Printen

Aangepast evangelie

 

N. van Dijk

23-09-17

 

In een aantal artikelen in het kerkblad van de Hersteld Hervormde Kerk schrijft dr. P. de Vries over de missionaire roeping van de kerk en welke weg de kerk moet inslaan. In zijn laatste artikel  schrijft hij over de realiteit van de toekomende toorn en over het evangelie van Gods genade en het delen daarin. Hij bespreekt daarbij de visie van Stefan Paas, en stelt dat de wijze waarop hij de zaken benadert tekort doet aan ‘de diepe ernst van de toekomende toorn en de wetenschap dat er geen geloof is buiten het geloof in Christus en het deelgenootschap aan Zijn Kerk’.

Wanneer het gaat over de huidige situatie van de gelovigen spreekt Paas van een ballingschapssituatie. De Vries merkt op :

 

“Op nog veel diepere wijze dan Paas doet moet daarover gesproken worden. In het spoor van Augustinus moeten we zeggen dat de mens zich sinds de zondeval in ballingschap bevindt. Een christen zijn we als we vanuit onze ballingschap situatie een pelgrim worden op reis naar het nieuwe Jeruzalem. Dan gaan we ook de kenmerken vertonen van een pelgrim. De vorm van ballingschap die Paas aan de orde stelt, past daarin, maar gaat daar niet in op”.

 

Als het gaat over de inhoud van het Evangelie stelt Paas dat het sterven en de opstanding van Jezus relevant zijn voor de noden van deze wereld.  Volgens Paas getuigt de opstanding van Christus van de hoop dat ook onze daden met Christus’ opstanding worden opgewekt. De Vries constateert dat deze daden dan helemaal binnen de wereld zijn ingevuld.

 

“Geloven is voor hem spreken van een nieuw perspectief van hoop voor de toekomst. Paas houdt vast aan Jezus Christus Die God is en mens werd en Die werkelijk opstond uit de dood. In die zin is hij in de brede zin van het woord orthodox. Echter, gereformeerde thema’s die ook klassiek christelijke thema’s zijn, als het eeuwigheidsperspectief, verzoening met God door het plaatsvervangend lijden van Christus, redding van de toekomende toorn, zonde en genade functioneren bij Paas niet en worden zelfs niet tot nauwelijks genoemd. Het  christendom dat hij voorstaat in onze samenleving is veel te weinig radicaal naar die samenleving toe en het is vooral een christendom waarin de kern van het Bijbelse getuigenis niet naar voren komt. Zoals dat wel plaatsvindt in de gereformeerde belijdenis, en ook in andere belijdenissen die in brede en kerkhistorische zin van het woord als ‘reformatorisch’ kunnen worden getypeerd”.

 

***

In een ander artikel in het Kerkblad van de HHK, ‘De realiteit van de hel’, schrijft ds. A.A.F. van de Weg over het denken over de hel.
In een opinieonderzoek onder christenen in Nederland, in opdracht van het ND en de EO, kwam naar voren dat slechts een derde van de protestanten nog overtuigd is van het bestaan van de hel. Vanouds heeft de christelijke kerk met klem de heldere boodschap van de twee wegen en twee eindbestemmingen verkondigd.

 

“Eeuwenlang is de traditionele visie op de hel (als plaats van eeuwige straf) als Bijbels gezien. In de Vroege Kerk, de middeleeuwen, in de tijd van de Reformatie en daarna is dit de algemene overtuiging geweest”.

 

Ds. Van de Weg noemt dan enkele tegenstemmen uit vroeger tijden, die ook tegenwoordig nog steeds aantrekkingskracht hebben.

Hij noemt Origenes (tweede eeuw na Christus) die de hel slechts een tijdelijke en zuiverende plaats noemt, uiteindelijk komt het met iedereen goed. Socinius (zeventiende eeuw) meent dat goddelozen na het sterven ophouden te bestaan. Bultmann (twintigste eeuw) wil de Schrift ontdoen van haar mythische karakter en past het spreken over hemel en hel aan aan de moderne wereldvisie. Van de Weg citeert Albert Mohler:  “in vroeger tijden wilden predikanten hun gehoor redden van de eeuwige straf in de hel, tegenwoordig schijnen veel predikanten hun gehoor te willen redden van vrees voor de hel”.

 

Van de Weg meent dat het huidige leefklimaat als een katalysator werkt voor de moeite en verlegenheid met dit onderwerp, en stipt in dit verband enkele zaken aan.

 

“Het huidige Godsbeeld van de gemiddelde Nederlander is eenzijdig en gekleurd. Het is te vrezen dat het beeld van God eerder  ingegeven wordt door menselijke standaarden van rechtvaardigheid en liefde, dan door Bijbelse maatstaven.

We leven in een tijd, waarin de eeuwigheidsdimensie van ons leven is weggeëbd. Het (goede) leven wordt bepaald door het hier en nu. De enige realiteit van de hel is aan deze zijde van de dood te vinden. In concentratiekampen, op het oorlogsveld, in getto’s (R. Niebuhr).

Het besef van een ‘kosmische orde’, waarin de werkelijkheid van hemel en hel realiteit is, is vervaagd. Niet langer is God en Zijn orde het middelpunt, maar de mens en zijn orde. Deze omkering is een voedingsbodem voor een individualistisch denkpatroon.

 

Ons rechtvaardigheidsbegrip is gerelativeerd. Voor de Verlichting waren begrippen als straf en rechtvaardigheid gangbare termen. Een overtreding leverde straf op. Tegenwoordig zijn we ons meer bewust geworden van sociale invloeden, genetische bepaaldheid, contextuele factoren, die als verzachtende omstandigheden worden aangevoerd in het berechten van overtreders.

De Britse psychiater Theodore Dalrymple laat in een van zijn boeken zien dat criminelen steeds meer gezien worden als slachtoffers. In zo’n context voelt straf ineens minder rechtvaardig. We kunnen ons voorstellen dat dit veranderde denken ook doorwerkt in het spreken over de hel.

 

We leven in een tijd waarin er veel nadruk op positieve emoties gelegd wordt: je moet volmaakt ter wereld kunnen komen, gelukkig kunnen zijn, goed en mooi oud worden, en waardig aan je einde komen. De tijd waarin wij leven is een tijd waarin negatieve emoties weggepoetst en gemaskeerd worden. Ze hebben namelijk geen zin en dienen geen doel. De keerzijde van radicale nadruk op het positieve is het gegeven dat we pijn niet meer kunnen plaatsen, ons geen raad weten met schuldgevoelens en het spreken over de zonde gebagatelliseerd wordt. Het spreken over de hel past al helemaal niet in dit plaatje”.