Dagen van Genesis en kadertheorie - 2
Dr. S. de Marie
12-12-15
Aanhangers van de zogenaamde “derde weg” (zie vorig artikel) maken vaak aanpassingen bij de verklaring van de Scheppingsdagen om ruimte te kunnen maken voor hun leer van Theïstische evolutie. Dit geldt met name voor voorstanders van de zogenaamde kadertheorie. Onder deze voorstanders horen o.a. prof. A. Noordtzij, drs. J.J.T. Doedens en prof. dr. J. Douma. In dit artikel wordt nader op deze theorie ingegaan.
Dagen, zijn dagen, maar niet letterlijk?
Laten we eerst opnoemen de zaken die zouden pleiten voor de derde weg al dan niet met de kadertheorie.
Alles bij elkaar genomen is er voor aanhangers van de derde weg in hun ogen ook in de Schrift zelf voldoende bewijs om te concluderen dat de dagen van Genesis 1 wel vermeld staan als gewone dagen in een vertelling, maar niet als feitelijke historische, niet als letterlijke dagen, zoals wij die kennen.
Dagen en hun refein
Ik wil daar graag het volgende op antwoorden.
Hoe is dit mogelijk als deze zevende dag ook nu als dag zonder einde nog voortduurt?
Kadertheorie
Er zijn enkele specifieke kenmerken die alléén de kadertheorie gelden. Deze theorie gaat ervan uit dat elke dag van Gen. 1 een soort fotolijst is waarin iets van het grote verhaal van de schepping wordt weergegeven.
Door de meeste aanhangers van de kadertheorie wordt verdedigd dat de “beelden” van dag 1-3 corresponderen met de “beelden” van dag 4-6. En wel zo, dat wat op dag 1 geschapen wordt als ruimte, vervolgens gevuld wordt met de schepselen of vormsels van dag 4. Dag 1 en 4 gaan dan over hetzelfde gebeuren, wat zich in heel lange tijd heeft voltrokken. Dat geldt ook voor het koppel dag 2 en 5, en het koppel dag 3 en 6.
De dagen in deze theorie zijn wel “gewone dagen”, maar dan niet letterlijk historisch en zelfs niet in chronologische volgorde, in tijdsvolgorde. Het zijn plaatjes in een lijst, die iets vertellen. Daarbij is de volgorde minder belangrijk.
Op deze manier creëert men ruimte voor een theïstische evolutie en een oude wereld van miljarden jaren. Ruimte: Ik zeg niet dat alle voorstanders daar persé in geloven. Maar ze claimen dat Genesis daarvoor de ruimte biedt. Daarvoor wordt vrijheid in exegese gevraagd.
Antwoord op de kadertheorie
Tegenover de symbolische uitleg met ruimte voor evolutie, dient Genesis zich juist aan als een voluit historisch boek. Gen 1: 1 - 2:3 vormt een inleiding en nadere invulling op wat er in de rest van Genesis op volgt nl. de toledothen, letterlijk de geschiedenissen. Vanaf Gen. 2:4 wordt beschreven de geschiedenis van de hemel en de aarde. Gevolgd door de geschiedenis de mens Adam, enz. tot aan die van Abraham, Isaak en Jacob (Gen. 37-einde). Niet alleen Gen. 2:4v grijpt terug naar Gen.1, dat geldt ook voor Gen. 5. Daar wordt opnieuw een stap terug in de tijd gezet. bij het begin van een geschiedenis. Niets in Gen. 1-2:3 zelf wijst erop dat het hier iets anders dan een letterlijke geschiedenis betreft. Ook de literaire vorm die God in Gen. 1 en 2 laat gebruiken, doet daar niets van af. Dit is even klaarblijkelijk als in 1926 door de kerken m.b.t. het spreken van de slang in Gen. 3 werd vastgesteld. Wel gaat het hier om bovennatuurlijke wonderen van God, die geloof vragen. Maar ze spelen zich in de tijd af, die begon in Gen. 1:1.
De kadertheorie wil de dagen van Genesis verklaren als literaire aanpassing (accommodatie) van God aan de mens. Maar daartegenover staat dat God van ons vraagt dat wij ons nu juist aan Hem en zijn letterlijke dagen aanpassen. Het vierde gebod in Ex. 20 zegt dit heel stellig (Let op “want”):
Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen maar de zevende dag is de sabbat van de Heere uw God dan zult gij geen werk doen, …. Want in zes dagen heeft de Heer de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daar in is. En Hij rustte op de zevende dag.
De gevolgen van de kadertheorie
De kadertheorie stelt dat het doel van Gen. 1 en 2 is het eren van God in het verbond door Israël. Daar zou de vertelvorm op gericht zijn. Mozes zou zo aan Israël een schets van God als de trouwe Verbondsgod hebben gegeven. Ook speciaal met het doel om te komen tot het vieren van de sabbat als een aan God gewijde dag.
Maar er is toch veel meer over Gen. 1 en 2 te zeggen? Moeten we niet beginnen met het feit dat God Zich Zelf verlustigt over Zijn werken? Vergelijk Ps. 104:24 met Gen.1:31-2:3. Ook Christus en zijn apostelen wijzen terug op dit begin m.b.t. de sabbat (Ex.20:8-11;Marc.2:27;Hebr.4:4), het beeld van God zijn (Gen.1:26;1Kor.11:7;Jak.3:9), het huwelijk en de man-vrouw verhouding (Gen. 2:18-25, Matt.19:4-6;1Kor.11:8;1Tim.2:13), heterofilie en homofilie (Rom.1:26,27), naaktheid en schaamte (Gen.2:25), het proefgebod (Gen.2:16.17), de vloek over de zonde (Gen. 2:17), de situatie van de zondeval (Gen. 3), en de daaraan door God verbonden moederbelofte.
Wanneer de dagen van Gen. 1 en 2 worden tot een “vertelvorm”, is heel Gods Schepping slechts een “verhaal”, geen feitelijke geschiedenis, en valt de vaste grond onder dit alles weg.
Zie voor de consequenties van het aanhangen van deze theorie ook het voorgaande artikel over de derde weg.
NOOT
Zie de opmerkingen in de voetnoot van het eerste artikel