Printen

Sola Scriptura 2

 

Ds. R.M. Retief, The Free Reformed Churches of Australia (FRCA)

17-10-15

 

De Schrift is de enige bron en norm voor Gereformeerde theologie

 

Het hele concept van theologie heeft in onze dagen een metamorfose ondergaan, ook in kerken die zichzelf nog Gereformeerd noemen. De bron van theologie, haar methode, haar karakter en haar doel zijn alle geherdefinieerd. Theologie wordt niet langer als een gezaghebbende leer beschouwd. Gereformeerde dogmatiek werd in het verleden beschouwd als de leer die de kerk gelooft en onderwijst op basis van de Schrift, maar tegenwoordig gelooft nauwelijks iemand nog in absolute waarheid, of zelfs maar in de mogelijkheid om de waarheid te kennen of om iets zeker te weten. Daarom moest het vak Dogmatiek dat met gezag sprak “Zo zegt de Here”, vervangen worden door “systematische theologie” dat wordt beoefend met de spelregels van de westerse wetenschap in een moderne en postmoderne context.

 

De theologie wordt nu als een wetenschap gezien die net als iedere andere westerse wetenschap moet functioneren. Dat is inclusief de methode van feiten observeren, die leidt tot theorievorming, experiment, aanpassing van theorieën en tot een zekere mate van (voorlopige) consensus.

Van de theologie wordt niet langer verwacht dat zij komt met zekere en absolute “waarheidsbevindingen”, maar eerder met wetenschappelijk acceptabele waarschijnlijkheden, theorieën en suggesties. Deze nieuwe theologie heeft veel bronnen om haar te helpen haar theorieën te vormen, vaak met een filosofisch uitgangspunt. De dogmaticus hoeft de bron van zijn theologie niet langer te beperken tot de Schrift om Gods Woord na te spreken. De theologie heeft zich geëmancipeerd van het sola Scriptura principe.

 

Deze “theologie” werkt vanuit de overtuiging dat absolute zekerheid van de waarheid niet mogelijk noch nodig is. In deze experimentele theologie draagt de eigen rede van de mens, zijn wil, emoties, ervaringen, intuïtie en religieuze gedrag bij aan de theologische kennis en wordt in grote mate het onderwerp van wetenschappelijke studie. Filosofie, psychologie, antropologie en veel andere sociale en menswetenschappen worden als “wetenschappelijke hulpen” in de theologie ingeschakeld.

 

Als “volbloed wetenschapper” moet de theoloog ook kritisch staan tegenover zijn eigen visie op en gebruik van de Schrift (is de Schrift wetenschappelijk betrouwbaar?) en moet beslist kritisch staan tegenover de “verouderde” belijdenissen van de kerk, waarbij hij probeert de theologie relevant te laten blijven in een veranderende wereld. Dat beïnvloedt ook het “verouderde” principe van het sola Scriptura.

 

Gereformeerde tegenover Roomse theologie

 

In veel Gereformeerde kerken is een beweging terug naar Rome en naar de theologie van Rome. De druk wordt gevoeld om ook het principe van het sola Scriptura aan te passen. De Roomse theologie heeft veel bronnen en normen: de schepping, de kerkelijke traditie, de Schrift, onfeilbare uitspraken van de paus, voortgaande openbaring door de Heilige Geest, “het natuurlijke licht van de menselijke rede”, mystieke ervaringen, enz. In ons vorige artikel (Sola Scriptura 1) zijn we begonnen opnieuw te bevestigen dat de Schrift de enige bron en norm voor de Gereformeerde theologie is en hebben we ook uitgelegd waarom de schepping niet als een extra bron en norm voor de theologie kan functioneren. Dit gaat lijnrecht in tegen Rome. Rome leert dat de mens in staat is God te kennen met het natuurlijk licht van de menselijke rede door dat wat geschapen is (zie de beschrijving van de Roomse leer aangaande Natuurlijke Theologie in 'Beknopte Gereformeerde Dogmatiek' van Van Genderen en Velema, 1992, blz. 126).

 

Voor wat betreft Gods openbaring in de Schrift die onze enige bron en norm is voor de gezonde leer, is het de moeite waard om te zien hoe Bavinck in zijn Gereformeerde Dogmatiek het Gereformeerde standpunt heeft geformuleerd:

 

“De Reformatie keerde tot de Heilige Schrift terug en erkende deze, met de oude Christelijke kerk, als het eenig principium der theologie; Rome verhief de traditie allengs boven de Schrift; en mystici en rationalisten beiden putten den inhoud der dogmatiek uit het religieuze subject.” (Gereformeerde Dogmatiek 1 en 2, 7de onveranderde druk 1998, blz. 54)

 

“Van dogmatiek kan er alleen sprake zijn, als er eene goddelijke openbaring is, op wier gezag zij steunt, wier inhoud zij ontvouwt.” (ibid. blz.56)

 

“Verstand en hart, rede en geweten, gevoel en verbeelding zijn op geen enkel terrein kenbron der waarheid, maar alleen organen, waardoor wij haar in ons opnemen en tot ons eigendom maken.” (ibid. blz. 56)

 

“Opmerkelijk is het daarom dat de Heilige Schrift den mensch nooit naar zichzelf als kenbron en maatstaf der godsdienstige waarheid verwijst. Hoe zou zij het ook kunnen, waar zij den psychischen mensch geheel en al, in zijn verstand, Ps. 14:3, Rom. 1:21-23, Rom. 8:7, 1 Cor. 1:23, 2:14, 2 Cor. 3:5, Ef. 4:23, Gal. 1:6,7, 1 Tim. 6:5, 2 Tim. 3:8, in zijn hart, Gen. 6:5, 8:21, Jer. 17:9, Ezech. 36:26, Mark. 7:21, in zijn wil, Joh. 8:34, Rom. 7:14, 8:7, Ef. 2:3, en ook in zijn geweten, Jer. 17:9, 1 Cor. 8:7,10,12, 10:28, 1 Tim 4:2, Tit. 1:15 als door de zonde verduisterd en verdorven beschrijft. Voor de kennis der waarheid verwijst zij hem altijd naar de objectieve openbaring, naar het woord, de onderwijzing, die van God is uitgegaan, Deut. 4:1, Jes. 8:20, Joh. 5:39, 2 Tim 3:15, 2 Petr. 1:19 enz. En ook, waar de objectieve waarheid door het geloof ons persoonlijk eigendom wordt, is dat geloof toch nooit gelijk aan eene fontein, die het levende water uit zichzelve voortbrengt, maar aan een kanaal, dat het water van elders ons toevoert.” (ibid. blz. 56, 57)

 

“De theologia naturalis had oorspronkelijk volstrekt niet ten doel, om langzamerhand en geleidelijk den weg te banen tot de theologia revelata; men nam bij haar niet het voorloopige standpunt der rede in, om dan door redeneering en bewijs op te klimmen tot het standpunt des geloofs. Maar van den aanvang af stond de dogmaticus op den grondslag des geloofs, en bezag als Christen, als geloovige nu ook de natuur; en dan ontdekte hij, met zijn Christelijk oog, gewapend met de Heilige Schrift, ook in de natuur sporen van dien God, dien hij door de Schrift, in Christus, als zijn Vader had leeren kennen.” (ibid. blz. 64)

 

“En evenzoo stond objectief de natuur niet als een zelfstandig en onafhankelijk principium naast de Heilige Schrift, beide een eigen stel van waarheden leverend. Maar de natuur werd bezien in het licht der Schrift, en de Schrift bevatte niet alleen de in strikten zin geopenbaarde waarheid, maar bevatte ook de waarheden, welke de geloovige in de natuur ontdekken kan.”(ibid. blz. 64)

 

“En eindelijk is de leer van de Heilige Schrift als unicum principium theologiae ook alleen zuiver reformatorisch en Gereformeerd. De Nederl. Confessie leert in art. 2 en 7 uitdrukkelijk, dat de kennis van God en zijn dienst alleen uit de Schrift wordt geput en dat ze dus wel ter dege bron is en niet alleen norma.”(ibid. blz. 65)

 

Bavinck noemt de Schrift niet een bron en een norm, maar zegt dat zij zowél bron áls norm is van de theologie. De context maakt overvloedig duidelijk dat hij spreekt van de enige bron en de enige norm van de theologie.

Bavinck spreekt ook over hen die de Schrift erkennen als norm, maar niet als de bron, en zegt dat zij op die manier de Schrift verlagen tot norm. (ibid. blz.64, 65)

 

Sprekend over Gereformeerde dogmatiek, concludeert Bavinck:

 

“Iedere dogmatiek haast begint met de leer der Schrift als unicum principium theologiae.” (ibid. blz. 65, 66)

 

Nieuwe theologie in Kampen

 

De Theologische Universiteit in Kampen (TUK), waar onze Nederlandse zusterkerken hun theologische opleiding hebben, publiceerde in 2004 een uiteenzetting over de wijze waarop zij theologie beoefenen. De publicatie heet: “Gereformeerde theologie vandaag: oriëntatie en verantwoording” en staat onder redactie van prof. A.L.Th. de Bruijne. Twaalf professoren en docenten theologie aan de TUK schreven ieder over een eigen onderwerp. Prof. De Bruijne schreef het eerste hoofdstuk met als titel: Gereformeerde theologie vandaag. Hij beschrijft de theologie als een wetenschappelijke praktijk die door westers denken vorm heeft gekregen en die volgens de spelregels van de westerse wetenschap moet worden gespeeld. Het is een hoofdstuk dat de moeite van het lezen waard is voor ieder die interesse heeft in wat vandaag de dag in Kampen met de theologie gebeurt.

 

De Bruijne wil het object van de theologie niet terugbrengen tot “geopenbaarde kennis van God” (Kuyper) of tot “Gods openbaring” (Douma). Zo'n nadruk op het Woord – wat in het verleden gebruikelijk was, zo geeft hij toe – leidde tot een te beperkte visie op de theologie.

 

De Bruijne ziet de theologie als een menselijke wetenschap net als iedere andere wetenschap, beoefend door menselijk denkvermogen en informatieverwerking, gekregen van “God in de werkelijkheid van Zijn openbaring”, door het leven van de kerk in deze wereld en door de schepping zelf. De methode moet volgens hem de methodes van experimentele wetenschap bevatten. Ik citeer:

 

“Zij moet meer oog ontwikkelen voor het hypothetisch en modelmatig karakter van veel aspecten in de wetenschapsbeoefening. Kuyper opereerde met een naïef-realistische visie op wetenschap. Veel Gereformeerde theologen doen dat waarschijnlijk nog steeds. Wetenschap levert dan ware kennis over de werkelijkheid met een objectief karakter.” (Gereformeerde theologie vandaag, 200, blz. 23)

 

Hij vervolgt op blz. 24:

 

“Kennen heeft een menselijk karakter en is daarom altijd voorlopig en feilbaar.” De status van de resultaten van onze onderzoekingen blijft voorlopig. “Het gaat om hypothesen onderweg en het modelmatige van veel van onze kennis blijft een relativerende factor.” “Als theologie vandaag echt een wetenschap wil zijn, moet zij meer oog ontwikkelen voor het relatieve karakter van veel van haar uitspraken en resultaten.” We “moeten niet het verschil vergeten tussen Gods waarheid zelf en ons kennen daarvan. Nog groter is het onderscheid met ons theologisch-wetenschappelijk verwerken ervan. Dat komt niet uit boven het niveau van feilbaarheid en voorlopigheid. En behalve rechtstreekse geloofsuitspraken bevat de theologie ook hypothesen onderweg en gebruikt zij theorieën en modellen met een voorlopig karakter. Dat moet erkend en in praktijk gebracht worden.”

“(ibid. blz. 24,25)

 

De theologie moet ook het forum van collega's zoeken, weliswaar zonder daarbij de gemeente uit het oog te verliezen.

 

“Juist door met sommige onderzoeksresultaten en voorstellen de kring van vakgenoten te zoeken in het kader van het 'spel' van de wetenschappelijke discussie en niet in de eerste plaats die van de gemeente, bewaakt de theologie haar bescheiden karakter en voorkomt zij onnodige verwarring in de gemeente doordat wat hypothesen willen zijn als laatste waarheden begrepen worden. De keerzijde hiervan is echter dat theologen deze ruimte in de kerk ook moeten krijgen. Zonder deze relatieve wetenschappelijke discussieruimte kan theologie als wetenschap niet overleven. Als de kerk van de theologie in al haar uitingen 'ware woorden over de werkelijkheid' verwacht, veroordeelt zij de theologie tot onvruchtbaarheid. Het leidt tot een angstige, zwijgende en irrelevante theologie die haar nek nooit uitsteekt, haar wetenschappelijke creativiteit laat doven, en vergeet dat zij sympathetisch-kritisch moest omgaan met de leer van de kerk.” (ibid. blz. 25)

 

“Theologie moet meer ruimte bieden aan empirisch onderzoek. In vrijwel alle hedendaagse wetenschappen spelen empirische methoden een rol. Wie dit instrument laat liggen, benut onvoldoende de mogelijkheden die er zijn en zet zichzelf op achterstand in een wetenschappelijke context.” (ibid. blz. 25)

 

Kortom, de TU in Kampen wil een koploper zijn van wetenschappelijke ontwikkeling en wil de theologie beoefenen als een typisch westerse wetenschap. Zij willen zich niet langer uitsluitend richten op Gods geopenbaarde Woord in de Schrift zoals de theologie dat in het verleden deed. Nieuwe studiegebieden en hulpwetenschappen moeten worden toegevoegd met nieuwe methoden voor de hedendaagse theologie. De definitie van theologie is verbreed om aan deze wens te voldoen en deze focusverschuiving mogelijk te maken. De Heilige Schrift is niet langer de enige bron en norm voor de theologie.

 

Bovendien wordt alle theologische kennis beschouwd als menselijke kennis die door het menselijk denkvermogen is voortgebracht, feilbaar en voorlopig en in hoge mate hypothetisch en experimenteel. Een toenemende verwijdering is ontstaan tussen Gods waarheid en ons verstaan ervan.

Het sola Scriptura ligt ook onder vuur door een nieuwe hermeneutiek die een sleutelrol speelt in de huidige theologie – een hermeneutiek die de Schrift niet langer voor zichzelf laat spreken. Maar dat laten we voor een volgend artikel staan DV.

 

Wordt vervolgd

 

Vertaling: R. Sollie-Sleijster