Printen

Historische betrouwbaarheid (2)

 

N. van Dijk

28-11-15

 

In een aflevering van ‘De IJzeren Eeuw’ (een programma waarin presentator Hans Goedkoop de kijker meeneemt naar de 19e eeuw) gaat het over bekende wetenschappers, waaronder de ‘miskende’ Eugène Dubois (afl. 10).

Eugène Dubois probeerde de ontbrekende schakel te vinden tussen aap en mens. John de Vos (paleontoloog) noemt een door Dubois gevonden dijbeen in 1891 (de missing link) een wereldvondst. Het originele dijbeen en een schedel van een ‘mensachtige’ zijn in Leiden te zien. Hans Goedkoop en John de Vos betreden in de aflevering het ‘heilige der heiligen’, ze naderen de collectie Dubois. De Vos spreekt van de miskenning van Dubois, die de wereld wilde overtuigen van zijn visie. Grote wetenschappers keerden zich tegen hem. Toch zette Dubois door. En, volgens De Vos: “Als hij niet had doorgezet hadden we nog steeds gedacht dat we niet van een aap afstamden”.

De Vos toont het dijbeen en het schedelkapje van de ‘mensachtige’. Op de vraag van Hans Goedkoop hoe belangrijk deze vondst is antwoordt hij: “Het is de nachtwacht van de fossielen, en heeft grote wetenschappelijke waarde”. Goedkoop merkt op dat het flink achter glas zit, waarop De Vos antwoordt dat je er een magnum op kunt leeg schieten. “Wie zou dat nou willen?”, vraagt Goedkoop zich af. De Vos: “Er kan altijd iemand komen, die gestuurd wordt door het geloof, tegen de evolutie, en die het ding wil stukmaken”. Goedkoop vraagt of het nog altijd denkbaar is dat de evolutietheorie zulke heftige reacties oprakelt, waarop de paleontoloog antwoordt: “Dat is altijd denkbaar, dat zou kunnen, dat soort mensen loopt rond……”

 

Enkele maanden geleden was er in Grand Rapids een conferentie over vragen rond de schepping. De conferentie vormde de afsluiting van een driejarig programma van Bio-Logos, ‘Evolution and the Christian Faith’. Diverse groepen ontvingen via dit project subsidie, waaronder ForumC dat de discussie over schepping en evolutie heeft gestimuleerd.

Op de conferentie spraken vooral theologen, Bijbelwetenschappers en natuurwetenschappers. In het Nederlands Dagblad van 4 juli deed René Fransen (wetenschapsredacteur en aanwezig namens ForumC) verslag van de conferentie in het artikel ‘Ontroeren met een oerknal erbij’. De vragen die de sprekers kregen waren kritisch, maar het publiek had geen fundamentele problemen met evolutie of een niet letterlijk-historische lezing van Genesis.

 

“Tijdens de conferentie viel op hoe belangrijk het evangelie voor de deelnemers was. Er waren persoonlijke getuigenissen in de wandelgangen, de overtuiging dat de Bijbel het woord van God is, werd beleden in de lezingen. Hoewel niemand fundamentele problemen had met evolutie waren er wel verschillen in de manier waarop schepping en evolutie bij elkaar werden gebracht. ‘We zijn nu toe aan de elfde visie op Adam’, merkte een spreker op. De gesprekken bleven beleefd en respectvol naar elkaar. En er was geen drang om anderen te overtuigen van het eigen gelijk”.

 

Dat de wetenschappers soms moeite hebben in de omgang met de ‘gewone’  Bijbellezer  bleek uit het slot van Fransens verslag. Hij citeert daar een jonge arts die het lastig vindt om met zijn familie over zaken als evolutie te praten:

 

"Hij past zich bewust aan tijdens familie-uitjes naar het National History Museum. Die ruimte moet hij geven, vindt hij. Hij heeft zelf een hele ontwikkeling doorgemaakt, en hij kan niet van hen vragen dat ze hem daarin zomaar volgen”.

 

‘Adam heeft het moeilijk’, schrijft dr. M Klaassen in het Reformatorisch Dagblad (9 mei 2015).

 

“Een recente studie over hem stelt dat hij in hoog tempo aan het verdwijnen is van de culturele, wetenschappelijke en theologische podia. Dat heeft grote consequenties voor het christelijk geloof”.

 

De traditionele opvatting over schepping en zondeval is na Darwin problematische geworden. De visie dat chimpansees en mensen een gezamenlijke voorvader delen is onverenigbaar met de traditionele lezing van Genesis (met Adam als eerste mens en zondaar). Er is veel verlegenheid, maar velen zijn ‘om’. “Waar veel moderne theologen dit gegeven allang geaccepteerd hadden, volgen de laatste jaren ook veel orthodoxe collega’s”.

Adam en Eva krijgen steeds meer een symbolische functie, “zij zijn een ‘leermodel’ dat ons iets over de mens wil zeggen”. Ook prof. dr. G. van den Brink meent dat een integratie van het geloof in God de Schepper en de evolutietheorie mogelijk is (theïstisch evolutionisme), al wil hij niet de noties van een historische Adam en de zondeval opgeven.

 

Dr. Klaassen stelt dat met deze denkwijze een aantal fundamentele Bijbelse gegevens losgelaten of anders geïnterpreteerd moeten worden. Hij noemt er een aantal: De lange keten van mensachtige voorouders (voorafgegaan aan Adam) is moeilijk verenigbaar met het verslag van  de directe schepping van Adam en Eva, waarbij de laatste ook niet uit zijn rib geschapen is. Ook dringt de vraag zich op wat de status dan is van de voorouders van Adam.

En: Volgens de huidige paleo-antropologie waren er heel veel Adams. De huidige menselijke bevolking stamt dan nooit geheel van Adam af, wat weer op gespannen voet staat met de bewering van Paulus dat God ‘uit één mens het hele menselijke geslacht’ voortgebracht heeft (Hand 17: 26). Dit heeft weer de nodige consequenties voor de erfzonde.

Ook de aanname dat voor Adam de dood al eeuwenlang in de wereld was, is moeilijk te verenigen met Paulus’ bewering dat de dood door één mens in de wereld is gekomen (Rom. 5: 12). Verder zouden ziekte, pijn en lijden geen gevolg zijn van de zondeval, terwijl Paulus beweert dat de schepping aan de zinloosheid is onderworpen, niet vrijwillig, maar

 

“als gevolg van hem, lees: Adam, die haar daaraan onderworpen heeft (Rom. 8: 20).

Kortom: wie de huidige inzichten als juist beschouwt, moet op een aantal cruciale punten forse hermeneutische en theologische wissels omzetten. Daar moet wel een prijs voor betaald worden. Theologen die een historische Adam loslaten, laten dan ook vaak het augustijnse model van schepping-val-verlossing los en kiezen voor een ‘groeimodel’ waarin God de mens vanuit een onvolmaakte schepping laat evolueren naar een hogere bestemming die pas in Gods toekomst bereikt wordt”.

 

Dr. Klaassen schrijft dat er dan ook een keuze gemaakt moet worden tussen: of de aannames van de huidige wetenschap, of  de meest voor de hand liggende lezing van Genesis 1-3: de directe schepping van Adam door God in een goede schepping die als gevolg van de zondeval aan de zinloosheid is onderworpen. Bij de ‘revisionistische’ lezing van Genesis 1-3

 

“bepalen de wetenschappelijke aannames de uitleg van de Schrift en dwingen de gelovige zelfs de meest voor de hand liggende uitleg te herzien of te herinterpreteren. Dat is een overwaardering van de wetenschap (die op dit punt vooral met theorieën en niet-verifieerbare aannames werkt) en een onderwaardering van het gezag als de primaire kenbron van God en de werkelijkheid. Wie Adam laat vallen, veroorzaakt een domino-effect waarbij de hele verlossingsleer losgeweekt wordt uit het Bijbelse kader. Daarom: in plaats van Adam te laten vallen, kan hij beter blijven staan. Vallen doet hij toch wel. Maar dat kan hij alleen als hij ooit (be)stond. Zo wordt de Schrift het meest recht gedaan en is de komst van de andere Adam, Jezus Christus, het meest inzichtelijk”.