Printen

De mythe van Galileo

Verhalen die we allemaal kennen, blijken vaak niet waar te zijn.

 

Ds. Reuben Bredenhof

29-04-17

 

De Ptolemaïsche geocentrische opvatting van het heelal, zoals die in 1568 is weergegeven door Bartolomeu Velho.

 

Als we thuis en op school bij het opgroeien van alles leren, horen we veel verhalen die voortdurend worden herhaald en daardoor blijven hangen. Zelfs jaren later kan een volwassene zich vaak nog details herinneren van die levendige scene aan het hof van Koning Salomo, wanneer hij recht moet spreken tussen de twee prostitués met die ene baby, of hij kan het verhaal vertellen van onze Heere en de kleine Zacheüs, die Hem opwachtte in de wilde vijgeboom.

 

Maar geschiedenissen uit de Schrift zijn tijdens onze jaren op de basis- en middelbare school niet de enige verhalen die we te horen krijgen. We horen ook 'tijdloze verhalen', vertelsels die iedereen kent vanuit verschillende bronnen. We kennen bijvoorbeeld allen het verhaal van de platte aarde. In de middeleeuwen geloofde men dat de aarde plat was en dat zij die te dicht bij de rand kwamen er vanaf zouden vallen. Meestal wordt dan gezegd dat dit de officiële kerkelijke leer was en dat het iets was wat elke zoektocht naar meer kennis aan banden legde. Men ziet de onwetendheid van de kerk hieromtrent als nog een aspect van het bijgeloof en de intellectuele achteruitgang die de zogenaamde donkere middeleeuwen typeerden. Maar hoewel de 'boeven' in dit verhaal, de ondeskundige kerkelijke leiders uit die tijd, ieder onderzoek de kop probeerden in te drukken, stond de 'held' Columbus dapper op tegen de macht van de kerk en haar gevreesde inquisitie en waagde zich op verre zeereizen door weer en wind – en kon het ook nog navertellen!

 

Andere bekende verhalen uit het verleden zouden hieraan toegevoegd kunnen worden, verhalen die zo vaak en zo wijdverspreid verteld zijn, dat ze de status van een 'mythe' hebben gekregen.

 

Het doel van een mythe

 

Als we 'mythe' zeggen, rijmen sommigen dit misschien automatisch met fictie of met een fabel. Maar 'mythe' in bredere zin is een geweldig verhaal, soms waar, soms niet, dat uitlegt wie we zijn en hoe we in het heelal passen. Een verhaal dat bij herhaling wordt verteld en misschien op televisie wordt nagespeeld, wordt deel van het begrip van ons verleden en onze hedendaagse omstandigheden.

 

Bij het verhaal van de platte aarde worden we in ons beeld van de middeleeuwen als een periode van onwetendheid en bijgeloof bevestigd. De kerk was blindelings tegen wetenschappelijke vooruitgang, waar intelligente zeelui moedig lieten zien dat de conventionele opvatting fout was – een bekend verhaal, dat evenwel niet waar is. In tegenstelling tot de details van dit verhaal hebben historici lange tijd erkend dat alle ontwikkelde mensen in de middeleeuwen wisten dat de aarde rond was en dat het verslag van de onderdrukking van de onverschrokken Columbus door de kerk pure fantasie is. En toch wordt deze mythe steeds opnieuw verteld, omdat het zo prettig voor ons de rationele moderne wereld contrasteert met de dwaze dweperij die eraan voorafging.

 

Deze plaats van de moderne mythes onderzoekt Philip Sampson in zijn boek: '6 Modern Myths About Christianity and Western Civilization'. Nadat hij in zijn inleiding het voorbeeld van de platte aarde heeft laten zien, kijkt hij naar andere verhalen die minder onschadelijk zijn, langere verhalen die de perceptie van een hele cultuur beïnvloeden – mythes die zonder onderscheid het christendom aanvallen en de Schriften vals weergeven, terwijl zij het humanisme en de rede aanprijzen.

 

Sampson heeft zes van de meest bekende, waarden overdragende grote verhalen geselecteerd.

 

“Deze mythes vormen de manier waarop de moderne mens zijn geloof omtrent de fundamentele problemen van oorsprong en doel onder woorden brengt... Een mythe zet voor ons de waarden en het geloof neer alsof ze feiten en geschiedenis zijn.”

 

Hij merkt op dat mythes niet persé vanuit een samenzwering zijn bedacht om de feiten te verdoezelen, maar dat ze worden doorgegeven als weerspiegelingen van de samenleving die ze vertelt.

 

Het model van een mythe

 

Voor hij begint met te laten zien hoe verscheidene 'betekenisvolle' moderne mythes echt verzonnen zijn, vat Sampson hun algemene eigenschappen samen. De overeenkomsten in vocabulaire betekenissen zijn in elk verhaal opvallend. Kenmerkend is dat religie met geloof, voortekenen, onwetendheid, bijgeloof, ketterij, excommunicatie, martelen en bloed wordt geassocieerd, terwijl dat bij wetenschap altijd samenhangt met verlichting, wetenschap, intelligentie, een open geest en observatie. Elk verhaal zal ook een plot hebben (gewoonlijk de strijd van een vrijdenkende 'underdog' tegen de onwetende kerk), een held (een onafhankelijk denker) en een schurk (de vertegenwoordiger van de machtige kerk). Deze stereotype karakteristieken verraden al de selectiviteit en vooringenomenheid die aan elke mythe ten grondslag ligt.

 

In het boek worden de zes moderne mythes eerst opnieuw verteld, vaak in precies dezelfde woorden als waarin filosofen en historici deze leugens en hun bedoelde culturele betekenissen vereeuwigden. Sampson ontdoet deze ideeën vervolgens zorgvuldig van hun bombast en vertelt de werkelijke, complexere geschiedenissen. Naast Galileo vertelt hij over:

We willen Sampson volgen als hij de eerste van de zes mythes, Galileo, behandelt.

 

Galileo: een verhaal over een wetenschapsheld

 

Het verhaal van Galileo vertelt ons hoe we in de moderne wereld passen: “We bewonen een kleine planeet die om een gemiddelde zon van één melkweg, onder vele, draait.”

 

De 'algemeen aangenomen versie' is waarschijnlijk wel bekend aan onze lezers. Het toneel is Italië tijdens de Renaissance; de plot is de oorlog tussen wetenschap en religie; de karakters zijn de kranige Galileo, slechts gewapend met een telescoop, en de wrede inquisitie met haar duimschroeven; het eind van het liedje is dat Galileo werd gemarteld, als ketter veroordeeld en tenslotte in een gevangeniscel werd achtergelaten om daar weg te rotten, terwijl de wetenschap in het nauw kwam.

(Een geocentrisch of 'Aristotelisch' model van het heelal uit Oronce Fine's boek 'Le Sphere du Monde' uit 1549)

 

De verheven basis van rede en observatie staat hier in contrast met de bekrompen kluis van godsdienstige dogma's en waarheid. Zoals veel scholieren leren: “De bijbel zei dat alles rond de aarde draaide, maar Galileo's observaties lieten zien dat de aarde om de zon draait.” Het is een bekend verhaal, maar zoals Sampson wrang opmerkt: “Het belangrijkste nadeel... is dat het meeste niet waar is”. Dus wat is de waarheid? Sampson gaat vervolgens 'ontmythologiseren'.

 

Het dominante model van het heelal in West-Europa was tot de late middeleeuwen afkomstig van Aristoteles, die beweerde dat de hemelen, een volmaakt, onveranderlijk rijk, ook onveranderlijk in hun fysische eigenschappen en bewegingen zouden zijn. De aarde staat in het centrum (laagste punt) van een heelal van concentrische sferen, maar terwijl de hemellichamen altijd volmaakt zijn, is de aarde van onvolmaakt, veranderlijk materiaal gemaakt. Deze Aristotelische kosmologie was in feite de gangbare opvatting tot de 'revolutie' van Copernicus (die twintig jaar voordat Galileo werd geboren stierf), die de oude stelling van Pythagoras nieuw leven inblies dat de zon en niet de aarde het centrum van het heelal is.

 

Een gemeenschappelijk sub-plot in deze 'kosmische' mythe had te maken met hoe de status van de mens werd verbonden met de plaats die de aarde in het heelal innam. Gewoonlijk wordt beweerd dat de mensen die vóór Copernicus leefden een overdreven en arrogant gevoel van menselijke waardigheid hadden en dat het daardoor kwam dat zij de aarde in het centrum van het heelal plaatsten. Toen men er achter kwam dat we maar een kleine planeet in vergelijking met de zon waren, was dat vernederend voor de mens en parallel daarmee werd het gezag van de Schrift ondermijnd: 'Als de verblijfplaats van de mens niet centraal stond, hoe kon hij dan koning (van de schepping) zijn?'

 

Maar, zoals we hebben gezien, was de kosmologie in de tijd vóór Copernicus geen compliment voor de bewoners op aarde, want in dat model is de aarde de minst belangrijke en meest vergankelijke plaats in het heelal. Het was juist het Copernicaanse systeem dat de mensheid verhief, de aarde optilde naar het niveau van volmaakte hemellichamen en haar bewoners naar hemelse schepselen. Verre van het opwekken van nederigheid, was het eindresultaat van het Copernicaanse standpunt een trotse verheerlijking van de mens en zijn kunnen.

 

Spot met de paus op eigen risico

 

De vraag moet echter gesteld worden: Waarom zien we Galileo als de held? Waarom niet Copernicus, die al eerder de sleutel tot de 'nieuwe' kosmologie, had geleverd? Sampson merkt op dat Copernicus, omdat hij kanunnik in de kerk was, geen geschikt persoon is. Hij genoot pauselijke steun en zijn boek kon vele jaren probleemloos circuleren. Maar Galileo – hij werd door de kerk veroordeeld voor zijn leer dat de zon het centrum van het heelal is, en zijn boek werd geconfisqueerd (in beslag genomen).

 

Het opnieuw vertelde moderne verhaal laat de vervolgde Galileo als wetenschapper en held optreden. Hij zou de telescoop hebben uitgevonden, ontdekt hebben hoe de aarde om de zon draait, zijn beroemde experiment op de scheve toren van Pisa hebben uitgevoerd en hij zou, zelfs tegenover de machtige kerk, hebben beweerd dat het de aarde is die om de zon draait. De waarheid is dat hij de telescoop niet heeft uitgevonden, waarschijnlijk geen kanonskogels van de toren van Pisa heeft laten vallen en niet de dynamiek van de slinger heeft ontdekt. Hij leverde inderdaad belangrijke bijdragen aan de astronomie, maar kon niet bewijzen dat de aarde om de zon draait.

 

Zo bestond er inderdaad onvoldoende bewijs in de tijd van Galileo om het Copernicaanse standpunt aan te tonen. Copernicus had aanvankelijk geaarzeld om zijn meningen te publiceren, niet uit angst voor kerkelijke straf, naar men zegt, maar uit vrees om door collega-astronomen te worden uitgelachen. Zij handhaafden namelijk nog steeds de dominante Aristotelische kosmologie. Galileo vreesde dezelfde verwerping, maar hield stug vol dat de aarde letterlijk om de zon draait, “en hij populariseerde zijn standpunten in pittig Italiaans in plaats van het geheimzinnige Latijn van de universiteiten”. Zijn boek over kosmologie werd een bestseller.

 

Galileo's betrekkingen met de (roomse) kerk waren destijds hartelijk. De meeste kerkleiders gaven de voorkeur aan zijn gezichtspunt boven dat van Aristoteles, hoewel zij toegaven dat meer bewijs nodig was om zijn zaak te bevestigen. Zij oordeelden dat Galileo's standpunt 'als een hypothese' uitstekend voldeed. Maar toen begon Galileo de zaak door te drukken. Om maar te bewijzen dat de aarde om zijn as draait, stelde hij een ingenieuze, maar onjuiste getijdentheorie op, hij beweerde bovendien dat kometen een soort optische illusie waren en hij interpreteerde bepaalde Schriftgedeelten opnieuw, nu in het licht van Copernicaanse redeneringen. Toen, als laatste strohalm, schreef hij ook nog een 'Dialoog', waarin zijn standpunt en dat van Aristoteles door twee personen werden neergezet. In de dialoog legde hij een favoriet kosmologisch argument van zijn vriend paus Urban VIII in de mond van de 'Jan Doedel' van het gesprek. Zoals Sampson opmerkt: 'dit was geen verstandige zet en de rest is geschiedenis'.

 

De voornaamste oorzaak van Galileo's problemen was destijds niet zijn standpunt over de bewegingen van de aarde op zich, maar dat hij zijne Heiligheid belachelijk had gemaakt. Sampson merkt op dat de meeste historici tegenwoordig accepteren dat de gebeurtenissen rondom de moeiten met de kerk meer te maken hadden met complexe politieke intriges en beschermheren dan met een 'dogmatisch voorbehoud' inzake bijbelse leer.

 

De Dialoog werd in 1633 geconfisqueerd en Galileo werd naar Rome ontboden. Maar de verhalen over vochtige gevangeniscellen en marteling zijn moderne verfraaiingen. Hij werd gevangengezet en gedwongen afstand te nemen van heliocentrische opvattingen, maar hij kreeg zijn eigen kamer en dienaren, in lijn met zijn begunstigde positie binnen de roomse kerk. Uiteindelijk is hij niet als een eenzaam en gebroken man gestorven, zoals de algemeen aangenomen versie verhaalt, maar keerde hij met een kerkelijk pensioen naar huis terug om daar de laatste jaren van zijn leven in vrede van te leven.

 

Men zegt wel dat het grotere gevolg van de zogenaamde zijsprong was dat de wetenschap onder de kerkelijke heerschappij haperde. Maar nadat Sampson de moderne mythe van een dappere Galileo die een onwetende kerk weerstond, had doorgeprikt, wijst hij nu op een ander historisch feit. In die tijd was er geen sprake van een oorlog tussen wetenschap en religie, maar er bestonden juist directe positieve banden tussen die beide. Met name de kerken van de reformatie hebben de Aristotelische redeneringen (nog steeds aangehangen in de roomse kerk) door inzichten uit de bijbel vervangen. Zo hebben zij de grond waarop de wetenschap kon floreren toebereid.

 

De relatie tussen het bijbels christendom en de opkomst van de wetenschap is complex, maar Sampson onderscheidt vier basisaspecten ervan in de Reformatie.

  1. Een herstel van het perspectief dat de natuur geschapen is en zelf niet goddelijk is en daarom open staat voor vrij onderzoek.
  2. Het principe dat God de mens heerschappij over de schepping had gegeven, geen overheersing ervan, werd herontdekt.
  3. De rede werd terecht gedegradeerd als afhankelijk van God en werd niet langer trots beschouwd als een 'sleutel' naar het ontsluiten van Gods geheimen. Zo werd de studie van de schepping weer aangemoedigd.
  4. Gods soevereine zorg voor de schepping werd opnieuw erkend en de gevolgtrekking daarvan was dat bepaalde door God verordende wetten in het heelal door de wetenschap konden worden ontdekt.

Het onderwerp van het conflict tussen de onwetendheid van religie en de verlichting van de wetenschap staat centraal in de mythe van Galileo. Een behoorlijke historische studie maakt korte metten met het vaak herhaalde verhaal dat vrije wetenschap verheerlijkt en onderdrukkende religie bespot. Het bevestigt in plaats daarvan het positieve raamwerk dat bijbels christendom aan vrij onderzoek verschaft.

 

Postmoderne verhalen

 

De moderniteit beweert dat de rede, feiten en wetenschappelijke successen het zelfvertrouwen van die moderniteit onderstrepen, maar toch zijn het de hardnekkig vertelde fabels die in werkelijkheid de centrale plaats in de communicatie van haar wereldbeeld ontvangen. Het is werkelijk niet nieuw dat verhalen gebruikt worden om de centrale punten van de moderniteit door te geven – veel gemeenschappen hebben verhalen op deze manier gebruikt.

 

De vraag moet echter gesteld worden, zegt Sampson, waarom de moderne mythes zo'n negatieve focus hebben, waarom ze zich zorgen maken over de oorlog tussen wetenschap en religie, rede en bijgeloof? Hij suggereert dat deze bijziende blik een ander verhaal onderdrukt, 'één dat minder passend is bij de moderne tijdgeest', namelijk dat van de schade die de wetenschap heeft aangericht (bijv. de Chernobyl ramp) en van de beestachtige werkelijkheid die het idee van menselijke vooruitgang tegenspreekt (bijv. twee wereldoorlogen). “De moderne mythes vinden steeds weer een bijgelovig beeld van religie uit om zo die werkelijkheid opzij te schuiven en daarmee de rol van de moderniteit in de onderdrukking.” Een goed verteld verhaal geeft gelegenheid om de feiten te veronachtzamen en de aandacht af te leiden van gemeenschappelijke tekortkomingen en schuld.

 

Postmodernisme heeft het irreële in de wereldvisie van de modernisten herkend, maar de bekende verhalen zijn niet verdwenen. Het is juist zo dat moderne verhalen nog steeds worden gebruikt, maar nu selectief en in een vreemd gezelschap. De moderne mythes van verlichte wetenschap worden gepresenteerd samen met elementen van 'spiritualiteit' (bijv. het verhaal van Galileo wordt geaccepteerd door dezelfde persoon die aan zijn dagelijkse horoscoop geloof hecht). Tegenwoordig worden traditie en religie niet verworpen, maar in de wetenschap verwerkt, in overeenstemming met de eclectische geest van het postmodernisme (die uitkiest wat hem of haar het beste uitkomt). En zo zullen wij geconfronteerd blijven met de leugens van opnieuw vertelde mythes in deze postmoderne tijd.

 

Over het boek

 

Op het eerste gezicht zouden we kunnen denken dat Sampsons boek alleen maar nog een voorbeeld is van 'herziene geschiedenis'. Historische gebeurtenissen of perioden worden dan radicaal geherinterpreteerd, meestal om ze aan de onverklaarbaar tendentieuze stelling van de historicus aan te passen. Maar als we kijken naar de grote omvang van Sampsons onderzoek, ook in oorspronkelijke bronnen, verdwijnt elke vrees voor revisionisme. Natuurlijk zal iedere historicus vanuit zijn eigen perspectief en vooronderstellingen schrijven, wat 'objectieve' historiografie onmogelijk maakt. Tegelijkertijd kunnen we eerlijk en zorgvuldig zijn met de historische bewijzen die we onderzoeken en interpreteren.

 

Sampsons eerlijkheid blijkt door heel zijn boek heen. Hoewel hij de moderne mythe als zonder meer door stereotypen gekarakteriseerd afschildert, weerstaat hij de verleiding hetzelfde te doen bij zijn hervertelling. Terwijl hij bijvoorbeeld het beeld van een onwetend en onderdrukkend christendom afwijst, erkent hij waar kerken en pausen autocratisch waren. En hij stelt de omvang van de heksenjachten (ook in Salem, Mass.) ter discussie, maar geeft tegelijk toe dat veel vrouwen onterecht door christenen werden gedood vanwege te zwaar aangezette beschuldigingen van hekserij.

 

Het boek 6 Modern Myths About Christianity and Western Civilization is betrekkelijk kort, maar barst van de vruchten van Sampsons onderzoek. Een kleine kanttekening bij zijn gebruik van noten, die twee boekenleggers nodig maken (die zijn niet schaars, ik weet het) – de geïnteresseerde lezer moet altijd achterin het boek kijken om zijn vaak fascinerende noten te lezen, want Sampson graaft gevarieerde en verborgen bronnen op. Het boek is niet gemakkelijk om te lezen, maar is wel stimulerend en spannend, waar we de auteur vergezellen naar de hoven van Italië in de Renaissancetijd, naar de jungles van Zuid-Amerika en de koloniale steden van New England. Hij geeft ook een overvloed van richtingwijzers om hem te volgen naar zijn opzienbarende conclusies.

 

Sampson werkt duidelijk vanuit een perspectief dat de geschiedenis en het gezag van de Bijbel hoog acht. Hoewel hij veel te zeggen heeft wat negatief is over het geloof van de moderniteit en de wijze waarop verhalen worden verteld, maakt hij ook positieve opmerkingen over de waarde van een werkelijk christelijke wereldvisie, één die het hele leven raakt en een juiste benadering biedt van alles wat we tegenkomen.

 

Dit boek zou enorm behulpzaam kunnen zijn voor iedere christelijke lezer die verdieping zoekt. Het is op een breed vlak aansprekend, omdat velen van ons de verhalen die Sampson behandelt kennen – vertrouwde verhalen, maar wel verhalen waarvan de waarden en de grondslagen gewoonlijk niet herkend worden voor wat ze zijn. Met behulp van dit boek kunnen we in de wereld blijven opkomen voor de relevantie van de Schriften voor het leven van elke dag en doorgaan met getuigen van de ware vrijheid die het evangelie van genade schenkt.

 

 

Ds. Reuben Bredenhof is predikant van de Mt. Nasura Free Reformed Church in West-Australië. Wilt u meer over de mythe van Galileo lezen, zie ook zijn uitstekende artikel op First Things.