Printen

Ernstige en hardnekkige dwalingen

bij de manier van uitleggen van de Heilige Schrift vooral in de gereformeerde kerken vrijgemaakt

 

Dr. M.J. Arntzen

19-11-11

  

Hermeneutiek verschilt van exegese. Het gaat in de hermeneutiek om de manier van uitleg (exegese). Het is helaas zo dat vooral binnen de GKv al een aantal jaren het zwaartepunt bij de bijbeluitleg niet ligt bij de Heilige Schrift zelf, maar bij de méns, de lezer of de uitlegger van de Schrift. Daarover gaat het in een belangrijke studie, een bundel opstellen over de hermeneutische vragen onder de titel ‘Lees maar’ (Uitgeverij Ipenburg Ermelo).

 

Een interessante bijdrage levert de hersteld gereformeerde B. Coster over de zgn. narratieve theologie. Hij begint met een uiteenzetting over onze communicatie met elkaar, door woord, gebaar etc. Dan komt ook onze communicatie met God ter sprake, die een geheel eigen karakter heeft. De hoge God kennen we niet door eigen waarneming. Bovendien zijn wij door de zonde verblind en is ons verstand verduisterd, wat onze communicatie met de Here God in de weg staat. Niettemin openbaart God zich aan ons en geeft Hij wedergeboorte.

Opmerkelijk is dat ook in deze bijdrage gewezen wordt op het literaire karakter dat de bijbel heeft, en dat evenals in vorige artikelen, wordt opgemerkt dat dit op zich waar is, maar dat er misbruik van wordt gemaakt en het historisch karakter van de openbaring miskend wordt. Of alles werkelijk zo gebeurd is als het in de Schrift staat, doet er volgens die 'narratieven' niet zoveel toe. Maar de bijbeltekst is voor hen een spiegel waarin zij zich in herkennen. Dan verdampt dus eigenlijk de bijbelse boodschap en de opdracht voor ons die er in ligt, het gaat er om dat wij ons er maar in herkennen. Zo wordt het zwaartepunt weer verlegd van de goddelijke openbaring naar de menselijke ontvanger.

 
Dan volgen er weer drie belangrijke bijdragen van Lourens Heres over de Bijbel, geschiedenis en christelijk leven, alsmede over Horen én Doen. Ook hier zal blijken dat het subjectieve element in de kerken een te sterke nadruk krijgt. Volgens velen gaat het er vooral maar om, hoe wíj het tekstwoord ontvangen, wat wíj er in onze tijd en cultuur mee moeten doen, en niet wat God van ons eist onafhankelijk van ónze denkwijze, ónze cultuur en ‘Sitz im Leben’. Gods Woord geldt immers voor alle tijden?

Heres legt er in deze opstellen de nadruk op dat God de Here, nadat Hij zijn zesdaags scheppingswerk voltooid had, wel gerust heeft en zich zo verlustigde in zijn voltooide werk dat zeer goed was, maar ook voortging zijn raadsplannen uit te werken. Deze aarde zou vervuld worden met mensen, met een volk, dat Hem diende. Zo was daar een verbond met Adam dat Hij de schepping zou beheersen en bewerken in dienst van zijn Schepper. En na de zondeval vernieuwde de Here niettemin dat verbond en gaf aan de nieuwe mensheid zijn wetten en profeten. Die wetten moesten gehouden worden, daartoe gaf de Here zijn profeten, om te bestraffen als het verkeerd ging, maar ook om te bemoedigen.

Verstaan we Heres goed, dan is hem er veel aan gelegen om te laten uitkomen, dat het in Gods wetten op het woordelijke aankwam. Van de woorden van onze Heiland wordt nog al eens genoemd dat er van die wetten geen tittel of jota kan worden afgedaan. Ook wordt meermalen gewezen op de evangelist Mattheus, die vaak sprak over een vervulling van Gods woorden, beloften en bedreigingen, in laatste instantie door Christus. De Here Jezus sprak in de bergrede (Matth. 5-7) over het zesde en zevende gebod. Niet alleen je volksgenoot moest je liefhebben, maar zelfs je vijand! Niet alleen uiterlijke huwelijkstrouw was de eis, maar een andere vrouw aanzien om haar te begeren, was overtreding van het gebod!

Dan opponeert de auteur tegen hen die stellen, dat de oudtestamentische wetgeving daarmee is afgeschaft. Nee, Christus komt niet om die wetten op te heffen, maar ze te vervullen. Hier komt hij in botsing met Prof. Ad de Bruijne. Deze stelde evenals vele anderen, dat Jezus met een eigen wet kwam en dus eigenlijk de Thora, de oud-testamentische wet afschafte, terwijl die juist vervuld werd. Bij Jezus' discipelen is een overvloeiende een uitbundige gerechtigheid.

We moeten tot een afsluiting van dit deel van de recensie komen. Zeker is aangetoond dat bij de nieuwe hermeneutiek de méns veel meer in het centrum komt te staan dan God die zich openbaart in zijn genade en in zijn eisen.

 

Heel duidelijk wordt dit m.i. ook in wat het echtpaar Vreugdenhil schrijft op pag. 46v. Het gaat daar over een tweede taal. Het is een literair product waarbij het niet zozeer om de weergave van feiten gaat, maar wat wij ervaren. Als voorbeeld wordt genomen het huwelijk. Feitelijk is dit toch een acte waardoor men zich voor het leven aan elkaar verbindt, 'for better or for worse', in goede en kwade dagen. Maar in die tweede poëtische taal is dat anders gesteld. Het gaat erom, hoe ik nu het huwelijk ervaar, of ik nog dezelfde liefde heb als destijds. En zo gaat het ook in het geloofsleven. Ervaar ik God nog wel, voel ik zijn liefde? Een historisch feit dat Jezus, ooit 2000 jaar geleden de akte van loskoping heeft getekend met zijn bloed, wat kan ik daar nog mee? (p.47). Zo extreem zal het niet vaak uitgesproken of beleefd  worden, maar het gaat wel in die richting.

We moeten ons in de verbondsgeschiedenis aan de klare feiten houden. Christus is gestorven voor ons, voor ieder die zich, wat er ook gebeurt, aan Hem toevertrouwt. Er is zeker een toenemend subjectivisme hoe voel ik, hoe beleef ik het. En dat wordt toch door de nieuwe hermeneutiek op zijn minst in de hand gewerkt.

 

Wat moeten we ten slotte nog zeggen? Nu, dan wijs ik op de titel van dit boek ‘Lees maar’. Het is geen romanlectuur Je moet er goed bij zijn met je gedachten, maar er gaat wel een wereld voor je open.

 

Doodzwijgen?

 

Het uitblijven reacties in vrijgemaakte kring tot nu toe, hebben me bevreemd. Meteen na het verschijnen van dit boek schreef het Reformatorisch Dagblad er wel over en vermeldde dat in dit boek kritiek werd geoefend op de omgang met de Heilige Schrift in de vrijgemaakt gereformeerde kerken. Maar de vrijgemaakte theologen en kerkbestuurders die bekritiseerd werden zwegen tot nu toe in alle talen. Je zou toch verwachten dat het Nederlands Dagblad er iets over zou schrijven, mogelijk een poging zou doen de kritiek te weerleggen.

Maar men hoort taal noch teken. Ook in De Reformatie of vrijgemaakte kerkbodes werd niet gereageerd. Wat zou de oorzaak zijn?

We hebben eerder opgemerkt dat de verontrusten, de critici die ook in dit boek hun bezwaren neerschreven, als onruststokers en scheurmakers zijn afgeschilderd. Dat is na het verschijnen van dit boek tot nu toe niet gebeurd. We verwachten zulke reacties ook niet. Het is ook nog wat vroeg (ik schrijf deze bijdrage op 27 oktober). Maar als ik me niet vergis, heeft men een ander probaat middel: laat die verontrusten maar praten, ze zijn van een heel andere tijd en begrijpen ons niet. Ik ben niet de enige die dit denkt, ook anderen merken dit op. Prof. Jochem Douma heeft zwaarwegende bezwaren tegen tal van moderne ontwikkelingen in de GKv. We hoorden ook, dat velen hun instemming met hem betuigden. Maar zij, met wier opvattingen de hoogleraar moeite had, lieten niet van zich horen.

We zijn een geslacht van ouderwetse klagers geworden, van wie je je maar niet teveel moet aantrekken. Intussen kunnen de vernieuwers rustig voortgaan. Bezwaren indienen tegen synodebesluiten, die in de verkeerde richting gaan, wordt praktisch onmogelijk gemaakt.

 

Toch bewaart de Here zijn kerk, en zal het welbehagen Gods in zijn gemeente gelukkiglijk voortgaan, en zal men voor het zuiver gereformeerde belijden blijven opkomen.
Al is het dan meer buiten dan binnen de gereformeerde kerken vrijgemaakt.

 

Bilthoven, 27 oktober 2011