Printen

Absolutisme of idealisme

 

R. Sollie-Sleijster

12-12-15

 

In het boek van Ab van Langevelde In het klimaat van het absolute over de levensgang van prof. C. Veenhof wordt onder geraadpleegde literatuur verwezen naar Verkenningen III van prof. J. Kamphuis. We vinden géén verwijzing naar Verkenningen I. Dat is jammer, want juist in dat deel staat een stevig hoofdstuk dat ons licht geeft op de achtergronden van de scheiding der geesten in de betreffende periode. Hieronder geef ik u graag tot beter begrip een samenvatting van dit vierde hoofdstuk met de veelzeggende titel Kruistocht tegen de gereformeerde confessie.

 


 

Kruistocht tegen de gereformeerde confessie

Samenvatting

 

J. Kamphuis

 

Een “Halve Reformatie”?

 

Eerst gaan we terug naar de jaren 50.
Is de vrijmaking wel reformatie? zo vroeg ds. B.F.J. Schoep van Amstelveen zich af. Neen, was zijn antwoord, pas later in de vrijmakingsgeschiedenis kreeg zij deze karakteristiek. Op dit laatste is hij wel teruggekomen, want na enige tijd klaagt hij dat men “onmiddellijk is begonnen de Vrijmaking in de historische lijn te zien liggen van de Grote Reformatie, de Afscheiding en de Doleantie”. Maar de vrijmaking een reformatie noemen, neen, dat wilde hij niet.

 

Waren dan de grote reformaties uit de 16de eeuw, de Afscheiding en Doleantie wel reformaties? Of waren dat eigenlijk ook maar 'halve reformaties'? Het antwoord van ds. Schoep luidt bevestigend: het waren halve reformaties, want de kerk van de reformatie heeft de “theoretische dogmatiek”, zoals die in de roomse kerk heerste, niet uitgebannen. Er kwam kritiek op de confessie van de kerk en de grondlijnen van het kerkrecht. En op de leer van de uitverkiezing zoals we die kennen uit de Dordtse Leerregels. En op Zondag 22 van de HC, op de leer van het Heilig Avondmaal en op het “bijzondere ambt” in de kerk, enzovoort. Daarom wekt het ook wrevel dat men vastzit aan een Ondertekeningsformulier.

 

Maar er komen nieuwe tijden volgens ds. Schoep en de zijnen. De “denk-afgod” van de “theoretische dogmatiek” moet verbrijzeld, willen de “leeronenigheden en kerksplitsingen” worden overwonnen. En de “mondigheid” van de gemeente moet gegrepen worden in de kerkdienst en in heel het kerkelijk leven. “Er ruist iets van een geestelijk ontwaken door de dorre doodsbeenderen van de scholastieke en vertheoretiseerde kerkzielen in Nederland” (Schoep).

 

Maar wie klaagden in het verleden nog meer over een halve reformatie?

Dat waren onder meer de dopersen. Zij kwamen op voor de 'werkelijke vrijheid' van de gelovigen. Zij voelden zich mondig in hun godsdienstig leven en daarom wilden zij geen binding aan belijdenissen: wat had men anders nodig dan het Woord Gods? Daarom mocht men niet als de Hervormers halverwege blijven staan. Het geluid van toen is ook het geluid van later en ook het geluid van onze eigen tijd.

 

Het gaat om Woord en Kerk

 

De kerk is er door het Woord.

Hier moeten we letten op de 'wijsbegeerte der wetsidee' zoals die in de dertiger jaren door de hoogleraren Vollenhoven en Dooyeweerd is geïntroduceerd en in de veertiger en vijftiger jaren is uitgebouwd. Ook prof. Veenhof was vóór de Vrijmaking mede gevormd door de 'Calvinistische wijsbegeerte'. In de frontaanval van de jaren 50 tegen de “halfheid” van de reformatie hebben we onder andere ook te maken met doorwerkende invloed van deze wijsbegeerte. En met haar verval! De aanvankelijke eenheid en eenstemmigheid is radicaal verbroken in de jaren 60.

 

Daarnaast doet de invloed van de latere ethische theologie zich gelden met klanken over afwijzing van het predikantschap. Door het algemeen priesterschap van iedere gelovige is een bedienaar van Woord en Sacramenten niet meer nodig. Bovendien moeten we rekening houden met beïnvloeding door K. Barth. Meer invloeden zijn te noemen, maar ook tegengeluiden worden gehoord. Het is geen ”koekoek-eenzang”.

Toch is er éénheid bij alle nuancering. Schoep doelt daarop als hij spreekt over de 'vertheoretiseerde kerkzielen'. Maar men verloochent zelf graag vandaag, wat men gisteren bepleitte en meent daarmee een voorbeeld van “dynamische ontwikkeling” te geven. Is deze wisseling van meningen van vandaag op morgen niet mee karakteristiek voor de groepering?

Maar bij dit alles gaat het om de kern, om Woord en kerk, om de gemeente en om de openbaring. Daar vallen de centrale beslissingen.

 

Samenhang

 

De kerk heeft zich in haar strijd tegen hiërarchie en scholastiek in de roomse kerk ook bezig moeten houden met degenen die verder wilden gaan en niet bij die halve reformatie wilden stoppen. Zij keerden zich tegen alle ambtelijke gezag in de kerk en tegen alle bindende belijdenis-formuleringen. Daardoor zou de 'christelijke mondigheid en vrijheid' evenzeer te niet worden gedaan als in de roomse kerk. Zij keerden zich ook tegen de verafgoding van de letter van de Bijbel. Het ging immers om de geestelijke zin van het Woord, om de Waarheid àchter de waarheid.

 

De gemeente moet bevrijd worden van de autoriteit van de Woordverkondiging en van de over haar gestelde tuchtoefening. Zij moet zich stichten en zich beoordelen in christelijke tucht. Als dit wordt erkend, pas dan is de mondigheid van de gemeente tot haar recht gekomen. Hier wordt niet slechts de hiërarchie van de synode, maar eveneens worden de kerkenraad, de kerkdienst, de kerkelijke tucht en de kerkelijke vergaderingen onder het mes van de kritiek gebracht.

 

Ook tegen de scholastiek kiest men positie. Maar niet minder tegen de dogmatiek. Die heeft geen bestaansrecht meer. De leer van de Kerk, de belijdenis wordt geraakt door de stoomwals van kritiek. Deze keert zich tegen wat altijd onder ons is beleden over het gezag van de Schriften. Want juist haar onfeilbaarheid en absolute autoriteit wordt het meest bekritiseerd. Al in 1952 wijst prof. K. Schilder er op dat in kringen van de 'calvinistische wijsbegeerte' de wet van de tien geboden 'een gebrekkige wegwijzer voor het leven der liefde' wordt genoemd. En 'een duidelijk inzicht in de hiervoor geldende normen is te verwachten van de … Wijsbegeerte der Wetsidee'! En hoe verbeten tracht men zich van de autoriteit der Openbaring in de eerste Bijbel-hoofdstukken af te maken door – spiritualistisch en libertijns – de onfeilbaarheid van de Schriftopenbaring te beperken tot wat men noemt de 'geloofszin' van de openbaring.

De zaak wordt echter niet beslist op het terrein van de exegese, op een incidenteel punt, maar op de doorwerking van de grondstellingen. Anders verwordt de kerk tot een vroom discussiegezelschap en de Schrift tot het verslag van deze discussie.

 

Calvinisme en oecumene

 

Niet slechts het opdringen van de synthese in de gebonden synodale kerken, maar ook de propaganda van de latere wijsbegeerte der wetsidee, juist in gereformeerde kring, is mee verantwoordelijk voor de geest van relativisme die haast onweerstaanbaar opdringt.

Van Calvinistisch wijsgeer ontwikkelde Dooyeweerd zich tot een oecumenisch christelijke wijsgeer. Een zijweg die van de hoofdweg afbuigt en die tenslotte in het slop voert. Het slop waarin de gereformeerde belijdenis gerelativeerd wordt. Zodanig dat ook op politiek vlak waarschuwingen komen: de ARP, zal zij haar calvinistisch karakter behouden? (drs. H.G.Leih) en zal het gereformeerde karakter van de gereformeerde kerken behouden blijven? (dr. W.P. Berghuis).

 

In geloofsgehoorzaamheid werkten Luther en Calvijn aan de reformatie van de kerk in de dienst aan de Waarheid. Zo dienden zij de eenheid van de kerk. Maar al in de 17de eeuw rijst twijfel of de 'grote reformatie' wel dienst aan de eenheid van christenen is geweest. Een irenische stroming (Georg Calixt) wil de weg terug naar de 'hoofdweg', want zowel het rooms-katholicisme als de lutherse en calvinistische reformatie zijn 'zijwegen'. Er moet terugkeer komen van die kwaal van confessionele verdeeldheid naar een vereniging op basis van 'oecumenisch-christelijke grondslag'. Deze ireniek heeft de kerk veel schade toegebracht. Maar ook vandaag vinden we haar nog. Want wat wordt ons vandaag als 'oecumenische christelijke grondslag' gepresenteerd?

 

Oecumenische grondslag

 

De typisch calvinistische klanken moesten wat zachter klinken en wat al 'oecumenisch christelijk' was moest sterker doorkomen. Wat krijgt bij dit laatste de nadruk?

Dat is het 'religieuze grondmotief' van de 'Woord-openbaring', namelijk schepping, zondeval en verlossing door Christus Jezus in de gemeenschap van de Heilige Geest.

Ds. J.R. Wiskerke noemde dit grondmotief eens 'een apart-klein belijdenisje' van één geleerde. En concludeerde dat dat dan toch duidelijk individualisme is. Op eigen gelegenheid selecteert men uit de volheid van de Heilige Schrift.

Maar ds. Wiskerke kreeg te horen dat hij het niet begreep. Het grondmotief was heel wat anders dan een kerkelijke belijdenis, nee, het is 'de drijfkracht van Gods Woord door de Heilige Geest, die de religieuze wortel van ons leven omzet en van daaruit in alle tijdelijke levensuitingen doordringt' (Dooyeweerd).

Maar diezelfde Dooyeweerd noemt in 1956 dat grondmotief 'het oecumenische verenigingspunt'. En in 1960 schrijft hij dat het grondmotief 'de enige werkelijke oecumenische basis is van de Kerk van Christus die in zijn tijdelijke institutionele verschijning hopeloos verdeeld is'.

Daarmee werkt de wijsbegeerte der wetsidee dus: dit motief is dé grondslag van de kerk van Christus. En de oecumenische grondslag wordt niet gevormd door de oud-christelijke belijdenisgeschriften met hun waarachtig amen op het Evangelie. Die zijn niet oecumenisch verenigingspunt, dat is het grondmotief. Van daaruit wordt iedere kerkelijke belijdenis fundamenteel gerelativeerd en feitelijk bekritiseerd. Want wíj overwinnen de fouten van theorie en theologie, met óns begint de geschiedenis.

En is het grondmotief de 'drijfkracht'? Duidelijk is uit de Schrift dat alléén Gods Woord en de prediking daarvan in de gemeente het hart omzet en niet het menselijk woord en de menselijke samenvatting.

 

Hiermee hangt samen de onderscheiding van A. Kuyper tussen de kerk als boventijdelijk Lichaam van Christus én het tijdelijk kerkinstituut. Dooyeweerd heeft de vergissingen van Kuyper een plaats gegeven in het centrum van zijn wijsbegeerte. De belijdenissen horen bij het 'instituut', maar het grondmotief hoort bij het boventijdelijk Lichaam en gaat uit boven de Heilige Schrift. 'In de Schrift hebben we te doen met de letter, maar Gods Woord – het éigenlijke Woord, de Waarheid achter en boven de waarheid is geest en kracht. De Heilige Schrift IS dan ook niet Gods Woord, maar betekent slechts 'de waarachtige Woord-openbaring Gods' (Dooyeweerd). Hier breekt spiritualisme zich baan. Hier worden èn de belijdenis èn de Schrift gerelativeerd. Hoe verheft zich hier de mystieke eenheidsdwang! En de roes van de mystiek zet zich in de roes van dit oecumenisme door!

 

De Schrift gaat dicht

 

De Geest ontsluit door middel van dit 'motief' het hart voor de 'geloofsbetekenis' van de Schrift – dat is dan de Waarheid achter de waarheid! En zo heeft de Schrift ook geen gezag meer over het christelijk leven in zijn volle breedte. Hier verbindt zich het grondmotief met de idee van 'soevereiniteit in eigen kring'. De Schrift wordt gediskwalificeerd, het is maar de 'letter', het gaat immers om 'geest' en 'kracht' en die komen ons toe als wij ons laten leiden door het grondmotief.

Prof. B. Holwerda heeft al in 1948 erop gewezen dat dit 'motief' ons de Schrift ontneemt, het maakt ons 'steriel'. De Bijbel wordt 'in snippers geknipt' als elke kring zijn eigen belijdenis(je) krijgt. Deze koers van 'de gesloten Bijbel' verbijsterde Holwerda. De belijdenis van de genoegzaamheid en klaarblijkelijkheid van de Heilige Schrift is losgelaten, waardoor deze eenheidsbeleving onder wijsgeren en theologen zo kon groeien.

 

Niemand is meer schuldig

 

Ds. Schoep stelde op een vergadering, najaar 1961, belegd door de Vereniging tot herstel van de kerkelijke eenheid der gereformeerde belijders: 'herstel van kerkelijke eenheid tussen Gereformeerde belijders is ten diepste niet nodig', want er is feitelijk geen 'kerkelijke verdeeldheid' binnen het 'Gereformeerd Protestantisme', ook niet tussen 'synodalen' en 'vrijgemaakten', of tussen Hervormden en Gereformeerden. Dat zijn de woorden van de eerste spreker, zijn centrale boodschap: waar geen kerkelijke verdeeldheid is, kan de kerkelijke eenheid ook moeilijk hersteld worden! Kerkelijke verdeeldheid is een misverstand. Hier spreekt de achtergrond van het religieuze grondmotief. Dat is het 'índiscussiabele Evangelie'.

Het grondmotief bij ds. Schoep is 'Jezus is Heer'. Zoals de Tweede Persoon, het eeuwige Woord onze tijd inkomt in het vlees van Jezus van Nazareth, zo de Geest in de centrale belijdenis, in het woord van mensen. De Schriften zijn hier verdwenen, al wordt over een 'Bijbels grondmotief' gesproken. Er kunnen wel leer-onenigheden zijn, maar dat breekt nooit de kerkelijke eenheid. Dat kan eenvoudig niet, want er is lichaamseenheid tussen al degenen, die gedreven zijn door het centrale Bijbelse grondmotief.

Wat nodig is, is dat men die 'lichaamseenheid beleeft' (Schoep). Hier is ook geen opdracht meer zich te voegen bij de ware kerk. Dat is onmogelijk geworden, omdat deze 'vergadering' geworden is tot het 'boventijdelijk Lichaam van Christus'. Men is gebonden aan een wijsgerig uitgangspunt, dat verhindert de duidelijke taal van Schrift en belijdenis te spreken.

 

Herleefd kuyperianisme

 

Zo zien we een herleefd kuyperianisme, via Dooyeweerd in de publicaties van ds. Schoep en anderen. Ds. Schoep spreekt veel over de 'lichaamseenheid' van de gelovigen die terug gaat op de idee van de kerk, die 'in Gods raad ligt met het volle getal der uitverkorenen en naar zuiver bestek voltooid van voor de grondlegging der wereld af'.

Zo schrijft ook Kuyper: 'in die raad is de kerk verordineerd, geroepen, gerechtvaardigd en verheerlijkt voor het aangezicht van de Drieënigen God'. En: 'dit geestelijk-mystieke Lichaam is één en ondeelbaar, zonder vlek en rimpel, heilig'.

 

Maar Christus heeft zijn gemeente lief gehad en zich voor haar overgegeven om haar te heiligen. Dat wijst op het doel, dat nog moet komen. Christus is door zijn Woord en Geest bezig zich een gemeente te vergaderen. Hier wordt de geschiedenis uiteindelijk niets anders dan de openbaring in de tijd van wat in eeuwigheid is (dr. W.H.Velema). We zijn hier in het klimaat van de idealistische filosofie, maar niet in dat van de Schrift.

 

Bij Kuyper werkte dit idealisme door tot in het Onze Vader. Het 'vergeef ons onze schulden' moet dan worden opgevat als zou ons zijn geleerd te bidden: doe de vergeving der zonden ons bewust worden. Want naar de essentie, het wezen is alles eeuwig en in onze levensgang gaat het slechts om de openbaarwording van dat eeuwige en wezenlijke. Zo ook is de kerk in de raad Gods gerechtvaardigd, geheiligd en verheerlijkt. Zó heeft zij daar ook eenheid. Dan blijft er geen ruimte voor de belijdenis: de kerk wordt vergaderd door de Zoon van God (Z.21 HC). Christus is nu bezig zich door zijn Woord en Geest zijn gemeente te vergaderen. Zo worden ook wij opgeroepen ons te laten vergaderen (NGB art.28).

 

Bij ds. Schoep is de kerk niet meer dan een instituut voor de 'Woorddienst' of een 'ambtsdragersinstituut'. En die instituten kunnen wel tegenover elkaar staan, maar dat is maar on-enigheid binnen het ene lichaam. Van de wezenlijke kerk behoeven we ons slechts bewust te worden, want het 'boventijdelijk Lichaam van Christus' schenkt ons de lichaamseenheid van alle gelovigen.

Het nieuwe geluid blijkt van oude datum te zijn.

 

Van kerk tot kerkgeschiedenis

 

Op de voorgrond staat het 'appèl voor kerkherstel', de propaganda voor 'kerkelijke hereniging'. Maar zoals principieel relativerend over de kerkelijke confessie wordt gesproken, zo ook over de historie van Gods werk in deze wereld. De onderscheiding van prof. Dooyeweerd tussen wat boventijdelijk is èn wat in de tijd is opgenomen, welke onderscheiding zo sterk bij ds. Schoep doorwerkt, blijkt zich goed te verbinden met de dialectische geschiedenis-beschouwing, waarin de lijnen steeds meer vervagen en de lof voor het concrete werk Gods in de geschiedenis verstomt!

Christus is het die zijn kerk op aarde vergadert, beschermt, bewaart en tot de voleinding voert. Dat is onze troost, dat Christus wel van de aarde is opgenomen in de hemel, maar dat Hij daar niet opgesloten is, maar van daar zijn gekochten hier op aarde vergadert. Het 'anno domini', 'het jaar onzes Heren' mag onder ons vertroosting èn roeping blijven betekenen, opdat wij staande mogen blijven nu het de laatste dagen zijn.

 

Tot zover deze samenvatting.

 


 

Naschrift

 

Leer mij goed onderscheiden en kennen, want ik stel vertrouwen in Uw geboden – Ps.119:66.

 

Wat we ons afvragen is of onder geraadpleegde boeken dit eerste deel van Verkenningen bewust niet is opgenomen door Van Langevelde. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de achtergrond van de schrijver van de Open Brief (ds. Schoep), het ontstaan van de NGK, het dringen naar eenwording van de GKv met de NGK, de open houding van deputaten DKE richting de PKN, de deelname aan de 'Nationale Synode', en het pleiten voor een 'oecumenische Maria-herdenkingsdag' samen met de Rooms-Katholieke kerk vanuit de TU.

 

In dit hoofdstuk krijgen we licht waar Van Langevelde ons in de schaduw laat. Hij waarschuwt tegen het absolutisme, maar het is een absolutisme dat in alles voor Gods Woord wil buigen in ootmoed en met besef van eigen gebrek en zonde. Daar tegenover staat de hoogmoed van het idealisme, dat zich uit in geestdrijverij en een zich verwijderen van het Woord door het te vervangen door een of ander grondmotief, een of andere minibelijdenis.

 

Gewaarschuwd moet worden door de wachters. Gevaarlijk werk is het daarom om voorganger, predikant of ambtsdrager te zijn. Bij niet-waarschuwen door de wachter, zal deze schuldig staan. Zie hiervoor Ezechiël 3:16-21. Diepe ernst, maar ook grote vertroosting voor de gehoorzame wachter.