de raakheid van de ook door Galli geciteerde Heidelbergse Catechismus: de allerheiligsten hebben in dit leven niet meer dan een klein begin van deze gehoorzaamheid”.

 

In een prekenbundel ‘De Hemelse Leer’ (1999) schreef dr. W.G . de Vries destijds in een preek over Zondag 44 (H.C.) dat tot God bekeerde mensen Gods geboden niet kunnen houden en maar een klein begin van de gehoorzaamheid hebben.

 

“Dat zegt God en dat moeten we God nazeggen. We mogen geloven dat we in Christus volmaakt zijn. Dat leert ons het geloof in zijn volkomen werk. Maar dan moeten we ook in het geloof erkennen dat we in onszelf onvolmaakt zijn. ‘Indien wij zeggen dat we geen zonde hebben, misleiden wij onszelf’, zegt Gods Woord (1 Joh. 1: 8). We moeten beseffen dat ons hart onrein is vanaf de geboorte.  God zegt: geen mens is goed en het moreel deugt niet. Dat geldt ook van mensen die tot God bekeerd zijn. Ze zullen nooit zo groeien in het geloof dat ze boven dat ‘klein begin’ van de gehoorzaamheid uitkomen. Het is vandaag een omstreden zaak, of we niet steeds verder komen op de weg naar perfectheid. Een mens zou volgens sommigen zover kunnen komen dat hij niets verkeerds meer hoeft te doen, al doet hij het in feite nog wel. In potentie zou het niet meer zondigen bereikt kunnen worden. Een vorm van perfectionisme, dat als een te vroeg gegrepen triumf kan worden getypeerd. Alsof hier op aarde de volmaaktheid bereikt kan worden. Vergeet het maar. Luther zei al: tegelijk zondaar en rechtvaardig in Christus. Paulus heeft meer voor God gewerkt en geleden dan de meesten van ons. Maar hij heeft zichzelf geen geestelijke ridderorde opgespeld. Integendeel, hij roept uit: Ik ben vlees, verkocht onder de zonde. Immers, het wensen is wel bij mij aanwezig, maar het goede uitwerken, dat kan ik niet (Rom. 7: 14-18). Zij die bekeerd zijn kunnen Gods geboden niet houden, schept dit dan geen wanhoopsstemming? Nu wordt ons zeker onze eigen machteloosheid verkondigd. Er gaat geen woord vanaf: ‘Want niemand op aarde is zo rechtvaardig dat hij goed doet zonder te zondigen’(Pred. 7: 20). Dat kunnen we ons allemaal aantrekken. Maar er is één uitzondering op deze regel. En die is uitzonderlijk mooi. Christus was zo rechtvaardig op aarde dat Hij goed deed zonder te zondigen. En Hij laat ons onze onvolkomenheid prediken, opdat wij bij Hem, de Volkomene, de toevlucht gaan zoeken, om zo de enige weg te vinden die naar de redding leidt. Jezus Christus, die de Weg, de Waarheid en het Leven is. Het is dan ook een zegen dat steeds weer Gods wet ons wordt voorgehouden. Hij ontdekt ons aan onze verlorenheid in onszelf om onze redding alleen bij Hem te doen zoeken. Dat is de enige en blijvende reden van de prediking van Gods wet, dat wij onze hoop op Christus richten en onze redding bij Hem zoeken, die al Gods geboden volledig heeft gedaan. Voor ons. Zodat wij kunnen zeggen: Wij hebben vrede bij God, dank zij onze Here Jezus Christus”.