Printen

De kerk: samen onder één Hoofd

 

Ds.H.W. van Egmond

19-11-11

 

 

Tegenwoordig heb je haast in elke plaats meer dan één kerk. Elke zondag is er meer dan één locatie waar mensen een eredienst kunnen meemaken. Onder verschillende namen worden er  kerkdiensten aangekondigd: Hervormd, Rooms, Gereformeerd of wat ook maar. En dan zijn er ook nog weer verschillende groepringen die onder de naam Gereformeerd samen komen: Christelijk Gereformeerd; Gereformeerd Vrijgemaakt; Nederlands Gereformeerd en zo zijn er nog wel een paar.

Wanneer je dit allemaal inventariseert valt het op dat heel veel christenen apart vergaderen. Hoe komt dat? In onze samenleving komt steeds sterker de tendens naar voren dat mensen over van alles en nog wat hun eigen argumenten hebben en daarmee over alles hun conclusies trekken. De mensen die tot dezelfde conclusies zijn gekomen over de Bijbel, over Christus of de kerk, die zoeken elkaar op. Ze herkennen elkaar in wat zij voor zich als hun waarheid vaststellen. Langs deze weg ontstaan al die kerkgenootschappen. Dat is onze waarneming waar we tegen aan lopen in de praktijk. En dan komen de vragen los: waar is nu de echte kerk? Pas op, mag je en kan je eigenlijk wel van een échte kerk spreken? En wie bepaalt dan waar die echte kerk is? Bovendien hoor je de wens van velen: is er ook vrijheid en krijg je ook ruimte om je eigen mening vast te houden en het dus niet in alles met elkaar eens te zijn? Kan je in die verscheidenheid van meningen toch samen één kerk vormen? Zo loop je bij dit vraagstuk over de  kerk tegen allerlei meningen aan.  In het vervolg zullen we proberen daarover iets te zeggen. Niet meer dan dat.

Vooraf zal het nodig zijn om de identiteit van de kerk te kennen. Wat is en maakt de kerk tot kerk? Voor een antwoord daarop zullen we de Bijbel lezen. Met deze laatste opmerking hebben we direct al een belangrijke beslissing genomen: het spreken over de kerk behoort te gebeuren vanuit de Schrift. Voor een antwoord op onze vragen over de kerk zoeken we ons antwoord niet in de subjectieve argumenten van de eigen waarneming.  Want dan wordt het spreken over de kerk een Babylonische spraakverwarring en zal het echte antwoord niet gevonden worden.  wie op de subjectieve lijn redeneert, komt al vrij snel tot de conclusie dat het gaat over een verdeelde kerk. De echte kerk ligt voor hen achter de horizont; die kerk valt buiten hun waarneming. Wij geloven dat de kerk het volk van God is. Het is om die reden dat we ons ook door God Zelf laten onderwijzen. Dat betekent kortweg: luisteren naar het Woord van God om te spreken over het werk van God.

 

De Schriften spreken over het volk van God in zowel het Oude Testament als in het Nieuwe Testament.  In het Oude Testament roept de Here Mozes om zijn volk uit Egypte weg te voeren, Exodus 3.  In Exodus 19,6 is Israël uit Egypte verlost en staat het bij de Sinaï. Voordat de Here daar de woorden van zijn verbond aan Israël zal laten horen spreekt Hij in vers 6 Israël toe: “Gij zult Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn”[1]. Hier komt naar voren dat de Here Israël tot zijn volk aanneemt met als enige voorwaarde dat Israël goed zal horen naar zijn stem en zijn verbond zal bewaren. Als de Israëlieten dat zullen doen zullen zij uit alle volken Gods eigendom zijn. Dit is de weg waarlangs de Here werkt aan de vergadering van zijn volk. In deze woorden heeft  men het centrum gevonden van heel de Pentateuch.[2] Het gaat om een heilig volk dat de Here uit Egypte op adelaarsvleugelen gedragen heeft (vers 4).  Met de inzet van zijn liefde en kracht, heeft Hij het nageslacht van Abraham, Izaäk en Jacob tot een volk gemaakt met de belofte dat het met de Here zal leven als koningen en priesters. Hier gaat het vergezicht open op het leven met God in heerlijkheid. Gods eigen volk zal als een uitverkoren natie Hem dienen in de glorie van de volledige verzoening. Daarheen is God al vanaf de zondeval op weg.

En later neemt Petrus deze tekst van Exodus 19 weer op. Zo maakt de Heilige Geest het in 1 Petrus 2,9 de kerk van het Nieuwe Testament duidelijk dat ook wij een eigen kostbaar volk van God zijn. De gemeente van Jezus Christus staat in de continuïteit van dat ene grote werk dat God begon.

Hoe heeft de Here in het Oude Testament met liefde en trouw zijn profeten steeds weer dit evangelie op het hart gebonden. Vergelijk Jesaja 40,1: “Troost, troost mijn volk, zegt uw God”. Wanneer het volk van God in een moeilijke, uitzichtloze situatie leeft, laat de Here het weten: Ik, uw God, vergeet u niet. Mijn werk laat Ik niet los. Hij zal als een herder zijn kudde weiden, in zijn arm de lammeren vergaderen.

In Johannes 10 neemt de Here Jezus Christus zélf deze naam in zijn mond: “Ik ben de goede Herder”. De discipelen horen hoe de Here Jezus Christus zich met deze naam bekend maakt als die echte Herder die in het oude verbond is verwacht en die nu in het nieuwe verbond, op aarde is gekomen om dat eigen, kostbaar volk van God te kopen en te weiden. Hij zal met zijn bloed de prijs betalen om dit volk op te nemen in zijn heerlijkheid. Vergelijk Openbaring 7,17, het Lam, (dat is onze Here Jezus Christus), zal allen die gewassen zijn met zijn bloed weiden en voeren naar waterbronnen des levens. Het vaste en voor ons bemoedigende herderschap van onze Heiland is hier tot zijn uiterste bestemming gekomen. De Schrift tekent dit grote werk van God, dat Hij door heel de geschiedenis heen zich zijn eigen volk vergadert.  In het eerste hoofdstuk van de brief aan de kerk te Efeze leert de Geest ons om te letten op dit grote werk van de drie-enige God. Hij heeft zijn uitverkorenen al voor de grondlegging van de wereld uitgekozen.  In Jezus Christus hebben zij de verlossing door zijn bloed. En verzegeld met de Geest van de belofte, zijn de gelovigen als het volk van Jezus Christus erfgenamen van de verlossing. Dat loopt uit op de lof en de eer voor God de Here. 

 

In hoofdstuk vier van de brief aan de kerk te Efeze tekent Paulus het uit hoe de kerk op aarde mag leven onder de zorg van Jezus Christus. Eerst heeft de apostel in vers 4 – 6 een sterk accent gelegd op de eenheid van de kerk. De gemeente wordt daar aangespoord en vermaand om te leven in de gemeenschap met de Drie-enige: Vader, Zoon en Heilige Geest. Zó in de eenheid met deze God zal de onderlinge eenheid als gelovigen in leer en leven duidelijk worden.  Deze oproep raakt alle gelovigen, alle leden van de kerk. En Christus zelf voorziet in alles wat nodig  is om dit opbouwwerk te verrichten[3], vergelijk het vervolg van hoofdstuk 4.  

Verder kunnen we nog wijzen op Openbaring 1,13. Daar ziet Johannes Jezus Christus te midden van de zeven kandelaren. Hier ligt niet direct het accent op de eenheid waartoe de gelovigen geroepen zijn, maar op de eenheid die er is tussen de kérken onderling, de kerken die het Woord bewaren en Jezus Christus als hun Hoofd erkennen. Déze kerken hebben hun eenheid in Christus. Hij staat in hun midden. Hij is hun ‘verbindingspunt’.  Greijdanus maakt hierbij de volgende opmerking: bij de gemeente van het oude verbond was er eenheid, zichtbare verbinding. Toen was die gemeente één volk, één nationale eenheid. Dat is nu niet meer zo. De zichtbare, nationale eenheid van de gemeente viel weg. Het zijn nu gemeenten, of kerken, die zelfstandig naast elkaar staan, en die aan elkaar gelijk zijn, wat wezen en roeping en verhouding tot de Here betreft, alle gouden kandelaren met de Here in haar midden, voor zover zij niet aan haar wezen roeping ontzinken.  Tot zover Greijdanus.[4]

Deze zeven gemeenten ontvangen elk een brief van de Here Jezus Christus, vergelijk Openbaring 2 en 3. En zo verstaan we dat Jezus Christus voor al zijn kerken het Hoofd is in wie de eenheid beleden en beleefd behoort te worden.  Dat roept op tot een samenbinden van kerken in één kerkverband.

 

De lijn die de Schriften ons leert is door de kerken in hun belijdenisgeschriften overgenomen. Wanneer de kerken kwamen te staan tegenover meningen die zich los maakten van de Christus, hebben de kerken in hun belijdenis daar tegenin gesproken, opdat hun eenheid bewaard zou blijven.  Die eenheid namelijk die de kerken hebben in de Zoon van God, die naar de Schriften voor onze zonden heeft geleden en die ook is opgewekt: naar de Schriften, vergelijk 1 Korinte 15, 1-8. Het gaat er niet om dat christenen elkaar herkennen in een spreken over een vage Jezus figuur. Steeds hebben de kerken gesproken over Jezus Christus de Zoon van God, die vandaag in zijn glorie vanuit de hemel zijn kerk vergadert, beschermt en onderhoudt. 

 

In zondag 21 van de Heidelberger Catechismus is dat ook scherp onder woorden gebracht: Jezus Christus vergadert zijn kerk vanaf het begin van de wereld. Onder het oude verbond gebeurde dat in de stijl van Israël als één volk. Onder het nieuwe verbond doe Hij dat in de stijl van de plaatselijke kerken, die zich als kerken van Christus aan elkaar verbonden weten.

Zondag 21 vraag en antwoord 54 tekent de vergadering van de kerk uit vanaf het begin van de wereld tot een het eind van de wereld. Dat grote werk dat de hele geschiedenis duurt, krijgt in antwoord 54 tegelijk ook zijn betekenis in ons leven. Dat grote eeuwen omspannende werk, krijgt als het ware ook een datum. Actueel gaat de belijdenis hier met de tijd mee. Immers we lezen in dit antwoord ook: ik geloof dat ik van deze kerk een levend lid ben en eeuwig zal blijven. Nu, vandaag, zegt wie Christus kent en zijn Woord gelooft: ik ben lid van zijn kerk; ik mag meedelen in zijn actuele zorg die Hij door zijn Geest en Woord uitoefent. In dit licht kan het duidelijk zijn dat we niet over de kerk kunnen en mogen spreken als een keus van mensen voor hun eigen meningen en ideeën. Christus werkt en Hij maakt zijn kerk.

 

Aan dat werk vraagt Hij gehoorzaamheid. Vergelijk de Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 27 – 29. Terwijl de kerk in artikel 27 spreekt over de kerk als het eeuwenomspannend werk van Christus, immers Christus is een eeuwig Koning, gaat het in artikel 28 over deze zelfde kerk, maar dan gezien op een bepaald ogenblik. Artikel 28 gaat als het ware dateren. In dat eeuwenomspannend werk hebben wij onze plaats. Elke gelovige. Daarom kan artikel 28 belijden dat niemand zich van deze vergadering van Christus’ kerk afzijdig mag houden. Jezelf van deze kerk isoleren betekent dat je jezelf buiten de bescherming en verzorging van de goede Herder plaatst. Want, zegt dit artikel, wanneer we gehoorzaam ons buigen onder de zorg van Christus dan zijn we in die weg bezig met de opbouw van de broeders. Dat betekent dat we dan meewerken met Christus’ onze Koning aan de komst van zijn koninkrijk.

 

Artikel 29 plaatst Christus’ werk nog verder in de dagelijkse actualiteit. Immers wanneer we de roeping van Christus volgen om ‘naar de kerk’ te gaan, kan de vraag opkomen: waar is die kerk? Elke zondag zal de keus gemaakt moeten worden: waar vinden wij het verzorgend werk van Christus’ Woord en Geest? Artikel 29 wijst ons daarin de weg: stel u de vraag of de gemeenschap waar u zich bij voegt aan Christus de voorrang geeft. Is zijn Woord de lamp voor de voet? Buigt men daar voor het werk van de Geest die de wegen wijst door het Woord?  Wat bindt de broeders en zusters daar? Een eigen mening over de sacramenten óf het gezag van de Schrift? Is daar een blokkade voor het Woord van God? Óf is daar een eenheid die in de discussie over doop en avondmaal, over tucht en leergezag zich door de Christus der Schriften laat leiden? Zo ja, dan is dat, wat artikel 29 noemt, de ware kerk. Het goede adres. Dat zal vaak uiterlijk niet veel verschillen van de valse kerk. Deze laatste is een kerk die zich wel naar de vorm als kerk gedraagt, maar in de trouw en de gehoorzaamheid aan Christus de ruimte zoekt voor de eigen opinie van wat mensen als hún waarheid zien.

 

Ook de Dordtse Leerregels spreken in II,9 in deze zelfde lijn. De uitverkorenen zullen – ieder op zijn tijd – bijeenvergaderd worden en er zal altijd een kerk van gelovigen zijn. Opnieuw dat tweeërlei: enerzijds het grote heerlijke werk van Jezus Christus dat Hij door de eeuwen heen zijn kerk vergadert. En anderzijds dat geweldige dat Hij van dag tot dag er bij is om die kerk door de tijd heen vast te houden. Elk kind van God, zal op zijn tijd, dat is dan wanneer hij leeft hier op aarde, door Jezus Christus worden verzoend, en door zijn Geest geheiligd, om zo verlost met de kerk van alle eeuwen in de heerlijkheid bij God te zijn.

 

Wanneer we de Schrift en de belijdenis verstaan, kan het ook duidelijk zijn dat we de kerk gelóven. Die kerk is het werk van Jezus Christus. Wat wij over de kerk zeggen dat bedenken we niet zelf, maar daarin spreken we de Schriften na. In geloof. Daarom zullen we niet over de kerk mogen spreken vanuit onze waarneming. En dat gebeurt wel heel snel. Dan plaatsen we dat wat wij zien (waarnemen) boven dat wat we uit de Schriften weten. We zien een veelheid van kerken en veel gelovigen die niet samengaan. Dat is een werkelijkheid waar we tegen aan lopen. En dan komt daar voor velen de spanning in hun werkelijkheid: er is zowel een verdeeldheid van kerken en gelovigen, alsook de roeping van Christus om samen één te zijn rond Woord en sacrament. Als oplossing voor die spanning hoor je dan wel de 'theorie van de pluriformiteit' noemen: boven die grote verdeeldheid zou er een onzichtbare eenheid zijn. Wat wordt waargenomen kan zo geaccepteerd worden als gevolg van de zonden. Pas op de jongste dag zal dit gevolg van de zonde worden opgelost. Die 'onmogelijke' roeping tot eenheid krijgt een oplossing in die onzichtbare eenheid van de pluriformiteit. Met als gevolg dat mensen gaan roepen om er hier in deze bedeling maar het beste van te maken.

Maar zo is de klem van de roeping weg en is de pijn om de verbroken eenheid met broeders en zusters verdoofd. Want eens als Christus terug komt zal die onzichtbare eenheid wél gezien worden. Tot zolang ‘gunt’ men elkaar de eigen plaats van eigen voorkeur. Zo probeert men de klem van Christus om de eenheid naar zijn Woord in te vullen, op te rekken.

Echter de eenheid die Christus wil en waar Hij in Johannes 17 om heeft gebeden, rust in de vertrouwelijke omgang met Hem. Christus’ Woord en Geest werken op aarde om zijn kerk daarin te versterken. Dat behoren we te geloven. In dat geloof zoeken de gelovigen elkaar biddend en werkend gehoorzaam op.

 

In dat geloof hebben ook onze vaderen in de geschiedenis van de kerk hun keuzen gemaakt. Terwijl alles vast leek te zitten, hielden ze vol vertrouwen vast aan de gehoorzaamheid aan Christus om zo volgens zijn Woord zijn volk te leiden. Dat was in de Afscheiding het motief. Met die bekende woorden ‘Afscheiding of Wederkeer’ koos men tégen de Hervormde Kerk omdat die de weg niet volgde die Christus wijst. Dat was de Afscheiding. Maar die afscheiding was tegelijk wederkeer tot het Woord van God en de gehoorzaamheid aan het Hoofd van de kerk Jezus Christus.

Hoe kwam deze lijn ook niet prachtig naar voren in de Doleantie van 1886 en de Vereniging van 1892. Terwijl er tussen die twee eerst veel gesproken is, kwam de Vereniging er tenslotte op die eenvoudige gereformeerde grondslag van: Schrift, belijdenis en kerkorde. Meer is ook niet nodig. Maar met minder kan het ook niet.

Die Vereniging was een geweldig feit in de geschiedenis van de kerk. Terwijl er eerst zoveel van de eigen meningen werd afgewogen en men geen formule voor de eenheid kon vinden, was daar die eenvoudige maar tegelijk zo grootse gereformeerde grond voor de eenheid. Alle menselijke voorkeur werd afgelegd en men boog gehoorzaam de hals onder het juk van ons Hoofd de Here Jezus Christus.

Vergelijk ook hoe de Here in 1944 zijn kerk heeft bewaard in deze eenheid.

 

Tegenwoordig horen we ook de roep tot eenheid. Dat is een hartelijke reden tot dankbaarheid. Op de wereldwijde roep tot een oecumenische eenheid die aan de eis tot gehoorzaamheid aan de Schrift voorbij gaat, gaan we hier nu niet in. Wel willen we even stil staan bij de roep tot eenheid van de gereformeerden, de zogenaamde Gereformeerde Gezindte. Dan nemen we waar dat er meerdere kerken zijn die zich met de naam gereformeerd sieren. Dat betekent dat ze de belijdenis onderschrijven van de eis van onze Heiland tot eenheid, vergelijk de artikelen 27 – 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Van allen mogen we verwachten dat ze hun eigen idee of voorkeur niet laten gelden boven de Schrift. In dat vertrouwen behoren deze gelovigen het gesprek aan te gaan. Bij een open Bijbel en in een actueel belijden zullen de broeders en zusters de wederzijdse opbouw zoeken tot eer van God en in vertrouwen op onze Heiland. Dan zal er gesproken worden in de zekerheid dat de kerk een adres heeft. Een plaats waar de broeders en zusters zich elke zondag samen behoren te vergaderen om door de Geest en het Woord van Christus gesterkt te worden. De vreugde daarover zal zowel de gemeenschap der heiligen binden alsook anderen werven.

In de onderlinge contacten zal ook eerlijk gezegd moeten worden: dat om Christus’ wil een keus is gemaakt en dat daarover vervolgens samen vanuit het Woord van God gesproken kan worden. Want het is niet goed als gelovigen zich opsluiten in een eigen gelijk. Wie dat doet kiest voor een sektarisch isolement of vervalt in de hoogmoed dat waant dat de gemeenschap met de broeders niet nodig is om van de schatten van Christus te genieten.

We moeten oog hebben voor de wegen die God wil gaan met zijn volk. Het verleden kan dan een les zijn. Hoe heeft de Here niet in de weg van trouw en eenvoud aan zijn Woord, geweldige dingen gedaan. Denk o.a. aan de jaartallen 1886 en 1892.

Maar geen enkel jaartal mogen we verabsoluteren. Waar we elkaar aan mogen binden is de gehoorzaamheid aan de Schrift, de belijdenis en de kerkorde. Wanneer we dan letten op het werk van Jezus Christus dat Hij vanaf het begin van de wereld tot aan het eind van de wereld zijn kerk vergadert en dat Hij voortdurend van dag tot dag de zijnen verzoent en heiligt om in te gaan in heerlijkheid, dan zal het onze inzet zijn om de trouw aan deze Heiland samen te actualiseren. Week in week uit.

Tot de dag aanbreekt dat onze Heiland terug komt op de wolken van de hemel. Dan zal Hij alle uitverkoren van zijn Vader als zijn bruid verhogen.



[1] Tenzij anders aangegeven volgen we de vertaling van het NBG 1951.

[2] Vergelijk W.H. Gispen “Exodus” in de serie Korte Verklaring.

[3] Vergelijk L. Floor “Efeziërs” Eén in Christus. Deel uit de CNT – reeks.

[4] Vergelijk Greijdanus in de Bottenburg commentaar.