Printen

Signalen 55

 

R. Sollie-Sleijster

21-10-2017

 

De volgende signalen sluiten aan bij Signalen 54, waarin dr. G.A. van den Brinks recensie van ‘Gereformeerde hermeneutiek vandaag’ (bundel opstellen van de TUK) werd weergegeven (RD 28/9/17: ‘Gereformeerde hermeneutiek vandaag’ begint bij de mens). Deze recensie vormt de aanleiding voor de volgende opmerkelijke briefwisseling tussen dr. G.A. (Gert) van den Brink en dr. J.M. (Hans) Burger over hermeneutiek. Het geeft een inkijkje in de ‘nieuwe’ hermeneutiek. Wat is eigenlijk nieuw? En hebben we te maken met een verbetering of juist niet?

 

Zonder de Geest begrijpen wij de Bijbel niet

RD 11/10/17 – brief Burger

 

Hans Burger(docent systematische theologie aan de TUK) opent met een verwijzing naar de gereformeerd vrijgemaakte kerken. In het verleden was daar volgens Burger alles rationeel, objectief en zeker, we spraken met grote stelligheid. Maar nu leest ieder de Bijbel op zijn eigen manier en geeft een eigen betekenis aan wat hij leest. De Bijbel en de lezer worden geïsoleerd: Ik en mijn Bijbel. Het is de invloed van godsverduistering en individualisme.

 

Het is een uiting van het diepere probleem van de zonde, zo vervolgt Burger. De Geest moet ons verlichten, ons wedergeboorte geven en vernieuwing van inzicht om de Bijbel te kunnen begrijpen. Daarom moeten we in de hermeneutiek bij God beginnen, bij Christus die ons leert Bijbellezen, bij de Geest die ons laat delen in de gedachten van Christus. Burger verwijst hierbij naar de puritein John Owen en wat hij schrijft over het werk van de Geest om ons tot goede Bijbellezers te maken. God belooft ons te leiden bij het lezen. De betekenis (significance) voor de gelovige vandaag moet wel teruggaan op de betekenis (sense) van de tekst. Maar zonder God kan niets veranderen in mijn leven. Hij Zelf moet mijn leven aanraken met Zijn Woord.

 

Burger licht toe: Die aanraking leidt tot vernieuwing van mijn leven, een verandering van mijn Godsbeeld, zelfbeeld en wereldbeeld. God is mijn Vader in Christus, ik ben een gerechtvaardigde zondaar en de ander is mijn naaste. In het licht van Gods Woord komt alles in een nieuw perspectief te staan. Dat is waar de ‘nieuwe’ hermeneutiek de aandacht op vestigt: het nieuwe perspectief.

 

Burger hoort graag van Van den Brink of hij dit deelt en waar de problemen worden gesignaleerd in de benadering van de in Kampen ontwikkelde hermeneutiek.

 

Zonder de Geest gehoorzamen wij de Bijbel niet

RD 11/10/17 – brief Van den Brink

 

Van den Brink beantwoordt Burgers brief met te wijzen op het voorrecht om van gedachten te kunnen wisselen over de hermeneutiek. Deze briefwisseling vloeit voort uit de kritische en verontwaardigde recensie die hij schreef over “Gereformeerde hermeneutiek vandaag”, waarin hij met name hoofdstuk 2 (door dr. Burger) bespreekt, omdat dat hoofdstuk als ‘dragend voor de bundel’ wordt aangewezen.

 

Van den Brink wil zich op twee dingen in Burgers brief concentreren. Als eerste de relatie tussen Bijbel en hermeneutiek en vervolgens die tussen wedergeboorte en hermeneutiek.

 

Bijbel en hermeneutiek

Burger schrijft ‘Hermeneutiek moet bij God beginnen’. Van den Brink wijst erop dat hermeneutiek bezinning is op hoe wij betekenis (meaning, sense) toekennen aan een tekst. Dat geldt voor elke tekst en niet alleen voor de Bijbel. Genáde moet bij God beginnen en openbaring, redding, verlossing, maar van hermeneutiek kun je niet zeggen dat die bij God moet beginnen.

 

Volgens Van den Brink wreekt zich hier een verbreding van het begrip hermeneutiek door Burger; het wordt een ander woord voor theologie. Maar hermeneutiek is een onderdeel van de filosofie en behoort niet tot Gods bijzondere genade. De Bijbel is een uniek boek, omdat God er de eerste auteur van is en niet omdat wij er een aparte, heilige hermeneutiek op toepassen.

 

Wedergeboorte en hermeneutiek

Burgers veranderde omschrijving van hermeneutiek werkt door bij de betekenis die hij geeft aan de wedergeboorte. Maar Van den Brink wijst erop dat het probleem niet primair ligt bij de wijze van lezen, bij de hermeneutiek. Door de zonde hebben mensen geen leesprobleem, maar een moreel probleem. De mens weigert van nature om Gods Woord te gehoorzamen. Het is niet zo dat wedergeboren mensen de Bijbel wel kunnen lezen en niet-wedergeboren mensen niet. Allen kunnen lezen en begrijpen, want Jezus zegt dat het Woord ons zal oordelen (Joh. 12:48)! “Hebt u niet gelezen…!?”, zo zegt Hij keer op keer (Matth. 12:3,5; 19:4; 22:31; Markus 12:26).  Zijn verwijt aan de Schriftgeleerden is dat zij, hoewel zij het weten, het niet doen. Wedergeboorte is nodig om het Woord te geloven en te gehoorzamen, niet om de Bijbel te begrijpen. Alleen wedergeboren mensen zullen zich aan de Schrift onderwerpen (Lukas 16:29-31).

 

In de benadering van Burger is de Bijbel alleen voor wedergeboren mensen geschikt en bedoeld. Maar dat is een vorm van subjectivisme en relativisme. De Bijbel spreekt ook onwedergeboren mensen aan. Denk hier aan prediking, evangelisatie en zending. Onmogelijk, volgens Burger. Maar er is niet pas sprake van openbaring als de hoorder wedergeboren is (Rom. 10:18).

 

Met Burgers nieuwe en verbrede begrip van hermeneutiek ziet Van den Brink problemen opdoemen. Allereerst geeft het spraakverwarring. Vervolgens verschuift de aandacht van het morele probleem naar een leesprobleem. En ten derde dreigt het gevaar dat ‘met allerlei godsdienstige woorden over hermeneutiek wordt gesproken, terwijl in de praktijk simpelweg de postmoderne filosofische hermeneutiek op de Bijbel wordt toegepast.’

 

De kernvraag van Van den Brink aan Burger is daarom:

 

Waarom houd je het niet gewoon bij de klassieke gereformeerde hermeneutiek?

 

Dan sluit je aan bij veel gereformeerde theologen als Packer en Carson die de klassieke gereformeerde hermeneutiek hanteren en die zich op hun beurt weer veel meer bij Owen aansluiten.

 

Hermeneutiek die niet bij God begint, lijdt schipbreuk

RD 17/10/17 – brief Burger

 

Waarom houdt Burger zich niet bij de klassieke gereformeerde hermeneutiek, zo vraagt Van den Brink? En loopt hij niet het gevaar met vrome woorden toch de gereformeerde theologie uit te leveren aan de postmoderne filosofie?

 

Wat de twintigste-eeuwse hermeneutiek ons laat zien is dat we blinde vlekken hebben, we zijn maar mensen, zo verzucht Burger. In Kampen blijft wel aandacht voor de klassieke gereformeerde theologie, maar niettemin is een nieuwe bezinning op hermeneutiek nodig. We leven immers in een postmoderne, pluralistische wereld. Daardoor heb ik een andere kijk op de Bijbel en daar moet de theologie over nadenken. Hoe leg ik de Bijbel uit en pas haar inhoud toe, dat is de vraag, zo stelt Burger. Hij wil niet relativeren en omschrijft zichzelf als (kritisch) realist. Inderdaad kan de zonde in mij werken, zodat ik weiger naar Gods Woord te luisteren. Maar Gods Geest kan dat Woord wonderlijk genoeg toch gebruiken om een hartsverandering tot stand te brengen en dat doet Hij ook. De zonde is inderdaad meer dan een leesprobleem.

 

Wedergeboorte houdt meer in dan het ontvangen van een nieuw verstaan. We ontvangen een nieuw hart en een nieuw leven in Christus. Ongehoorzaamheid verandert in gehoorzaamheid.

Zo is leven meer dan verstaan en interpreteren, en theologie meer dan hermeneutiek. Theologie gaat over wie God is, wat Hij doet en hoe Hij wil dat wij leven. Hermeneutiek is niet automatisch theologisch van aard, maar in de theologie bezint zij zich op verstaansprocessen en daar moet bezinning plaatsvinden die bij God begint. Zijn genade en verlossing omvatten ook vernieuwing van ons verstaan.

 

De vraag van Burger aan Van den Brink is:

 

Waarom denk je niet gewoon met ons mee om op deze manier de gereformeerde traditie voort te zetten?

 

Hermeneutiek moet de veilige vaarroute blijven volgen

RD 17/10/17 – brief Van den Brink

 

Om de draad niet kwijt te raken recapituleert Van den Brink wat tot nu toe is besproken. Het ging om de vraag of de hermeneutiek uit Kampen nog wel de naam ‘gereformeerd’ verdient. Volgens Burger is het gereformeerd, omdat hij de invloed van de zonde op het begrijpen van de Bijbel aanwijst en de noodzaak van wedergeboorte onderstreept. Zelf stelde Van den Brink dat de zonde geen leesprobleem is, maar een moreel probleem. Het Woord is helder en duidelijk voor iedereen, maar het echte probleem is niet het lezen, maar het gehoorzamen.

 

Van den Brink meent geen antwoord te hebben gekregen op zijn vraag waarom de benadering  de naam ‘gereformeerd’ verdient. Hoewel Burger in zijn laatste brief stelt dat zonde meer is dan een leesprobleem, is stellen nog niet hetzelfde als aantonen. Burger wil de gereformeerde traditie voortzetten, maar heeft dat ook een normatieve betekenis? Is die Schriftvisie en bijbehorende hermeneutiek bindend? Die vraag is nog onbeantwoord.

 

Het verschil tussen oude en nieuwe hermeneutiek ziet Van den Brink liggen in verschil in aandacht voor het al dan niet misgaan van het begrijpen van een tekst. De nieuwe hermeneutiek heeft veel aandacht voor wat er allemaal misverstaan kan worden. Mensen zijn immers zondaars. Verdedigers van de nieuwe hermeneutiek schrijven teksten om duidelijk te maken dat teksten zo onduidelijk zijn. De oude hermeneutiek daarentegen zoekt naar ijkpunten om de juiste betekenis te ontdekken. Niet de klippen, waarop ik schipbreuk kan lijden, maar de veilige vaarroute.

 

Ook al erkent Burger dat het ‘wonderlijk genoeg’ wel gebeurt dat de Geest mij de wil van God bekend maakt en dat we daarom ‘samen in de kerk vol vertrouwen mogen Bijbellezen, omdat God belooft ons te leiden’, toch had Van den Brink graag meer gehoord. Moeten we dan hermeneutisch gesproken altijd blijven twijfelen aan de juiste betekenis? De deur naar willekeur staat daarmee wijd open.

 

En al ziet Van den Brink de vragen en complexiteit van het interpretatieproces, toch accepteert hij de oplossingen van de nieuwe hermeneutiek niet. Al millennia lang stellen mensen zich de vraag hoe zij een juiste interpretatie van een onjuiste kunnen onderscheiden. Mensen vroeger waren niet simplistisch in hun Bijbellezen. Ook toen was er oog voor valkuilen, maar Burger maakt niet duidelijk waarom de traditionele hermeneutiek dan moet worden ingeruild voor de nieuwe.

 

H.M. Vroom* wees destijds in zijn boek ‘Naar letter en Geest’  (1981) op dezelfde grondpatronen van de hermeneutiek: ook al zegt de Bijbel een homoseksuele levensstijl en de vrouw in het ambt af te wijzen, toch mag de kerk volgens hem hier anders over denken. Diezelfde hermeneutische patronen worden nu ook gebruikt in ‘Gereformeerde hermeneutiek vandaag’.

 

Van den Brink roept op persoonlijk en als kerken de houding aan te nemen van de jonge Samuël:

 

“Spreek Heere, want Uw knecht hoort!”

 

 

*Prof. Dr. H.M. Vroom (1946-2014) was als godsdienstfilosoof verbonden aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij was voorzitter van de beraadgroep Interreligieuze Dialoog van de Raad van Kerken in Nederland en schreef in 1980 het kerkelijk rapport ‘God met ons. Over de aard van het Schriftgezag’ voor de synodaal Gereformeerde kerken in Nederland. Zijn boek ‘Waarom Jezus? Overwegingen aan de hand van het Onze Vader’ (1997) werd destijds gerecenseerd door dr. W.H. Velema, die concludeerde:

 

Het zal duidelijk zijn dat hier wezenlijke woorden uit het christelijk geloof gebruikt worden. Ze krijgen echter door de benadering van onderop een andere inhoud. Hun betekenis ondergaat al redenerend, bijna ongemerkt, een totale verandering. Wie bepaalde ijkpunten gebruikt, ontdekt pas goed hoe de schrijver ons van de Bijbelse boodschap afvoert.