Printen

Godsbeeld en kerkgang

 

N. van Dijk

16-05-15

 

In het Nederlands Dagblad (20 februari) was een interview te lezen met theoloog Hans Snoek. In zijn boek ‘Van huis uit protestant. Hoe de leer verdampte en het geloof veranderde’ onderzocht Snoek hoe het godsbeeld van calvinistisch Nederland in vijftig jaar grondig veranderde. Vroeger was God almachtig, nu is hij liefdevol. Vroeger redde Jezus ons, nu inspireert Hij ons.

 

“Waar God vijftig jaar geleden in calvinistisch Nederland vooral als almachtig en verheven werd gezien, wordt er nu door de gelovigen uit Snoeks onderzoek vooral in ‘binnenwereldlijke’ termen over God gedacht . Dat wil zeggen: het transcendente is ervan af, God is vooral liefdevol, barmhartig. Jezus maakte een soortgelijke transformatie door: Hij was eerder de goddelijke Jezus die mensen met God verzoende, nu is Hij vooral mens, een inspirerend mens”.

 

Snoek vindt dat er veel godsbeelden in de Bijbel staan en adviseert mensen niet alleen een godsbeeld in de Bijbel te zoeken dat hen aanspreekt, maar ook een dat schuurt. Op de vraag of het niet gauw afgelopen is met geloven als God niet meer transcendent is en Jezus alleen nog inspirerend, antwoordt hij dat mensen om zoveel redenen naar de kerk komen. Calvijn heeft voor vierhonderd jaar een stevig stempel op Nederland gedrukt. Snoek vond het schokkend te ontdekken dat termen die het godsbeeld in Nederland voor lange tijd nadrukkelijk hebben bepaald, alleen bij Calvijn vandaan komen en niet uit de Bijbel. Hij noemt dan de erfzonde, die je niet in de Bijbel vindt. Ook is niet in het OT te vinden dat God almachtig is. We moeten volgens Snoek niet te dramatisch doen over het feit dat de traditie in ons land zijn grootste invloed heeft verloren. Opvallend vindt hij dat er nog zoveel hang is naar spiritualiteit.

 

In de rubriek ‘Jeugdwerk’ (‘Onderweg 7 februari 2015’) schrijft Moniek Mol (adviseur Praktijkcentrum GKv) over geloven toen ze kind was (Een geloof van waarde … en minder van norm?). Wat er ook zou gebeuren, ze zou altijd naar de kerk blijven gaan, want “geloven en de kerkdienst hoorden voor mij onlosmakelijk bij elkaar”. Ze denkt de laatste tijd weleens met sentiment terug naar de tijd waarin veel dingen vanzelfsprekend waren en “we elkaar konden houden aan duidelijke waarden en normen”. Over de wet en de geboden schrijft ze:

 

“God heeft in de wet ons behoud en onze bescherming voor ogen. Hij is niet voor niets een God van liefde. Gods geboden houden ons een aantal duidelijke normen voor. Er blijven echter legio zaken over waar we letterlijk tot aan de eeuwigheid met elkaar over kunnen discussiëren. Ik vermoed dat de kerkdienst er één van is. Kunnen we wel spreken over de kerkgang als norm?”

 

Het SCP meldde in 2014 een stijging van het percentage religieuze niet-kerkgangers. Mol concludeert dat kerkgang en deelname aan religieuze activiteiten niet meer automatisch bij geloven horen. Voor haar als kind was dat wel zo. Maar nu, zo’n 25 jaar later, is ze deze norm aan het overpeinzen.

 

“Overigens net als zo veel andere gereformeerde normen die ik heb meegekregen, om te onderzoeken wat de waarde achter die norm is. Ik probeer bewust de norm van het moeten deelnemen aan kerkelijke activiteiten los te laten. Dat helpt me om de jongere te zien. Niet door hem langs mijn meetlat te leggen, maar door te luisteren naar zijn verhalen en ideeën. Dat vraagt loslaten en een open houding. Om vervolgens samen iets te leren over de waarde van het samen groeien in geloof, het samen God mogen ontdekken. Eigenlijk gewoon kerk zijn, alleen dan als waarde in plaats van norm!”

 

Schreven eerder de gereformeerde weekbladen die wilden meewerken aan de opbouw van het gereformeerde leven duidelijk over het waarom van de zondagse samenkomsten (Hebr. 10: 25), steeds meer lijkt ook deze norm te vervagen. We horen nu steeds meer: ‘We zijn niet alleen op zondag christen, en we kunnen God ook op een andere manier wel dienen’.

 

Voor het eerst geloven meer Nederlanders niet in God dan wel, was de uitkomst van een onderzoek naar geloof en spiritualiteit. En uit het statistisch overzicht van de GKv (Handboek 2015) bleek dat ook de GKv opnieuw leden verliezen. Het verlies van het afgelopen jaar is één van de grootste in de afgelopen 10 jaar.

 

In ‘Actualia’ (kerkblad van de HHK) schrijft B.J van der Vlies over de kerkverlating, hij roept op te bidden om zegen over prediking, catechese en pastoraat, onderwijs voor kinderen en kleinkinderen, om trouw te zijn in alle dingen.

In het artikel ‘Uitstel nog geen afstel’ schrijft hij over een artikelenserie in Trouw, n.a.v. de opdracht  van het dagblad om onderzoek te doen naar geloof en spiritualiteit. Bij de uitslag valt hem op dat twee woorden eruit springen: zelf en gevoel.

 

“De moderne mens stelt zichzelf tot norm. Hij laat zich leiden door zijn gevoel. Zelf in het middelpunt staan, jezelf zijn, uniek zijn, is de norm. Als geen mens hetzelfde is, zijn dogma’s, regels die gelden voor iedereen en overal, niet meer bruikbaar. Kerken hebben hun zeggingskracht verloren. De gevolgen tekenen zich scherp af. Europa ontkerkelijkt in snel tempo. Kerkgebouwen gaan in de verkoop”.

 

Toch hoeft niet alles somber te stemmen. Orthodox-gereformeerd protestantisme zou wel eens minder snel kunnen verdwijnen. Orthodoxe tradities veranderen minder snel dan men soms denkt.

 

“Ze worden bijeengebracht en bijeengehouden, ja, door de Heere, maar ook door een heldere en welomschreven leer, zeg maar: de leer van de ene Naam, de twee wegen en de drie stukken”.

 

Toch is er ook in wat eertijds bolwerken waren van gereformeerde prediking een verminderde kerkgang te zien, soms komt het beleggen van een tweede dienst onder druk te staan. Uit een artikel van het RD (juni 2000) over groei of krimp van kerken bleek dat de behoudende kerken in de tweede helft van de twintigste eeuw groei lieten zien. Maar dat het nog maar de vraag is of dat in de volgende eeuw zo zal blijven.

 

“We zijn nu een jaar of vijftien verder. Wat toen gevreesd werd, tekent zich hier en daar in kerken en gemeenten af. Het is verleidelijk als reactie hierop de Boodschap aantrekkelijker te maken door deze te reduceren tot wat goed voelt bij mensen. De praktijk heeft bewezen dat deze aanpak hooguit tijdelijk voor een (uiterlijke) opleving zorgt, maar daarna het proces alleen maar versnelt. Iets anders is de roeping tot verduidelijking van de Boodschap. Daar dienen we blijvend mee bezig te zijn. Ook met de vraag of we niet meer dan te verantwoorden is als kerken naar binnen gericht zijn. En ligt de verdeeldheid binnen en tussen kerken ons zwaar of vinden we het wel goed zo? We mogen aan die vragen niet achteloos voorbijgaan. Overigens mogen we de Heere bidden om Zijn onmisbare zegen over prediking, catechese en pastoraat, om Zijn zegen over het onderwijs aan onze kinderen en kleinkinderen binnen de eigen gezinnen en de scholen. In alle dingen maar getrouw zijn in de roeping tot het werk dat God op onze handen legt, de uitwerking daarvan in Zijn handen wetend. Uiteindelijk is het kerkvergaderend werk voluit en alleen Zijn werk. Dat te beseffen geeft rust en een zekere ontspanning. Hij staat er Zelf voor in”.