Printen

De opvoeding van Simson - Over verbond en doop in deze tijd

S.T. Bolt
02-04-11

Een tijdje geleden stonden er in het Nederlands Dagblad artikelen over ouders die na ernstige overweging besloten hadden hun kinderen niet meer te laten dopen. De teneur was dat moderne ouders een eigen keuze hebben in de vormgeving van hun geloof. Kinderen kunnen dan later zelf kiezen. Verder werd duidelijk gemaakt dat niet alles bij het oude kan blijven en dat vanaf de kansel deze keuzevrijheid ondersteund dient te worden. In een overweging over deze dingen moest ik denken aan de opvoeding van Simson. Daarom een bijdrage over de ‘ouders van toen’ voor ‘de ouders van nu.’

De vraag van Manoah
Simson, wie kent hem niet? Simson staat bekend als de krachtpatser van het Oude Testament en zijn naam vinden wij terug op de shag van Samson en de koffertjes van Samsonite. Simson of Samson is een ijzersterk merk en iedereen weet dat. Maar toen zijn geboorte werd aangekondigd, hadden zijn ouders een probleem. Dat wil zeggen zijn vader had een probleem want de engel was alleen aan de moeder verschenen. En juist Manoah wilde de engel ontmoeten omdat hij een vraag had. En toen de engel dan nogmaals verscheen, stelde Manoah deze vraag: Hoe moet ik dit kind opvoeden? (Ri. 13:8) Een normale vraag, een vraag die elke ouder zou kunnen stellen. Bovendien was Simson een bijzonder kind en dus kon Manoah wel een speciale aanwijzing gebruiken. Maar hoe wij dit hoofdstuk ook bestuderen een antwoord is er niet te vinden. Er gebeurt van alles maar juist dat ene: een antwoord op deze vraag wordt niet gegeven. Waarom niet? Zegt de Schrift dan niets over opvoeding, zijn er dan geen antwoorden op gewone vragen? Jawel, maar de vraag van Manoah was reeds lang vóór Manoah gesteld. En reeds lang geleden had Jozua tóen het volgende geantwoord:

Hoor, Israel:
de HERE is onze God;
de HERE is één!
Gij zult de HERE, uw God,
liefhebben met geheel uw hart
en met geheel uw ziel
en met geheel uw kracht.
Wat ik u heden gebied,
Zal in uw hart zijn,
Gij zult het uw kinderen inprenten
en daarover spreken,
wanneer gij onderweg zijt,
wanneer gij nederligt
en wanneer gij opstaat.
(Joz. 6: 4-7)

De Schrift vertelt dat Maoah de engel terug liet komen omdat hij een vraag had. Die vraag luidde: Hoe moeten wij dit bijzondere kind opvoeden? Maar de engel zwijgt uitdrukkelijk. Het antwoord was reeds gegeven.   

Timna
Het kan niet anders of Simson heeft heel wat te weeg gebracht. Daar was allereerst het nieuws van zijn geboorte. Een engel kwam aankondigen dat hij een Nazoreeër zou zijn. Een verlosser met grote kracht. Geweldig nieuws omdat het volk schreeuwde tot de Here vanwege de onderdrukking van de Filistijnen. Hadden de Filistijnen niet ijzeren strijdwagens? En nu dit! Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven en wij noemen hem Simson! Dát was de naam die de vader zijn zoon gaf. Simson betekent Zonnekind; hij zou het licht brengen in een duistere tijd. Hij zou hen verlossen van de wrede en overweldigende onderdrukking van de Filistijn. Met gespannen verwachting werd zijn ontwikkeling gevolgd en men zal zich hebben afgevraagd wat zijn eerste stap zou zijn. Maar de Schrift is kort hierover: ‘En Simson begaf zich naar Timna.’ Simson ging naar het land van de Filistijnen. Dit was zijn eerste stap, dit was het allereerste. Ontzettend, deze Simson was een overloper. En wij herinneren ons de verschrikkelijke haat jegens de verraders en moffenmeiden na de tweede wereldoorlog. Kan Simson de Nazoreeër niet beter Simson de NSB-er genoemd worden? Het gedrag van Simson moet een intense bitterheid hebben opgeroepen. Als dan enige tijd later de Filistijnen verzoeken om de uitlevering van Simson is dat geen enkel probleem, de mannen van Juda leveren Simson uit. De ‘mannen van Juda’ zegt de Schrift, hoe groot is hier de afstand. 
En wij vragen ons af: was die Simson in termen van opvoeding niet een totale mislukking?

Maar er is meer. Voordat Simson naar Timna ging, begon de Geest des HEREN hem aan te drijven in Machane-Dan tussen Sora en Estaol. De Schrift geeft een precieze aanduiding en alle genoemde plaatsen laten zich nog steeds terugvinden. (Rich 13: 25)  De Geest stuurde Simson in oostelijke richting van Sora naar Estaol. Maar Simson begaf zich in westelijke richting naar Timna’ (Richt 14:1). De Geest des HEEREN dreef Simson naar de ene kant maar Simson begaf zich naar de andere kant.
Simson wilde zijn roeping níet.

Toch hebben we dan het wezenlijke punt gemist waar het hier om gaat. De Schrift noemt namelijk scherp en precies de plaats waar Simson naar toe moest: Machane-Dan. Machane betekent kampement of legerplaats. Simson moest naar de legerplaats van Dan en deze legerplaats had een speciale functie want Machane-Dan lag bij Kirjat-Jearim (Ri. 18:12). Kirjat-Jearim? Kirjat-Jearim was de standplaats van de ark (1 Sam. 6:2, 1 Sam. 6:21). Om deze plaats had Jozua eens gevochten en oorspronkelijk was de naam van deze plaats Kirjat-Baäl (Joz. 15:60). Hier had de God van Israël gezegevierd en van toen af aan luidde de naam van de plaats niet meer Kirjat- Baäl maar Kirjat-Jearim. In Kirjat-Jearim stond de ark met het heilige der heiligen, de cherubs, de wet en het verzoendeksel. Hier was de wet én het dagelijkse offer. Hier werd het feest van de verzoening gevierd. Hier was het brandpunt van de strijd, Kirjat-Jearim was het fort van het verbond. En naar deze plaats, naar de legerplaats, werd Simson gedreven door de Geest de HEREN. Maar Simson begeerde deze positie níet. Hij wilde níet in het brandpunt van de strijd staan, hij begeerde níet de ark des HEREN te verdedigen. Simson wílde níet. En ten diepste gaat het hier om twee dingen: Simson wilde de strijd niet én Simson wilde het onderscheid niet. Simson begaf zich dan ook niet naar Machane-Dan maar Simson begaf zich naar Timna.
      
En wij vragen ons af, juist in het kader van deze bijdrage, hoe hebben de vader en moeder van Simson dit ervaren? Hebben zij hun ogen neergeslagen voor ouders van succesvoller maar vooral van vromer nakroost? En in de termen van vandaag: wat hadden deze ouders nu eigenlijk aan ‘geloofsopvoeding’ gedaan?

De opvoeding van Simson
Simson deed geen belijdenis. Wel bleef de geest des HEEREN hem aangrijpen. Maar toen hij daardoor een leeuw kon verslaan bracht hem dit niet tot een getuigenis. Integendeel: Simson beantwoordde de kracht des HEEREN met een raadselrijmpje, een leuke bijdrage op zijn bruiloft te Timna. En toen Simson later wraak nam, in de kracht des HEREN, nadat zijn vrouw en schoonvader door de Filistijnen waren verbrand, resulteerde dit in een lied van Simson op Simson.

En toch getuigt de Schrift dat Simson tot de belijdenis kwam. Na het brallende loflied op zichzelf, kreeg hij dorst en er was geen water. Tóen in het aangezicht van de dood riep Simson tot de HERE:
  
Gij hebt door uw knecht deze grote verlossing geschonken,
en nu moet ik van dorst sterven
en zal ik in handen vallen van de onbesnedenen. 
 

Is dit geen uiterst merkwaardige tekst? Simson erkent dat hij de knecht des HEREN is. Tot zover is het duidelijk. Maar daarna? Simson róept het uit. Maar wát roept hij uit? Hij roept om water, hij smeekt om zijn leven, maar tegelijkertijd wijst hij de HERE op de besnijdenis. In het aangezicht van de dood wijst Simson op het onderscheid tussen de besnedenen en de onbesneden. Waarom? Waarom niet een tekst in de trant van: O God, geef me water! Laat me leven!

Waarom koppelt Simson zijn léven aan het onderscheid tussen besnedenen en onbesnedenen?

Als je erover nadenkt is het onbegrijpelijk. Hoe kun je je leven verbinden aan een 'lidteken'? Een litteken herinnert alleen maar aan een wond en aan pijn. Hoe kwam Simson erbij? Is het niet absúrd? Leven door een litteken? Leven door de besnijdenis? Waar kwam dit teken eigenlijk vandaan en wat betekende dit? Een teken in zichzelf is niets, een teken herinnert altijd aan de gever van het teken. En zo verwijst ook de besnijdenis allereerst naar de Gever ervan, na de zondeval sprak de God van hemel en aarde:

En Ik zal vijandschap zetten
tussen uw zaad en haar zaad
dit zal u de kop vermorzelen
En gij zult het de hiel vermorzelen

Er zullen twéé geslachten zijn op deze aarde. Een geslacht van de dood en een geslacht van leven.
“Daarom noemde de mens zijn vrouw Eva omdat zij de moeder is geworden van alle levenden.” Je ziet het niet want beide geslachten brengen hun doden naar het graf maar toch is daar de belofte van leven. En aan Abraham werd de belofte aan Eva herhaald: Want voor u is de belofte én voor uw zaad.
In de eindeloze cyclus van dood en verderf - waarin de mens zichzelf gestort had - is er toch een geslacht van leven – beter nog: een nageslacht van leven. En bíj deze belofte werd aan Abraham het téken van de besnijdenis gegeven. Hoe zichtbaar werd hiermee de belofte van Genesis 3 gemaakt; twee geslachten, twee generaties: een geslacht van de dood en een geslacht van het leven.

Wat betekent de besnijdenis? NIETS. Een teken in zichzelf is niets. Een teken ontleent zijn krácht alleen aan de betekenis die eraan gegeven wordt. De besnijdenis ontleent zijn kracht aan het WOORD en dat WOORD alleen. De God die de hemel en de aarde door zijn WOORD geschapen heeft, sprak dat er een nageslacht van lévenden zou zijn en sprak dat het téken hiervan de besnijdenis was.

Toen Simson van dorst zou sterven, smeekte hij om zijn leven en wees de Here op het onderscheid tussen de besnedenen en de onbesnedenen. Wat betekent dit in het kader van de opvoeding die Manoah en zijn vrouw aan Simson hebben gegeven?

Wanneer Simson opgevoed zou zijn door moderne ‘ouders van nu’, zou Simson niet besneden zijn. Zijn ouders zouden hebben gezegd: Simson, later mag jij zelf kiezen. Wanneer jij bij God wilt horen, laat jij je besnijden en anders niet. Het is jouw keuze. En Simson had gekozen. Hij had duidelijk gemaakt dat hij niet bij God wilde horen. Hij ging naar Timna en van de kracht des Heren maakte hij een liedje. Er is níets in het leven van Simson dat wees op enige keuze voor de Here. In het aangezicht van de dood zou Simson overgelaten zijn aan zijn eigen keuze. Meer niet.

Maar Simson is opgevoed door Manoah. En Manoah heeft hem van de HERE verteld. Over Genesis 1: over de schepping van het licht, de dampkring, het gras kruid en de bomen en  daarna de zon, de maan en de sterren. ‘De zón vader?’ En Manoah heeft zijn kind verteld over de kracht van God en over de reden waarom hij hem Simson genoemd had. Hij heeft hem verteld over de zondeval en de namen van de geslachtsregisters opgezegd. Wordt Genesis niet het boek van de geboorten genoemd? ‘Alweer een geslachtsregister vader?’ Ja, het is een wonder, zoveel namen, zoveel levenden, Simson jij hoort daarbij. En Manoah heeft zijn kind gewezen op het teken, op de belofte, op de kracht van God. Alweer een geslachtsregister vader? Ja, alweer één. Ik zeg de namen, jij mag ze tellen, allemaal.    

Eens vroeg de vader van Simson hoe hij zijn kind moest opvoeden. Uit het geloofsgetuigenis van Simson weten wij dat Manoah zijn kind vertelde over de HERE. Hij heeft het ABC van het geloof aan Simson verteld. De kosmische kracht van het Woord in Genesis 1 en de kosmische kracht van datzelfde Woord in Genesis 3: Leven. In het aangezicht van de dood schreeuwde Simson om leven en wees op het teken van de besnijdenis. Met de ongehoorde vrijmoedigheid van het geloof wees Simson naar Genesis en pleitte op het verbond. Simson, de verrader van zijn volk, zijn God en zijn roeping, wees niet op zijn eigen keuze maar op Gods keuze.

De Schrift zegt dat na de belijdenis Simson er water stroomde uit de rots en dat zo de levenskracht in hem terugkeerde. Léven – concreet – kosmisch - vanwege de kracht des HEEREN. En Simson gaf deze bron de naam: Bron van de roepende. Dacht David aan deze richter toen hij psalm 81 dichtte?

Open wijd uw mond,
Bid tot mij vrijmoedig
Pleit op mijn verbond
Al wat u ontbreekt
Schenk Ik zo gij ’t smeekt
Mild en overvloedig

De besnijdenis en het begin van de Schrift
In de inleiding op deze bijdrage ging het over het maken van een keuze. Of kinderen gedoopt moeten worden of dat de doop een zaak is van eigen keuze, láter. De geschiedenis van Simson is samen te vatten in een oude zegswijze: ‘het verbond is eenzijdig in zijn ontstaan en tweezijdig in het voortbestaan.’ In het Oude Testament werden de jongens op de achtste dag besneden en de ouders moesten hun kinderen leren dit teken te verstaan. Maar dat was het oude verbond. Geldt voor het nieuwe verbond ook dat de kinderen gedoopt moeten worden en dat kinderen hun doop moeten leren verstaan? Of is in tegenstelling tot de besnijdenis de doop een eigen keuze? Begint het nieuwe verbond met de keuze van de mens?

Om aan deze vraag toe te komen werd in dit eerste artikel in het kader van de opvoeding van Simson, de relatie gelegd tussen de besnijdenis en Genesis. In het volgende artikel zal, eveneens in het kader van de opvoeding van Simson, een relatie worden gelegd tussen de besnijdenis en het Nieuwe Testament.