Printen

Autisme en kerk

 

N. van Dijk

10-12-16

 

Al jarenlang wordt er veel gesproken en geschreven over autisme. Op een studieavond in Leeuwarden, gehouden voor o.a. verontruste leden uit de GKv, kwam zijdelings ook dit onderwerp ter sprake. Een bezoeker merkte op dat er nogal eens beweerd werd dat de mensen die zich hadden afgescheiden van de GKv en waren overgegaan naar kerken als DGK, GKN of anderszins, autistisch waren of op zijn minst autistische trekken vertoonden. Een kenmerk was bijvoorbeeld dat ze niet goed konden omgaan met veranderingen…

Ook het tijdschrift ‘Onderweg’ had in juni een themanummer over dit onderwerp.

En het was wel opvallend dat bepaalde zaken, die we in de GKv steeds minder aantreffen en wel gewoon zijn bij de afgescheiden kerken, genoemd werden in een artikel ‘Autist zijn in de kerk’. Het artikel opende met: ‘Geef mij maar een preek met drie punten’.

 

In een artikel ‘Autisme, geloof en kerk: een moeizame combinatie?’ probeert Hanneke Schaap-Jonker (psycholoog en theoloog) de vragen over autisme binnen de gemeente op een fundamenteler niveau te doordenken. Een citaat:

 

“Een belangrijke vraag daarbij is: hoe kunnen we de kernen van het christelijk geloof zo verwoorden dat mensen met ASS (autismespectrumstoornissen) zo min mogelijk belemmerd worden door hun persoonskenmerken in hun begrip van de boodschap? Hoe kunnen we onze manier van spreken (en dus niet het evangelie zelf) aanpassen? Dit laatste ligt in de lijn met Calvijns ‘accomodatiegedachte’: dat God zich in zijn openbaring aanpast aan het begripsvermogen van mensen.

Mensen met autisme hebben veelal een eigen logica, vaak gericht op functionaliteit. Begrippen als erfzonde en uitverkiezing kunnen daardoor als oneerlijk ervaren worden. Andere geloofskernen slaan beter aan, bijvoorbeeld begrippen die aansluiten bij hun sterke rechtvaardigheidsgevoel en (hang naar) betrouwbaarheid. 'Verzoening door voldoening' is een sluitende redenering, die past bij het denken van iemand met ASS.

Ook de zogenoemde forensische rechtvaardiging (ondanks je zonden en beperkingen spreekt God een positief oordeel over je uit; niet vanwege je eigen inspanningen, maar door Jezus’ werk) is een kern waar iemand mee uit de voeten kan. Dat geldt ook voor het verbond, als het verbond verwoord wordt als een kader met regels en afspraken dat structuur biedt. Deze Bijbelse noties zouden in de omgang met en het onderwijs aan mensen met ASS meer benadrukt kunnen worden”.

 

Zomaar een citaat. Maar als we dit even op ons laten inwerken komt de opmerking van de bezoeker in Leeuwarden beter in beeld. Want, zoals in ‘Onderweg’ genoemd, naast het rijtje van de drie punten waarin de preek verdeeld wordt (behoefte aan duidelijkheid, structuur), komen ook andere zaken aan bod. Begrippen als: verzoening door voldoening, rechtvaardiging, verbond.
 

***


Het is opvallend hoezeer wetenschappen als de psychologie en sociologie de laatste jaren terrein gewonnen hebben binnen de GKv. Vooral een blad als ‘Onderweg’ laat dit duidelijk zien.

Op het gevaar af dat schrijvers in het blad ‘Nader Bekeken’ ook gezien worden als behept met autistische trekken (dit maandblad is immers voortgekomen uit verontrusting over ontwikkelingen binnen de GKv), willen we toch wat citeren uit de bijdrage van ds. J. Wesseling. (Nader Bekeken juli/augustus 2016). Hij schrijft over de vele veranderingen die zich voltrokken en voltrekken binnen de GKv.

In een artikel ‘Mijn huis’ schrijft Wesseling over het feit dat God zelf op aarde een woonplek creëerde, de kerk. Tegenwoordig krijgen sommigen de rillingen bij het woord ‘kerk’. Dat doet denken aan star, kil, liefdeloos, vaste vormen die je hart niet raken. De aanduiding ‘gemeente’ ademt meer warmte en menselijkheid.

 

“Vaak wordt de kerk in gebreke gesteld. De vorm past niet meer bij deze tijd, de dienst is vooral saai. De preek spreekt niet aan, enzovoort. De kerk lijkt zijn beste tijd te hebben gehad. Maar al te vaak is de toon veroordelend. Maar het kan zo in schril contrast staan met hoe de Here zelf over zijn gemeente spreekt”.

 

In de Bijbel worden beelden voor de kerk gebruikt als kudde, waar de Herder met een warm hart voor zorgt. Of als bruid die eenmaal stralend voor Hem zal staan. Of als Gods tempel, een heilige plek

 

“waar het Hem belieft contact te leggen met sterfelijke wezens, en waar hun offers, aanbidding en gebeden Hem aangenaam zijn. Geroepen heiligen. Al die mensen, met hun zonden en gebreken, met hun onvermogen en onmacht, heeft Hij doelbewust geroepen om bij Hem te horen”.

 

Ds. Wesseling citeert Ef. 3: 8-12 en constateert dat, bij alles wat je van de vroegere kerkvisie van ‘vrijgemaakten’ kunt vinden, dit diepe besef vitaal aanwezig was en dat dit besef al meer aan het wegkwijnen is.

 

“Wat ik mis is een gezond uitgangspunt: dat de Zoon van God uit de hele mensheid zich een gemeente vergadert, beschermt en onderhoudt. De kerk is niet onze toko, maar Gods huis”.

 

In een aansluitend artikel ‘Verbouw’ schetst ds. Wesseling de verbouw in en rond ‘het huis’. Deze is in volle gang.

 

“De verbouw valt met name waar te nemen in en rond de erediensten. In de plaats van een vaste (goed doordachte) liturgische orde, komt er een voorkeur voor het spontane en onverwachte. Verrassingen doen het goed. In het ergste geval moet een dienst vooral een ‘event’ zijn. Het accent verschuift van een inhoudrijke, maar langdurige preek naar verlangen om elkaar te ontmoeten. De nadruk valt niet meer zozeer op de zuivere leer, maar op de sfeer. Niet de vraag of een preek ‘schriftgetrouw’ is, maar of je ‘geraakt’ wordt, is zomaar een criterium voor beoordeling. Psalmen spreken minder aan en kerkmuren worden in hoog tempo brosser”.

 

Ook aan de buitenkant wordt gewerkt aan de uitbouw.

 

“Er wordt heel wat in het werk gesteld om de van God vervreemde mens van nu met het evangelie te bereiken. Wanneer die geen stap meer zet in een klassieke, gestructureerde kerk, hoe leg je dan verbinding en breng je het evangelie over? Dan is het zaak om erop uit te trekken, de wereld en de samenleving in”.

 

Wesseling noemt het boek ‘Vreemdelingen en priesters’ van Stefan Paas en de verschijning van diverse missionaire en gemeentestichtingsprojecten. In veel van zulke projecten is de hoop voor de traditionele kerken opgegeven. Remmelt Meijer schrijft in zijn nieuwe publicatie ‘Missiegemeenschappen’ dat Kerk-zijn zich niet in de eerste plaats voltrekt in een massale kerkdienst, maar dat het erom gaat het geloof te delen, dit kan door samen te eten, elkaar lief te hebben. Het streven is om middelgrote groepen te vormen waar ook gasten gemakkelijk kunnen worden ontvangen. Zo’n missiegroep is totaal anders dan de kerkdienst op zondag. Wesseling schrijft:

 

“Volgens Meijer komt de kerk hier thuis. Dat vergt een omslag in denken. Niet in de eerste plaats de kerkdienst, hoezeer die van belang is als viering en voeding, maar hier in de familiaire sfeer van deze groepen kan de kerk zelf thuiskomen. Hier kan geoefend, gelachen, gehuild, gegeten en gedeeld worden”.

 

Naast de traditionele kerk ontstaat zo de lichte, flexibele gemeenschap. Hoezeer Wesseling ook respect heeft voor pogingen om de van God losgeraakte mens weer te bereiken, hij heeft zo zijn vragen. Steeds meer wordt de mens en zijn religieuze behoeften centraal gesteld. Ook moeten wij steeds meer in actie komen om de kerk van de ondergang te redden. Er komt een zweem van maakbaarheidsdenken omheen.

 

“De nadruk komt in de kerk minder te liggen op de aanbidding van de Eeuwige en het wonder van zijn hoorbaar Woord in ons midden. Maar meer op het doorleefde samenzijn van mensen. Wat ik daarbij mis, is een weloverwogen mens- en kerkvisie, een doordachte aandacht voor wat liturgie in wezen is en voor de betekenis van de diverse ambten. Is er nog ruimte voor de gedachte dat de van God vervreemde mens ook een gevolg is van de doorwerking van zonde die hem of haar schuldig stelt tegenover de Schepper? Is de kerk niet allereerst een huis van God, waarin het heil wordt bemiddeld, uitgedeeld en beleefd? En gaat in de ontkerkelijking ook niet het oordeel van God over ons land?"

 

Wesseling citeert wat (veelzeggende) kernbegrippen uit een boek van W. Dekker van enkele jaren terug: Ervaring van het heilige – Bemiddeling door het Woord – Preek dient centrale plaats terug te krijgen – Herontdekking van het ‘sola gratia’ – Herontdekking van de gemeente.

***

 

Denken we dan nog even aan de beeldvorming over de leden van de afgescheiden kerken en de opmerkingen die daar nog wel eens over gemaakt worden, dan lijkt het etiket: autistische trekken toch iets te makkelijk gegeven. Hebben mensen die uit verontrusting overgingen naar belijdenisgetrouwe kerken autistische trekjes, of zijn er echt veranderingen aan de gang die mensen verder weg dreigen te voeren bij Schrift en belijdenis. De invloed van de verschillende menswetenschappen zou zomaar het beeld op kerk-zijn kunnen vertroebelen.