Printen

GS Meppel Verslag 06 – BBK/PCK, RCNZ, EPCEW

 

D.J. Bolt

10-06-17

 

De serie over bijdragen van buitenlandse zusterkerken in de zgn. Buitenlandweek sluiten we af met opnieuw een viertal korte toespraken. Ze zijn van:

Ze geven opnieuw een indruk hoe er in het buitenland gedacht wordt over de meest in het oog lopende ontwikkelingen in de GKv.

Per kerk hebben we enige kenmerkende informatie toegevoegd.

 

Alle vertalingen zijn van R. Sollie-Sleijster.

 

For our English readers: scroll down to the Appendix for the addresses in English.

 


 

Kosin Presbyterian Church in Korea (PCK)

 

Aantal gemeenten 2042            
Aantal leden 472.014 (waarvan 285.863 belijdende leden)
Aantal predikanten 3657
Website http://kosin.org

 

 

 

 

 

 

 

Toespraak tot Generale Synode Meppel (april 2017)

 

Geachte leden van deze Generale Synode, geliefde buitenlandse afgevaardigden en broeders en zusters,

 

Graag dank ik u voor het voorrecht om hier bij u te kunnen zijn en u op deze GS toe spreken. Ik voel me werkelijk bij u thuis, broeders. Uw broeders en zusters in Korea laten u hartelijk groeten!

 

In Korea worden we momenteel met een kritieke politieke verwarring geconfronteerd nadat de Nationale Vergadering (het Parlement) in december jl. vóór de aanklacht en vervolging wegens hoogverraad van president Park Keun-Hye heeft gestemd. Iedere zaterdag zijn er in het hele land demonstraties van miljoenen. De oude generatie, die de Koreaanse Oorlog van 1950-1953 nog heeft meegemaakt, is in het algemeen voor en de jongere generatie is tegen de aanklacht en vervolging. De twee generaties kunnen elkaar niet begrijpen en vooral de eerste groep (de ouderen) beschuldigen de laatste groep (de jongeren) van het loslaten van nationale waarden. Dit conflict tussen generaties wordt ook in de kerk gezien. Het zal ons lange tijd kosten om dit generatieconflict op te lossen, omdat het om enorme veranderingen gaat, zoals tradities, visie op het communisme, zakenmagnaten, de nauwe banden tussen politiek en economie, enz.

 

Op uw beurt lijkt het duidelijk dat u hier op de GS meningsverschillen zult moeten bespreken. Ik bid om Gods zegen op uw beraadslagingen en besluiten.

 

Laat ik beginnen met een persoonlijke observatie. Ik heb zevenenhalf jaar, van 1983 tot 1990, aan de Theologische Universiteit Kampen van uw kerken gestudeerd. Ik kwam naar dit land met een Evangelische achtergrond, die in onze kerken in Korea nog steeds heel invloedrijk is.

 

Destijds zag ik uw kerken in veel opzichten als voorbeeld voor mijn eigen kerken in Korea. Bijna alles wat ik zag en meemaakte in Nederland was fascinerend en toen ik naar Korea terugkeerde, probeerde ik de positieve dingen die ik had geleerd in de Koreaanse kerken toe te passen en te introduceren.

 

“Zullen we Evangelisch of Gereformeerd zijn?” is de voortdurende en hardnekkige vraag voor mij. Evangelischen in Korea nemen van harte deel aan verschillende vrijwillige activiteiten, zoals verbroedering, evangelisatie, gebedsbijeenkomsten, vakantiekampen, enz. Dit zijn goede dingen. Maar er zijn ook tekortkomingen. De preek is in Evangelische kringen over het algemeen zwak in de exegese, en de confessies en Christelijke tradities worden van weinig waarde geacht. De Evangelische liturgie is hoofdzakelijk 'low church' (weinig rituelen) en zij geven de voorkeur aan bevinding boven de leer.

 

Tijdens de Buitenlandweek op uw Generale Synode 2008 gaf ik een lezing met de titel: “The Challenge of Evangelicalism and the Legacy of the Reformed Tradition” (De uitdaging van het Evangelicalisme en de nalatenschap van de Gereformeerde traditie), waarin ik opriep de Gereformeerde traditie hoog te houden te midden van de evangelische invloeden. Ik vrees dat de Gereformeerde traditie in Nederland, waarop ik zo trots was, misschien in een crisis verkeert. Ik vermoed dat sommige buitenlandse afgevaardigden, vooral uit Canada en Australië, hetzelfde gevoel zouden kunnen hebben.

 

De laatste 26 jaar heb ik pogingen ondernomen de Gereformeerde erfenis die uw kerken en Kampen me gaven, te bevestigen en te versterken. Mijn inspanningen en arbeid in Korea hebben door Gods genade vruchten mogen dragen.

Gezegd werd dat de Gereformeerde theologie te veel afweek van de Evangelische theologie en dat zij daarom geen kans zou maken in Korea te floreren. Maar we zien in onze kerken een toenemend aantal predikanten van wie de preken exegetisch gezien goed gefundeerd zijn, die een groot gehoor trekken en hun gemeenten groeien zeker, soms zelfs snel. Dit is uitzonderlijk in de Koreaanse kerken omdat er lange tijd geen kerkgroei in Korea is geweest. In werkelijkheid verliezen de kerken leden.

Ieder zondag preken onze predikanten uit de Heidelbergse Catechismus. In hun liturgie hebben ze het Votum en de Zegegroet geïntroduceerd en de Psalmen worden gezongen. Ouderlingen van deze kerken zijn zich bewust geworden van de geweldige taak van hun ambt en zij zijn begonnen huisbezoeken af te leggen, net zoals hun collega's in Nederland dat doen.

 

Kortom, de tekortkomingen van het Evangelicalisme worden heel goed door ons Gereformeerde erfgoed aangevuld en de Gereformeerde kerken in Korea nemen toe in aantal en inhoudelijk. Maar de zich reformerende kerken in Korea zijn nog niet sterk genoeg om u enige substantiële hulp te bieden. Mijn diepste wens is om u eenmaal, hoe dan ook, uw broederlijke gastvrijheid en vriendelijkheid jegens onze kerken en Koreaanse studenten, mijzelf inbegrepen, terug te kunnen betalen.

 

In het jaaroverzicht in het Handboek van 2017 van uw kerken worden zorgen geuit over ongewenste ontwikkelingen en problemen in uw kerken. De stemming is alarmerend en veroorzaakt pijn bij ons. Het ledental, inclusief het aantal gedoopte kinderen, neemt elk jaar af en het zogenaamde stille vertrek van leden neemt toe. Sommige leden zeggen hun lidmaatschap op en sluiten zich aan bij Evangelische kerken. De tweede dienst, de middagdienst, wordt maar matig bezocht of op een alternatieve manier georganiseerd. Volgens het jaaroverzicht zijn er nog meer cruciale veranderingen, waarbij men zich gaat afvragen of het kantelpunt al is bereikt.

 

Het jaaroverzicht maakt zich zorgen over de vermindering van ambtelijke verantwoordelijkheden en noemt de achteruitgang van huisbezoeken, wat traditioneel een taak van de kerkenraad is geweest. Volgens mij kan deze ontwikkeling leiden tot positieve en constructieve resultaten onder leden van verschillende groepen in de gemeente, zoals ik ook al in mijn toespraak van gisteren aangaf. Maar om het gezag van de ambten en de kerkenraad te handhaven, moeten de oorzaken van deze problemen wel worden onderzocht. Waarom is er bijvoorbeeld een tekort aan kandidaten voor ouderling? Wordt het huisbezoek misschien als een inbreuk op de privacy beschouwd of eenvoudig als een gezagsstructuur die om onderworpenheid vraagt? Misschien zou het wijs zijn, als zusters in huisbezoeken zouden kunnen participeren en in de activiteiten met de kleine groepen, onder supervisie van de kerkenraad.

 

Mag ik een verschijnsel uit de Koreaanse kerken noemen? Veel Christenen hebben afscheid genomen van hun kleinschalige gemeenten, die meestal tijdens de kerkgroei vóór 2000 werden geïnstitueerd, om zich te voegen bij de grotere kerken of de megakerken. Terwijl de kleinschalige gemeenten kleiner worden, groeien de megakerken steeds meer. Een ernstig probleem is dat veel Christenen die voor de megakerken hebben gekozen, dan niet alleen stilletjes afscheid nemen van de kerk, maar tegelijk ook van hun geloof, vooral de jongere generatie. Van kleine kerk naar megakerk, van megakerk naar de ongelovige wereld, zeggen we dan. Snelle kerkgroei, snelle kerkverlating. Niettemin zijn wij dankbaar dat het ledental van de Kosin Kerk toch nog betrekkelijk stabiel blijft.

 

Broeders en zusters, ik hoop dat uw kerken niet zo'n soort achteruitgang beleven. Ecclesia semper reformanda! We vieren en gedenken Gods genadige reformatiewerk van 500 jaar geleden én Maarten Luther!

 

Monasterium semper reformandum. In de Middeleeuwen, toen de kerk hervormd moest worden, kwamen de kloosters tot aanzijn om de kerk te reformeren en zij slaagden daar gedeeltelijk in. Dit reformatiewerk door de kloosters kon echter niet meer dan drie generaties overleven. We weten dat eigentijdse veranderingen niet met die van de Middeleeuwen kunnen worden vergeleken, maar elke generatie heeft wel haar eigen verantwoordelijkheid om zichzelf in de kracht van de Geest te reformeren. Na de Vrijmaking van 1944 heeft God uw kerken bijzonder gezegend en u heeft ons uitgenodigd dat met u te delen.

 

Houd en maak goed gebruik van al de zegeningen die u heeft ontvangen en laat uw kinderen in het eeuwigdurende verbond met de Drie-enige God deze zegeningen vol blijdschap erven. Laat hen deze God van het verbond verheerlijken tot onze Heere Jezus Christus weerkomt. “En ik vertrouw erop dat Hij die in u een goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus.” (Fil. 1:6)

Amen!

 

Dank u allen!

 

Namens de commissie: Dr. HaeMoo Yoo

 


 

The Reformed Church in the United States (RCUS)

 

Aantal gemeenten  49    
Aantal leden  6.563 (2867/3696)
Aantal predikanten  60
Website  www.rcus.org

                 :

 

 

 

 

 

 

Toespraak tot Generale Synode Meppel (april 2017)

 

Geachte synodeafgevaardigden,

 

Namens de Synode van uw zusterkerken, de Reformed Church in the United States (RCUS), brengen wij u de hartelijke groeten over. Onze hoop is dat u voorspoedig zult zijn in de genade van onze Heere Jezus Christus. Wij voelen ons bevoorrecht bij u te kunnen zijn en uw warme gastvrijheid en levende Christelijke gemeenschap te ervaren. Het is werkelijk één van de rijkste zegeningen van het dienen in de oecumenische commissie – wij noemen het 'the Interchurch Relations Committee' – dat we contact en overleg kunnen hebben en kennis kunnen maken met zoveel mannen en vrouwen uit onze verschillende zusterkerken, ook hier in Nederland.

 

In de eerste plaats willen wij u kort de kerkelijke context schetsen, waarin onze kerken in Noord-Amerika wonen en werken. Wij leven in een voor belijdende Christenen verwarde en verwarrende tijd. (Onder belijdende Christenen verstaan wij diegenen die door publieke en gemeenschappelijke binding zich gebonden hebben aan de Bijbelse geloofsleer en -praktijk, zoals die is uiteengezet in de grote Confessies van de Protestantse Reformatie.) Wij zijn getuige van de afkalving van de historisch toonaangevende kerken in ons land, de voortdurende toename van de charismatische beweging, de progressie van de “emerging church movement” (een soort 'pop-up kerken'), de afbraak van het evangelicalisme en een opperste verwarring over hoe de kerk in een in toenemende mate “post-Christelijke” cultuur, aan leven en evangeliebediening vorm moet geven. Er is veel 'soul searching' (onderzoek naar je diepste motieven) van Christenen overal om ons heen om te zien hoe we onze cultuur met het Evangelie kunnen bereiken zonder daarbij zowel boodschap als methodes te compromitteren.

 

U heeft misschien al veel meegekregen van de veranderingen en uitdagingen in de Noord-Amerikaanse maatschappij, zoals we die de afgelopen jaren hebben meegemaakt. Onze hoogste rechterlijke macht heeft besloten dat een herdefiniëring van het huwelijk nodig is om tegemoet te komen aan degenen die huwelijksverbintenissen wensen tussen mannen en mannen en tussen vrouwen en vrouwen. Transgenderisme en ook het recht van een ieder om zelf te bepalen welke geslachtsidentiteit hij of zij voor zichzelf wenst te ontwerpen, ongeacht zijn of haar biologisch geboortegeslacht, zijn zaken die voortdurend ter discussie staan. Wij ervaren veel raciale en etnische onrust, evenals een diepe politieke verdeeldheid.

De vraag die we onszelf stellen is hoe we in onze cultuur vorm moeten geven aan ons werk van evangeliebediening. Onder gebed en na studie zijn wij als RCUS tot de overtuiging gekomen dat we resoluut moeten blijven in wat wij verstaan als de historische visie op hoe de kerk leeft en het evangelie bedient. Die visie wordt vaak “de gewone genademiddelen” visie van de evangeliebediening genoemd. Evangeliebediening met “gewone genademiddelen” vindt plaats vanuit het geloof dat God ons de belangrijkste dingen heeft verteld, niet alleen over de waarheid die we moeten vertellen, maar ook over de manier waarop we moeten leven en het evangelie bedienen  – in welke context dan ook maar. Wij geloven dat de aard van de menselijke natuur niet is veranderd is en daarom het fundamentele menselijke probleem ook niet. Zo blijft ook de oplossing van het Evangelie daarvoor onveranderd, evenals de effectiviteit van de middelen die voor de bekendmaking ervan worden gebruikt. Het geloof komt nog steeds door het horen en het horen door het Woord van God.

 

Naast evangeliebediening van “de gewone genademiddelen” voor de leden van onze eigen gemeente, brengen we het evangelie van Christus aan de verlorenen, waarbij het de Heere is die de deuren opent. Momenteel zijn wij bezig met een aantal kerkplantingen in verschillende steden in de US. We hebben Spaans sprekende missionarissen in Zuid-Californië, sommige van onze kerken proberen Chinese immigranten te bereiken en bezoeken wetenschappers uit China, en in één stad zijn we bezig met het opzetten van een evangelisatiepost onder Somalische immigranten. Een paar van onze kerken zijn betrokken bij blijf-van-m'n-lijf huizen en bij voorzieningen ter bescherming van het ongeboren kind. Veel van onze kerken houden Bijbelstudies in hun buurt of onder vrienden en bekenden op universiteitscampussen.

 

Wij kunnen u niet rapporteren dat we grote groepen bekeerlingen zien. In het algemeen is de respons op het evangelie mager. De arbeid is moeilijk en soms ontmoedigend. Maar is dit niet wat we vaak in het Nieuwe Testament zien en door de hele kerkgeschiedenis heen?

 

Toch zijn onze eens vooral etnisch-Duitse kerken nu bevolkt met een toenemende diversiteit aan rassen en etniciteit. We hebben een bescheiden maar gezond aantal eerste generatie Christenen onder ons. Wij ervaren ook verdriet als we zien dat sommige leden ons verlaten. Sommigen gaan naar evangelische megakerken, anderen verloochenen zonder meer hun geloof. Als resultaat daarvan blijven onze ledentallen ongeveer gelijk, soms stijgen ze en sommige jaren daalden ze.

 

Het is voor ons een groot voorrecht dat we mogen meewerken aan Gods grote opdracht om onder de volken te werken. Wij gaan door met het werk in de Congo, Kenia en op de Filipijnen. We werken ook samen met Ds. Eric Kayayan in zijn Franstalige radio-uitzending Reformed Faith and Life. Deze uitzending gaat vooral naar Franssprekende Afrikaanse landen, waar veel religieuze Moslims zijn, waaronder velen hongeren en dorsten naar het Evangelie van Christus. Het is een vreugde mee te kunnen doen met al deze arbeid.

 

We kunnen u rapporteren dat onder ons momenteel geen grote leerkwesties aan de orde zijn die in onze kerken onrust veroorzaken. Maar bij de pogingen om grip te krijgen op de culturele uitdagingen die we hierboven noemden, zijn we meer en meer in zorg over hoe we de zondag op een heilige wijze moeten houden in een maatschappij die het hele jaar door 7 dagen per week en 24 uur per dag wil werken en spelen. Onze leden nemen wat dit betreft niet altijd wijze beslissingen.

 

Wij nemen wat tijd om iets meer contour aan te brengen in de grove schets van de context waarin wij geroepen zijn tot de evangeliebediening van Christus, zodat u iets weet van onze zwakheden en uitdagingen en toewijding. Christenen moeten elkaar kennen en elkaars lasten door gebed en wederzijdse aanmoediging dragen.

En hoewel wij niet doen alsof we uw context begrijpen en kennen zoals u die kent en ervaart, voelen we dat onze uitdagingen in veel opzichten helemaal niet zoveel verschillen van die van u. Wij allen bevinden onszelf in ongeveer dezelfde situatie als de Christelijke pelgrims in de verstrooiing aan wie de Apostel Petrus zijn brieven richt. Hun uitdaging en roeping was ambassadeurs van Christus te zijn in een gebroken, gevallen en goddeloze wereld. Hun hoop – en de onze – was op de drie-enige God en de reddende macht van de Heere Jezus. Het Woord, het goede nieuws, dat hun gepredikt werd (1 Petrus 1:25b) was het Woord waardoor zij waren wedergeboren (v. 23), dit 'Woord van God dat tot in eeuwigheid blijft' (v. 25). Geworteld en gegrond in Christus en het evangelie, herinnert Petrus gelovigen aan onze roeping om in een donkere tijd profetisch te leven, zelfs als de mens van die tijd ons erom smaadt en vervolgt en bezwaar maakt tegen het evangelie en het Woord van de Heere. Wij willen naast u staan in die roeping. Wij willen u daarin bemoedigen en we bidden met u en voor u.

 

Uit die wens is de afgevaardigden van de RCUS opgedragen aan uw Generale Synode de zorg van onze kerk aan u over te brengen. Onze synode heeft voorheen brieven geschreven die onze zorg aangaven over uw gedachten betreffende de rol van vrouwen die dienen in de ambten van de kerk, evenals over enige trends die in de leer van professoren aan de Theologische Universiteit van Kampen worden opgemerkt. De synode ging zó ver, te stellen dat als de huidige trends doorgaan en indien de ambten van de kerk voor vrouwen worden geopend, wij onze zusterkerkrelatie daarmee als verbroken zullen beschouwen, want wij gaan ervan uit dat een zusterkerkrelatie op wederzijdse trouw aan de Schriften als de gezaghebbende standaard van geloof en leven, gefundeerd moet zijn.

 

Het was met groot verdriet dat we tot deze overtuiging zijn gekomen. Wij bidden dat we die dag niet zullen hoeven meemaken. Vandaag meer dan ooit hebben onze kerken elkaar nodig om samen pal te staan in donkere tijden, om de strijd aan te gaan en vast te houden aan een eenparig getuigenis van het Koninkrijk van Christus.

 

Nu we onze broedergroeten afsluiten en onze zorgen kenbaar hebben gemaakt, dringen wij er bij u op aan om op de Rots, het eeuwige Woord, te staan. Moge God u geleiden bij uw verdere werk.

“De God nu van alle genade, Die ons geroepen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus, Hij Zelf moge u – na een korte tijd van lijden – toerusten, bevestigen, versterken en funderen. Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.” (1 Petrus 5:10,11).

 

Ds. James Sawtelle en ds. Maynard Koerner,

afgevaardigden naar de Generale Synode Meppel 2017

 


 

Reformed Churches of New Zealand (RCNZ)

 

Toespraak tot Generale Synode Meppel (april 2017)

 

Geachte en geliefde broeders,

 

In de naam van onze Heere Jezus, de Heer van de Kerk, groeten wij u.

Dank u voor uw uitnodiging om de Buitenlandweek van uw Generale synode 2017 bij te wonen. Wij verontschuldigen ons dat we niet sneller daarop hebben gereageerd.

 

Op onze vergadering van 30 november 2016 hebben wij uw uitnodiging besproken om de Buitenlandweek in april 2017 of een andere zitting van uw synode daaromtrent bij te wonen. Wij hebben besloten dit keer geen afgevaardigde naar uw synode te sturen, ondanks onze zorgen met betrekking tot de verschillende ontwikkelingen in het leven van uw denominatie.

 

Zoals u zich zult realiseren naar aanleiding van onze brief van 26 maart 2015 heeft onze Synode 2014 haar zorg uitgesproken over de hermeneutische gronden van de conclusie en aanbevelingen van het rapport “M/V in de kerk – Mannen en vrouwen in dienst van het evangelie” dat aan uw Synode 2014 werd aangeboden.

Deze zorgen zijn ook aangegeven door ds. Dirk van Garderen, die de Buitenlandweek van uw Synode in 2014 heeft bijgewoond. Onze visie op deze dingen werd opnieuw naar voren gebracht in onze antwoorden op de vragenlijst van uw 'Commissie m/v en ambt' van 5 maart 2016.

Sinds onze laatste Synode hebben wij de ontwikkelingen hierin via de verschillende publicaties van uw kerken zo goed mogelijk gevolgd. Destijds namen wij ook kennis van Besluit 3 over de Discussie op de GKv-synode op 13 juni 2014 over de relatie met de NGK. Dit besluit luidde:

 

“GKv Besluit 3: uit te spreken dat door de overeenstemming in de gesprekken over hermeneutiek de belemmering die er lag vanwege het besluit van de NGK om de ambten voor de zusters der gemeente open te stellen, is weggenomen.”

 

Wij hebben ook kennis genomen van de publicatie eerder dit jaar van Vrouwen in het ambt: de pijnpunten (voorbereidend Rapport van Deputaten: Man/vrouw en ambt), dat liet zien dat dit rapport op dezelfde hermeneutische gronden is gebaseerd als het rapport 'Man/vrouw in de kerk', dat aangeboden werd aan uw Synode 2014.

 

Deze conclusie werd verder bevestigd door de publicatie van het actuele rapport M/V en ambt – Pijnpunten rond vrouw en ambt, waarin de commissie door het geven van acht mogelijke opties de synode aanbeveelt de laatste optie te aanvaarden, optie h:

 

“h. alle ambten openstellen voor vrouwen (wordt in de vrijheid van plaatselijke kerken gelaten)

 

Dit doet het meest recht aan de inzet van gaven die de Geest aan vrouwen heeft gegeven, aan de gezamenlijke opdracht en verantwoordelijkheid van mannen en vrouwen en aan de huidige praktijk. Wel moet gerekend worden met onderlinge gevoeligheden zowel ter plaatse als in binnen- en buitenland. Het honoreren van het Schriftgezag vormt een belangrijk pijnpunt in de bezwaren tegen openstelling (van de ambten voor vrouwen). Voor de plaatselijke gemeenten moet ruimte blijven om eigen keuze en tempo te bepalen.”

 

Zoals we al eerder in onze correspondentie met u en via de persoon van ds. Van Garderen in 2014 hebben verklaard, geloven wij dat de Schrift vrouwen niet toestaat in de ambten van de kerk te dienen. Wij zijn bedroefd dat zo'n aanbeveling door een commissie in uw kerken kan worden gedaan op grond van de visie dat “deze optie recht doet aan de vrijheid die de Bijbel geeft voor de inzet van de gaven en talenten van vrouwen met een roeping (voor het ambt) enz.”.

 

Broeders, het spijt ons dat wij geen gelegenheid hebben nu met u over deze zaak te spreken. Wij hadden gehoopt vanwege een suggestie door ds. dr. Oosterhuis in een e-mail van 2 september 2014 gedaan, dat vertegenwoordigers van uw commissie bereid waren onze commissie in Nieuw-Zeeland of op zijn minst in de regio te ontmoeten. Ik heb verschillende keren hiernaar geïnformeerd, maar tot heden geen reactie van uw commissie hierover ontvangen.

 

Ik verwacht dat onze visies aan u worden voorgelegd door anderen die in deze zaken één van geest met ons zijn en wij bidden of de Synode boven alles het onveranderlijke Woord van God zal eren en niet buigt voor culturele druk of de wens van de mens om zich in deze dingen aan de wereld aan te passen.

 

Ons hartelijk gebed is voor het welzijn van de Gereformeerde Kerken in Nederland en boven al voor de eer van onze God.

 

U in Christus' dienst toegenegen,

 

Pieter van der Wel,

Samenroeper van het Interchurch Relations Committee van de RCNZ

 


 

Evangelical Presbyterian Church in England and Wales (EPCEW)

 

Aantal gemeenten  17           
Aantal leden  ongeveer 800
Aantal predikanten  18
Website  www.epcew.org.uk

                :

 

 

 

 

 

 

Toespraak tot Generale Synode Meppel (april 2017)

 

Geachte en geliefde broeders in de Heere Jezus Christus,

 

De Evangelical Presbyterian Church in England and Wales groet u in onze Heere.

 

Dank u voor uw uitnodiging aan ons om afgevaardigden naar uw synode te zenden en ook een geschreven introductie van onze kerken. We verontschuldigen ons dat we deze introductie niet gisteren konden inleveren en dat nu een dag later doen. We vertrouwen erop dat dit u niet zal verhinderen naar onze opmerkingen te luisteren.

 

Wij danken onze God voor u, voor de zusterkerkrelatie die we hebben, voor de vele gelegenheden tot gemeenschap tussen onze kerken, tussen afzonderlijke gemeenten en in oecumenische contexten, vooral de International Conference of Reformed Churches (ICRC) en de European Conference of Reformed Churches (EuCRC). Wij danken u voor de praktische hulp en ondersteuning die u aan enige van onze gemeenten heeft gegeven.

 

Al enige tijd heeft u nu overwogen om vrouwen tot de ambten in de kerk toe te laten en wij hebben aangegeven dat wij het oneens zijn met de visie dat vrouwen tot de ambten van ouderling en predikant moeten worden toegelaten. Wij hebben u hierover op 6 december 2014 geschreven en onze afgevaardigden naar de Synode Ede 2014 hebben ons standpunt daar uiteengezet. U heeft ons uitgenodigd nogmaals op dit onderwerp in te gaan.

 

Wij zijn er vast van overtuigd dat het Woord van God in de Schrift vrouwelijke leden van de gemeente verbiedt te worden bevestigd in het ambt van predikant van Gods Woord en van ouderling en om de geestelijke taken te vervullen van het leren en gezag uitoefenen over gemeenten van Christus, waarvan ook mannen lid zijn. Duidelijke verklaringen hierover worden in 1 Timotheüs 2:11-12 en 1 Korinthe 14:34-38 gevonden. De voorschriften van Paulus zijn duidelijk bestemd voor alle gemeenten (1 Kor. 14:33) en zijn redenen komen niet voort uit de cultuur van die tijd, maar uit de principes van het hoofd zijn en het gezag dat in het begin is vastgesteld (Genesis 1-3). Verder werden gedurende het hele Oude en Nieuwe Testament alleen mannen, en nooit vrouwen, tot het OT Levitische priesterschap en het ambt van ouderling in het OT en NT geroepen. (1)

 

Wij geloven dat vrouwelijke gelovigen evenzeer als mannen Christus met heel hun hart moeten dienen, maar wij geloven dat de manier waarop zij moeten dienen anders is; en wij geloven verder dat onderdanigheid (zoals in 1 Kor. 14:34 bijvoorbeeld) een deugd is en een veelbetekenend aspect van het dienen van Christus. De wereld, de cultuur om ons heen, heeft geen achting voor de nederigheid van Jezus Christus en deze tijdgeest is terug te vinden in de suggesties van Satan, die hij in de Hof van Eden aan Eva deed, dat de mens, en niet God, soeverein kan zijn in deze wereld (Genesis 3).

 

Wij geloven dat de kerk van onze Heere Jezus Christus in leer en leven een correctie op de ideeën en de cultuur van de wereld moet aangeven. Eerder dan de ideeën van de wereld te accommoderen, die te imiteren en zich eraan aan te passen en ze over te nemen, moeten we een tegencultuur laten zien of een antithese, waarin wij onszelf aan het Woord van God en het voorbeeld van Christus onderwerpen.

 

De Schrift wordt niet getrouw uitgelegd en toegepast wanneer haar leer wordt veranderd, en verwatert in navolging van de heersende cultuur. Als de hermeneutiek die wordt gebruikt om de bevestiging van vrouwen in het ambt te rationaliseren, breed wordt toegepast, zouden veel Christelijke standpunten ter discussie komen te staan, onzeker worden en zelfs in hun tegendeel kunnen worden veranderd. Indien William Wilberforce meer aandacht aan de cultuur van zijn tijd had gegeven dan aan de Schrift, zou hij dan niet de slavernij gedoogd hebben in plaats van haar te weerstaan? Hoe zullen de Gereformeerde Kerken in Nederland de wereld met de Bijbel confronteren als aan de cultuur voorrang boven de Bijbel wordt gegeven?

 

Wij zijn bezorgd dat als u zou besluiten de bevestiging van vrouwen in de ambten van predikant en ouderling toe te staan, u daarmee de eenheid van de Gereformeerde Kerken verbreekt, met name van die kerken die lid zijn van de ICRC. Wij voorzien het verbreken van zusterkerkrelaties en de verhindering van uw deelname aan de ICRC en de EuRC. Wij vrezen dat dit het getuigenis van de Gereformeerde Kerken in de wereld aanzienlijk zal verzwakken.

 

Wij begrijpen dat u onze afgevaardigden naar uw synode “het voorrecht om de vergadering toe te spreken” of de gelegenheid om u toe te spreken eigenlijk niet wilt geven. Als u het toch toestaat zullen zij uw afgevaardigden over deze zaak toespreken en u een verslag van de huidige staat van de EPCEW geven.

 

Ons gebed is of de Heere Zijn werk onder u wil zegenen tot uw vrede en Zijn glorie.

 

Namens de EPCEW

 

Ds. Dr. Peter J. Naylor en ds. Dr. Steffen Jenkins

 

(1) Wij zijn ons ervan bewust dat sommige Gereformeerde Kerken wel diaconessen hebben. Of dit een aanvaardbaar standpunt is of niet, hangt af van hoe dit ambt wordt ingevuld. Het is duidelijk dat de zeven van Handelingen 6 en de diakenen van 1 Timotheüs 3 mannen waren. Maar we weten dat bepaalde vrouwen wel een helpende en ondersteunende rol vervulden.

 

Appendix – Original addresses in English

 

Kosin Presbyterian Church in Korea

7 April 2017

 

Esteemed members of this General Synod, Beloved delegates from abroad, and brothers and sisters,

 

I would like to thank you for the privilege of being present among you, and to address you at this GS. I feel at home, really at home among you, brothers. Your brothers and sisters in Korea greet you with warm affection!

 

In Korea, at the moment, we are facing critical political turmoil, after the National Assembly voted for the impeachment of president Park Keun-Hye last December. Every Saturday there are demonstrations of millions all over the country. The old generation who experienced the Korean War 1950-1953 is generally for, and the younger generation is against the impeachment. The two generations cannot understand each other, and particularly the former (the old) accuses the latter (the young) of forsaking traditional values. This conflict between the generations is also seen in the church. It will take a very long time for us to solve this generation conflict, because tremendous changes are involved in areas such as traditions, the view of communism, business tycoons, the cozy relations between politics and economics, etc. 

 

In turn, here at the GS, it seems clear that you will have to discuss differences of opinion. I pray for God’s blessings on your deliberations and decisions.

          

Let me begin with a personal observation. I studied at the Theological University in Kampen of your churches for seven and a half years, from 1983 to 1990. I came to this country with an Evangelical background, which is still very influential in our churches in Korea. 

 

At that time, I saw your churches as being exemplary in many ways to my own churches in Korea. Almost everything I saw and experienced in The Netherlands was fascinating, and, when I returned to Korea,  I tried to assimilate and introduce the positive things I had learned into the Korean churches. 

 

“Shall we be Evangelicals or Reformed?” is a lasting and persistent topic for me. Evangelicals in Korea participate eagerly in various voluntary activities such as fellowship with each other, evangelization, prayer meetings, camp meetings, etc. These are good things. But there are some shortcomings, too. The sermon in the Evangelical circles is generally weak in exegesis, and the confessions and Christian traditions are held in very low esteem. The Evangelical liturgy is mostly of a low church type and they prefer experience to doctrine. 

 

During the Week of Relations with Foreign Churches at your General Synod in 2008, I read a paper with the title, “The

Challenge of Evangelicalism and the Legacy of the Reformed Tradition,” making an appeal to hold on to the Reformed Tradition amid the influences of Evangelicalism. I am afraid that the Reformed tradition in The Netherlands, of which I was so proud, may be in a crisis. I imagine that some of the delegates abroad, especially from Canada and Australia, might be of same sentiment.

          

Over the last 26 years I have been endeavoring to establish and strengthen the Reformed inheritance which your churches and Kampen gave to me. My efforts and works in Korea have been fruitful, by the grace of God. 

 

It was said that Reformed theology was too different from Evangelical theology, and that it would have no chance to flourish in Korea. However, the number of ministers in our churches is increasing whose sermons are exegetically wellfounded, attracting a great audience, and their congregations are certainly growing, in some cases even rapidly. This is an exceptional case in the Korean churches, because there has been no church growth in Korea for a long time. In fact, the church is losing members. Every Sunday, these ministers preach from the Heidelberg Catechism. In their liturgy they have introduced the Votum and the Salutation, and the Psalms are sung. Elders of these churches have come to realize the precious task of their office and have begun to bring house visitations, just as their colleagues in The Netherlands do. 

 

In short, the shortcomings of Evangelicalism are supplemented very well by our Reformed heritage, and the Reformed churches are increasing in number and substance in Korea. But the Reforming churches in Korea are not yet strong enough to give any substantial help to you. My deepest desire is to somehow repay you for your brotherly hospitality and kindness to our churches and the Korean students, including myself.

          

The annual review in your churches’ Handbook of 2017 is concerned about undesirable developments and problems in your churches, and its mood is alarming and causes us pain. The membership, including the number of baptized infants, is diminishing every year, and the so-called silent departure of members is increasing. Some members are changing their membership to Evangelical churches. The second, afternoon church service is poorly attended or alternatively organized. There are some more crucial changes which leads one to question whether a tipping point has been reached, according to the review.

          

The review worries about the reduction of responsibilities of church offices and the consistory, and mentions the decline of house visitation, which traditionally has been a task entrusted to the consistory. In my opinion, this development can bring positive and constructive results among members of various groups in the congregation, as I intimated in my speech of yesterday. But the causes of these problems have to be investigated, in order to maintain the authority of the church offices and of the consistory. For example, why is there a shortcoming of candidates for elders? Is the house visitation perhaps considered an encroachment of privacy, or simply as a structure of authority calling for subordination? Perhaps it would be wise if sisters could participate in house visitation and in the activities with the small groups, under the supervision of consistory. 

          

Let me mention a phenomenon in the Korean churches. Many Christians have been leaving their small-scale congregations, which were mostly newly instituted during the heat of church growth before 2000, for larger churches or megachurches. While small-scale congregations are becoming smaller, megachurches are growing more and more. A serious problem is that many Christians who have chosen for megachurches, are then silently abandoning not only the church, but also their faith, especially the younger generation. From small church to megachurch, from megachurch to the unbelieving world, we say. Rapid church growth, rapid church abandonment! 

Yet, thankfully, the membership of the Kosin Church is relatively stable.

          

Brothers and sisters, I hope that your churches do not experience this kind of decline. Ecclesia semper reformanda! We celebrate and remember God’s gracious reforming work 500 years ago, and Martin Luther! 

 

Monasterium semper reformandum. In the Middle Ages when the church had to be reformed, the monastery came into being to reform it and succeeded in part. However, this reforming work by the monasteries could survive no more than three generations. We know that contemporary changes cannot be compared to those of the Middle Ages, but each generation has its own responsibility to reform itself in the power of the Spirit. After the Liberation in 1944, God has been blessing your churches greatly and you invited us to share them. 

 

Keep and make good use of all the blessings you have received, and let your children in the everlasting covenant with the Triune God joyfully inherit them. Let them glorify this God of the covenant continually till our Lord Jesus Christ comes again. “And I am sure of this, that he who began a good work in you (and your children) will bring it to completion at the day of Jesus Christ.”(Phil. 1:6) Amen! 

 

Thank you all!

 

Dr. HaeMoo Yoo

 

The Synod of  The Reformed Church in the United States 

________________________________________________________________ 

 

The Reformed Church in the United States 

 

The Synod of  The Reformed Church in the United States 

 

March 1, 2017 

 

Address to the General Synod of the RCN 2017 

by  Rev. James Sawtelle and Rev. Dr. Maynard Koerner 

  

To the Honorable Synod Deputies: 

 

On behalf of your sister churches of the Synod of the Reformed Church in the United States (RCUS) we bring you warm greetings and our hope that you are prospering in the grace of our Lord Jesus Christ. We feel privileged to be among you and share in your warm hospitality and lively Christian fellowship.

Truly one of the richest blessings of serving on the ecumenical committee — we call it the Interchurch Relations Committee — is to be able to interact with and get to know the many men and women in our various sister churches, also in The Netherlands. 

 

First, we want to share with you something of a brief picture of the ecclesiastical context in which our churches exist in North America. We are living in a confused and confusing time for confessional Christians (those anchored by a public and corporate theological commitment to be faithful to the

Bible’s teaching on faith and practice as expounded by the great confessions of the Protestant Reformation). We are witnessing the unraveling of the historic mainline churches in our nation, the continued rise of the charismatic movement, the progression of the “emerging church movement,” the breakdown of evangelicalism, and an utter confusion about how the church is to conduct its life and ministry in an increasingly “post-Christian” culture. There is much soul searching of Christians all around us as to how to reach our culture with the Gospel without compromising in both message and methods. 

 

You have perhaps also followed many of the changes and challenges North American society has experienced in the past few years. Our highest judiciary has determined that a redefinition of marriage is necessary to accommodate those who desire marital unions between men and men, women and women. Transgenderism, as well as the right of anyone to define which gender identity he or she desires to designate for themselves regardless of their biological gender at birth, are issues under ongoing discussion. We are experiencing much racial and ethnic unrest, as well as deep political division.  The question we ask ourselves is: how do we conduct the work of the ministry in our culture? It is the prayerful and studied conviction of the RCUS that we should remain resolute in what we understand to be the historic Christian view of how the church lives and ministers. That view is often called “the ordinary means of grace” view of ministry.  

 

“Ordinary means of grace” ministry is pursued out of the belief that God has told us the most important things, not only about the truth we are to tell, but about the way we are to live and minister

— in any and every context. We believe basic human nature has not changed, and thus the fundamental human problem has not changed. Neither has the Gospel solution to it. Nor have the effectiveness of God’s Gospel means. Faith still comes by hearing, and hearing by the Word of God.  

 

 In addition to conducting “ordinary means of grace” ministry for the discipleship of our own congregations, we are laboring to bring Christ’s ministry to the lost around us as the Lord opens the doors. We are presently engaged in a number of church plants in various cities in the US. We have Hispanic speaking outreach ministries in southern California, some of our churches do outreach among Chinese immigrants and visiting scholars from China, and in one city outreach to Somali immigrants is under way. Some of our churches are involved in ministry at battered women’s shelters, and at crisis pregnancy facilities. Many of our churches conduct outreach bible studies in neighborhoods, or among friends and acquaintances, and on college campuses.  

 

We cannot report to you that we see the conversion of multitudes. Generally, the responses to the gospel are meager. The labor is hard and sometimes discouraging. But is this not what we see often in the New Testament and throughout Church history?  

 

Yet, our once primarily ethnically German churches are now populated by an increasingly diverse makeup of many races and ethnicities. We have a modest but healthy number of first generation Christians among us. We also experience the sadness of seeing some of our members depart from us. Some go to evangelical megachurches, others just forsake the faith. As a result, our membership numbers are maintaining; some years there is growth, some years decline.  

 

We have the great privilege of participating in the Lord’s Great Commission by working among the nations. We continue to labor in the Congo, Kenya and the Philippines. We also partner with Rev. Eric Kayayan in his French language radio broadcast Reformed Faith and Life.  This broadcast goes primarily to French speaking African countries, many of them religiously Muslim, among whom there are many hungry and thirsty for the Gospel of Christ. It is a joy to be part of these labors.  

 

We can report that currently among us there are no major doctrinal issues troubling our churches. But in addition to trying to grasp how to meet the cultural challenges mentioned above, we are increasingly pressed on how to keep the Lord’s Day in a holy manner in a society that wants to work and play 24/7/365. Our members do not always make wise decisions in this regard.  

 

We take some time detailing the broad outlines of the context in which we are called to conduct the ministry of Christ so that you will know something of our weaknesses and challenges and commitments. Christians need to know each other and bear one another’s burdens through prayer and mutual encouragement.  

 

And while we don’t profess to understand or know your context as you know and experience it, we sense that our challenges are not wholly unlike yours in many respects.  We all find ourselves in much the same situation that the Christian pilgrims in the dispersion the Apostle Peter addressed in his epistles. Their challenge and calling was to be ambassadors of Christ in a broken, fallen and godless world. Their hope —and ours— was in the triune God and the redeeming power of the Lord Christ. The word, the good news, that had been preached to them (1Peter 1:25b) was the word by which they had been born again (v. 23), this “word of the Lord endures forever” (v. 25). Rooted and grounded in Christ and the gospel, Peter reminds believers of our calling to live prophetically in a dark age, even when the people of that age revile and persecute us for it, and object to the gospel and word of the Lord. We want to stand with you in that calling. We want to encourage you in it, and we pray for you as you do. 

 

Out of that desire, the delegates of the RCUS have been charged to convey to your General Synod the concern of our church for you. Our synod has written letters previously expressing our concern over your deliberation regarding the role of women serving in the offices of the church, as well as some of the doctrinal trends observed in the teachings of professors at the Theological University at Kampen. Synod went so far as to say that if the present trends continue, if the offices of the church are opened to women, we will consider our fraternal relationship to have been broken, for we understand that a sister Church relationship must be based on a mutual fidelity to the Scriptures as the authoritative standard of faith and life.

 

This conviction was arrived at with great sorrow. We pray we will not have to see that day come. Today more than ever, our churches need each other to stand in challenging and dark times and to hold a united testimony of the Kingdom of Christ. 

 

As we conclude our brotherly greetings, and expressions of concerns, we urge you to stand on the Rock, the eternal Word. May God guide you in your proceedings. “May the God of all grace, who has called us to His eternal glory by Christ Jesus, after you have suffered a while, perfect, establish, strengthen, and settle you. To Him be the glory and the dominion forever. Amen” (I Peter 5:10, 11).  

 


 

Reformed Churches of New Zealand

 

Interchurch Relations Committee

Reformed Churches of New Zealand

P.O. Box 15-129, Hamilton 3243

 

6th January 2017

 

Reformed Churches in the Netherlands (Liberated)                                  

Committee on Relations with Churches Abroad (BBK)                        

c/- Rev. dr. M.H. Oosterhuis                                                                

 

Dear brothers,

 

Greetings in the name of our Lord Jesus, the Lord of the church. 

Thank you for your invitation to attend the Foreign Deputies week of you General synod 2017, our apologies for not getting back to you sooner. 

 

At our meeting of 30th November 2016 we discussed your invitation to attend the Foreign Delegates week in April 2017, or any other session of your synod for that matter. 

We have decided not to send a delegate to your synod at this time despite our concerns with regard to various developments in the life of your denomination. 

 

As you will be aware from our letter of 26th March 2015 our Synod 2014 expressed concern about the hermeneutical foundations of the conclusion and recommendations of the report “Men/Women in the Church” that was submitted to your Synod 2014. 

These concerns were also expressed by Rev. Dirk van Garderen who attended the foreign delegates’ week of your Synod 2014. Our view on these things was again expressed in our responses to the questionnaire from the ‘Committee m/f and office’ dated 5th March 2016. 

 

Since our last Synod we have followed developments in this regard as closely as we could by means of various publications from your churches. At the time we also took note of Decision 3 with regard to Discussion at RCN Synod on 13 June 2014 about relationship with the NGK. This decision was as follows: 

 

GKv Besluit 3:

uit te spreken dat door de overeenstemming in de gesprekken over hermeneutiek de belemmering die er lag vanwege het besluit van de NGK om de ambten voor de zusters der gemeente open te stellen, is weggenomen. 

i.e. to declare that due to the consensus [we reached] in the discussions concerning hermeneutics, the remaining obstacle with regard to the NGK decision to open the offices to sisters in the congregation, is taken away. 

 

We also took note of the publication earlier this year of Women and the Office: The Sore Points (Preliminary Report of the Deputies: Male/female and the Office) which showed that this report is based on the same hermeneutical foundations as the report “Men/Women in the Church” that was submitted to your Synod 2014. 

This conclusion was confirmed further by the publication of the actual report Women and the  Office, in which the committee, though giving eight possible options recommends to synod to adopt the last option, option h:

 

h. To open up all offices to women (this will be at the discretion of local churches). 

 

This does most justice to the use of gifts which the Spirit has given to women, to the col-lective task and responsibility of men and women and to the current practice. Mutual sen-sitivities must be taken into account, both locally and at home and abroad. The matter of honouring the authority of Scripture is a major point at issue (a “sore point”) in the objections to opening up the offices to women. The local churches must be able to determine their own choice and pace in this matter.

 

As we have stated earlier in our correspondence with you and through the person of Rev. Van Garderen in 2014, we believe that Scripture does not allow for women to serve in the offices of the church and we are grieved that such a recommendation can be made by a committee in your churches on the basis of the view that “this option does justice to the freedom which the Bible gives for the use of the gifts and talents of women with a calling [to the office] etc”. 

 

Brothers, we regret we are not in a position to address this matter with you at this time. 

We had hoped, on the basis of a suggestion made by Rev. Dr. Oosterhuis in an e-mail dated 2nd September 2014, that representatives of your committee were prepared to meet with our committee in New Zealand or at least in the region. I inquired a few times about this but I received no response from your committee about this. 

 

I expect that our views will be presented to you by others who are like minded with us on these matters and pray that the Synod may yet above all else honour the unchangeable Word of God and not bow to cultural pressure or the desire of man to conform to the pattern of the world in these things. 

 

In heartfelt prayer for the well-being of the Reformed Churches in the Netherlands and above all for the honour of our God, 

 

Yours in Christ’s service 

On behalf of the Interchurch Relations Committee 

Pieter van der Wel 

Convenor

 


 

Evangelical Presbyterian Church in England and Wales

 

To the Synod of the Reformed Churches in the Netherlands 2017

 

5 March 2017

 

 Esteemed and beloved brothers in the Lord Jesus Christ,

 

The Evangelical Presbyterian Church in England and Wales greets you in our Lord.

 

Thank you for inviting us to send delegates to your synod and to make a written submission. We apologize that we were not able to submit this yesterday (4 March) and are providing it one day late. We trust that this will not hinder your receiving our remarks.

 

We thank our God for you, for the sister church relationship that we have, for the many opportunities for fellowship between our churches, among particular congregations, and in ecumenical contexts, particularly the International Conference of Reformed Churches (ICRC) and the European Conference of Reformed Churches (EuCRC). We thank you for the practical help and support that you have given to some of our congregations. 

 

For some time now, you have been considering the admission of women to office in the church, and we have expressed our disagreement with the view that women should be admitted to the offices of elder and minister. We wrote to you about this on 6 December 2013 and our delegates to the Synod of Ede in 2014 represented our position there. You have invited us to respond on this subject once again.

 

We are firmly persuaded that the Word of God in Scripture forbids female members of the congregation from being ordained to the offices of minister of the Word of God and elder, and from the spiritual tasks of teaching in, and exercising authority over, the congregations of Christ, which congregations include men. Plain statements about this are found in 1 Timothy 2:11-12 and 1 Corinthians 14:34-38. Paul’s instructions are clearly for all the churches (1 Cor. 14:33), and his reasons do not come from the culture of the times but from the principles of headship and authority established in the beginning (Genesis 1-3). Furthermore, throughout Old and New Testaments, only men, and never women, were called to the OT Levitical priesthood and to the office of elder in OT and NT.i

 

We desire that women believers, as much as men, should serve Christ with all their hearts, but we believe that the way in which they should serve is different; and we further believe that submissiveness (as noted in 1 Cor. 14:34 for example) is a virtue, and a significant aspect of serving Christ. The world, the culture around us, does not esteem the lowliness of Jesus Christ, and this spirit of the age is traceable to the suggestions of Satan made to Eve in the Garden of Eden that man, not God, can be sovereign in this world (Genesis 3).

 

We believe that the church of our Lord Jesus Christ, in its teaching and practice, ought to present a corrective to the ideas and the culture of the world. Rather than accommodate, imitate, assimilate, and imbibe, the ideas of the world, we ought to provide a counter culture or an antithesis, conforming ourselves to the Word of God and the pattern of Christ.

 

Scripture is not interpreted and applied faithfully when its teaching is modified according to the culture of the age. If the hermeneutics used to rationalize the ordination of women were applied widely, many true Christian positions would become debatable, uncertain, and even overturned. If William Wilberforce had paid attention to the culture of his times, rather than Scripture, would he not have condoned rather than resisted slavery? How will the Reformed Churches in the Netherlands confront the world with the Bible, if culture is given precedence over Scripture? 

 

If you decide to permit the ordination of women to the offices of minister and elder, we are concerned that you will be breaking away from the unity of the Reformed Churches, particularly of those which are members of the ICRC. We anticipate the fracturing of sister church relations and the hindering of your participation in the ICRC and the EuCRC. We fear that this will significantly weaken and harm the Reformed Churches and their witness in this world.

 

We understand that you will not be affording our representatives to your synod ‘the privilege of the floor’ or the opportunity to address you. If you allow it, they will speak to your representatives about this matter, and give you a report of the present state of the EPCEW.

 

We pray that the Lord will prosper his work among you, for your peace and his glory.

 

On behalf of the EPCEW

 

Rev. Dr Peter J. Naylor                          

Rev. Dr Steffen Jenkins

 

The Clerk of Presbytery

Dr Falko Drijfhout

 

(1) We are aware that some Reformed Churches do have had deaconesses. Whether this is an acceptable position or not will depend on what is understood by the position. The seven of Acts 6 and the deacons of 1 Timothy 3 were clearly male. But we know that certain women did fulfil a helping and supporting role.